Pietro_Mascagni

Iris uit Teatro Goldoni Livorno

TEKST: PETER FRANKEN

Iris was Mascagni’s zevende opera en stamt uit 1898. Ik hoorde dit werk in 2003 in de Matinee met Nelly Miricioiù die daarmee in de voetsporen trad van Magda Olivero 40 jaar eerder. Daarvan is een opname op cd uitgebracht waarop Olivero te horen is naast Renato Capecchi en Luigi Ottolini.

Iris uit Amsterdam 1963 met Magda Olivero:

Iris met Nelly Miricioiu, Amsterdam 2003

Een geënsceneerde uitvoering van Iris is er voor mij nooit van gekomen maar in 2017 was het werk te zien in Mascagni’s geboortestad Livorno. Een opname van de voorstelling op 16 december is uitgebracht op dvd.

Voor de voorstelling in Livorno heeft regisseur Hiroki Ihara zich omringd met een compleet Japans productieteam aangetrokken, zo lijkt het althans al je de namen leest. Het effect is duidelijk, waar mogelijk is een Japanse sfeer gecreëerd al komt het wel wat clichématig over als je het land een beetje kent uit eigen ervaring. Een prieeltje met Mount Fuji op de achtergrond, van die dingen. De kostumering oogt zeer authentiek waarbij duidelijk wordt getoond dat de handeling zich afspeelt op de grens van twee werelden: klassiek Japans waarin de westerse moderniteit al een beetje doordringt. Zo draagt de rijke ‘playboy’ Osaka een driedelig kostuum.

Mascagni schreef zijn muziek op een origineel libretto van Luigi Illica, dus geen bewerkt toneelstuk. Deze beoogde in te haken op de belangstelling voor het symbolisme dat in de opera vooral wordt geassocieerd met Debussy’s latere Pelléas et Mélisande. Niettemin hinkt het resultaat op twee gedachten, romantisch realisme in het handelen en vooral zingen van de would be minnaar Osaka en veel symboliek ontleend aan het Shintoïsme in de wereld van Iris. Ze is een heel jong meisje dat leeft met haar pop alsof het een levend wezen is en vereert de zon als een godheid.

Osaka heeft zijn blik op Iris laten vallen en wil haar hebben. De in de amusementswijk Yoshiwara actieve Kyoto kan dat wel voor hem regelen. Als Osaka op haar is uitgekeken kan hij Iris vervolgens aan zijn troep meiden toevoegen, feitelijk is hij gewoon een pooier. Opvallend overigens die twee namen, kennelijk wist Illica zo weinig over Japan dat hij zijn personages maar naar bekende steden noemde.

Om Iris uit huis te lokken, ze wordt zeer kort gehouden door haar blinde vader, zetten die twee een toneelstukje op voor de deur. Het is zogenaamd een reizend theatergroepje, aangevuld met een paar van Kyoto’s geisha’s. Het effect is een hybride van Il Pagliacci en Kabuki en als Iris eenmaal tussen de toeschouwers staat wordt ze ontvoerd en gedrogeerd. Voor haar vader laat Kyoto een briefje en wat geld achter, om aan te geven dat hij Iris eerlijk heeft gekocht.

Ze wordt wakker is de mooiste kamer van Kyoto’s etablissement en waant zich dood en dus in de hemel. De priester had verteld dat je daar alles zou kunnen wat op aarde niet lukte. Maar luit spelen gaat niet en schilderen evenmin. Dan komt Osaka binnen en Iris herkent zijn stem uit de theatershow waarin hij gemaskerd de zoon van de zonnegod Jor zong. Ze blijft echter in die droomwereld hangen als hij haar probeert te verleiden en na een uurtje geeft hij het op, dit is geen vrouw maar een pop. Al probeer je nog zo veel, tot haar kan je niet doordringen. De vergelijking met Mélisande dringt zich op, meer dan ‘Je ne suis pas heureuse’ krijgen haar mannen er niet uitgetrokken.

Лекция «Оперное творчество П. Масканьи» 2020, Борисоглебский район — дата и  место проведения, программа мероприятия.
Iris wordt vervloekt door haar vader © The Victrola book of the opera

Osaka haakt af, Kyoto mag haar houden en die zet Iris in een doorschijnend gewaad in een vitrine als nieuw uithangbord voor zijn bedrijf. Dan verschijnt haar vader die niet beter weet of ze zit daar uit vrije wil. Hij vervloekt haar en gooit kluiten modder in haar richting. Iris probeert in wanhoop vervolgens zelfmoord te plegen door in een afvalput te springen, ze komt letterlijk in de goot terecht. Daar beleeft ze een apotheose die eindigt met de stralen van de net opkomende zon.

De opera begint met een proloog waarin het koor een hymne aan de zon zingt: ‘Sin Io! Son Io la vita’. Dat is zo overdonderend dat het eerder op zijn plaats was geweest aan het einde, al laat Mascagni de melodie daar nog wel terugkomen. Daarna komen we muzikaal in rustiger vaarwater, nu spreekt vooral de handeling. Van overdreven oriëntaalse invloeden is geen sprake, het blijft herkenbaar als het werk van een Italiaanse componist die zijn best doet niet als in een geconditioneerde reflex terug te vallen in romantiek en realisme. Hoe het ook zij, het is een bijzonder werk dat beslist meer aandacht verdient, al was het maar om Mascagni van die ‘one time wonder’ reputatie af te helpen.

De titelrol wordt zeer aanvaardbaar vertolkt door sopraan Paoletta Marrucu, overigens de enige naam op het affiche die enige bekendheid geniet, bij mij althans. Marrucu klinkt hier en daar wat geknepen maar weet alle tonen precies te treffen, op zich al een prestatie want de zwaarte van haar partij liegt er niet om.

Tenor Paolo Antognetti klinkt onbekommerd Italiaans als Osaka, mooi gedaan. Bariton Carmine Monaco d’Ambrosia geeft prima gestalte aan de bad guy Kyoto, ach, hij doet gewoon zijn werk zullen we maar zeggen.

Het Orchestra Filharmonica Pucciniana staat onder leiding van Daniele Agiman. Heel toepasselijk natuurlijk dat de enige officiële opname van Iris uit Livorno komt, voor liefhebbers van Mascagni een must. De dvd is overigens wel moeilijk verkrijgbaar, gewoon proberen maar.

Paoletta Marrocu zingt ‘Ancora il triste sogno … ‘

Paoletta Marrocu zingt ‘Un dì, ero piccina’:

Paoletta Marrocu en Paolo Antognetti in ‘Ho fatto male a ridere’:

Fotocredits: © Augusto Bizzi, Livorno

File:Mascagni – Iris – Iris’ father curses her – The Victrola book of the opera.jpg

Cavalleria Rusticana waar niemand op zat te wachten

Cavalleria Janowski

Laat ik maar met een (retorische) vraag beginnen: hebben we deze opname nodig? Aan ‘Cavalleria’s’ geen gebrek, het is zowat één van de meest opgenomen opera’s allertijden. Dat we hem de laatste tijd minder hoorden ligt aan de tijdgeest, men houdt niet zo van verisme. Maar zelfs de Nationale Opera in Amsterdam die aan het genre een hekel schijnt te hebben heeft de opera samen (met zijn zuster tweeluik, Pagliacci) op het programma gezet.

Die productie (Carsen op zijn slechtst) ben ik gauw vergeten. Wat wel in mijn geheugen was gebleven was de bijdrage van Brian Jagde die als Turiddu een buitengewoon sterke indruk op mij maakte. Hier stelt hij mij teleur. In tegenstelling tot Amsterdam klinkt hij éénkleurig en hij haalt te veel uit. Ik mis de lyriek. De verliefdheid. En het spijtgevoel.

Maar het kan ook aan de dirigent liggen: ik denk niet dat Marek Janowski hier affiniteit mee heeft. Het orkest klinkt ook te netjes, te braafjes, nergens is de zinderende Siciliaanse zon te bespeuren.

Melody Moore is een mooie Santuzza maar waar is haar alles verterende jaloezie en de wanhoop? Elisabetta Fioorillo is een goede Mamma Lucia en Roxana Constantinescu een prima Lola. Helaas kan Lester Lynch mij geen seconde overtuigen dat hij een jaloerse boer is.


PIETRO MASCAGNI
Cavalleria rusticana
Melody Moore, Brian Jagde, Elisabetta Fiorillo, Lester Lynch, Roxana Constantinescu
MDR Radiokoor Leipzig, Dresdner Philharmonie olv Marek Janowski
Pentatone PTC 5186 772

IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana

Is verismo dead? Part 1: Cavalleria Rusticana

cavalleria-rusticana-mascagni

La Morte de Verismo: Verismo is dead. In recent years, this heartfelt cry has been the subject of intense discussion on opera mailing lists, in opera groups on Facebook and during emotional conversations and discussions among many fans of the genre. But is it true? Is verismo dead?

People say verismo and think: Mascagni and Leoncavallo. Rightly so? Cavalleria Rusticana and certainly Pagliacci are among the most popular operas ever. The most tragic as well. But that is not only because of their content. They are about passion, love, jealousy, revenge and murder, but that and also the rough realism does not make them more violent than Carmen. And we have also experienced ‘ordinary people’ and ‘present time’ in operas before, in La Traviata for example.

No, what actually makes these operas so tragic is the fate of their creators. Both works caused a huge sensation and left their creators with a blockbuster they could never equal again. Not that they composed nothing else or that the quality of their later operas leaves much to be desired. On the contrary. La Bohème by Leoncavallo or L’Amico Fritz by Mascagni, for example, are true masterpieces.

The ‘why’ is difficult to answer, although many explanations have been given. Mascagni would not have remained true to his style and started to compose in the romantic style again. But that is not true: Cavalleria contains many passages that are just as lyrical as L’Amico Fritz, for example,  and Cavalleria is no more dramatic than lets say Iris.

pietro-miscagni-bbc-archives

Pietro Mascagni. Photo courtesy BBC archives

“Crowned before I became king”, Mascagni sarcastically remarked (‘Cavalleria’ was his first opera, composed when he was 26 years old), and that goes for Leoncavallo as well. Whatever the cause may be, both composers have, inseparably linked, gone down in history as composers of only one opera.

The same thing happened to their contemporaries and/or contemporaries of style (they preferred to call themselves ‘La Giovane Scuola’ – ‘The Young School’). The few people who have heard of Giordano, Catalani, Franchetti or Cilea probably cannot name more than one opera. Or even worse: one aria.

It is difficult to say what caused this, and is worth exploring, but the fact is that after the thirties and forties (and also the early fifties) the genre suddenly became ‘not done’. Intellectuals considered the genre as beneath themselves and the sobs in the aria ‘Vesti la giubba’ from Pagliacci became the example of bad taste.

Cavalleria Rusticana and Pagliacci have always remained popular with audiences, though. The real lovers have never taken any notice of this intellectual criticism (especially the eighties and nineties of the last century were ruthless for verismo).

CAVALLERIA RUSTICANA

mascagni

The premiere of Cavalleria Rusticana took place in 1890, three years after Otello and three years before Falstaff by Verdi. The leading roles were sung by Gemma Bellincioni as Santuzza and her husband Roberto Stagno as Turiddu.

cavalleria-bononcioni-met-man

Thanks to Edison and his invention we know how the first Santuzza sounded, because in 1903 Bellincioni recorded ‘Voi lo sapete, o mamma’  (SRO 818-2). What do we hear? Bellincioni has a light soprano, with an easy height, but with a dramatic core. It seems that she had had little success with the then standard repertoire, but her presence, her acting and interpretation made her very suitable for the new operas composed in the verist style.

Bellincioni sings ‘Voi lo sapete o mamma’:

How does a perfect Santuzza sound? You have to have power, that is clear. You also have to be able to act, especially with your voice, because few roles have so much duality in them: her eternal nagging gets on your nerves and you get tired of it, but at the same time she is pitiful and you have sympathy for her. As in real life, and that real life must also be reflected in the interpretation, which cannot be achieved by just singing beautifully.

That’s why the greatest singing actresses have recorded the best Santuzzas. You notice that too when looking at the list of Santuzzas: Giannina Arangi-Lombardi, Zinka Milanov, Carla Gavazzi, Eileen Farrell, Giulietta Simionato, Maria Callas, Elena Souliotis, Renata Tebaldi, Renata Scotto. And Lina Bruna Rasa of course, the beloved Santuzza of Mascagni.

cavallerie-bruna-rasa-cav

Milan 1940

In 1940 the 50th anniversary of Cavalleria was celebrated with special performances at La Scala, after which the whole cast went into the studio to make a recording of it. The line-up was the best possible, with next to Lina Bruna Rasa, Benjamino Gigli as Turiddu, Gino Becchi as Alfio and Giulietta Simionato as Mamma Lucia (strangely enough Simionato often sang the role of Santuzza afterwards).

cavalleria-1940

The first thing that stands out in Mascagni’s conducting is the emphasis he places on lyricism and a lilting tone , which makes the melodic lines stand out more clearly. On no other recording does the prelude sound so idyllic, and nothing better indicates the drama that is about to take place, which contrasts sharply with the Santuzza – Turiddu duet.  It makes the drama more poignant, more intense.

Gigli was one of the best Turiddu’s in history: seductive and frivolous, and (sorry, but it is true) only in Domingo did he get a worthy competitor. Because neither Giuseppe di Stefano (too light), nor Jussi Björling (too nice), nor Mario del Monaco (too roaring), nor José Carreras (although he comes close) could give Turiddu a hint of three-dimensionality.

Gigli as Turiddu. Recording from 1927:

At the time of the recording Bruna Rasa was 33 years old and since a few years she suffered from terrible depressions. The first symptoms of a mental illness had also manifested themselves and she had trouble remembering the text. Yet there was no question that anyone else would sing that role, and Mascagni helped her as much as he could.

Lina Bruna Raisa sings’ Voi la sapette o mamma’:

The original recording appeared on 2 CDs on EMI which were filled up with arias from other Mascagni operas sung by Gigli. Unfortunately on the re-release on Naxos (8110714-15) some orchestral preludes and intermezzi from different operas, all performed by the Berlin State Opera Orchestra conducted by Mascagni are added instead. Both EMI and Naxos start with a short speech by the composer.

Below the complete opera, conducted by the composer:

The Hague 1938

Afbeeldingsresultaat voor animal

Two years earlier, in 1938, the widow of Maurice De Hondt brought Mascagni and his opera to The Hague. The performance of 7 November was recorded live and was released on CD (Bongiovanni BG 1050-2 ).

The live recording sounds pretty good, especially for its age, and the stage sounds (including a very audible prompter) and the coughing audience are not really disturbing. The tempi are a bit faster than on the Naxos recording, but still a little on the slow side.

Cavalleria Bruna Raisa NL

The line-up is slightly less spectacular than two years later, but still very good. Antonio Melandri is a baritone Turiddu and Alfro Poli gives excellent shape to Alfio. Of course Mascagni had brought Bruna Rasa, and what she shows here surpasses everything: so intense, so desperate, so heartbreaking, like no other Santuzza ever sounded. Because of her interpretation alone, this special document is invaluable.

Franco Zefirelli

cavalleria-domingo

This part movie/part studio recording of Franco Zefirelli (DG 0734033) could have been the ultimate adaptation if it had not been for Elena Obraztsova who plays the role of Santuzza. That she is a bit older and unattractive – ok, that fits the story. But her voice is lumpy, sharp and her chest register is painful to the ears. She also suffers from over acting which makes her an extremely unsympathetic Santuzza.

One can’t blame Turiddu (Domingo at his best) for preferring to look at Lola (nice Axelle Gall). Just look at his eyes and his corners of the mouth, which speak volumes! For the rest nothing but praise for this recording, which (how could it be otherwise?) is coupled with ‘Pagliacci’, with again Domingo in top form and an excellently acted Nedda by Teresa Stratas.

In 1956 in the Rai studios one of the most beautiful Cavallerias was recorded, with Carla Gavazzi, Mario Ortica and Giuseppe Valdenga.

This recording can now be found on Youtube:

DOMENICO MONLEONE

cavalleria-monleone-portret

What many people don’t know: there are actually two (and even three if you include La Mala Pasqua by a certain Stanislao Gastaldon from 1888) Cavalleria Rusticana’s. Domenico Monleone (1875 – 1942), a composer not unknown  at the time, also used the story of Giovanni Verga for his one-acter, which his brother Giovanni converted into a libretto.

cavalleria-monleone-painting

Illustration Gamba Pipein. Courtesy Boston Public Library, Music Department

Sonzogno, Mascagni’s publisher, accused Monleone of plagiarism (and indeed: careful study shows that Monleone’s libretto is closer to Mascagni than to Verga’s original story), after which the opera was not performed anywhere for a long time.

Until 1907, when Maurice de Hondt brought Monleone to Amsterdam, where his opera had its belated premiere. Coupled with … yes! Cavalleria Rusticana.

Both works were directed by their composers: it apparently did not bother Mascagni that his colleague had ‘borrowed’ his libretto from him.

cavalleria-monleone

Il Mistero

cavalleria-il-mistero

Nevertheless, Monleone had to accept the court ruling, which meant that he had to find a new libretto for his music.

It was changed into Il Mistero, another story by Verga, and this time the author himself had helped Giovanni Monleone with the libretto.

Both operas with the same music but on two different libretto’s were released by Myto on CD’s (Cavalleria: 012.H063; Il Mistero: 033.H079). In both works the leading role (Santuzza/Nella) is sung by Lisa Houben, originally from the Netherlands.

Duet Santuzza/Turiddu, sung here by Denia Mazzola-Gavazzeni and Janez Lotric. Recording was made in Montpellier, in 2001:

An amusing video: eight times ‘A te la mala Pascua’:

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

In Dutch: IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana

De vrouwelijke Faust: Rapsodia satanica

Mascagni Rapsodia affiche

Rond 1900 maakte een geheel nieuwe kunstvorm zijn entree: de film. Tot die tijd was opera het hoogste wat men dacht te kunnen bereiken door muziek en toneel met elkaar te verbinden; nu kwam er nog een belangrijk aspect er bij: de ‘bewegende fotografie’. Veel kunstenaars voelden zich tot het nieuwe medium aangetrokken: het prikkelde de fantasie en het was een echte uitdaging om de grenzen van het (on)mogelijke te tarten en te verleggen.

In die beginjaren van wat de filmindustrie ooit zou gaan worden waren opera en film nog sterk met elkaar verbonden, zeker in Italië. Veel van de vroegste films waren dan ook niets anders dan verfilmde opera’s, zonder ‘ingeblikt’ geluid weliswaar, maar waar had men de orkesten dan voor?

Nino Oxilia (1889 – 1917), een in die tijd beroemde schrijver en dichter droomde er van om een film te maken die met een operavoorstelling zou kunnen wedijveren. Het geschikte verhaal vond hij in de gedichten van Fausto Maria Martini en voor zijn hoofdrolspeelster klopte hij aan bij de toenmalige diva der diva’s Lyda Borelli (wist u dat de actrice zo ontzettend werd bewonderd dat er zelfs een woord voor haar manier van spelen werd ontwikkeld, ‘borellismo’?).

Rome Rapsodia Satanica Lydia Borelli

Voor de kostuums werd Mariano Fortuny aangesteld, een in die tijd beroemde modeontwerper die zijn hoofdpersoon aankleedde in vrijelijk wapperende sjaals en sluiers.

Marcagni Borelli

Men vergat uiteraard de muziek niet: bij de toen zeer gevierde operacomponist Pietro Mascagni werd een partituur voor een symfonisch orkest besteld, compleet met ouverture.

De Italiaanse première van Rapsodia Satanica vond plaats in 1915 en men beschouwde het als een echte wonder: de film was, in tegenstelling tot wat men gewend was, niet zwart-wit maar in kleur! In die tijd! De hele film werd namelijk – beeld voor beeld – met de hand ingekleurd. Probeert u zich het voor te stellen wat een impact het toen op het publiek had!

De film is een soort ‘Faust-verhaal’ maar dan met een vrouw in de hoofdrol. Deze gravin Alba d’Oltrevita kwijnt eenzaam weg in haar Kasteel der Illusies. Om haar jeugd en schoonheid terug te kunnen krijgen sluit ze een pact met de duivel. Daarvoor moet ze de liefde opgeven, iets wat haar makkelijker lijkt dan het is want uiteindelijk wordt ze toch verliefd. Einde.

Mascagni

Pietro Mascagni

De muziek die Mascagni voor de film componeerde bestaat uit drie delen. In de proloog is de komst van Mefisto al voelbaar, deel twee spiegelt liefelijke ‘verliefde’ taferelen voor, maar naarmate het verhaal vordert wordt de muziek steeds grimmiger met als hoogtepunt de zelfmoord van de op Alba verliefde Sergio. In deel drie komt het Mefisto-thema terug, maar je kunt er ook de parafrase van Wagner’s ‘Isoldes liebestod’ in horen. Met duidelijke Debussy-invloeden. Prachtig.

Over de film schreef de groot (stomme)film-kenner Peter Delpeut in zijn boek Diva Dolorosa: ‘Borelli danste op de klanken van het orkest, haar zorgvuldig uitgebeelde emoties golfden de zaal in. Wagner en Puccini waren de referenties, Mascagni de tovenaar.’

De complete film – in 2006 door het Duitse Arte geheel gerestaureerd – werd op een (niet al te grote, jammer) doek vertoond, waarbij Mascagni’s muziek live werd gespeeld door het Radio Filharmonisch Orkest, zeer spectaculair en meeslepend gedirigeerd door Valerio Galli.

Mascagni 4-valerio-galli-NC

Valerio Galli © nc

Maar dat was ná de pauze. Voor het zo ver was mochten we ons letterlijk laven aan de onstuimige klanken van het Capriccio sinfonico van Giacomo Puccini. De vijfentwintigjarige componist componeerde het werk in 1883 als meesterproef aan het conservatorium van Milaan.

Het is een zeer eenvoudige en ongecompliceerde werk, niet echt iets om over naar huis te schrijven, ware het niet dat het toen al onmiskenbaar Puccini was! Bovendien valt er voor de liefhebber heel wat te ontdekken want de jonge componist heeft veel van de in het werk voorkomende thema’s later hergebruikt in zijn opera’s. Zodoende kon je er al flarden uit Le Villi en Edgar in horen. Plus een paar minuten beginmaten uit La Bohème.

Het werk was koren op de molen van de jonge Italiaanse maestro, want dat hij zijn Puccini niet alleen goed kent maar ook diep koestert was duidelijk hoorbaar. Van deze Valerio Galli gaan we nog zeker horen!

Mascagni busonigiovane

Geen wonder dat het daarop volgende vioolconcert van Ferruccio Busoni zeer Pucciniaans aandeed. Of het terecht was? Dat weet ik niet, maar zelf vond ik het prachtig. Het concert balanceert op de grens tussen romantiek en neoclassicisme en het is duidelijk dat de componist zijn weg nog moest vinden.

Het concerto wordt merkwaardig genoeg maar zelden uitgevoerd, zelf kende ik het alleen van een oude opname met Alfred Busch. De reden ontgaat mij, want wat kunnen mensen tegen schitterende hybride hebben? Het is te hopen dat Rosanne Philippens het gauw gaat opnemen, want haar vertolking was op zijn minst subliem te noemen.

Mascagni philippens-merlijn-doomernik

Rosanne Philippens © Merlijn Doomernik

Philippens beschikt over een zeer mooie en sensuele klank, misschien een tikkeltje te zacht voor een op een Puccini-sterkte spelend orkest, maar dat is haar niet aan te rekenen. Zelf was ik verbaasd hoe ontzettend eigen haar toon is, absoluut niet te verwarren met andere violisten van haar generatie.

Wat een middag! Bedankt ZaterdagMatinee!

Giacomo Puccini: Capriccio sinfonico
Ferruccio Busoni: Vioolconcert in D, op. 35a
Mascagni: Rapsodia satanica (met film)
Rosanne Philippens, viool
Radio Filharmonisch Orkest olv Valerio Galli

Gehoord op 4 november 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam.

Het programma is terug te beluisteren op Radio 4:

http://www.radio4.nl/ntrzaterdagmatinee/concert/664/de-vrouwelijke-faustDe-vrouwelijke-Faust

De film Rapsodia Satanica staat op You Tube:

Een hele mooie opname van de muziek van Mascagni staat op Capriccio (C5246).

Mascagni Rapsodia cd

De fantastisch spelende Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz staat onder leiding van Frank Strobel. Rapsodia Satanica is hier gekoppeld aan de score uit Il Gattopardo van Nino Rota:


IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana

cavalleria-rusticana-mascagni

La morte de verismo: verismo is dood. Onder deze hartenkreet woedt er de laatste jaren een heftige discussie op operamailinglijsten, in operagroepen op Facebook en tijdens geëmotioneerde gesprekken en discussies bij vele liefhebbers van het genre. Maar is het waar? Is verismo dood?

Men zegt verismo en men denkt: Mascagni en Leoncavallo. Terecht? Cavalleria Rusticana en zeker Pagliacci behoren tot de meest populaire opera’s ooit. De meest tragische ook. Maar dat ligt niet alleen aan hun inhoud. Ze gaan over passie, liefde, jaloezie, wraak en moord, maar dat en ook het ruwe realisme maakt ze niet gewelddadiger dan een Carmen. En de ‘gewone mensen’ en de ‘tegenwoordige tijd’ hebben we ook al vaker meegemaakt, in La Traviata bijvoorbeeld.

Nee, wat de opera’s in feite heel erg tragisch maakt, is het lot van hun scheppers. Beide werken sloegen in als een bom en lieten hun makers met een kaskraker zitten die ze nooit meer evenaarden. Niet dat ze verder niets meer componeerden of dat de kwaliteit van hun latere opera’s te wensen over laat. Integendeel. La Bohème van Leoncavallo of L’Amico Fritz van Mascagni zijn bijvoorbeeld ware meesterwerken

Het “waarom” is moeilijk te beantwoorden, al zijn er best veel verklaringen gegeven. Zo zou Mascagni zijn stijl niet trouw zijn gebleven en weer romantisch zijn gaan componeren. Maar dat is niet waar: Cavalleria bevat lyrische passages die niet onderdoen voor bijvoorbeeld L’Amico Fritz en het stuk is niet dramatischer dan bijvoorbeeld Iris.

pietro-miscagni-bbc-archives

Pietro Mascagni. Foto courtesy BBC archives

“Gekroond voordat ik koning werd”, merkte Mascagni sarcastisch op (‘Cavalleria’ was zijn eersteling, gecomponeerd toen hij 26 jaar oud was), en dat geldt eigenlijk ook voor Leoncavallo. Wat de oorzaak ook moge zijn: beide componisten zijn, onlosmakelijk aan elkaar verbonden, de geschiedenis ingegaan als de makers van maar één opera.

Niet anders is het hun generatie- en/of stijlgenoten vergaan (zelf noemden zij zich liever ‘La Giovane Scuola’ – ‘De Jonge School’). Mocht men al ooit hebben gehoord van Giordano, Catalani, Franchetti of Cilea, dan komt men niet verder dan één titel. Of nog erger: één aria.

Waar het allemaal aan ligt, is moeilijk te zeggen en het onderzoeken waard, maar feit is dat na de jaren dertig en veertig (vooruit, begin vijftig) het genre opeens ‘not done’ werd. Men haalde er zijn intellectuele neus voor op en het snikken in de aria ‘Vesti la giubba’ uit Pagliacci werd het voorbeeld van de slechte smaak.

Cavalleria Rusticana en Pagliacci zijn altijd geliefde opera’s van het publiek gebleven. De echte liefhebbers hebben zich nooit iets van de intellectuele kritiek (vooral de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw waren voor verismo ongenadig) aangetrokken.

CAVALLERIA RUSTICANA

mascagni

De première van Cavalleria Rusticana vond plaats in 1890, drie jaar na Otello en drie jaar voor Falstaff van Verdi. De hoofdrollen werden gezongen door Gemma Bellincioni als Santuzza en haar echtgenoot Roberto Stagno als Turiddu.

cavalleria-bononcioni-met-man

Dankzij Edison en zijn uitvinding weten we hoe de eerste Santuzza klonk, want in 1903 had Bellincioni ‘Voi lo sapete, o mamma’ op de plaat vastgelegd (SRO 818-2). Wat blijkt? Bellincioni heeft een lichte sopraan, met een makkelijke hoogte, maar met een dramatische kern. Het schijnt dat ze weinig succes had gehad met het toenmalige standaardrepertoire, maar haar presence, haar acteren en interpretatie maakten haar zeer geschikt voor de nieuwe opera’s gecomponeerd in de veristische stijl.

Bellincioni zingt ‘Voi losapete o mamma’:

Hoe klinkt een perfecte Santuzza? Je moet power hebben, dat is duidelijk. Ook moet je kunnen acteren, zeker met je stem, want weinig rollen hebben zo veel dualiteit in zich: haar eeuwige jeremiade werkt je op je zenuwen en je wordt er moe van, maar tegelijkertijd is zij meelijwekkend en je hebt met haar te doen. Zoals in het echte leven dus, en dat echte leven moet ook in de interpretatie doorklinken, wat niet bereikt kan worden door alleen maar mooi te zingen.

Vandaar dat de grootste zingende actrices de beste Santuzza’s  hadden opgenomen. Dat zie je ook, als je de lijst met Santuzza’s de revue laat passeren: Giannina Arangi-Lombardi, Zinka Milanov, Carla Gavazzi, Eileen Farrell, Giulietta Simionato, Maria Callas, Elena Souliotis, Renata Tebaldi, Renata Scotto. En Lina Bruna Rasa natuurlijk, de geliefde Santuzza van Mascagni.

cavallerie-bruna-rasa-cav

Milaan 1940

In 1940 werd de 50-ste verjaardag van Cavalleria met speciale opvoeringen in La Scala gevierd, waarna de hele cast de studio in ging om er een opname van te maken. De bezetting was niet beter te krijgen, met naast Lina Bruna Rasa, Benjamino Gigli als Turiddu, Gino Becchi als Alfio en Giulietta Simionato als Mamma Lucia (merkwaardig genoeg zong Simionato daarna heel vaak de rol van Santuzza).

cavalleria-1940

Het eerste wat in het dirigeren van Mascagni opvalt, is de nadruk die hij op de lyriek en de zangerigheid legt, waardoor de melodielijnen duidelijker naar voren komen. Op geen andere opname klinkt de prelude zo idyllisch, en niets duidt op het op handen zijnde drama, wat een schril contrast oplevert met het duet Santuzza – Turiddu. Het drama wordt er alleen maar schrijnender door, intenser.

Gigli was één van de beste Turiddu’s in de geschiedenis: verleidelijk en lichtzinnig, en (sorry, maar het is niet anders) pas met Domingo kreeg hij een waardige concurrent. Want noch Giuseppe di Stefano (te licht), noch Jussi Björling (te aardig), noch Mario del Monaco (te brullerig), noch José Carreras (al komt hij goed in de buurt) konden Turiddu iets van driedimensionaliteit geven.

Gigli als Turiddu. Opname uit 1927:

Ten tijde van de opname was Bruna Rasa 33 jaar oud en sinds een paar jaar leed zij aan vreselijke depressies. Ook manifesteerden zich bij haar de eerste verschijnselen van een geestesziekte en had zij moeite met het onthouden van de tekst. Toch was er geen sprake van dat iemand anders die rol zal zingen, en Mascagni hielp haar zoveel hij kon.

Lina Bruna Raisa zingt’ Voi la sapette o mamma’:

De oorspronkelijke opname verscheen op 2 cd’s op EMI, en was opgevuld met de door Gigli gezongen aria’s uit andere opera’s van Mascagni. Op de heruitgave op Naxos (8110714-15) zijn ze helaas gesneuveld,  daarvoor in de plaats heeft men er wat orkestrale preludes en intermezzi uit verschillende opera’s aan toegevoegd, alle uitgevoerd door het Berlijnse Staatsoperaorkest onder leiding van Mascagni. Zowel EMI als Naxos beginnen met een korte toespraak door de componist.

Hieronder de hele opera, gedirigeerd door de componist:

 

Den Haag 1938

 

Afbeeldingsresultaat voor animal
Twee jaar eerder, in 1938, haalde de weduwe van Maurice De Hondt Cavalleria, samen met Mascagni, naar Den Haag. De uitvoering van 7 november werd live opgenomen en is op cd uitgebracht (Bongiovanni BG 1050-2   )

De live opname klinkt nog best prima, zeker voor zijn leeftijd, en de toneelgeluiden (inclusief een duidelijk aanwezige souffleur) en het gekuch zijn niet echt storend. De tempi zijn iets sneller dan op Naxos, maar nog steeds behoedzaam.

Cavalleria Bruna Raisa NL

De bezetting is iets minder spectaculair dan twee jaar later, maar nog steeds heel erg goed. Antonio Melandri is een baritonale Turiddu en Alfro Poli geeft een voortreffelijke gestalte aan Alfio. Uiteraard had Mascagni Bruna Rasa meegenomen, en wat zij hier laat horen overtreft alles: zo intens, zo vertwijfeld, zo hartverscheurend heeft geen van de andere Santuzza’s ooit geklonken. Alleen al vanwege haar vertolking is dit bijzondere document van een onschatbare waarde.

 

Franco Zefirelli

cavalleria-domingo

De half film/half studio opname van Franco Zefirelli (DG 0734033) had de ultieme verfilming kunnen zijn ware het niet dat men Elena Obraztsova de rol van Santuzza liet vertolken. Dat ze al wat ouder is en onaantrekkelijk – alla, het past in het verhaal. Maar haar stem is wobbelig, scherp en haar borstregister pijnlijk voor de oren. Daarbij doet ze aan overacting, wat van haar een uiterst onsympathieke Santuzza maakt.

Men kan het Turiddu (Domingo op zijn best) niet kwalijk nemen dat hij liever naar Lola (leuke Axelle Gall) kijkt. Let alleen maar op zijn oogopslag en zijn mondhoeken, die spreken boekdelen! Voor de rest niets dan lof voor deze opname, die (hoe kan ’t toch anders?) gekoppeld is aan ‘Pagliacci’, met wederom Domingo in topvorm en een uitstekend acterende Teresa Stratas als Nedda.

In 1956 werd in de Rai-studio’s één van de mooiste Cavalleria’s opgenomen, met Carla Gavazzi, Mario Ortica en Giuseppe Valdenga

Deze opname is tegenwoordig op Youtube te vinden:

DOMENICO MONLEONE

cavalleria-monleone-portret

Wat veel mensen niet weten: er bestaan eigenlijk twee (en zelfs drie als je ook La Mala Pasqua van een zekere Stanislao Gastaldon uit 1888 meerekent) Cavalleria Rusticana’s. Ook Domenico Monleone (19875 – 1942), een in die tijd niet onbekende componist heeft voor zijn éénakter ook het verhaal van Giovanni Verga gebruikt, door zijn broer Giovanni omgezet in een libretto.

cavalleria-monleone-painting

Illustratie Gamba Pipein. Courtesy Boston Public Library, Music Department

Sonzogno, Mascagni’s uitgever, beschuldigde Monleone van plagiaat (en inderdaad: nauwkeurige bestudering leert dat het libretto van Monleone dichter ligt bij Mascagni dan bij het oorspronkelijke verhaal van Verga), waarna de opera lange tijd nergens werd uitgevoerd.

Tot het jaar 1907, waarin Maurice de Hondt Monleone naar Amsterdam haalde, waar zijn opera zijn verlate première beleefde. Gekoppeld aan … jazeker! Cavalleria Rusticana van Mascagni. Beide werken werden gedirigeerd door hun componisten: het deerde Mascagni blijkbaar niet dat zijn collega zijn libretto van hem had “geleend”.

cavalleria-monleone


Il Mistero

Toch heeft Monleone zich bij de uitspraak van de rechtbank moeten neerleggen, wat betekende dat hij een nieuw libretto voor zijn muziek moest zoeken.

cavalleria-il-mistero

Het werd Il Mistero, een ander verhaal van Verga, en deze keer had de auteur zelf Giovanni Monleone met het schrijven van libretto geholpen.

Beide opera’s met dezelfde muziek en twee verschillende libretto’s zijn door Myto op cd’s uitgebracht (Cavalleria: 012.H063; Il Mistero: 033.H079). In beide werken wordt de hoofdrol (Santuzza/Nella) gezongen door de van oorsprong Nederlandse Lisa Houben.

Duet Santuzza/Turiddu, hier gezongen door Denia Mazzola-Gavazzeni en Janez Lotric. Opname is gemaakt in Montpellier, in 2001:

Een aardigheidje: acht maal ‘A te la mala Pascua’ :


In English: Is verismo dead? Part 1: Cavalleria Rusticana

IS VERISMO DOOD? deel 2