Voor zijn ballet Anastasia baseerde de Engelse starchoreograaf Kenneth MacMillan zich op het verhaal van Anna Anderson, een vrouw die er heilig in geloofde dat zij Anastasia was, de jongste dochter van Tsaar Nicholaas II, die de moord op de tsarenfamilie in 1918 wonder boven wonder overleefde.
Photo: Fred Boissonnas/ullstein bild/ Getty Images.
Of het verhaal op waarheid berustte liet MacMillan in het midden: hij liet de oude, verwarde Anna zien die opgenomen is in een gekkenhuis in Duitsland en daar bezocht wordt door de herinneringen aan haar vroegere leven. En de nachtmerries.
Anastasia Romanov on the left; Anna Anderson on the right
Het ballet is in première gegaan in Berlijn in 1967, aanvankelijk als een eenakter, met de muziek van Bohuslav Martinů (zijn zesde symfonie). In 1971 breidde MacMillan het werk tot een avondvullend ballet en voegde er beelden van Anastasia’s leven van vóór de revolutie aan toe. Hiervoor gebruikte hij fragmenten uit de eerste en derde symfonie van Tsjaikovski.
In 2016 werd het ballet – onder supervisie van Deborah MacMillan, weduwe van de choreograaf – bij het Royal Ballet in Londen hernomen en voor dvd opgenomen.
‘Every second is intense’ – Natalia Osipova on Anastasia:
De rol van Anna/Anastasia werd toen gedanst door de Russische ballerina Natalja Osipova en men kan alleen maar bewondering hebben voor de manier waarop zij de zware rol gestalte heeft gegeven. Een must voor de balletliefhebbers.
Trailer:
ANASTASIA
Ballet van KENNETH MACMILLAN (choreografie)
Muziek van Pyotr Ilyich TSCHAIKOVSKY en Bohuslav MARTINŮ
Natalia Osipova, Marianela Nunez, Frederico Bonelli, Edward Watson, Thiago Soares, Christina Arestis, Christopher Saunders
Orchestra of the Royal Opera House olv Simon Hewett
Opus Arte OA1243 D
Weet u wat het verband is tussen de muziek van Sjostakovitsj, Tsjaikovski en Rachmaninoff en die van Liszt? Nee? Ik ook niet. Sterker: die is er niet.
Zijn ‘Le Préludes’ vind ik een stuk van niets. In tegenstelling tot wat de titel belooft zit er in het stuk noch een voorspel noch een inleiding tot een drama. Het stuk zelf is een drama en dat bedoel ik letterlijk. En geprogrammeerd aan het eind van een avond “de Slavische ziel bloot leggen’ slaat het als de spreekwoordelijke k*t op Dirk. Mariss Jansons heeft er blijkbaar affiniteit mee, zijn lezing van die draak van het stuk (weet u hoe lang een kwartier duurt als je eigenlijk al naar huis wil? ) stond namelijk als een huis.
Maar dáár voor was het publiek niet naar zijn concert gekomen want naar de ovaties, bravo’s en enthousiasme gemeten kwam men voornamelijk om Eva Maria Westbroek te horen. Ik ook. Zeer nieuwsgierig was ik ook naar haar interpretaties van de muziek die zij tot nu toe nog niet (of amper) heeft gezongen.
Of het haar gelukt is? Ja en nee, maar daarover later, want eerst werden we getrakteerd – en dat bedoel ik letterlijk – op een grandioze lezing van de zesde symfonie van Sjostakovitsj. Niet één van zijn bekendste werken, het wordt dan ook minder vaak gespeeld. Het is verklaarbaar.
Zijn zesde symfonie componeerde Sjostakovitsj in 1939, in de periode dat de Sovjet-verschrikkingen misschien niet meer op hun hoogtepunt waren maar nog steeds aanhielden en de politieke restricties (en de allesomvattende en alom vertegenwoordigde) censuur niet alleen een ‘herkenbare melodie’ maar ook een politcor-programma van de componisten verlangde. Dus beloofde Sjostakovitsj met zijn zesde symfonie ode aan Lenin te brengen, maar in het uiteindelijke resultaat was noch Lenin, noch ode, laat staan een ode aan Lenin te vinden. Waardoor de symfonie niets meer (maar ook niet minder!) is geworden dan een heerlijke samensmelting van de hemelse klanken die nergens over gaan.
De eeuwig durende Largo met zijn geen begin en geen einde, met daartussenin een eeuwig stilstaande kosmos heeft mij in een soort extase gebracht, wat versterkt werd door de spectaculaire klank van de strijkers.
In de daaropvolgende Allegro werd het stokje overgenomen door de in de hoofdrol geplaatste – door Sjostakovitsj innig geliefde – es-klarinet. Het klonk speels en hemels tegelijk: bravo Arno Piters!
Het laatste deel, Presto is alweer een echte Sjostakovitsj: ludiek, schertsend en de spot drijvend met … met alles eigenlijk en dat alles met een hoog amusementsgehalte. Ook daar wist Mariss Jansons goed raad mee en liet het publiek in de staat van verrukking.
Na de pauze werden de emoties teruggebracht (of, zo u wilt, verhoogd) tot diep menselijke proporties, nu ging het over de liefde. Laat het aan Eva-Maria Westbroek over zou je zeggen, want een allesverzengende liefde, daar is zij inmiddels een expert in. Maar is de puberale liefde van een zestienjarig meisje in een diepe Russische provincie te vergelijken met de lichamelijke emoties van een volwassen vrouw?
Westbroek maakte de gelijkenis wel. Haar Tatjana kreeg immense afmetingen, het was niet meer haar jonge ‘ik’ maar haar rijpe alter ego uit de laatste akte.
Dat zij de aria met veel grote gebaren versierde vond ik op zich niet erg: ooit een opgewonden tienermeisje gezien? En, stond zij stil? Gekleed in een prachtige blauwe jurk wist Westbroek de onoverkomelijke trieste afloop van haar puppy-love te verklanken, al wenste men zich soms iets meer verstilling.
De verstilling, die is voor de liederen van Rachmaninoff – zelfs in hun georkestreerde gedaante – onontbeerlijk. Hier werkten Westbroeks’ grote gebaren als een stoorzender, want het verlangen en de weemoed die de liederen doorgaans ademen, die werden verbannen en intimiteit was ver te zoeken. Maar het valt niet te ontkennen dat het deels ook aan de orkestraties lag.
Het is zeer spijtig dat Wesbroek – in plaats van romances van Rachmaninoff – niet de aria van Katerina Ismailova uit ‘Lady Macbth of Mtsensk’ van Sjostakovitsj had gezongen. Niet alleen ligt dat repertoire haar veel beter, het had ook beter bij het programma gepast.
En toen was er de vermaledijde Liszt en het voelde als een keiharde valse noot. Zelf zou ik geen nee zeggen tegen nog een mopje Tsjaikovsky. Van mijn part mocht het orkest het verrukkelijke ‘Wals’ uit de Schone Slaapster mogen herhalen, want wat was het goddelijk!
Dmitri Sjostakovitsj – Symfonie nr.6
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky – Briefscène uit ‘Jevgeni Onjegin’; Wals uit ‘De schone Slaapster’
Sergei Rachmaninoff – liederen
Franz Liszt – Les préludes
Eva-Maria Westbroek, sopraan
Koninklijk Concertgebouworkest olv Mariss Jansons
Gehoord 26 oktober 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam
Het programma wordt zondag 29 oktober live uitgezonden:
Jevgeni Onjegin is een ware ‘antiheld’. Sterker: hij is een nogal saaie en verveelde kwast. Door nalatenschap is hij een rijk man geworden en heeft toegang tot de high society, maar alles verveelt hem en eigenlijk weet hij zelf niet wat hij wil. Hij kleedt zich volgens de laatste mode, de vraag is alleen of hij het doet omdat hij van mooie kleren houdt, of omdat het nu eenmaal zo hoort.
Want hoe de dingen horen dat weet hij wel. Hij maakt ook amper een ontwikkeling door in de loop van de opera. Hij doodt zijn beste vriend en zelfs dat laat hem onberoerd. Pas aan het eind wordt hij ‘wakker’ en er komt iets van een gevoel bij hem binnen. Niet echt iemand aan wie je een opera kan ophangen, vandaar ook dat voor veel mensen de echte hoofdpersoon niet Onjegin maar Tatyana is.
Wellicht. Maar één ding weet ik zeker: de opera gaat niet over de geschiedenis van Rusland. Net zo min trouwens als de roman in verzen van Poesjkin, waar het libretto, geschreven door de componist zelf, zeer losjes op is gebaseerd.
Er zijn veel prachtige voorstellingen van de opera gemaakt: denk aan Carsen, Tsjernjakov of Deborah Warren, om maar een paar te noemen. Daar hoort Herheims visie volgens mij niet bij. Bij de première vijf jaar geleden was het DNO-publiek buitengewoon enthousiast en de meeste recensenten spraken er met lof over.
Zelf vond het een misselijkmakend samenraapsel van van alles: bruine beren, astronauten, geestelijken, KGB, circus, Syberië, tsaren en de nieuwe rijken (lees: de Russische maffia). Maar het allerergste wat Herheim deed was het om zeep helpen van één van de ontroerendste tenoraria’s uit de operageschiedenis. Terwijl de arme Lenski (prima Andrej Dunaev) afscheid neemt van zijn liefde en zijn leven, wordt het beeld verstoord door de weggevoerde gevangenen.
Om één van mijn Engelse collega’s te citeren: “If a director wants an opera of Pushkin’s Onegin he should write a new libretto and commission appropriate new music. Otherwise, he deserves a visit from Tchaikovsky’s vengeful ghost….”
Bo Skovhus, ooit één van mijn lievelingszangers, voor wiens Onjegin ik ooit naar Parijs ben afgereisd, was de rol inmiddels ontgroeid. Maar het is nog steeds heel erg fijn om naar hem te kijken en te luisteren.
Krassimira Stoyanova daarentegen vind ik nog steeds één van de ontroerendste Tatyana’s uit de geschiedenis en Mikhail Petrenko zet een zeer imponerende Gremin neer, al oogt hij te jong voor zijn rol.
Het KCO onder Mariss Jansons klinkt werkelijk fantastisch: Jansons dirigeert volovergave, met brede gebaren, maar ook zeer lyrisch.
Trailer van de productie:
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski Jevgeni Onjegin
Bo Skovhus, Krassimira Stoyanova, Andrej Dunaev, Mikhail Petrenko e.a. Royal Concertgebouw Orchestra Amsterdam olv Mariss Jansons regie: Stefan Herheim
Opus Arte OA 1067 D