concerten & recitals

Camerata RCO en Nino Gvetadze zorgen voor een fantastische zomeravond

Gvetadze Camerata_RCO_HansvanderWoerd-01

Camerata RCO © Hans van der Woerd

Gustav Mahler associeert men niet met kamermuziek. Zijn pianokwartet is dan ook een jeugdig werkje (Mahler componeerde het toen hij nog geen zestien was, het was zijn afstudeerproject na zijn conservatoriumopleiding). Helaas is het complete werk verloren gegaan en is er maar het eerste deel bewaard gebleven.

Onnodig te zeggen dat het kwartet nog steeds diep verankerd is in de werken van Schubert en Brahms. Voornamelijk de laatste dan, iets dat je overduidelijk hoort in de melodische overgangen en het ‘aanreiken’ van het thema door de musici.

In al mij bekende opnamen speelt de piano er een ondergeschikte rol in, het zijn de strijkers die de melodie en de toon aangeven. Dat was nu niet het geval. Nino Gvetadze, de geweldige pianiste aan wie we het programma te danken hadden nam vanaf het begin het stuur in eigen handen en liet het niet meer los, waardoor het werkje opeens heel anders klonk. Steviger, nuchterder en voornamelijk minder zoet. Daar is zonder meer veel voor te zeggen, maar soms wil je je gewoon in de klanken verliezen en nu lukte het niet.

Gvetadze

Nino Gvetadze  © Concertgebouw

Bij Brahms werden de verhoudingen hersteld. Dat Nino Gvetadze verliefd is op Brahms was behoorlijk voel- en hoorbaar. In een interview in Pianowereld vertelde ze ooit dat in al zijn werken “zulke grote gevoelens in worden uitgedrukt”. Klopt.  Iets wat zonder meer ook geldt voor het Trio in Es, waarin Brahms instrumenten die hij in zijn jeugd bespeelde combineert: hoorn, viool en piano.

Gvetaze Fons-Verspaandonk-1024x778

Fons Verspaandonk © KKCO

Fons Verspaandonk bespeelde de natuurhoorn zeer liefdevol, het was alsof hij het publiek de boodschap van Brahms wilde duidelijk maken, want die boodschap, die zat er duidelijk in. Hoorn was het geliefde instrument van Brahms’ moeder en hij componeerde het werk in feite in haar nagedachtenis. Die boodschap overbrengen, dat lukte Verspaandonk meer dan uitstekend. De prachtige melancholieke derde deel, het Adagio Mesto raakte de luisteraar rechtstreeks in zijn hart.

Gvetadze hoorntrio Brahms

Maar denk niet dat het een al treurnis was! Het Adagio is dan wel zeer melancholiek, maar van de rest van het werk spatte de levenslust af! En zo was de uitvoering ook. Levenslustig en met veel aandacht voor de dingen die voorbijgaan. En voor het eindige.

Gvetadze Erno-Dohnanyi

Ernő Dohnányi

Dat Ernő Dohnányi ooit pianist is geworden hebben we (ook) aan Brahms te danken. Hij was het namelijk die de jonge Hongaar aanspoorde om pianospelen als zijn beroep te kiezen. Daar werd hij zo gedreven en goed in dat hij één van de beroemdste pianopedagogen werd.  Van zijn hand is ook het studieboek: “Die wichtigsten Übungen zur Erlangung einer sicheren Klaviertechnik”.

Maar ook in zijn loopbaan als componist werd Dohnányi door Brahms niet alleen geïnspireerd maar ook gestimuleerd. Zijn composities hebben – meestal – een klassieke vorm, bovendien klinken ze zeer (laat)romantisch.

Zo ook zijn Sextet in C voor een niet alledaagse bezetting: strijktrio, piano, hoorn en klarinet. Het is een beetje moeilijk – zo niet onmogelijk – om goed te kunnen duiden wat het stuk eigenlijk is, want de weemoed en de levenslust gaan hier met elkaar hand in hand. Vergeet ook de Hongaarse folklore niet en dan heb je een hybride van een compositie die eigenlijk geen andere doel lijkt te hebben dan de luisteraar te vermaken.  Iets wat wonderwel lukte.

In dit stuk was de violist Marc Daniel van Biemen de ‘leider’ van het ensemble. Visueel dan, want het gebeurt zelden dat alle leden van een (toch wel een beetje ad hoc) ensemble zo fantastisch unisono kunnen spelen. Of ligt het aan hun ervaring als Concertgebouworkest-collega’s?

Wat het prachtige concert – onder andere – meer dan duidelijk heeft gemaakt is hoe groot de invloed van Brahms op andere componisten was geweest. Dat was uiteraard de bedoeling, maar het kan niet vaak genoeg herhaald worden. Bedankt!

Het concert is nog terug te beluisteren op radio 4 : https://www.nporadio4.nl/gids-gemist/2018-07-4

Mahler, Pianokwartet in a
Brahms, Trio in Es, op. 40
Dohnányi, Sextet in C, op. 37

Camerata RCO:
Marc Daniel van Biemen, Annebeth Webb (viool), Saeko Oguma (altviool), Johan van Iersel (cello), Hein Wiedijk (klarinet), Fons Verspaandonk (hoorn), Nino Gvetadze (piano)

Gehoord op 4 juli 2018 in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam

Meer Camerata RCO:  MAHLER 4 FOR ENSEMBLE

Edo de Waart dirigeert het Requiem van Verdi

Requiem libera

Het is één van de werken die je live moet hebben gehoord, al is het een keer in je leven, maar de kans daartoe ligt niet voor het oprapen. Althans, de kans om een echt goede uitvoering live mee te maken, want zowat alle oratoriaverenigingen en amateurkoren tot in Lutjesbroek zetten het wel eens op hun repertoire. En geef ze maar ongelijk!

De muziek is zo ongekend schitterend, zo overweldigend, zo complex in zijn eenvoud (of juist zo eenvoudig in zijn complexiteit), zo een enorm gamma aan emoties oproepend dat je willens en wetens er een onderdeel van wil zijn. Wat zeg ik: moet zijn, want als er een muziekstuk bestaat dat echt dwingend is dan is dit Requiem het wel.

Maar zelfs met het beste koor alleen red je het niet, want Verdi heeft in zijn werk ook vier kanonnen van stemmen bedacht, stemmen die – hoe kan het anders – ook in zijn heftigste en zwaarste opera’s niet zouden misstaan. Zangers op wiens schouders het leed van alle Aida’s, Azucena’s, Otello’s en Philipsen – maar ook die van Desdemona’s en Alfredo’s – zal kunnen rusten.

De uitvoering in het Concertgebouw tijdens de ZaterdagMatinee was zonder meer goed. Het was niet echt optimaal, maar denkend aan het ‘materiaal’ wat we heden ten dage ter beschikking hebben werd het ideaal dicht benaderd.

Requiem edo-de-waart-jesse-willems-1-

Edo de Waart © Jesse Willems

Ik had een beetje moeite met de door de Waart gekozen tempi, zeker aan het begin. Ik vond het een beetje sloom, voor mij kwam het ook iets te traag aan de gang. Maar waar ik werkelijk bang voor was, een oorverdovend lawaai werd ons bespaard. Voor de verandering (mildheid komt met de leeftijd?) heeft Edo de Waart alle ruimte aan de solisten en het koor gegeven.

O, jazeker, hij heeft het orkest (een werkelijk goddelijk spelend Radio Filharmonisch Orkest) opgezweept tot max waar nodig, maar zonder over de pijngrens van het gehoor te gaan. De Waart gaf voldoende ruimte aan elk afzonderlijk instrument, liet hij de tutti hun wiegende tonen laten horen en gaf hij de koren (Groot Omroepkoor voor de gelegenheid versterkt met hun Vlaams zusje, het Vlaams Radio Koor) én de solisten genoeg ondersteuning. Alles en iedereen was goed hoorbaar en zelfs in de meest forte passages hielden de zangers zich goed staande.

Veronica Simeoni

Veronica Simeoni © ANSA

Natuurlijk lag het ook aan hun kelen, maar er was meer. Uit ervaring weet ik dat de stem van de mezzosopraan Veronica Simeoni niet heel erg groot is. Simeoni was mij in Verdi’s La forza del destino bij DNO behoorlijk tegengevallen, ik vond haar Preziosilla gewoon ondermaats, maar gisteren klonk zij zeker mooi. Goed, haar borsttonen waren nog steeds niet om over naar huis te schrijven, maar haar voordracht en haar interpretatie mochten er zijn. Dat noem ik een revanche!

Requiem Releya

John Relyea © Shirley Suarez

John Relyea viel mij helaas tegen. Het kan zeer zeker aan mij liggen, wellicht waren mijn verwachtingen iets te groot? Ik kende de zanger alleen uit de live uitzendingen uit de Metropolitan Opera in New York en heb mij zijn stem anders voorgesteld dan het de facto is. Zijn geluid is romig, afgerond en buitengewoon aangenaam, voor mij het prototype van basso cantante. Zijn laagte is uitstekend maar zijn stem kleurde voor mij niet donker genoeg. Het klonk niet charismatisch genoeg, maar mooi was het wel.

Requiem Leah Crocetto

Leah Crocetto © Leah Crocetto

De Amerikaanse sopraan Leah Crocetto deed mij aan Alessandra Marc denken. Haar stem klonk onverwoestbaar, bovendien leek het daadwerkelijk uit haar ‘onderregionen’ te komen, waardoor haar geluid erotiserend werkte. In de hoogte werd zij, gelijk een stiletto genadeloos scherp. Ze torende boven alles en iedereen  uit en zelfs in de meest heftige passages wist zij haar medesolisten, het koor en het fortissimo spelend orkest te overtroeven. Haar stralende hoge C in ‘Libera me, Domine’ was de perfectie nabij. Mijn God, wat een geluid! En wat een mogelijkheden voor de toekomst!

Requiem Brian Jagde

Brian Jagde © Simon Pauly

Mijn hart werd echter gestolen door de tenor Brian Jagde. Niet alleen wist hij zich naast het sopraan-geweld uitstekend staande te houden maar liet zich ook nergens door haar uit het veld slaan. Wellicht kwam het doordat het niet de eerste keer was dat ze samen zongen, het was nogal wiedes dat ze op elkaar waren ingespeeld. Twee echte partners, echt bij elkaar horend. Ook zijn geluid is aan de grote kant, zij het dat het (nog steeds?) overwegend lyrisch is. Zijn ‘Ingemisco’ was het toonbeeld van het ingehouden schoonheid.

Ergens las ik dat het niet de laatste keer was dat we Jagde in Amsterdam zullen horen: mijn vingers zijn gekruist!

Het concert is nog terug te beluisteren op Radio 4:

http://www.radio4.nl/ntrzaterdagmatinee/uitzendingen

Giuseppe Verdi
Requiem
Leah Crocetto (sopraan), Veronica Simeoni (mezzosopraan), Brian Jagde (tenor), John Relyea (bas)
Groot Omroepkoor en Vlaams Radio Koor olv Klaas Stok
Radio Filharmonisch Orkest olv Edo de Waart

Gehoord op 2 februari 2018 in het Concertgebouw in Amsterdam

Wonderlijke productie van Das wunder der Heliane uit Berlijn

Verisme aan de Amstel mist Sicilië, maar de zangers maken alles meer dan goed

SPELEN MET DE NESHOME: Martha Argerich, Janine Jansen en Mischa Maisky in het Concertgebouw in Amsterdam

 

Argerich trio

© Eduardus Lee

 

Bestaan er concerten die bij voorbaat al prachtig worden bevonden zonder dan men nog maar een noot gehoord had? Ja. Die bestaan echt en dit was er één van. Het programma werd kort van tevoren gewijzigd, maar ik denk niet dat het iemand iets kon schelen: men kwam niet voor de muziek, niet voornamelijk althans. Men kwam voor de uitvoerenden.

Argerich Maisky_mischa_sjabloon5____Hideki_Shiozawa

Mischa Maisky © Hideki Shiozawa

Het concert was een cadeau voor de zeventigste verjaardag van de cellist Mischa Maisky, maar de ontvanger was niet zozeer de jarige als wel het publiek.

Mischa Maisky en Martha Argerich zijn geen echt duo maar ze spelen al zo lang samen dat je kunt stellen dat ze zelfs hun adem op elkaar hebben afgestemd. Een soort ‘zielstweeling’, maar dan één die ruimte open houdt voor gelijkgestemden. Zie alleen al hun optredens op kamermuziekfestivals zoals in Lockenhaus of Verbier.

Vroeger hadden ze vaak de violist Gideon Kremer als de derde ‘partner in crime’. Met zijn felheid paste hij wel bij de temperamenten van de cellist en de pianiste maar wat hij vaak miste was de romantische kant, ik noem het de ‘neshome’.

Argerich janine-jansen-simon-van-boxtel

Janine Jansen © Simon van Boxtel

 

Laat dat nou wel ruimschoots aanwezig te zijn bij de jonge Nederlandse violiste Janine Jansen! Jansens spel is milder, minder uitgesproken, frisser van opvattingen en barstensvol nieuwe ideeën, wat het trio een extra dimensie geeft die ze met Kremer niet hadden. Je kunt stellen dat hun gezamenlijk spel nu veel evenwichtiger is geworden.

Het best hoorde je het in het tweede pianotrio van Sjostakovitsj, een werk dat het voornamelijk moet hebben van zijn emoties en woede-uitbarstingen. Vaak wordt het dan ook te ‘krasserig’ gespeeld, te ruw – iets waar best veel voor te zeggen valt. Maar met ingetogenheid kun je ook veel bereiken, mildheid hoeft geen berusting te betekenen. Wellicht kan het zelfs je nog beter tot nadenken stimuleren en er valt in het stuk genoeg om over na te denken! En herdenken….

Sjostakovitsj componeerde zijn trio aanvankelijk als een aandenken aan zijn overleden vriend, de musicoloog Ivan Sollertinski, maar gaandeweg verwerkte hij er ook de gruwelen van de Holocaust in die her en der al bekend waren geworden.

“Joodse muziek lijkt vaak opgewekt, maar is in feite tragisch: het is bijna altijd lachen door je tranen heen”, zei hij eens. Het was zijn manier om de eerste berichten over de Shoah wereldkundig te maken, door de Joodse thema’s in zijn trio te verwerken. De uitvoerenden hebben de boodschap perfect overgebracht en de zaal werd er stil van. Om daarna in een euforisch applaus uit te barsten.

Maar eerst hoorden we de cellosonate Op. 5 No. 2 van Beethoven uit 1796. Men kan het zich nog amper voorstellen, maar die sonate werd ooit als revolutionair beschouwd. Tot die tijd was het altijd de piano die de hoofdrol vertolkte en had de cello meestal niet meer dan een begeleidende rol, nu werd de hoofdrol aan beide instrumenten toebedeeld.

 

Argerich Maisky Jansen

Martha Argerich © Adriano Heitman

 

Schumanns vioolsonate is een verhaal apart. Het is, zoals bijna alles wat de vaak ‘verwarde’ componist aanraakte over-emotioneel en niet echt evenwichtig. Somberheid troef…. Niet voor niets staat er de aanduiding ‘Mit leidenschaftlichem Ausdruck’!

 

Argerich Jansen

Janine Jansen & Martha Argerich © Eduardus Lee

 

Daar wist Janine Jansen goed raad mee. Onder haar handen werd het ‘lijden’ dragelijker en kreeg het Allegro zelfs iets van een sprankje vrolijkheid mee. Overbodig te vertellen dat zij en Argerich op dezelfde lijn zaten. Het klonk als een klein wonder. Schitterend!

Met de eerste pianotrio van Mendelssohn werd de balans – en de innerlijke rust – hersteld. Het voelde alsof je na een duizelingwekkende reis door de verwoestende gevoelens een oase van evenwicht had bereikt. Opeens heerste er de sereniteit en de – bijna – sprookjesachtige sfeer (zij het een met melancholieke ondertoon) voelde zeer ontspannen,.

En net als bij een kinderverjaardag kregen de gasten nog een cadeautje toe, er was nog een toegift: het derde deel van het Fantasiestücke op. 88 van Schumann. Iets om mee naar huis te nemen, al was het alleen in onze hoofden. En harten.

 

Argerich applaus

Het slotapplaus © Ron Jacobi

 

Ludwig van Beethoven: cello sonate No. 2 in G minor, Op. 5 No. 2
Dmitri Sjostakovitsj: Tweede pianotrio in e kl.t., op. 67 (1944)
Robert Schumann: Eerste sonate in a kl.t., op. 105
Felix Mendelssohn: Eerste pianotrio in d kl.t., op. 49

Martha Argerich piano
Janine Jansen viool
Mischa Maisky cello

 

Gehoord op 29 januari 2018 in de Grote Zaal van het Koninklijkconcertgebouw in Amsterdam

 

Petje af voor Martha Argerich

Martha Argerich en haar vrienden in Lugano 2014

Carte Blanche voor Martha

 

 

Barbara Hannigan betovert in liederen van Henri Dutilleux

Dutilleux Hannigan

Barbara Hannigan met Henri Dutilleux © Jean-François Leclercq

Voor een vol Concertgebouw voerden Jaap van Zweden, Barbara Hannigan en het Radio Filharmonisch Orkest zaterdag 5 oktober 2013 een intrigerend programma op in de NTR ZaterdagMatinee. Met werken van Rimski-Korsakov, Dutilleux en Sjostakovitsj creëerden ze een onvergetelijke middag.

De zaal was vol. Echt vol. Er kon werkelijk niemand meer bij. Lag het aan het programma? Aan de dirigent? Of aan de soliste? Het feit: wie erbij was, mag zich gelukkig prijzen.

Henri Dutilleux behoort tot de componisten die je niet in een hokje kan plaatsen. Een twijfelaar die nooit precies wist of hij de juiste toon heeft gecreëerd en of hij er het juiste instrument voor heeft gebruikt. Hij sleutelde dan ook eindeloos aan zijn composities. Eén van de redenen dat zijn oeuvre zo klein is gebleven?

dutilleux--1024x768

Als één van de weinigen van zijn generatie heeft hij zich nooit aangetrokken gevoeld tot de ‘serialisme-mafia’ waardoor hij jarenlang genegeerd werd (tonaliteit was in de jaren vijftig en zestig taboe). Niet, dat zijn composities ouderwets klinken, want daar was hij te veel een innovateur voor. Hij ging uit van een klank, een melodie, een tune zo je wilt en daar borduurde hij op verder, gebruik makend van óók de atonaliteit. Waarom niet?

Zijn Correspondances componeerde hij in 2003 voor Dawn Upshaw en Simon Rattle. Sindsdien, twijfelaar als hij was, heeft hij het werk een paar keer gereviseerd en het een en ander aan de stem van Barbara Hannigan aangepast. Zij, op haar beurt, maakte er een beetje eigen versie van, maar dan niet zonder de volledige medewerking en instemming van de maestro zelf.

De cyclus bestaat uit zes liederen. ‘Gong’ en ‘Gong 2’ naar de gedichten van Rilke, ‘Kosmische dans’ op de tekst van Prithwindra Mukherjee en twee echte brieven: die van Solzjenitsyn aan zijn vrienden Rostropovitsj en Galina Vishnjevskaja en van Vincent van Gogh aan zijn broer Theo.

Kan je een schilderij vertalen naar de taal van de muziek? Afgezien van de ideeën van Scriabin: kan je een ‘sterrennacht’ met behulp van alleen noten schilderen? Dutilleux deed het. Met ogen dicht zag je het voor je: ‘als ik de sterren en het oneindige voel, daarboven, helder, is het leven zelfs bijna betoverend.’ (Vincent van Gogh aan Theo)
Merkwaardig genoeg moest ik aan ‘Roxane’s Lied’ uit Krol Roger van Szymanowski denken. Toeval? Wellicht. Schoonheid kent geen grenzen.

“Timbre dat niet meer door het gehoor meetbaar is. Alsof het geluid dat ons van alle kanten overtreft de rijp wordende ruimte was” (Rilke, vertaald door Michel Khalifa). Heeft Rilke ooit Barbara Hannigan gehoord? Ik ken waarachtig geen één hedendaagse artiest die zich met haar kan meten.

Fragment uit de Correspondances van Dutilleux door Barbara Hannigan, hier begeleid door  het Berliner Philharmoniker olv Simon Rattle (opname uit juni 2013):

Het Dutilleux-gedeelte werd geprogrammeerd tussen de ouverture ‘Het Russische paasfeest’ van Rimski-Korsakov en de vijfde symfonie van Sjostakovitsj. Op het eerste gezicht leek dat een beetje op een ‘sandwich-formule’, maar dat was het in geen geval. Voor mij werkten de Dutilleux-liederen als een soort schakel tussen het romantische ‘Matjoeska Rassija’ en het grimmige Stalin-regime. En dat niet in de laatste plaats vanwege de brief van Solzjenitsyn.

Van Zweden weet als geen ander een eigen stempel op alles wat hij dirigeert te zetten. In combinatie met het Radio Filharmonisch Orkest wist hij een soort symbiose te bereiken die soms beangstigend werkte, zo nauw was het.

Ik vond het jammer dat hij in Rimski-Korsakovs ouverture iets te veel kracht gebruikte. Zijn tempo vond ik iets te snel, het duizelde mij een beetje, maar de vioolsolo aan het begin van de ouverture was meer dan adembenemend mooi, en ook de Russische sfeer wist hij goed te vatten.

Sjostakovitsj was niet minder dan perfect. Het Largo was zeer teer en de prachtige xylofoonsolo liet mij niet onberoerd.

Over de symfonie is het laatste woord nog niet gezegd. Sommigen zien er een knieval in voor het regime, anderen vinden er juist verwijzingen in dat het om satire gaat. Waar? Niet waar? Wie zal het zeggen? Het was in ieder geval mooi.

Alweer een Matinee om niet te vergeten!

Rimski-Korsakov, Dutilleux, Sjostakovitsj
Ouverture Russisch Paasfest opus 36, Correspondances, Vijfde symfonie
Barbara Hannigan (sopraan)
Radio Filharmonisch Orkest olv Jaap van Zweden

Bezocht op 5 oktober 2013 in Het Concertgebouw – Amsterdam.

Meer Barbara Hannigan:

Barbara Hannigan : “In principe zing ik alles alsof het Mozart is”
PLI SELON PLI. Amsterdam 2011
LULU van Krzysztof Warlikowski. Brussel 2012
LET ME TELL YOU ZaterdagMatinee
Satie, Hannigan en de Leeuw

 

 

Jules van Hessen dirigeert ‘Sinfonie der Tausend’ van Gustav Mahler

Mahler zaal Maurits Haenen

Mahler 8 in Amsterdam © Maurits Haenen

De achtste symfonie van Mahler heet onuitvoerbaar te zijn. Je hebt er een immens orkest voor nodig dat ook nog eens versterkt is met extra koperblazers en slagwerk. Tel daar nog een orgel bij, drie gemengde koren, twee jongens (kinder)koren, drie sopranen, twee alten, tenor, bariton en bas! Alles bij elkaar zowat duizend musici (vandaar de bijnaam ‘Symphonie der Tausend’), maar echt zo veel lukt natuurlijk (bijna?) nooit.

Bij de – door veel beroemde dirigenten en componisten bezochte en zeer enthousiast ontvangen – première op 12 september 1910 in München had Mahler niet “meer” dan vierhonderd musici en (koor)zangers bij elkaar verzameld. Aanzienlijk minder dus dan de 500+ die ‘losgelaten werden’ op de bijna 2000 bezoekers van het concert op 30 november 2017.

Mahler julesbraz5

Jules van Hessen © René Knoop

Het concert had een inmiddels zeer vertrouwde en bij velen zeer geliefde formule ‘Maestro Jules onthult’.  Het begon met een superieure toelichting van het werk door de dirigent Jules van Hessen die alle door hem uit(en toe)gelichte voorbeelden liet ‘illustreren’ door de musici en zangers, allemaal uiteraard live. De tot de nok gevulde en tot de allerlaatste plaats uitverkochte zaal juichte het toe. En terecht, want: hoeveel mensen, de zogenaamde ‘kenners’ incluis, kennen hun Mahler 8 echt goed?

De toelichting duurde een half uur en mocht je daar geen zin in hebben dan kwam je gewoon na de pauze binnen: het concert zelf werd niet verstoord.

De eerste deel, het ‘Veni Creator Spiritus’ die een middeleeuws pinksterhymne als uitgangspunt heeft kan mij eerlijk gezegd gestolen worden. Het is verschrikkelijk imposant en imponerend, dat wel, maar echt mooi kan ik het niet vinden.

Het tweede deel is gebaseerd op de slotscène uit Goethe’s ‘Faust’. Het mysterieuze begin hoort fluisterzacht en zeer liefdevol te klinken: Mahler schreef het als een soort liefdesverklaring aan zijn vrouw Alma. Zo klonk het ook. Mooi.

Na het voorzichtige instrumentale begin namen de koren en de solisten het over en zo werd er een verhaal verteld dat zowel van een allesomvattende liefde als van een spirituele verlossing getuigde. Om dan, aan het eind met het monumentale Chorus Mysticus  die ‘Alles Vergängliche’ inzette, waardoor het hele Concertgebouw zowat uit zijn voegen barstte. Want, zeg maar zelf, zoveel muzikaal geweld hoor je echt niet iedere dag.

Met een werkelijk grandioze uitvoering van wat ‘onuitvoerbaar’ heet te zijn heeft Jules van Hessen een dikke vinger naar alle sceptici en betweters opgestoken.

Mahler 8 philips-symfonie-orkest-rob-beltjens-2

Jules van Hessen en ‘zijn’ Philips Symphony Orchest © Rob Beltjens

Naar een ieder die beweert dat Mahler 8 uitsluitend voorbestemd is voor de allerbeste orkesten ter wereld, bij voorbeeld. Van Hessen wist het door hem geleide Philips Symfonie Orkest dat voor een groot deel uit (zeer gevorderden, dat wel, maar toch….) amateurs bestaat een echt onvervalste Mahler-sound te ontlokken. Iets wat je heel goed kon horen in de zachte passages en in de duidelijk ‘onderstreepte’ en daardoor zeer herkenbare Mahler-deuntjes.

Dikke vinger ook naar alle castingdirectors die nooit eens naar het talent kijken dat ons land rijk is en al die geweldige Nederlandse zangers meestal links laat liggen. Alle – en daarmee bedoel ik ook alle – solisten bleken niet alleen tegen hun zware taak opgewassen, maar lieten ook een grote affiniteit met het Mahlers-idioom te hebben.

Mahler dames Nicole

slotapplaus: van links naar rechts Maartje Rammeloo, Carina Vinke, Leonie van Rheden, Lisette Bolle en Laetitia Gerards © Nicole van Eijck

Het kan aan de plaats waar ik zat liggen dat ik mij sterk gefocust had op de prachtige alt Carina Vinke. Bij haar had ik het gevoel dat zij haar Mahler niet alleen de goede noten en mooie klanken, maar ook heel veel liefde gunde. Wat het ook was: ik hing aan haar lippen.

Maar ook haar mezzo – collega, Leonie van Rheden kon mij meer dan bekoren. Haar buitengewoon fraaie, zeer warme en ronde geluid klonk als balsem in mijn oren.

Maartje Rammeloo’s stem is heel erg groot waardoor haar hoge sopraan zeer dominant klonk, wat bij Magna Peccatrix eigenlijk vanzelfsprekend is.

Mahler Maartje Lisette

Maartje Rammeloo en Lisette Bolle

Als Una poenitentium (en daarna Gretchen) wist Lisette Bolle mijn hart te stelen. Wat een fraaie stem toch! Met haar korte optreden op het balkon klonk Laetitia Gerards als een echte Mater Gloriosa die even voorbij ‘zweefde’.

Frank van Aken is een echte heldentenor en met zijn lange staat van dienst was het niet meer dan logisch dat de rol van Doctor Marianus hem zowat op de huid is geschreven.

Jaco Huipen behoort al jaren tot mijn geliefde bassen en ook met zijn optreden als Pater Profundus wist hij mij zeer te overtuigen en Martijn Sanders zong een fraaie Pater Ecstaticus.

Na afloop van het concert stond ons allemaal nog een verrassing te wachten. De dirigent viert dit jaar zijn dertigjarig jubileum als chef-dirigent van het Philips Symfonie Orkest en zijn verdiensten zijn groots. Daarvoor, maar ook voor alles wat hij het muziekminnende publiek heeft geschonken werd hij donderdag benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Mahler ondescheiding

© Rob Beltjens

Locoburgemeester Simone Kukenheim overhandigde hem het speldje met de woorden: “Door de unieke combinatie van zijn muzikale gave, zijn presentatiekunde en cultureel ondernemerschap is Jules van Hessen een dirigent die een groot publiek weet te bereiken en inspireren” .

Daar konden we het niet anders dan helemaal mee eens zijn.

Teaser:

Gustav Mahler
Achtste symfonie in Es (Symphonie der Tausend)
Maartje Rammeloo, Lisette Bolle, Laetitia Gerards (sopraan); Leonie van Rheden (mezzosopraan);  Carina Vinke (alt);  Frank van Aken (tenor);  Martijn Sanders,  Jaco Huijpen (bas)
Philips’ Philharmonisch Koor, Nederlands Concertkoor, Toonkunstkoor Utrecht, Vocaal Talent Nederland;  Philips Symfonie Orkest olv Jules van Hessen

Gehoord donderdag 30 november 2017 in de Grote Zaal van het Concertgebouw

Mozart, Wagner, Eva-Maria Westbroek en Bernard Haitink: wat een avond!

haitink-chamber-orchestra-of-europe-ronald-knapp-1

Haitink dirigeert Chamber Orchestra of Europe © Ronald Knapp

“Het zijn de beste musici die je kunt krijgen”.  Aan het woord is maestro Bernard Haitink en de – volgens hem  – ‘beste musici’, die zitten in het Chamber Orchestra of Europe. Waar? Niet waar? Een ieder die het concert van 16 november in het Amsterdamse Concertgebouw heeft bijgewoond kan niet anders dan toestemmend ‘ja’ knikken. Want wat was het geweldig!

Hieronder: Bernard Haitink vertelt over zijn liefde voor muziek en zijn band met het Chamber Orchestra of Europe

Maar ligt het niet ook een beetje aan de bejaarde maestro zelf? Het was voor het eerst sinds jaren dat ik Haitink weer eens live hoorde en het moet gezegd: zo’n fantastisch concert hoor je nog maar zelden.

 

Haitink

© anp

Haitink is misschien de eerlijkste onder de dirigenten. Voor hem geen uiterlijk vertoon, geen klanken puur om de schoonheid ervan en ook geen lege noten. Hij respecteert de partituur en speelt precies dat wat de componist heeft neergepend. Geen eindeloos durende vertragingen om aan het orkest die ‘ferne klank’ te ontlokken waar menig dirigent van droomt. Geen exquise cuisine maar een fatsoenlijke maaltijd voor de ziel. Voedzaam en lekker tegelijk.

Zijn Mozart klonk precies zo als toen ik hem voor het eerst hoorde en hopeloos verliefd op hem werd. Speels, lichtvoetig en zo hemeltergend mooi! De ‘Haffner symfonie’, oftewel nummer 35 was al prachtig genoeg, maar na de pauze, toen een derde van het publiek al was vertrokken, toen gebeurde het echt. Het tweede wonder.

Haitink hief zijn stokje op en wat volgde was de zowat de mooiste uitvoering van de ‘Praagse symfonie’ die ik ooit live meemaakte. De sensatie kan ik alleen maar met het plezier vergelijken waarmee ik naar de oude opname onder Klemperer luister. Rustige, bedachtzame tempi zonder dat je er in slaap bij valt of ongemakkelijk op je stoel gaat schuiven. Met dien verschil dat Haitinks orkest gisteren nog lichter en luchtiger klonk dan Klemperers RIAS.

En toen was er tijd voor de toegift en die was MOOI! Door de schoonheid van de uitvoering bevangen kon ik niet meteen er op komen wat ik hoorde. En dat terwijl ik het zo goed kende! Mendelssohn, ja, maar verder? Gelukkig wist een collega het wel: het was het Scherzo uit ‘Midsummer Nights Dream’. Alle zaal-verlaters mogen nu spijt als van hier tot Tokyo hebben: ze hebben iets gemist wat wellicht nooit meer terugkomt.

 

Haitink Westbroek

© Concertgebouw

Dat was het tweede wonder van de avond, want het eerste gebeurde voor de pauze, toen Eva-Maria Westbroek ons trakteerde op één van de allermooiste uitvoeringen van de ‘Wessendonck-Lieder’ van Wagner.

Dit repertoire ligt haar meer dan uitstekend. Het grote gebaar van de oneindige en alles verterende liefde, half verscholen onder een dikke laag mystiek en zware symboliek …. Geef het aan Westbroek en daar weet zij raad mee! Haar vertolking was vlammend. Het kwam rechtstreeks vanuit haar hart en ziel en bloeide in de hoogte als een bloem dat alleen ’s nachts open gaat. Eenmalig.

Hier heeft Haitink zich op de tweede plan gepost. Zonder dat de volle klank van het orkest er onder leed heeft hij de musici – terecht – tot een dienstbaar instrument van de zangeres gemaand. Waardoor niets en niemand haar in de weg stond om haar liefde voor de liederen te laten verklanken.

Hieronder vertelt Eva-Maria Westbroek over haar liefde voor de liederen:

Voor zo ver ik weet werd het concert – waarom? – niet opgenomen. Gelukkig kan niemand mij de herinnering aan de zowat perfecte avond wegnemen.

Mozart – Symfonie nr. 35 in D, KV 385 ‘Haffner’
Wagner – Wesendonck-Lieder, WWV 91
Mozart – Symfonie nr. 38 in D, KV 504 ‘Praagse’
Eva-Maria Westbroek – sopraan
Chamber Orchestra of Europe olv Bernard Haitink

Gehoord op 17 november 2017 in de grote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam

 

De vrouwelijke Faust: Rapsodia satanica

Mascagni Rapsodia affiche

Rond 1900 maakte een geheel nieuwe kunstvorm zijn entree: de film. Tot die tijd was opera het hoogste wat men dacht te kunnen bereiken door muziek en toneel met elkaar te verbinden; nu kwam er nog een belangrijk aspect er bij: de ‘bewegende fotografie’. Veel kunstenaars voelden zich tot het nieuwe medium aangetrokken: het prikkelde de fantasie en het was een echte uitdaging om de grenzen van het (on)mogelijke te tarten en te verleggen.

In die beginjaren van wat de filmindustrie ooit zou gaan worden waren opera en film nog sterk met elkaar verbonden, zeker in Italië. Veel van de vroegste films waren dan ook niets anders dan verfilmde opera’s, zonder ‘ingeblikt’ geluid weliswaar, maar waar had men de orkesten dan voor?

Nino Oxilia (1889 – 1917), een in die tijd beroemde schrijver en dichter droomde er van om een film te maken die met een operavoorstelling zou kunnen wedijveren. Het geschikte verhaal vond hij in de gedichten van Fausto Maria Martini en voor zijn hoofdrolspeelster klopte hij aan bij de toenmalige diva der diva’s Lyda Borelli (wist u dat de actrice zo ontzettend werd bewonderd dat er zelfs een woord voor haar manier van spelen werd ontwikkeld, ‘borellismo’?).

Rome Rapsodia Satanica Lydia Borelli

Voor de kostuums werd Mariano Fortuny aangesteld, een in die tijd beroemde modeontwerper die zijn hoofdpersoon aankleedde in vrijelijk wapperende sjaals en sluiers.

Marcagni Borelli

Men vergat uiteraard de muziek niet: bij de toen zeer gevierde operacomponist Pietro Mascagni werd een partituur voor een symfonisch orkest besteld, compleet met ouverture.

De Italiaanse première van Rapsodia Satanica vond plaats in 1915 en men beschouwde het als een echte wonder: de film was, in tegenstelling tot wat men gewend was, niet zwart-wit maar in kleur! In die tijd! De hele film werd namelijk – beeld voor beeld – met de hand ingekleurd. Probeert u zich het voor te stellen wat een impact het toen op het publiek had!

De film is een soort ‘Faust-verhaal’ maar dan met een vrouw in de hoofdrol. Deze gravin Alba d’Oltrevita kwijnt eenzaam weg in haar Kasteel der Illusies. Om haar jeugd en schoonheid terug te kunnen krijgen sluit ze een pact met de duivel. Daarvoor moet ze de liefde opgeven, iets wat haar makkelijker lijkt dan het is want uiteindelijk wordt ze toch verliefd. Einde.

Mascagni

Pietro Mascagni

De muziek die Mascagni voor de film componeerde bestaat uit drie delen. In de proloog is de komst van Mefisto al voelbaar, deel twee spiegelt liefelijke ‘verliefde’ taferelen voor, maar naarmate het verhaal vordert wordt de muziek steeds grimmiger met als hoogtepunt de zelfmoord van de op Alba verliefde Sergio. In deel drie komt het Mefisto-thema terug, maar je kunt er ook de parafrase van Wagner’s ‘Isoldes liebestod’ in horen. Met duidelijke Debussy-invloeden. Prachtig.

Over de film schreef de groot (stomme)film-kenner Peter Delpeut in zijn boek Diva Dolorosa: ‘Borelli danste op de klanken van het orkest, haar zorgvuldig uitgebeelde emoties golfden de zaal in. Wagner en Puccini waren de referenties, Mascagni de tovenaar.’

De complete film – in 2006 door het Duitse Arte geheel gerestaureerd – werd op een (niet al te grote, jammer) doek vertoond, waarbij Mascagni’s muziek live werd gespeeld door het Radio Filharmonisch Orkest, zeer spectaculair en meeslepend gedirigeerd door Valerio Galli.

Mascagni 4-valerio-galli-NC

Valerio Galli © nc

Maar dat was ná de pauze. Voor het zo ver was mochten we ons letterlijk laven aan de onstuimige klanken van het Capriccio sinfonico van Giacomo Puccini. De vijfentwintigjarige componist componeerde het werk in 1883 als meesterproef aan het conservatorium van Milaan.

Het is een zeer eenvoudige en ongecompliceerde werk, niet echt iets om over naar huis te schrijven, ware het niet dat het toen al onmiskenbaar Puccini was! Bovendien valt er voor de liefhebber heel wat te ontdekken want de jonge componist heeft veel van de in het werk voorkomende thema’s later hergebruikt in zijn opera’s. Zodoende kon je er al flarden uit Le Villi en Edgar in horen. Plus een paar minuten beginmaten uit La Bohème.

Het werk was koren op de molen van de jonge Italiaanse maestro, want dat hij zijn Puccini niet alleen goed kent maar ook diep koestert was duidelijk hoorbaar. Van deze Valerio Galli gaan we nog zeker horen!

Mascagni busonigiovane

Geen wonder dat het daarop volgende vioolconcert van Ferruccio Busoni zeer Pucciniaans aandeed. Of het terecht was? Dat weet ik niet, maar zelf vond ik het prachtig. Het concert balanceert op de grens tussen romantiek en neoclassicisme en het is duidelijk dat de componist zijn weg nog moest vinden.

Het concerto wordt merkwaardig genoeg maar zelden uitgevoerd, zelf kende ik het alleen van een oude opname met Alfred Busch. De reden ontgaat mij, want wat kunnen mensen tegen schitterende hybride hebben? Het is te hopen dat Rosanne Philippens het gauw gaat opnemen, want haar vertolking was op zijn minst subliem te noemen.

Mascagni philippens-merlijn-doomernik

Rosanne Philippens © Merlijn Doomernik

Philippens beschikt over een zeer mooie en sensuele klank, misschien een tikkeltje te zacht voor een op een Puccini-sterkte spelend orkest, maar dat is haar niet aan te rekenen. Zelf was ik verbaasd hoe ontzettend eigen haar toon is, absoluut niet te verwarren met andere violisten van haar generatie.

Wat een middag! Bedankt ZaterdagMatinee!

Giacomo Puccini: Capriccio sinfonico
Ferruccio Busoni: Vioolconcert in D, op. 35a
Mascagni: Rapsodia satanica (met film)
Rosanne Philippens, viool
Radio Filharmonisch Orkest olv Valerio Galli

Gehoord op 4 november 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam.

Het programma is terug te beluisteren op Radio 4:

http://www.radio4.nl/ntrzaterdagmatinee/concert/664/de-vrouwelijke-faustDe-vrouwelijke-Faust

De film Rapsodia Satanica staat op You Tube:

Een hele mooie opname van de muziek van Mascagni staat op Capriccio (C5246).

Mascagni Rapsodia cd

De fantastisch spelende Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz staat onder leiding van Frank Strobel. Rapsodia Satanica is hier gekoppeld aan de score uit Il Gattopardo van Nino Rota:


Mariss Jansons dirigeert het spectaculair spelende Koninklijk Concertgebouworkest, Eva-Maria Westbroek soleert

Westbroek Jansons concert

Mariss Jansons © Anne Dokter.

Weet u wat het verband is tussen de muziek van Sjostakovitsj, Tsjaikovski en Rachmaninoff en die van Liszt? Nee? Ik ook niet. Sterker: die is er niet.

Zijn ‘Le Préludes’ vind ik een stuk van niets. In tegenstelling tot wat de titel belooft zit er in het stuk noch een voorspel noch een inleiding tot een drama. Het stuk zelf is een drama en dat bedoel ik letterlijk. En geprogrammeerd aan het eind van een avond “de Slavische ziel bloot leggen’ slaat het als de spreekwoordelijke k*t op Dirk. Mariss Jansons heeft er blijkbaar affiniteit mee, zijn lezing van die draak van het stuk (weet u hoe lang een kwartier duurt als je eigenlijk al naar huis wil? ) stond namelijk als een huis.

Maar dáár voor was het publiek niet naar zijn concert gekomen want naar de ovaties, bravo’s en enthousiasme gemeten kwam men voornamelijk om Eva Maria Westbroek te horen. Ik ook. Zeer nieuwsgierig was ik ook naar haar interpretaties van de muziek die zij tot nu toe nog niet (of amper) heeft gezongen.

Of het haar gelukt is? Ja en nee, maar daarover later, want eerst werden we getrakteerd – en dat bedoel ik letterlijk – op een grandioze lezing van de zesde symfonie van Sjostakovitsj. Niet één van zijn bekendste werken, het wordt dan ook minder vaak gespeeld. Het is verklaarbaar.

Zijn zesde symfonie componeerde Sjostakovitsj in 1939, in de periode dat de Sovjet-verschrikkingen misschien niet meer op hun hoogtepunt waren maar nog steeds aanhielden en de politieke restricties (en de allesomvattende en alom vertegenwoordigde) censuur niet alleen een ‘herkenbare melodie’ maar ook een politcor-programma van de componisten verlangde. Dus beloofde Sjostakovitsj met zijn zesde symfonie ode aan Lenin te brengen, maar in het uiteindelijke resultaat was noch Lenin, noch ode, laat staan een ode aan Lenin te vinden. Waardoor de symfonie niets meer (maar ook niet minder!) is geworden dan een heerlijke samensmelting van de hemelse klanken die nergens over gaan.

De eeuwig durende Largo met zijn geen begin en geen einde, met daartussenin een eeuwig stilstaande kosmos heeft mij in een soort extase gebracht, wat versterkt werd door de spectaculaire klank van de strijkers.

In de daaropvolgende Allegro werd het stokje overgenomen door de in de hoofdrol geplaatste – door Sjostakovitsj innig geliefde –  es-klarinet. Het klonk speels en hemels tegelijk: bravo Arno Piters!

Het laatste deel, Presto is alweer een echte Sjostakovitsj: ludiek, schertsend en de spot drijvend met … met alles eigenlijk en dat alles met een hoog amusementsgehalte. Ook daar wist Mariss Jansons goed raad mee en liet het publiek in de staat van verrukking.

Westbroek Janson

Eva-Maria Westbroek © Anoniem

Na de pauze werden de emoties teruggebracht (of, zo u wilt, verhoogd) tot diep menselijke proporties, nu ging het over de liefde. Laat het aan Eva-Maria Westbroek over zou je zeggen, want een allesverzengende liefde, daar is zij inmiddels een expert in. Maar is de puberale liefde van een zestienjarig meisje in een diepe Russische provincie te vergelijken met de lichamelijke emoties van een volwassen vrouw?

Westbroek maakte de gelijkenis wel. Haar Tatjana kreeg immense afmetingen, het was niet meer haar jonge ‘ik’ maar haar rijpe alter ego uit de laatste akte.

Dat zij de aria met veel grote gebaren versierde vond ik op zich niet erg: ooit een opgewonden tienermeisje gezien? En, stond zij stil? Gekleed in een prachtige blauwe jurk wist Westbroek de onoverkomelijke trieste afloop van haar puppy-love te verklanken, al wenste men zich soms iets meer verstilling.

De verstilling, die is voor de liederen van Rachmaninoff – zelfs in hun georkestreerde gedaante – onontbeerlijk. Hier werkten Westbroeks’ grote gebaren als een stoorzender, want het verlangen en de weemoed die de liederen doorgaans ademen, die werden verbannen en intimiteit was ver te zoeken. Maar het valt niet te ontkennen dat het deels ook aan de orkestraties lag.

Het is zeer spijtig dat Wesbroek – in plaats van romances van Rachmaninoff – niet de aria van Katerina Ismailova uit ‘Lady Macbth of Mtsensk’ van Sjostakovitsj had gezongen. Niet alleen ligt dat repertoire haar veel beter, het had ook beter bij het programma gepast.

En toen was er de vermaledijde Liszt en het voelde als een keiharde valse noot. Zelf zou ik geen nee zeggen tegen nog een mopje Tsjaikovsky. Van mijn part mocht het orkest het verrukkelijke ‘Wals’ uit de Schone Slaapster mogen herhalen, want wat was het goddelijk!

Dmitri Sjostakovitsj – Symfonie nr.6
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky – Briefscène uit ‘Jevgeni Onjegin’; Wals uit ‘De schone Slaapster’
Sergei Rachmaninoff – liederen
Franz Liszt – Les préludes
Eva-Maria Westbroek, sopraan
Koninklijk Concertgebouworkest olv Mariss Jansons

Gehoord 26 oktober 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam

Het programma wordt zondag 29 oktober live uitgezonden:

http://www.radio4.nl/zondagmiddagconcert

Internationaal Vocalisten Concours ‘s-Hertogenbosch 2014

IVC-winnaars

Winnaars van het 50ste IVC © Vincent Nabbe

En opeens was het voorbij. Na zeer lange dagen (en halve nachten) van luisteren, nadenken, debatteren, overleggen, meningen vormen en ze herzien, sloot het vijftigste Internationaal Vocalisten Concours op zondag 13 september 2014 af met de Grande Finale. Een impressie.

De negen finalisten in de categorie opera/oratorium mochten zich eindelijk in ‘vol ornaat’ presenteren aan het publiek en de jury. Geen piano meer, maar een volledig orkest, dat onder leiding van het jurylid Kenneth Montgomery werkelijk wonderen verrichtte om al de verschillende stukken op tijd in te studeren en ze dan op zo’n hoog niveau uit te voeren. Chapeau!

Een speciale vermelding verdient de klarinettist van de philharmonie zuidnederland, die zich in twee aria’s van Mozart, beide uit La clemenza di Tito, een waardige partner toonde van Deirdre Angenent (‘Ecco il punto..’) en Catriona Morison (‘Parto, parto..’)

De Chinese Yibao Chen (met 24 jaar één van de twee jongste deelnemers) stelde mij na haar sterke optreden in de halve finale behoorlijk teleur. Vivaldi’s ‘Juditha triumphans’ was voor haar nog duidelijk te hoog gegrepen. Haar keuze voor ‘Meine Lippen, sie küssen so heiss’ (Giudita van Lehár) was buitengewoon sympathiek (eindelijk een operette op het menu!), jammer alleen dat zij zo vreselijk schmierde. Toch ging ze niet met lege handen naar huis: samen met Iris van Wijnen mocht ze de Prijs van de Provincie Noord-Brabant delen.

Deirdre Angenent nam een sterk revanche op haar – voor mij – teleurstellende optreden in de halve finale. Toen werd “Morrò, ma prima in grazia” (Ballo in Maschera) bijna bedolven onder het geweld van de stem en te veel forte en fortissimo, nu wist zij zo veel verschillende kleuren en nuancen te voorschijn te toveren dat zij zowel met haar Mozart als met “Es gibt ein Reich” (Ariadne auf Naxos) veel indruk op mij maakte.

En mocht er een prijs worden gegeven voor de mooiste/indrukwekkendste “verschijning” dan heeft zij die ruimschoots verdiend. In tijden van de visualisatie van de kunstvorm ‘opera” beslist niet onbelangrijk. Ik kon mij ook niet aan de indruk onttrekken dat zij al het stadium “Opera competitie” voorbij is.

Bijzonder onder de indruk was ik van de Poolse sopraan Marcelina Beucher. Al in de halve finale roerde ze mij tot tranen toe met de zowat volmaakt gezongen ‘Teneste la promessa’ (La Traviata). Wel jammer dat ze zowel toen als in de finale koos voor ‘In Trutina’ (Carmina Burana), een werk dat mij betreft niet in concoursen thuishoort. Maar na de met veel expressie gezongen ‘Ha! Dzieciatko nam umiera’ uit Halka van Moniuszko werd ik even stil. Dat zij, als enige, niet in de prijzen viel, is voor mij dan ook onbegrijpelijk.

Marcelina Beucher in ‘Ha! Dzieciątko nam umiera…’ uit Halka van Moniuszko:

Bij de Canadese tenor Andrew Haji ging mijn operahart sneller kloppen. Zijn ‘Una furtiva lagrima’ (L’elisir d’amore) bezorgde mij vochtige ogen: hier stond een echte tenor zoals ze alleen maar vroeger gebouwd werden, bij wijze van spreken dan. Zijn prachtig gevoerde stem met een makkelijke hoogte is buitengewoon fraai en zijn voordracht meer dan voorbeeldig. Met zijn stem alleen wist hij alles te vertellen wat een componist wilde zeggen, bijvoorbeeld in zijn meer dan indrukwekkende uitvoering van ‘Tarquinius’ Ride’ (The Rape of Lucretia) in de halve finale of in het zalvende ‘Ye people’ uit de Elijah van Mendelssohn. Bij hem moest ik denken aan een uitspraak van Aprile Millo: “The opera is all about voices and music.” Een terechte winnaar.

Andrew Haji in ‘Ye people’ uit de Elijah van Mendelssohn:

De oratoriumprijs werd zeer terecht aan de Engelse mezzo Catriona Morison toegekend. Haar stem is mooi rond en warm en zowel haar laagte als haar hoogte wist ze zeer soepel te hanteren. Maar ze was ook de enige die – op één aria van Mozart na, een schitterend uitgevoerd ‘Parto, parto..’ – alleen maar oratorium zong.

Catriona Morison zingt ‘Where Shall I Fly’ uit Hercules van Händel:

De Nederlandse mezzo Francine Vis kreeg de prijs voor het, nu in de orkestversie uitgevoerde, plichtwerk ‘Quale coniugium’ van Willem Jeths.

Of het terecht is laat ik in het midden, maar haar interpretatie was de mijne niet. Veel concurrentie had zij echter niet: de enige andere genomineerde was de Kroatische bariton Krešimir Stražanec.

Hoe anders klonk het lied uitgevoerd door de Amerikaanse countertenor Eric Jurenas (onbegrijpelijk eigenlijk dat hij niet voor de Lied-Duo finalen werd uitgekozen!). En ik moest denken aan de manier hoe de Nederlandse bariton Michael Wilmering het lied met de piano zong en wiens vertolking mij zeer heeft gegrepen: zodra ik mijn ogen dichtdeed zag ik het schilderij van Jeroen Bosch voor mij. Hopelijk krijgt hij ooit de kans om de werkelijk prachtige compositie ook met een orkest te vertolken.

IVC Iris van Wijnen

Kiri te Kanawa en Iris van Wijnen

Niet met alle beslissingen van de jury ben ik het dus eens: zo had ik de jonge (24!) Nederlandse sopraan Iris van Wijnen graag in de finale gehoord. Al tijdens de halve finalen vond ik haar optreden echt bijzonder, maar tijdens de masterclass met Dame Kiri liet zij horen wat een fantastische Mimi in haar schuilt!

Zelf had ik ook nooit de operaprijs aan de Amerikaanse tenor Matthew Newlin toegekend, al vond een deel van het publiek hem werkelijk enig en zeer aansprekend. Voor mij was zijn hoogte te geknepen en zong hij met een soort ‘knödel’ in zijn stem. Maar dat is natuurlijk persoonlijk.

Al met al: het was een fantastische afsluiting van een fantastisch concours. Ook de organisatie was tot in de puntjes verzorgd, er was voldoende informatie beschikbaar en iedereen – en niet alleen de deelnemers – werd zowat in de watten gelegd door de directrice, Annett Andriessen, waarvoor hulde

 

Meer over IVC:
IVC: RUSSISCHE SUMMERSCHOOL september 2015

Het Internationaal Vocalisten Concours 2018: veel goede kandidaten, spannende halve finale en een teleurstellende finale

Over de Belcanto Zomerschool van 2011

 

“Sure on this shining ‘Robeco-night’. ” Renée Fleming zingt Barber en Strauss

Fleming applaus

De opera Daphne van Richard Strauss vind ik ronduit saai. Ooit heb ik een uitvoering van bijgewoond waar me helemaal niets van bij is gebleven – halverwege was ik in slaap gevallen. Ik vind het een opera van niets en de zware symboliek van het libretto eigenlijk lachwekkend.

Maar de laatste pakweg 20 minuten zijn werkelijk adembenemend mooi, dus een recital waar de ‘Verwandlugscene’ (de nymf Daphne verandert in een laurierboom) op het programma staat kan altijd op mijn warme belangstelling rekenen. Zeker als het gezongen wordt door Renée Fleming, nog steeds de beste en absoluut ongeëvenaarde vertolkster van Strauss-heroïnen.

‘Verwandlungsszene‘ gezongen door Renée Fleming en gedirigeerd door Georg Solti uit 1996:

‘Daphnes Verwandlung’ stond ook op het programma van haar Amsterdamse recital op maandag 28 augustus 2017, maar voor het zo ver was moesten we ons eerst door een zeldzaam lelijk gespeelde ‘Leonore 3’ van Beethoven worstelen. Mijn God! Ik heb al het een en ander in mijn leven meegemaakt, maar zoiets?

Nu behoort de opera, noch één van de (alternatieve) ouvertures tot mijn lievelingscomposities, maar mits goed gespeeld kan het mij heel wat plezier bezorgen. Zo niet maandag. Sakari Oramo heeft het werk onherkenbaar verminkt en tot een onherkenbare brij van klanken gekneed. Gelukkig duurde de marteling niet lang en wat er op volgde heeft mij niet alleen alle ‘Leonore’s’ van de wereld, maar ook de wereld zelf vergeten.

Knoxville, Summer of 1915 is misschien het bekendste werk van de in Nederland nog steeds schaamteloos en schandelijk verwaarloosde Amerikaanse toondichter Samuel Barber.

Barber componeerde het stuk in 1947 naar het prozagedicht van James Agee, toen zijn vader op zijn sterfbed lag. De nostalgie en de weemoed, het verlangen naar vroeger, naar de tijd toen je nog kind was en alles vanzelfsprekend, dat alles sprak hem meteen aan. Maar er was meer. Agee, die min of meer een leeftijdsgenoot van Barber was schreef het gedicht ter nagedachtenis van zijn vader die in 1916 bij een auto-ongeluk was omgekomen waarna de familie Knoxville verliet om er nooit meer terug te keren.

‘Knoxville, Summer of 1915’ werd voor het eerst uitgevoerd door Eleanor Steber in 1948, waarna het lied nog lange tijd aan haar naam verbonden zou blijven, ondanks de – schitterende soms – vertolkingen door veel vooraanstaande sopranen zoals Leontyne Price, Dawn Upshaw en Roberta Alexander.

Ook Renée Fleming heeft het lied al langer op haar repertoire staan, zij heeft hem zelfs al in 216 voor Decca opgenomen, met hetzelfde Zweedse orkest onder hun Finse dirigent Sakari Oramo.

Geen wonder dat de zangeres en het orkest een perfecte eenheid wisten te bereiken: onder Oramo heeft het orkest zich liefdevol naar de stem van de sopraan onderworpen. Ze bleven alert genoeg om de juiste accenten op de juiste plekken te zetten, maar voor de rest bleven ze op de achtergrond, om zo alle ruimte voor de tekst te creëren.

Fleming zong ongeëvenaard mooi. Haar stem is dan wat dunner in de hoogte geworden en perfect was het allerminst, maar het deerde niet. Sterker: doordat haar perfectie nu minder perfect was kwam een echte artist in haar naar buiten, waardoor haar optreden een onvergetelijke indruk op mij heeft achtergelaten. Van mij mocht het nog langer duren!

Dat vond de zangeres zelf blijkbaar ook en trakteerde ons op een kleine toegift, ‘Sure on this shining night’ van Barber, waarvoor een grote bravo. Zo bleven we niet alleen bij de componist maar ook de sfeer veranderde niet.

Renée Fleming on Barber’s  ‘Sure on this shining night’:

Na de pauze veranderde de sfeer enigszins: de intimiteit en de weemoed van Barber maakten plaats voor de overweldigende klanken van Strauss. Hier was Fleming nog meer in haar element en maakte de transfiguratie van Daphne niet alleen hoorbaar, maar ook voelbaar. En zichtbaar, want gelijk de nymf zelf verdween ook de zangeres uit het zicht en de laatste maten kwamen al van ver. Zeer indrukwekkend.

Ook na ‘Daphne’ was er nog ruimte voor een toegift, ‘Morgen’ van Richard Strauss. Kunt u het droog houden als u het lied hoort? Ik niet. Fleming zong meer dan subliem, haar fluwelen fluistertonen waren mooier dan mooi en de violist liet horen dat er in het orkest best bekwame musici zaten.

De wereld stond even stil en het allerlaatste waar ik toen nog behoefte aan had was de derde symfonie van Schumann, zeker als het vertolkt zal gaan worden door dit orkest en door deze dirigent. Ik nam de laatste woorden van het lied: ’… Glückes stummes Schweigen…’ ter harte en stilletjes glipte ik weg, met de goddelijke klanken nog in mijn hoofd.

De nacht was zwoel en het rook er naar versgemalen gras en aardbeien. Net als in de zomer 1915 in Knoxville, Tennessee van James Agee.

Beethoven, Barber, Strauss, Schumann
Renée Fleming (sopraan)
Royal Stockholm Philharmonic Orchestra olv Sakari Oramo.

Bezocht op 28 augustus 2017 in Het Concertgebouw – Amsterdam