Op het label Dynamic is een opname uitgebracht van Puccini’s operadebuut. Het betreft een voorstelling van Maggio Musicale Fiorentino uit het seizoen 2018-19.
Bij het afspelen van deze Blu-ray was ik aangenaam verrast hoezeer alles klonk als de latere Puccini. Temeer daar dit in Edgar in mijn beleving toch wel wat minder het geval is. Het is net als met Wagners eersteling Die Feen, vooruitwijzend naar wat uiteindelijk komen gaat.
Le Villi heeft zich nooit een vaste plek op het repertoire kunnen verwerven en daarmee worden Puccini liefhebbers duidelijk te kort gedaan. Het werk zou heel goed als double bill geprogrammeerd kunnen worden met bijvoorbeeld Suor Angelica, temeer daar de sopraan beide rollen voor haar rekening kan nemen.
Original 1884 advertisement in Gazzetta Musicale di Milano
Het verhaal draait om de legende van de Villi, bosnimfen die ontrouwe mannen opwachten en meenemen in een dans tot de dood erop volgt. Zijn dood wel te verstaan, het zijn een soort wraakgodinnen.
De hoofdpersoon Roberto staat op het punt te trouwen met Anna, beiden kennen elkaar al sinds hun jeugd in hetzelfde dorp. Voor het zover is moet hij naar Mainz om een erfenis te incasseren die zijn kortelings overleden tante hem heeft nagelaten.
Anna heeft hem met goedvinden van haar vader al geaccepteerd als arme jongen maar nu zal hij over een paar dagen in het dorp terugkeren als de rijkste van allemaal. Dat boeit haar niet echt, Anna ziet hem node gaan. Liefst zou ze met hem mee naar Mainz maar in plaats daarvan legt ze een paar bloemblaadjes in zijn koffer. Robert bezweert haar dat hij snel weer terugkomt maar zij wordt op voorhand wanhopig bij de gedachte dat dit niet zo zal zijn. En als hij wegblijft sterft ze aan een gebroken hart.
Een verteller, hier een pastoor, laat het publiek weten wat er met Roberto in Mainz is gebeurd. Hij is in de klauwen gevallen van een courtisane die hem pas heeft laten gaan toen ze hem zijn hele vermogen afhandig had gemaakt. Nu keert Roberto terug, niet wetend dat zijn Anna inmiddels in overleden en haar vader Guglielmo Wulf de Villi heeft aangeroepen om haar te wreken.
En zo geschiedt, de nimfen laten hem zich dood dansen. Maar niet voor de schim van Anna is verschenen om het uit te leggen. Haar liefde is verkeerd in haat, het is om haar te wreken dat de Villi hem opwachten in het bos.
Het toneel is vrijwel leeg op een paar rijen stoelen na tijdens de verloving van Roberto en Anna. Het is een jolige boel en het hele dorp viert feest. De koorleden zijn eigentijds gekleed, Anna en Robert eveneens. De volgende ochtend stuurt ‘het dorp’ Roberto weg, niet talmen, schiet op en kom terug als miljonair. Hij was die nacht bij Anna en dat maakt het afscheid voor haar nog moeilijker.
In de tweede akte is er een hoofdrol voor de Villi, uitstekend gedanst door de Compagnia Nuovo Balletto Toscana op een choreografie van Susanna Sastro. Om het geheel een schimmige sfeer te geven wordt het toneel hier vrij donker gehouden. De belichting van Pasquale Mari zorgt voor onrustige kleureffecten die vervreemdend werken, om er nog maar een schepje bovenop te doen. Het werkt uitstekend allemaal, deze enscenering van Francesco Saponaro is beslist een succes.
Bariton Elia Fabbian geeft een adequate vertolking van de rol van Anna’s vader en Tony Laudadio is een bewust onopvallende verteller, geen overdreven pathetiek in zijn voordracht, hij is slechts een boodschapper.
Tenor Leonardo Caimi zet een muzikaal geslaagde Roberto neer maar wordt gehinderd door de enorme lacune die het libretto in zijn ontwikkeling laat. De verteller moet dat weliswaar opvullen maar voor de acteur blijft het een salto mortale.
Maria Teresa Leva heeft als Anna een fantastische binnenkomer met ‘Se come voi piccina io fossi’ waarmee ze de rij van Puccini heldinnen opent die het einde van de avond niet zullen halen. Met deze aria geeft de componist zijn visitekaartje af, het is de stijl waar we geheel en al mee vertrouwd zullen raken, met Liu als laatste exponent. Leva geeft een fraaie vertolking van dit topstuk en is ook later zeer goed op dreef. Meestal zingt ze Mimi, Violetta en Aida dus de rol van Anna kon met een gerust hart aan haar worden toevertrouwd.
Britten en zijn partner Peter Pears woonden lange tijd in het vissersplaatsje Aldeburgh, aan de Noordzee. Voordien bracht de componist in die omgeving zijn kinderjaren door. De inspiratie die Britten kreeg uit het gedicht The Borough van George Krabbe en dan specifiek het verhaal daarin over de visser Peter Grimes, kan niet los worden gezien van zijn eigen herinneringen aan een vergelijkbare gesloten gemeenschap
Peter Grimes had première in 1945, direct na afloop van de oorlog. Het is de meest gespeelde Britse opera uit de 20e eeuw en in mijn beleving een werk dat Britten daarna niet meer heeft kunnen overtreffen. Zijn meesterwerk was echter nog nooit opgevoerd tijdens het door Britten en Pears geïnitieerde Aldeburgh Festival en de viering van het 100e geboortejaar van de componist bleek een niet te missen aanleiding om deze omissie te herstellen.
Er werden in mei en juni 2013 een paar concertante uitvoeringen van het werk gegeven, gewoon in een zaal. Hiervan werden geluidsopnamen gemaakt waarop specifiek orkest en koor te horen zijn. Daarna werden nog drie voorstellingen op het strand van Aldeburgh gegeven, waarbij live werd gezongen met begeleiding van die geluidsband.
Op de film die hiervan is gemaakt valt dat in het geheel niet op. Je ziet natuurlijk geen orkest maar alleen uit het ontbreken van microfoontjes bij de koorleden kan worden opgemaakt dat ze niet live te horen zijn. De geluidskwaliteit van de zang door de solisten is verrassend goed, geen bijgeluiden ondanks de zo nu en dan flinke wind. De rokken van de ‘nichtjes’ waaien regelmatig op.
Het decor is spectaculair, een 40 meter brede half ingestorte houten promenade met de suggestie van een aanlegsteiger. Verder ligt er een afgedankte boot op zijn kant en nog een paar kleinere bootjes op het strand. Het geheel biedt plaats aan alle solisten en koorleden tegelijkertijd, ze moeten wel goed uitkijken waar ze lopen. Het centrale deel van de stellage doet tevens dienst als binnenruimte, met name de pub van Auntie en haar twee nichtjes.
Voortdurend is de zee op de achtergrond waarneembaar, er wordt gespeeld vlak bij de vloedlijn. Tijdens de tussenspelen zijn eerder gemaakte opnamen te zien waarin mooie beelden van een ruige zee en voortsnellende wolken voorkomen. Zeker gelet op het onvoorspelbare weer daar aan de kust was dit project een waagstuk, maar alles is op zijn pootjes terecht gekomen.
De tijd van handeling komt in deze productie overeen met die van de première, heel goed te zien aan de kleding. Om onduidelijke redenen begint de film met beelden van een Spitfire die overvliegt en een stuntje uitvoert. Ja, de oorlog is voorbij en ja, Britten was een pacifist die zijn land was ontvlucht. Verder nog iets?
Alan Oke geeft een zeer fraaie en overtuigende vertolking van de misantrope buitenstaander Grimes, een visser met een opvliegend karakter. Zijn karakter laat niet toe dat hij wordt geholpen, hoezeer Ellen Orford en Captain Balstrode dat ook proberen zonder zich aan hem op te dringen.
Dat het met Grimes slecht gaat aflopen weet je al direct aan het begin. Zijn leerling is op zee overleden aan dorst en uitputting, gevolg van een totaal gebrek aan inzicht en empathie van de kant van Grimes. Je kunt een jongen van twaalf niet behandelen als een volwassene, zeker niet onder zware omstandigheden.
Alan Oke as Grimes (centre) and Giselle Allen as Ellen Orford. Photograph: Tristram Kenton for the Guardian
Giselle Allen als schooljuffrouw Orford moet wat forceren aan het begin van de scène die komt na ‘nothing to tell me?’ maar is verder zeer goed tegen de partij opgewassen. Ze klinkt goed en oogt wat hulpeloos, ook als ze een beetje van zich afbijt. Ook zij is feitelijk een outsider omdat ze het voor Grimes opneemt. En als ze met de wagenmenner Hobson meegaat om een nieuwe leerling voor Grimes uit het weeshuis te halen, maakt ze zichzelf medeplichtig aan wat komen gaat. En wat eigenlijk ook te voorzien was. Goede vertolking door Allen, ik ben tevreden over haar optreden.
Dat geldt ook de gepensioneerde Captain Balstrode, de man van de grote vaart die er moeite mee heeft Grimes onnodig te zien lijden. Hij doet het zichzelf aan allemaal, maar toch wil Balstrode hem helpen. ‘She will have you now’ zegt hij tegen Grimes, als deze aangeeft extra hard te moeten werken voor een status die nodig is om met Ellen te kunnen trouwen. Grimes wil geen huwelijk uit medelijden, dan maar liever blijven lijden.
David Kempster zet een zeer sympathieke Balstrode neer, zijn advies op het einde om de zee op te gaan en dan de boot te laten zinken is als een soort genadeschot waarmee Grimes uit zijn lijden wordt verlost.
De overige rollen zijn adequaat bezet met onder meer Charles Rice als een prettig gluiperige Ned Keene, de pillendraaier en pseudoarts, Gaynor Keeble als Auntie en Henry Waddington als Swallow. Het Britten-Pears Orchestra levert een fantastische prestatie, evenals het koor van Opera North. Stuart Bedford heeft de muzikale leiding.
Een uniek document deze Grimes on the beach. Het was al 20 jaar geleden dat ik dit werk in het theater zag en deze opname was een ideale manier om de kennismaking te hernieuwen.
Vele ogen in de operawereld waren in de zomer van 2017 gevestigd op de spraakmakende productie van La clemenza di Tito in Salzburg. In Glyndebourne stond echter ook een nieuwe Clemenza op het programma, weliswaar publicitair wat in de luwte, maar niet minder interessant. De voorstelling is door Opus Arte op dvd uitgebracht.
Claus Guth heeft de voorbije jaren de nodige Mozart opera’s geregisseerd, waaronder de gehele Da Ponte serie. Zijn Don Giovanni was bij De Nationale Opera te zien, de productie met de bushalte in het bos. Die voorkeur voor het gebruik van de buitenruimte is ook tamelijk bepalend voor het toneelbeeld van zijn Clemenza in Glyndebourne.
Alles speelt zich af in een ruimte die het midden houdt tussen een slecht onderhouden rotstuin en een duinlandschap met helmgras. In het midden staat een plateau op palen dat via een trap bereikbaar is. Het suggereert het paleis van Tito en is spaarzaam gemeubileerd met design fauteuils. Op de achtergrond wordt tijdens de ouverture een video vertoond van twee jongens, boezemvriendjes, in jaren vijftig kledij. Zo nu en dan zullen ze tijdens de voorstelling terugkeren als Guth kennelijk vreest dat zijn publiek zich onvoldoende bewust is van het feit dat de band tussen Tito en Sesto heel lang teruggaat.
Afgezien van het wat merkwaardige toneelbeeld is de productie vrij klassiek, zonder politiek statement of een zelf verzonnen concept. Tito is de keizer, Sesto laat zich inpakken door het psychologisch sterkere geslacht in de persoon van de intrigante Vitellia – ‘Hell hath no fury like a woman scorned’ – en de drie bijfiguren worden gepresenteerd als keurige onderdanen. Iedereen loopt rond in eigentijdse kleren maar Romeinen zijn het.
In het gras zijn Vitellia en Sesto wat aan het rommelen tot zij haar kleren dichtknoopt ten teken dat de emotionele chantage een aanvangt neemt. Het kost enige moeite maar uiteindelijk bezwijkt Sesto en belooft een opstand te zullen ontketenen en zijn vriend Tito te vermoorden. Mooi gezongen duet van Alice Coote als Vitellia en Anna Stéphany als Sesto.
Op het plateau is te zien dat Tito afscheid neemt van Berenice, hier getoond als Afrikaanse prinses om haar allochtone status te verduidelijken. Tito is er kapot van, kan nauwelijks spreken als Annio op de stoep staat met bericht uit de senaat. De emotie en ontreddering van Tito worden prachtig geacteerd door Richard Croft, die zodoende het pleit al gewonnen heeft voor hij een noot heeft hoeven zingen. Bijna bevend wijst hij het voorstel af om een tempel voor hem te bouwen: het geld moet naar de slachtoffers van de uitgebarsten Vesuvius.
Als Vitellia er lucht van krijgt dat Berenice is weggestuurd krijgt ze even hoop alsnog door Tito uitverkoren te worden en draagt Sesto op om nog maar even te wachten met die moord. Maar als ze denkt dat niet zij maar Servilia de nieuwe keizerin zal worden, krijgt Sesto nieuwe marsorders. Hij beseft dat hij slechts de reserve man voor Vitellia is maar geeft toch toe aan haar psychologische oorlogvoering. In duet met een solerende basset klarinet zingt hij de aria ‘Parto, ma tu ben mio’, het eerste hoogtepunt van de voorstelling.
Na de mislukte aanslag treft Sesto zijn meester in de tuin, onthecht bezig wat helmgras te snoeien met een sikkel. De daarop volgende confrontatie van gemankeerde moordenaar en beoogd slachtoffer wordt wederom zeer goed geacteerd. Het onbegrip bij Tito gaat langzaam maar zeker over in irritatie en dan onverholen woede.
Tijdens de scène verschijnen de jongens uit de video in levende lijve, elk gekleed als zijn oudere zelf. Opdat we maar niet vergeten dat Sesto en Tito niet zo maar vrienden zijn. Het idee is aardig maar toch net iets teveel van het goede. Pas nadat Vitellia door Servilia is toegesproken – het ariaatje ‘S’altro che lacrime’, mooi gezongen door Joélle Harvey – geeft ze zichzelf rekenschap van wat ze heeft aangericht en biecht ze bij Tito haar verraad op.
Voor het zover is krijgen we een mooie weergave van ‘Non più di fiori’ met een solopartij voor basset hoorn. Tot ieders opluchting profiteert ze van de algehele amnestie die Tito net heeft verleend aan Sesto en de andere samenzweerders.
Alice Coote in ‘Non piu di fiori’:
Richard Croft – de keizer die uiteindelijk met lege handen achterblijft – is een zeer goede Tito, al zijn aria’s zijn uitstekend verzorgd en hij acteert zeer overtuigend. De Annio van Michèle Losier is adequaat, maar dat is natuurlijk ook geen rol waarin je echt kunt uitblinken. Clive Bayley zet een verzorgde Publio neer, mooie type cast.
Alice Coote komt goed tot haar recht in de weinig sympathieke rol van Vitellia. Ze heeft een groot bereik, bijna tot een lage alt en beschikt over veel expressiemogelijkheden.
Anna Stéphany komt als Sesto niet veel verder dan het tonen van frustratie en wanhoop maar maakt dat meer dan goed met haar zang, ze is samen met Croft de ster van de voorstelling. Het wat armzalige decor van Christian Schmidt lijkt uiteindelijk toch heel wat dankzij de uitgekiende belichting van Olaf Winter. Ook mooi gedaan is de manier waarop Winter het koor zodanig in het licht zet dat de zangers alleen vanaf schouderhoogte zichtbaar zijn wat een zeer vervreemdend effect heeft. Het Orchestra of the Age of Enlightenment onder leiding van Robin Ticciati levert een prima prestatie, evenals The Glyndbourne Chorus ingestudeerd door Jeremy Bines.
Het Opera Forward Festival (OFF) is de motor voor vernieuwing van opera met nieuwe artistieke en maatschappelijke impulsen, zo mogen we lezen op de website van de Nationale Opera (DNO). Gelijk aan de vorige edities presenteert DNO wereldpremières en/of Europese premières.
Naast de succesvol in ontvangst genomen wereldpremière van Animal Farm van Raskatov vorige week, was het podium afgelopen donderdag 9 maart gereserveerd voor een bijzondere voorstelling, de muziektheater voorstelling Perle noire – Meditations for Joséphine.
Josephine Baker
Niet echt een opera, eerder een collagevoorstelling geënt op het leven van Joséphine Baker, de beroemde zwarte dansende zangeres uit Amerika die furore maakte met haar bananenrokje in Parijs. Een voorstelling die volledig om de zangeres van de avond draait: de Amerikaanse eveneens zwarte sopraan Julia Bullock, die eerder furore maakte bij DNO in o.a. the Rake’s Progress in 2018.
Vooraf vertelt Peter Sellars, de 65-jarige regisseur van de productie met enorme staat van dienst, hoe de productie tot stand is gekomen: het begon allemaal bij de zangeres van de avond. Al tijdens haar studie werd ze geattendeerd op haar gelijkenis met de Amerikaanse vaudeville artieste. In eerste instantie moest ze daar niets van hebben, maar gaandeweg haar carrière trof het haar dat haar levensloop gelijkenis vertoonde met die van Baker.
Dit culmineerde in haar eerste recital in New York, waarin ze na de pauze liederen van Joséphine Baker zong. Peter Sellars raakte door dat recital geïnspireerd, wat zich vertaalde in een one-woman-show over het leven van Joséphine Baker.
Zong Bullock op haar recital nog de originele liedjes van haar voorgangster, Sellars kwam op het idee om de componist Tyshawn Sorey toe te voegen aan het project. Op basis van een negental oorspronkelijke songs bouwde hij een geheel eigen compositie die opgevuld werd met gesproken teksten van Claudia Rankine.
De composities van Sorey laten zich omschrijven als experimentele muziek. Zo nu en dan hoor je jazz vermengt met blues, maar je hoort ook Stockhausen, Boulez en eigentijdsere muziek. Zijn handelsmerk is dat een belangrijk deel geïmproviseerd moet zijn.
Sellars geeft dan ook in zijn inleiding aan dat de helft van de avond improvisatie zal zijn. Iets dat je uiteraard alleen ontdekt als je vaker naar de voorstelling komt kijken. Hoewel het ensemble, bestaande uit 5 muzikanten (viool, fluit, fagot, saxofoon en elektrische gitaar) aangevuld met de componist zelf die zowel de piano als het uitgebreide slagwerk bedient, zo nu en dan solistisch uit mogen pakken: dit zullen vanzelfsprekend geïmproviseerde fragmenten zijn geweest.
Hoewel de ingrediënten veelbelovend waren, kon de voorstelling mij niet in zijn geheel boeien. In de eerste plaats was het met twee uur aan één stuk door relatief een lange voorstelling.
Die twee uur ving aan met een simpele opkomst van alle artiesten, Julia Bullock voorop, gekleed in een zwart outfit, de musici gewapend met hun instrument. Bullock verleidt het publiek met haar stem, zingt rouw, lyrisch, breekbaar en doorleeft. Halverwege danst ze daarop wat “la la” zingend (wellicht haar aandeel in de improvisatie). Het pakt mij niet bij de lurven, zoals mogelijk wel de bedoeling.
Vlak voor het eind ligt ze een poos levenloos op de vloer, waarop vier musici afwisselend bij haar lichaam staande een imposante solo geven (indrukwekkend spel van de fagottiste met name, maar de anderen volgden op de voet). Dit was één van de hoogtepunten van de voorstelling voor mij.
Net als het slot, waarin de componist zijn drumstel, geflankeerd met grote trom en gong, tot het uiterste dwingt en daarmee de nodige decibellen produceert.
Bullock, inmiddels ontdaan van haar jacket en daarmee haar doorzichtig topje tonend, loopt wijds de trap af op teksten die voorlopen op de black-lives-matter protesten. Baker was immers één van de meest importante activisten rond Martin Luther King (weduwe King heeft Joséphine zelfs gevraagd King op te volgen, wat ze afwees).
Het was een waardig slot van de avond. Het publiek reageerde voor mij aan de tamme kant, wat ik niet direct verwachtte, maar wat ik wel kon plaatsen na het zien van de voorstelling: voor mij viel het toch ook wat tegen.
De muziek was bij vlagen aangrijpend, maar de balans was niet goed. Het slagwerk van Sorey puilde te veel te vaak uit ten opzichte van de rest en met name ten opzichte van de fantastische Bullock, voor wie het naar mijn idee ook wel iets te veel was. Het is ook niet niks om je publiek twee uur lang te moeten boeien.
JosephineBaker, die ook lid werd van het Franse verzet, werd de eerste zwarte vrouw die vereeuwigd werd in het Franse mausoleum
Perle noire – Meditations for Joséphine – Tyshawn Sorey – Opera Forward Festival Nationale Opera & Ballet dd 9 maart 2023
In september 2021 vond een reeks voorstellingen plaats in de Royal Opera van Klaus Guths nieuwe productie van Janáčeks wellicht bekendste opera. Een opname op dvd en Bluray is verschenen op het label Opus Arte.
Asmik Grigorian en Karita Mattila vormen een koninginnenkoppel met een sterke bijdrage van Nicky Spence als de geplaagde Laca. Asmik Grigorian maakte hiermee zowel haar ROH huisdebuut als roldebuut in dit Moravische plattelandsdrama
Guth en zijn decorontwerper Michael Levine plaatsen de handeling in een somber toneelbeeld, ontdaan van folklore. Iemand omschreef het ergens als het midden houdend tussen Duits expressionisme en Strindberg, dat geeft wel idee.
Tegendraads komt kostuumontwerper Gesine Völmm met een overkill aan folklore in de scènes waarin de dorpsbewoners zich in de handeling mogen mengen. De koorleden lijken zo weggelopen uit een etnografisch museum.
Maar de protagonisten gaan in overwegend zwarte 19e eeuwse kledij met Mattila als een griezelig strenge moraalridder. Uiterlijk en kostumering vormen bij haar een natuurlijk geheel en je kan je direct voorstellen dat Steva angst voor haar heeft.
Tijdens de eerste akte zijn er in een u-vorm 18 kleine wooneenheden te zien. Synchroon komen mannen uit het bed, kleden zich aan en vertrekken. De vrouw staat ervoor en schilt aardappels. Aan een draad hangt een object dat een wieg moet voorstellen. Het toont de benauwende eenvormigheid van de wereld waar het drama zich voltrekt.
In de tweede akte leven Jenufa haar stiefmoeder, de Kostelnička, in een kooi: voor hun gevoel door iedereen bekeken en tegelijkertijd door eigen toedoen opgesloten om aan het misprijzen van ‘de anderen’ te ontkomen.
De ‘kosteres’ laat om die reden haar stiefdochter tijdens haar gehele zwangerschap de kooi niet uit. Ze bedoelt het goed maar eigenlijk kan ze zelf de schande die over haar gezinnetje is gebracht niet aan. Silhouetten van figuren die een hybride zijn van loerende vrouwen en kraaien maken het voor haar uiteindelijk ondraaglijk. Haar oplossing is even simpel als radicaal: de pas geboren baby moet verdwijnen voor iemand hem ooit gezien heeft.
Grootmoeder Stařenka Buryjovka wordt vertolkt door de 80-jarige mezzo Elena Zilio. Kap en grime zullen weinig moeite met haar gehad hebben en wat ze te zingen had komt goed over het voetlicht.
Tenor Saimir Pirgu weet zich goed te profileren met de toch wat ondankbare rol van Steva, knap van uiterlijk en met een zilveren lepel in de mond geboren maar niet onder een gelukkig gesternte. Zijn ex-verloofde Karolka spelt het voor ons uit: geen enkel meisje zal nog met hem willen trouwen. Andere bijrollen zijn eveneens goed verzorgd.
De Laca van tenor Nicky Spence is aanvankelijk een pain in the neck voor zijn omgeving, precies wat zijn rol voorschrijft. Zowel door zijn spel als de zang weet hij dit uitstekend over te brengen. Zijn frustratie baant zich uiteindelijk een uitweg in de mishandeling van het meisje dat hij niet kan krijgen. Hij niet dan ook Steva niet.
Die arrogante ijdeltuit wil haar vast niet meer als ze een jaap over haar wang heeft lopen. Daar heeft hij wel gelijk in maar natuurlijk krijgt hij onmiddellijk spijt. Het is het begin van een omslag in zijn gedrag, vanaf dat moment wil hij het alleen nog maar goed maken met Jenufa . Zijn oprechte liefde en zorgzaamheid weet Spence eveneens mooi te tonen. Beide aspecten van zijn personage heeft hij in zijn vingers. Uitstekend gezongen ook.
Mattila is top als de stiefmoeder die haar rol van moreel hoogstaande onkreukbare dorpsnotabele niet weet te rijmen met het echte leven. Doden voor een hoger doel: het redden van reputaties, vooral haar eigen.
Maar net als je haar een akelig einde toewenst (haar verdiende loon) komt ze met een hartverscheurende monoloog waarin alle tegenstrijdige gevoelen en twijfels breeduit worden geëtaleerd. En zowaar heb je als toeschouwers gewoon te doen met dit trieste personage die ook maar gevormd is door haar omgeving.
Asmik Grigorian is wat ingetogen in de eerste akte, haar personage maakt zich terecht veel zorgen. Eventjes breekt bij haar de zon door als blijkt dat Steva niet in dienst hoeft maar direct daarna stort haar wereld in.
In de tweede akte is ze vooral meelijwekkend. Na de dood van haar zoontje zien we haar door kledij en lichaamstaal de kant van haar strenge stiefmoeder opgaan. Grigorian geeft theatraal een complete vertolking, zoals we inmiddels van haar gewend zijn. Ze hoeft haar stem vrijwel nergens voluit te openen wat haar voordracht erg intiem maakt, vooral in de tweede akte. Ook zij heeft een vertwijfelde monoloog, als ze wakker wordt en haar baby nergens kan vinden. Het gaat door merg en been allemaal, prachtig gedaan.
Het koor, ingestudeerd door William Spaulding, verzorgt een keurige bijdrage. De algehele leiding is in handen van dirigent Henrik Nánási. De inbreng van het orkest is lastig te beoordelen vanwege de matige geluidskwaliteit van de opname. Je moet hem kopen om Asmik en Karita aan het werk te zien.
Alexander Raskatov die eerder bij De Nationale Opera triomfen vierde met het satirische A Dog’s Heart keerde vrijdag terug met zijn nieuwe opera Animal Farm, gebaseerd op het gelijknamige boek van George Orwell. De première in een enscenering van Damiano Michieletto werd een groot succes.
Orwell en de eerste druk van de Animal Farm
Orwell’s analyse van de Russische revolutie, en de snelle verwording van de nieuwe op algehele gelijkheid gebaseerde Sovjet Unie tot een naar totalitarisme strevende politiestaat met bedachte feiten en permanente revisie van de recente geschiedenis, is een monument dat vrijwel immuun is voor alternatieve interpretaties. Toch heeft Michieletto de verleiding niet kunnen weerstaan een eigen concept over het geheel te leggen, zonder succes.
Raskatov en Michieletto
Opvallend is dat Raskatov en zijn librettist Ian Burton van meet af aan met Michieletto in gesprek zijn geweest over het werk. Het libretto blijft heel dicht bij Orwell’s tekst en daar had de regie zich maar beter in kunnen schikken. Nu wordt de boerderij van Mr. Jones, het personage dat staat voor de tsaar, getoond als een slachthuis. Dieren die daarin zijn verzameld hebben geen enkel toekomstperspectief, afgezien van een zekere dood.
Zo erg was het natuurlijk niet gesteld met de bevolking aan de vooravond van de revolutie al was het perspectief weinig opwekkend: gewoon aan blijven modderen en hopen op geleidelijke verbetering van de leefomstandigheden. Een geuite grief is dat Jones altijd dronken is en zijn beesten niet voert, laten we daar eens mee beginnen.
Michieletto’s slachthuis kan gelukkig moeiteloos worden genegeerd. Wat blijft is het ‘prerevolutionaire’ decor van Paolo Fantin: aan stalen kabels afhangende kooien, maar al gauw loopt iedereen gewoon los.
De kostumering van Klaus Bruns wordt sterk bepaald door de wens de dieren een eigen herkenbaar uiterlijk mee te geven. Dat lukt vooral door het gebruik van beestenkoppen. De varkens zetten die al gauw af en gaan vervolgens ook mensenkleren dragen, de andere dieren blijven rondlopen als paard, ezel, geit enz. Het ziet er zeer fraai uit allemaal.
Old Major, het senior varken op de boerderij mag een nieuwe toekomst prediken, een rol waarin Marx en Lenin samen zijn gebracht. Kort na de revolutie overlijdt hij echter, net als Lenin. Mooie gevoelvolle vertolking door de bas Gennady Bezzubenkov.
Door de ontijdige dood van deze wegbereider krijgt Napoleon vrij baan. Hij is de boss-pig, gebaseerd op Stalin, zeer overtuigend vertolkt door bariton Misha Kiria. Hij heeft zijn uiterlijk mee, enorm grote kerel die nauwelijks iets hoeft te doen om iedereen schrik aan te jagen. Zijn rol is vooral declamatorisch met veel stil spel.
Aanvankelijk moet hij Snowball naast zich duchten, de revolutionair die Raskatov getrouw aan Orwell heeft gebaseerd op Trotski. Aanvankelijk was Trotski belangrijker dan Stalin en gaf duidelijk teveel licht voor deze ambitieuze Georgiër. Trotski was een groot pleitbezorger van het bouwen van de grote dam in de Dnjepr, waar hij lyrisch over schreef. Het natuurgeweld moest worden getemd ten behoeve van de vooruitgang van de mens.
Orwell houdt het bescheiden: er moet een windmolen worden gebouwd en ‘workhorse’ Boxer werkt uit volle overtuiging aan deze dam/molen tot hij er bijna dood bij neervalt. Pensioen wordt hem niet gegund: hij gaat naar het slachthuis. Feitelijk is dit het enige moment dat Michieletto’s abattoir een rol mag spelen. Boxer werd ontroerend mooi gezongen door bariton Germán Olvera, de tragiek van de ontspoorde revolutie gevangen in zijn lot.
Niet iedereen ziet de verdrijving van Mr. Jones als een vooruitgang. Dat geldt zeker voor het sierpaard Mollie die leuk opgetuigd het rijtuigje van de baas mocht trekken. Deze vertegenwoordiger van de adel krijgt gestalte in de vorm van een paard dat haar heil zoekt bij een naburige boerderij.
Mollie laat zich overhalen bij Pilkington te gaan wonen, de bourgeois die landen als Engeland en Amerika symboliseert. Zelf heeft ze zoiets van ‘ik zie er goed uit en heb mijn sekse mee, voor mij ligt de wereld open’. Mollie is een leuke rol voor coloratuursopraan en Raskatov heeft haar stratosferisch hoge noten te zingen gegeven, een kolfje naar de hand van Holly Flack, ook iemand die haar verschijning mee heeft net als Napoleon.
De tamme raaf Blacky is wat moeilijker te duiden. Dit is ook een partij met zeer hoge ligging, geschreven voor Raskatovs partner Elena Vassilieva. Bij aanvang becommentarieert ze Old Majors revolutionaire denkbeelden met haar eigen kijk op de toekomst, maar dan wel eentje na de dood. Het hiernamaals wordt geduid als Sugarcandy Mountain, het goedmakertje na een leven in het aardse tranendal. Het is de stem van het kerkelijk gezag, voor Marx reden om religie af te doen als ‘opium voor het volk’.
Later wordt ze meer en meer de stem van de revolutie waarin het kerkelijk hiernamaals verandert in de door Marx beloofde heilstaat. Uiteraard is dat ook iets dat de thans levenden nooit zullen meemaken. De ene millenaristische visie wordt vervangen door de andere. Vassilieva sloeg zich bekwaam door haar lastige partij, veelal tegen lelijk aan maar dat kwam voor rekening van de componist.
Squealer tenslotte is de sluwe propagandist. In de opera is hij een hybride van Stalins vertrouweling Molotov en NKVD chef Beria. Hij creëert nieuwe waarheden maar wordt ook opgevoerd als sexual predator waar Beria om bekend stond.
In de scène waarin hij de jonge actrice Pigetta verleidt klinkt Squealer als een regelrechte crooner. Het is maar voor de show, het vervolg is ongeremd gewelddadig. Squealer was een mooie rol van tenor James Kryshak, uitstekend gezongen en goed geacteerd. Countertenor Karl Laquit moch zich laten slachtofferen als Pigeta en nam ook de rol van Benjamin op zich.
:
Het verdere verloop is bekend. De varkens gaan zich meer en meer gedragen als mensen zoals indertijd de nomenklatoera een nieuw stamverband begon te vormen met alle ooit verfoeide bourgeois verworvenheden zoals grote appartementen met parket en hoge plafonds, gordijnen, auto met chauffeur.
De luxe werd door Michieletto getoond door de vrouwen in cocktailjurken te laten verschijnen en veel drank te schenken. En als klap op de vuurpijl komt dan eindelijk waar iedereen op heeft zitten wachten. De paarse neonletters met de tekst ‘All animals are equal’ krijgt een subtekst: ‘but some are more equal than others’. Het is bijna overbodig, een late inkopper maar ja, zonder deze beroemde slogan kon de opera niet worden afgesloten.
Raskatovs muziek is lastig te duiden. Met name voor de pauze klonk het rauw en agressief, de revolutionaire fase. Later kwam alles in rustiger vaarwater, een afspiegeling van de stille repressie die de overhand krijgt. Zo nu en dan deden opgewonden passages met een stotend ritme me sterk denken aan Sjostakovitsj en dan met name zijn Lady Macbeth.
Maar op plechtige momenten, bijvoorbeeld als de verworvenheden van de revolutie werden belicht of een nieuw decreet werd afgekondigd, klonk er welluidende gedragen muziek die dan al weer snel ontspoorde in dissonanten. Alsof even Rimski Korsakov uit de kast werd gehaald maar snel weer het veld moest ruimen. De zanglijnen worden gekenmerkt door uithalen, horten en stoten, niet bepaald oorstrelend. Je waardeert de solisten eerder om hun prestatie dan om de muzikale beleving.
Het koor heeft een belangrijke rol in het geheel, met name als de revolutie beklijft en ze allerlei comités moeten oprichten. Het leverde hilarische taferelen op. Maar de lach besterft de toeschouwer al snel als diezelfde ‘gelovigen’ worden gemanipuleerd tot het doen van zelfbeschuldigende uitspraken.
Met de verkettering van Snowball is het begonnen, de revolutie vrat zijn eerste kind op. Nu kan iedereen het volgende slachtoffer zijn. De opera eindigt met wat onduidelijke hype and hoopla, een verstild einde was een betere keuze geweest.
Hulde aan het Nederlands Kamerorkest onder leiding van Bassem Akiki. Grote bijval na afloop was hun deel en zeer terecht. En natuurlijk werd ook Alexander Raskatov luid toegejuicht. En daarmee eindigde een gedenkwaardige avond.
Making of:
Trailer:
Best interessant om te zien: Animal Farm: How the covers have changed through the decades
Tsjaikovsky’s opera Vakula de smid had première in 1874 en trok weinig belangstelling. Vier jaar later revancheerde de componist zich met zijn meesterwerk Evgeni Onegin maar Vakula’s armzalige lot bleef hem achtervolgen. Hij werkte de opera flink om en voegde zelfs een extra akte toe.
3771121 Tchaikovsky\’s opera \’Vakula the; (add.info.: Tchaikovsky\’s opera \’Vakula the Smith\’ (revised as \’Cherevichki\’ in 1885), with Maria Kuznetsova as Oxana. Russian soprano, b.1880-April 26th 1966.); Lebrecht Music Arts; it is possible that some works by this artist may be protected by third party rights in some territories.
Het resultaat was Cherevichki ofwel De slippers van de tsarina dat in 1885 in première ging. Ook nu bleef het succes uit, vermoedelijk doordat het werk muzikaal niet in de schaduw kan staan van zijn directe voorganger Mazeppa. Aansprekende aria’s en zelfs beklijvende melodieën ontbreken en het sprookjesverhaaltje is zo dun dat Tsjaikovsky er maar beter een ballet van had kunnen maken. Dansscènes zijn er nu ook te over waaronder een klassiek ballet aan het hof en een authentieke kozakkendans uitgevoerd door Russische specialisten.
Vakula is de smid in een Oekraïens dorpje ten tijde van Catharina de grote. Hij is verliefd op Oxana, een wispelturig meisje met ‘maniertjes’. Zij wil hem graag als man, de enige ‘valk’ in een dorp met verder alleen maar ‘duiven’. Tegelijkertijd stoot ze hem af en stelt vervolgens de onmogelijke eis dat hij haar de slippers van de tsarina bezorgt. Alleen dan wil ze wel met hem trouwen.
Vakula’s moeder is een heks die bevriend is met een duivel. Na de nodige verwikkelingen krijgt Vakula die zo ver dat hij hem naar het hof teleporteert en helpt bij het verwerven van slippers zoals de tsarina die draagt.
Oxana is inmiddels in een depressie beland omdat ze denkt dat Vakula zelfmoord heeft gepleegd door zich te verdrinken. Het is kerstmis en het water is ijskoud, geen kans op overleven. Gelukkig komt alles weer goed als de smid met zijn trofee in het dorpje terugkeert.
De Royal Opera programmeerde het werk als kerstproductie in 2009, uitgebracht op dvd door Opus Arte. Regisseur Francesca Zambello, Mikhail Mokrov (decors) en Tatiana Noginova (kostuums) maakten er een feestelijke voorstelling van met veel aandacht voor alle folkloristische details. Het is een perfecte show waarin uitstekend wordt gedanst en goed wordt gezongen.
Oxana wordt uitstekend vertolkt door sopraan Olga Guryakova, mezzo Solokha (Vikula’s moeder) is in goede handen bij een ondeugende Larissa Diadkova.
Wijlen Maxim Mikhailov (bas) neemt de rol van de duivel voor zijn rekening en tenor Vsevolod Grivnov voert de veelgeplaagde Vakula ten tonele.
Koor en orkest van de Royal Opera en dansers van het Royal Ballet completeren een zeer geslaagde voorstelling van een duidelijk minderen Tsjaikovsky. Alexander Polianichko heeft de muzikale leiding.
Vorige week zag ik de film Tár, met Cate Blanchett als chef van de Berliner Philharmoniker, die ten onder gaat. Sterk aangeraden. Cate Blanchett kreeg een Oscarnominatie en alvast de Britse Bafta-prijs voor beste vrouwelijke acteur.
Je zou haar kunnen zien als arrogant, manipulatief, machtswellustig, een ‘bitch’ zoals ze zichzelf op gegeven moment noemt, die bovendien privé en werk niet goed kan scheiden, waarna haar neergang haar verdiende loon is. Je kunt Lydia Tár, de hoofdpersoon, ook zien als slachtoffer van een giftige cultuur waarin ze zich navenant giftig moet en kan gedragen.
Cate Blanchett als Lydia Tár in de film Tár (in de spiegel van haar elektrische Porsche) en Nina Hoss als haar echtgenote. Promotiefoto.
De Berliner Philharmoniker, vaak beschouwd als de Mount Everest van de orkesten (Tár heeft de orkesten van Boston, Chicago en New York Philharmonic al achter de rug) en decennialang een mannenbolwerk, heeft in de film ook een vrouwelijke concertmeester: Sharon Goodnow, Társ echtgenote (even fenomenaal gespeeld door Nina Hoss).
Cate Blanchett als Lydia Tár met op de achtergrond Nina Hoss als concertmeester van de Berliner Philharmoniker, tevens echtgenote van Lydia
Ook LGBTQ blijkt geen probleem. Tár en Goodnow lijken de wind zelfs mee te hebben. In een interview aan het begin van de film, waarin de ‘echte’ sterjournalist Adam Gopnik van de Newyorker zichzelf als ondervrager speelt, zegt Tár: ‘Wat de kwestie van gendervooroordelen betreft heb ik niet te klagen. Dat geldt ook voor Nathalie Stutzmann, Laurence Equilbey, Marin Alsop of JoAnn Falletta. Het waren de vrouwen vóór ons die het echte werk deden.’
Vervolgens raakt Tár verwikkeld in een reeks ‘MeToo’ en ‘cancel culture’ affaires en begint een neergang. Társ val lijkt zelfs dieper dan bij mannen in vergelijkbare situaties. In de film wordt indirect naar James Levine, Charles Dutoit en Placido Domingo verwezen. Geen van hun carrières verging het als Tár, die we aan het eind van de film zien in een goedkoop hotel in de Filippijnen, waar ze een pretpark-orkest dirigeert.
Tár is in de film een leerling van Leonard Bernstein, tegen wie als hij nu had geleefd volgens de MeToo-beginselen misschien ook het een en ander in te brengen zou zijn. Voor Tár was Bernstein de ideale mentor. Tegen interviewer Gopnik zegt ze dat ze van Bernstein niet alleen heeft geleerd hoe je van muziek kan houden, maar ze heeft ook kennis gemaakt met een aantal Hebreeuwse beginselen die helpen de muziek uit te voeren, kavanah, ‘intentie’, en teshuvah, een begrip dat verschillende betekenissen heeft, onder meer antwoord en respons, ook in liturgische zin, termen die in de Joodse traditie te maken hebben met bidden en berouw.
Tár gebruikt kavanah om de juiste balans tussen de intentie van de componist en de interpretatie door de dirigent te vinden en teshuvah om in interactie met het orkest de tijd als het ware vaak zelfs met één handgebaar stil te zetten, tot de dirigent besluit verder te gaan.
Tijd is het wapen van de dirigent zegt ze, en het ideaal is de tijd nu eens tegen te houden, dan weer te versnellen. Ze is bezig een Mahler-cyclus voor Deutsche Grammophon op te nemen, met als laatste onderdeel Mahlers vijfde symfonie. Ze refereert aan het feit dat Mahler in 1902, het jaar waarin hij de symfonie voltooide ook trouwde met zijn geliefde Alma. Toen Bernstein het Adagietto uit die symfonie bij de begrafenis van Robert Kennedy dirigeerde deed hij er twintig minuten over.
Tár vindt dat het Adagietto veel korter kan. ‘.. this piece was not born into aching tragedy. It was born into young love.’ Interviewer Gopnik: ‘And so you chose…’ Lydia Tár: ‘Love.’ Gopnik: ‘Right, but precisely how long?’ Tár: ‘Well, seven minutes!’ Seven minutes love kan dus ook love zijn volgens Tár. Maar tijd is dus alles.
Op een bepaald moment in de film beluistert ze een opname van Shostakovich’s vijfde symfonie door ‘MTT’ (Michael Tilson-Thomas, dirigent van het San Francisco Symphony Orchestra; de film gaat er ook over hoe vele geledingen van een maatschappij een gesloten wereld vormen). En ja, voor zijn tempi in het slot van de finale heeft ze geen goed woord over.
Wie er bij Tár overigens goed vanaf komt is ‘Tausk of the VSO’. Dat is onze Nederlandse Otto Tausk, tegenwoordig chef-dirigent bij het Vancouver Symphony Orchestra.
De film bevat heel wat musicologische informatie, zeker de eerste 25 minuten. Ik ben benieuwd hoe niet-muziekkenners die ondergaan. Maar een minder goed ingewijde kijker heeft misschien juist meer oog voor wat er tussen alle woorden wordt gezegd, de non-verbale communicatie.
Muzikaal klopt bijna alles. Alleen denk je soms zo zeg jet het niet. Zo hebben interviewer Gopnik en Tár het over Mahlers negen symfonieën. Formeel heeft hij er negen voltooid. Maar: de muziekwereld rekent de tiende waarvan Mahler alleen openingsadagio voltooide er in het spraakgebruik ook bij. En: Mahler schreef nog een symfonie, Das Lied von der Erde, die hij niet nummerde, vanwege bijgeloof (vanaf Beethoven had geen componist meer dan negen symfonieën voltooif). Ok, dat is op slakken zout leggen, en de film is geen musicologische test. Maar je zou denken dat een expert hier nog even de kleinste puntjes op de i had kunnen zetten.
Cate Blanchett als Lydia Tár neemt met het orkest de partituur van Mahler V door
Verder wordt in het interview ook gesteld dat Mahlers vijfde symfonie zijn veeleisendste is. Ik zou zeggen dat qua aantal uitvoerenden Mahlers achtste zijn veeleisendste is, en wat betreft benodigd artistiek inzicht zijn zesde of negende. Maar goed, voor het doel van de film is de muziek van de vijfde heel geschikt, ook omdat dat Adagietto zijn bekendste muziekstuk is, onder meer vanwege Luchino Visconti die het in zijn film Death in Venice gebruikte, ook een film over liefde, vooral efemere liefde. Tár vraagt het orkest overigens om niet aan Visconti’s film te denken.
De muziek wordt geweldig uitgevoerd. Door de Dresdner Philharmonie, niet door de Berliner Philharmoniker. En Blanchett dirigeert het orkest echt zelf. Ze speelt ook echt zelf delen uit Das Wohltemperierte Klavier. En zingt ze ook zelf Cole Porters Ev’ry time we say goodbye. En ze leerde Duits voor de film.
Mooie actiefoto die ook wat over Tár zegt. Ze complimenteert de zaaltechnici.
Van zelfs alleen maar lastigvallen op de werkvloer, laat staan erger, is in het geval van Lydia Tár overigens geen sprake. In zoverre gaat vergelijking met Dutoit en Levine niet op, laat staan met Harvey Weinstein of R. Kelly. Toch moet ze het veld ruimen. Onrechtvaardig? Ja, naar mijn idee, al verschillen hierover de meningen. En ja, het is fictief, maar we zien hoe vrouwen geregeld hetzelfde wordt aangerekend waarmee mannen wegkomen. Ik moest sowieso tijdens de film geregeld denken aan de redeloze haat tegen vrouwen in topposities zoals in de politiek.
Ik heb over de film gesproken met een nieuwe kennis, een jonge, vrijdenkende en tegelijk in sommige opzichten ook traditionele Saudische arts (met een enorme kennis van film en muziek). Zij prees hoe de film de donkere kanten van politiek en cancel culture aan de kaak stelt, en hoe die toont hoe een toxische omgeving zowel het leven van vrouwen als van mannen beïnvloedt, maar de prijs daarvan voor mannen en vrouwen niet even hoog.
Cate Blanchett als Lydia Tár neemt met de student in de masterclass de partituur van Anna Thorvaldsdóttir door. Promotiefoto.
De neergang begint als Lydia Tár tijdens een masterclass bij de prestigieuze Juilliard Academy een gesprek aangaat met een zich als non-binair identificerende student die alleen maar muziek van contemporaine en niet ‘cis-mannelijke witte’ componisten uitvoert.
De student dirigeert een mystiek atonaal mystiek stuk van de IJslandse Anna Thorvaldsdóttir. Tár noemt dat een gemakzuchtige keuze, omdat zoals ze zegt niemand bij zulke muziek kan horen of het wel goed wordt uitgevoerd. Zou de student niet beter iets religieus van een erkende grootheid kiezen, bijvoorbeeld van Bach. Maar de student zegt geen muziek uit te willen voeren van een ‘cis-mannelijke witte’ componist die twintig kinderen bij twee vrouwen kreeg.
Ze antwoordt: ‘Don’t be so eager to be offended. The narcissism of small differences leads to the most boring kind of conformity.’ ‘The problem with enrolling yourself as an ultrasonic epistemic dissident is that if Bach’s talent can be reduced to his gender, birth country, religion, sexuality, and so on, then so can yours.’ Waarop de student haar uitmaakt voor ‘fucking bitch’. Tár antwoordt dat hij een robot is.
Nadien zegt ze tegen een amateur-dirigent die telkens vraagt om haar aantekeningen bij haar Mahler-partituur in te kunnen zien, en die misschien niet toevallig dezelfde achternaam heeft als zakenman-dirigent Gilbert Kaplan: ‘There’s no glory for a robot, Eliot, do your own thing.’ De Kaplan in de film is ook een rijke zakenman, die Lydia af en toe met zijn privéjet laat toeren. Maar als ze blijft weigeren inzage te geven in haar partituur, en bovendien haar positie begint te wankelen, komt daar een eind aan.
Later blijkt dat de discussie met de student is gefilmd en dat fragmenten eruit op een voor haar ongunstige manier zijn gemonteerd en via sociale media verspreid. Zo citeert ze vol afschuw een Nazi-ideoloog, maar dat citaat wordt haar in de montage zelf in de mond gelegd.
Sophie Kauer als de debutant-celliste Olga
Intussen is er een ex-student die zelfmoord pleegt, met wie ze een gecompliceerde professionele en privé-verstandhouding heeft gehad en wier carrière ze daarna zou hebben gedwarsboomd. En ze viel op een jonge celliste, die ze meteen een plek in het orkest geeft en zelfs tegen de regels in de solopartij in Elgars celloconcert geeft. (De fantastische celliste Sofie Kauer).
Ze wordt ge-canceld. Waarna ze tijdens een uitvoering van Mahler V die Eliot Kaplan van haar overneemt (gebruik makend van haar partituur met notities die hij intussen had gestolen) de zaal binnenstormt en Eliot tegen de grond smijt. Waarop haar lot binnen deze wereld helemaal is bezegeld.
Ook haar echtgenote keert zich van haar af, en houdt zelfs hun dochter bij haar weg. Ze reist af naar de Filippijnen en gaat aan de slag bij een showorkest in een pretpark. En toch, eigenlijk is het ook een katharsis. Weg van alle pomp en glitter van de Westerse muziekwereld lijkt ze een nieuwe zingeving te vinden in het leiden van de jonge musici van het orkest.
Trailer van de film:
Tár, regisseur Todd Field, met Cate Blanchett als Lydia Tár. Officieel in de Nederlandse bioscopen vanaf donderdag 3 maart.
‘Tár Conducts Cate Blanchett in a Symphony on the Complexities of Power.’
Het bovenstaande citaat is, vertaald, één van de gedichten uit de liedcyclus The Songs of Holy Fools uit 2009/2010 van de in 1985 geboren Oekraïens-Nederlandse componist Maxim Shalygin.
Zijn muziek van ken ik pas sinds ik bij Vrije Geluiden op Radio Klassiek zijn fenomenale ‘Severade’ voor acht celli en mechanische objecten hoorde. Gelaagd, atmosferisch, intelligent, aangrijpend. Dit concert was de eerste keer dat ik zijn muziek live meemaakte.
Ekaterina Levental
Ekaterina Levental is een aan de weg timmerende zangeres en ook harpiste, geboren in Tasjkent, afgestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ze staat ook geregeld in muziektheater zoals in de fraaie opera Turan Dokht van Aftab Darvishi in het Holland Festival 2019.
Antonii Baryshevskyi
Pianist Antonii Baryshevskyi ontvluchtte zijn geboorteland Oekraïne en is nu artist-in-residence van Splendor in Amsterdam. Hij won de Arthur Rubinstein International Piano Master competitie en Busoni International Piano concours. Ongetwijfeld zou deze verbijsterend virtuoze pianist ook ergens anders zijn verwelkomd, maar we mogen blij zijn dat Splendor deze taak op zich nam.
Antonii Baryshevskyi met werk van Lili Boulanger:
Antonii Baryshevskyi met werken van Lunyov en Retinsky:
Benefietconcert vorig jaar mei in Splendor door Antonii Baryshevskyi met onder meer werk van Shalygin:
Hij opende met een magistrale uitvoering van vijf van Shalygins dramatische preludes uit 2005, toen Shalygin ongeveer twintig jaar oud was. Elementen van Shalygins zeggingskracht waren toen al tot wasdom gekomen: verhevigde contrasten tussen pianissimo en fortissimo, putten uit folklore-idioom tot en met zanglijnen uit de Orthodoxe kerk, stukken die schijnbaar vredig beginnen met een barokmuziek-achtige melodielijn tot ze overgaan in een spookachtige climax, ostinato-motieven en hamerende afzonderlijke noten. Baryshevskyi haalde het onderste uit de kan, wat recht werd gedaan door de fraaie vleugel en de aangename akoestiek van Splendor.
Maxim Shalygin IX Prelude for piano door Antony Baryshevsky:
Vervolgens zong Ekaterina met Antonii de liedcyclus The Songs of Holy Fools uit 2009/2010, op teksten van de componist, Osip Mandelstam en Fedor Dostojevski. Zoals misschien te verwachten is dit muziek die ook van de vocalist het uiterste vergt, met onder meer extreem lange noten in pianissimo en hoge noten boven een fortissimo op de piano. Maar Ekaterina Levental nam de uitdaging overtuigend aan.
En met een paar blikken en gebaren en een in simpel zwart, grijs en wit gehouden vormgeving maakten de twee er ook een theatraal evenement van. Muzikaal hoorden we ook weer bovengenoemde elementen, maar nu werden er lyrische zanglijnen aan toegevoegd, die misschien hier en daar mag je, mede door de vertolking van Ekaterina, vast ook aan zoiets als bijvoorbeeld Moessorgski’s Liederen en Dansen des Doods en zelfs aria’s uit Tchaikofski’s Eugen Onegin denken. Dat alles zit in deze muziek en toch is het heel eigen.
Na een korte rust volgde Shalygins From the Grape of Wine, liederen op teksten van de Perzische dichter Omar Khayyam, uit 2006-2008. De tekst van het zesde lied, in vertaling: ‘Geeft mij te drinken! Drenkt mij met der trossen reinste most. Dat als robijn het barnsteen mijner bleke konen dekk’ in blos. En wanneer ik verscheid, zo wast mij dan in wijn, zaagt uit wijnstokranken planken voor mijn kist.’
Maxim Shalygin: Omar Khayyam cyclus From the Grape of Wine door Natalia Mamchur en Vitaly Lyman
Shalygin woont sinds 2010 in Nederland. Dat het concert een jaar na de Russische inval in Oekraïne plaats had gaf het concert extra lading. Maar ook zonder deze context is deze uitvoering al doordesemd van de realiteit, maar middels de muziek en de poëzie en de fraaie uitvoering is het alles geëmuleerd tot kunst.
Maxim Shalygin Cello Octet met onder meer Maya Fridman:
Op zaterdag 25 februari om 19:30 voeren Ekaterina Levental en Antonii Baryshevskyi de twee cycli opnieuw uit in Den Haag, en spelen Antonii Baryshevskyi, Daniel Rowland viool, Emmy Storms viool en Lidy Blijdorp cello andere stukken van Shalygin uit in de Paleiskerk Den Haag, Paleisstraat 8.
Ekaterina Levental en pianist Frank Peters presenteren binnenkort hun vierde CD met liederen van Nikolai Medtner, Wandrers Nachtlied, op 12 maart in de Paleiskerk Den Haag.
Nikolai Medtner Sleepless op. 37.1
Ekaterina Levental, mezzo-soprano Frank Peters, piano:
Centraal in deze opera staat de weddenschap die Guglielmo en Ferrando aangaan met de in de liefde teleurgestelde oudere cynicus Don Alfonso. Blind vertrouwen op de standvastigheid van vrouwen is in zijn beleving net zo onzinnig als bouwen op drijfzand. En wanneer hij gelijk dreigt te krijgen houdt hij zijn jonge vrienden voor dat de natuur voor hen geen uitzondering maakt.
Ook hun vriendinnen gedragen zich normaal, immers ‘zo doen zij allen’. ‘Come scoglio’ horen we uit de mond van Fiordiligi als ze haar standvastigheid bezingt, om vervolgens tot de conclusie te komen dat ze een levend wezen is en geen stuk steen.
Beide meisjes (het zijn tieners die Fiordiligi en Dorabella) hebben zich prima geweerd en alleen de aanhoudende manipulaties van Despina en Alfonso hebben hen doen zwichten voor die vreemde snuiters uit Walachije of Albanië. Op eigen kracht was het die twee nooit gelukt. Wat het lastiger maakt om de verhoudingen te resetten is het feit dat de meisjes zich hebben laten verleiden tot een avontuurtje en daarbij de ‘verkeerde’ partner hebben gekozen.
In 2016 kwam de Royal Opera met een nieuwe productie van Jan Philip Gloger waarin de kort daarvoor van een ernstige ziekte herstelde Johannes Martin Kränzle en de inmiddels doorgebroken Amerikaanse sopraan Corinne Winters debuteerden als Don Alfonso respectievelijk Fiordiligi.
Angela Brower was gecast als Dorabella, een rol die ze een paar jaar later ook bij DNO zou vertolken. De twee jongens kwamen voor rekening van Daniël Behle (Ferrando) en Alessio Arduini (Guglielmo). Sabina Puértolas nam de rol van de vrijgevochten Despina voor haar rekening.
Gloger, zijn decorontwerper Ben Baur en kostuumontwerper Karin Jud, maakten er een luchtige tongue in cheek voorstelling van, geheel in lijn met hun Rosenkavalier uit 2015 voor DNO. Het toneelbeeld en de kleding geven een speelse afwisseling van relatief eigentijds en volslagen periodegetrouw te zien.
Verder het nodige metatheater, spel achter de coulissen en idyllische plekjes die op afroep het toneel op worden geschoven. De twee meisjes zijn prachtig gekleed, vooral de jurk van Fiordiligi is een kunststukje op modegebied. In tegenstelling tot Dorabella hoeft ze zich niet half uit te kleden dus een hoog sluitende jurk vormt geen beletsel.
Bij aanvang zien we het emotionele afscheid op een klein stationnetje, ergens in de vroegte. Als de twee ‘Albanezen’ hun opwachting maken in een bar waar de meisjes zich troosten met cocktails, gemaakt door Despina die natuurlijk achter die bar staat, valt op dat ze niet onmiddellijk herkenbaar zijn. Een hoed en een valse snor doen wonderen. Als Dorabella zich laat verleiden door Guglielmo begint ze hem direct uit te kleden en trekt z’n snor af. Het lijkt erop dat ze het spel meespeelt omdat ze kennelijk al eerder een oogje had op de lover van haar zus.
Om de verveling die soms bij dit voorspelbare verhaal kan toeslaan te verdrijven wordt door iedereen sterk over geacteerd. Brede armgebaren en rare smoelen, gespeelde verbazing en ‘echte’ ontreddering wisselen elkaar in hoog tempo af. Despina spant de kroon maar houdt het bij een normale voordracht als ze vermomd als art en notaris moet zingen. Dus geen rare stemmetjes en dat maakt haar vertolking een beetje te gemakkelijk. Haar twee aria’s zijn overigens uitstekend verzorgd.
Ook de Dorabella van Brower mag er zijn: zowel in zang als gedrag is ze duidelijk de meer sensuele van de twee zussen. Daniel Behle en Alessio Arduini doen wat er van hen wordt verwacht, puike optredens. Kränzle is aardig als Don Alfonso maar weet er geen opvallende draai aan te geven, kan ook aan Gloger liggen natuurlijk.
De reden dat ik de dvd van de opname uit 2016 heb aangeschaft is de Fiordiligi van Corinne Winters. Ze had een late roeping voor het opera vak en treedt pas sinds 2011 als professional op. Een Traviata bij ENO in 2013 gevolgd door Benvenuto Cellini ook bij ENO en in 2016 Pelléas et Mélisande in Zürich waren het begin van een ware triomftocht langs grote Europese operahuizen die zoals bij iedereen natuurlijk on hold kwam te staan door Covid.
Maar in 2022 deed Winters enorm van zich spreken, onder meer met haar debuut bij de Salzburger Festspiele waar ze veel succes had met haar vertolking van de titelrol in Katia Kabanova. Grote stem met enorm bereik maar belangrijker nog: in elk register kan ze ook heel zacht zingen. Met Fiordiligi gaf ze een schitterend visitekaartje af, precies wat ik vooraf had verwacht.
De muzikale leiding was in handen van Semyon Bychkov.