Dmitri_Shostakovich

De Neus door Kameropera Moskou

Tekst: Peter Franken

Dit is de eerste opera van Dmitri Sjostakovitsj uit 1927-1928, gebaseerd op het gelijknamige verhaal van Nikolaj Gogol. De première vond plaats te Leningrad, Maly Theater, 18 januari 1930; het libretto is van Jevgeni Zamjatin, Georgi Jonin, Aleksandr Prejs en de componist zelf. Hoewel deze opera een unieke plaats inneemt in de geschiedenis van de opera, is het werk weinig bekend en het wordt zelden uitgevoerd.

Het verhaal van De Neus is volstrekt ongerijmd. De ambtenaar achtste klasse Kovaljov (‘college-assessor’) mist op zekere morgen zijn neus. Hij vermoedt dat die er af gesneden door de kapper Ivan Jakovlevitsj. Kovaljov gaat op zoek naar zijn neus en bemerkt dat die inmiddels een zelfstandig leven leidt. Het is een personage geworden dat maatschappelijk vele trappen hoger staat dan Kovaljov zelf, de Neus is staatsraad geworden en weigert hem te woord te staan.

Sjostakovitsj verwerkte het verhaal van Gogol (1809-1852) vrijwel letterlijk. Het tsaristische Rusland lag nog vers in het geheugen. De toenmalige toeschouwers konden dus hun hart ophalen aan de satire.  Dat het (muziek)theater in dat opzicht ook interessant kon zijn, kwam in Rusland vooral na 1918 tot uitdrukking toen de kunsten zich in allerlei experimenten rijkelijk ontplooiden, parallel aan wat in het westen Dada werd genoemd, alles werd op zijn kop gezet.

Al jaren voor de wereldpremière in 1930 zocht Sjostakovitsj een onderwerp op een eigentijds thema in een vorm die heel anders zou zijn dan de 19e eeuwse opera en operette tot dan te bieden hadden. Dat er nogal wat kritiek loskwam na de première in Leningrad, is niet onbegrijpelijk, want het stuk is nog steeds onbegrijpelijk in zijn vertelling en wonderbaarlijk in zijn muzikale onderlagen. Wanneer je leest dat in de jaren twintig het muziektheater in Leningrad vooral draaide op operettes van Offenbach en Léhar, dan was De Neus wel een heel erg grote sprong voorwaarts. Er kwamen destijds overigens ook positieve reacties los.

De Neus is na de eerste serie uitvoeringen van 1930 in de doofpot van het steeds repressiever wordend Stalinistische cultuurbeleid verdwenen, tot regisseur Boris Pokrovski het werk er in 1972 weer uit opdiepte. Sindsdien is het werk ook in het Westen verscheidene malen geënsceneerd. Pokrovski heeft het met zijn eigen gezelschap, de Kameropera van Moskou, talloze malen opgevoerd.

Ik heb deze productie in 1994 gezien in Rotterdam toen het gezelschap op tournee was in Nederland. De Pokrovski-enscenering bood een traditionele aanblik (voor zover dat kan bij een opera waarin een neus los rondloopt), dat wil zeggen, de handeling is zichtbaar gesitueerd in het Rusland van Gogols tijd.

Van een voorstelling die in 1979 in het huistheater van het gezelschap is gemaakt werd in 2010 een opname op dvd uitgebracht. Omdat het theater veel te klein is voor een volwaardige operavoorstelling met groot orkest, is gebruik gemaakt van een geluidsband die in 1975 in een grotere zaal werd gemaakt met exact dezelfde bezetting en op cd is uitgebracht, samen met de onvoltooide opera The gamblers.  De synchroniteit op de dvd is bij vlagen ver te zoeken maar dat went snel.

De wijze van acteren is een hybride van Dada, operette en commedia dell’arte. Het oogt allemaal prettig chaotisch en dat effect wordt volledig ondersteund door de meelopende geluidsband.

Feitelijk beslaat het relevante deel – Kovaljov is zijn neus kwijt, ontmoet die Neus in een kerk, krijgt zijn neus weer terug – minder dan de helft van de opera. Voor het overige zijn het korte op zichzelf staande scènes waarin een heel scala aan opgewonden tijdgenoten zich met deze nieuwe roddel inlaten. Het is een gedrang van jewelste op het toneel.

In een proloog wordt getoond dat de bakker de verloren neus in een van zijn broden aantreft. De barbier krijgt de schuld van alles maar ontkent. Kovaljov probeert een advertentie te zetten in een krant waarin de neus bij de verloren voorwerpen wordt geplaatst maar die wordt geweigerd. Er zijn grenzen waar de krant binnen dient te blijven, ook waar het ‘fake news’ betreft. De politie is wel bereid naar de Neus uit te kijken en het gerucht van een als Neus rondwandelende staatraad gaat als een lopend vuurtje door de stad. Als de Neus wordt waargenomen in een park wordt hij ‘geprügelt’ waardoor er weer gewoon een losse neus te voorschijn komt. Na wat vijven en zessen komt alles weer goed met Kovaljev en zijn neus en in een epiloog bespreken een paar mensen de absurditeit van het gebeuren, met dien verstande dat men stelt dat dergelijke vreemde zaken wel degelijk elders schijnen voor te komen. Maar niet bij ons in Rusland natuurlijk.

Eduard Akimov geeft een fraaie vertolking van de ongelukkige Platon Kuzmich Kovaljov. De Neus komt voor rekening van Alexander Lomonosov. Gennady Rozhdestvensky heeft de muzikale leiding.

Van een voorstelling die in 1979 in het huistheater van het gezelschap is gemaakt werd in 2010 een opname op dvd uitgebracht. Omdat het theater veel te klein is voor een volwaardige operavoorstelling met groot orkest, is gebruik gemaakt van een geluidsband die in 1975 in een grotere zaal werd gemaakt met exact dezelfde bezetting en op cd is uitgebracht, samen met de onvoltooide opera The gamblers.  De synchroniteit op de dvd is bij vlagen ver te zoeken maar dat went snel.

De hele opera op youtube:


Zie ook : De Neus: bittere satire van het allerhoogste niveau

De Neus: bittere satire van het allerhoogste niveau

De Neus

De Neus, de eerste opera van Dmitri Sjostakovitsj is gebaseerd op de gelijknamige novelle van Nikolaj Gogol. Voornamelijk dan, want hij gebruikte ook Gogols andere verhalen en van Fjodor Dostojevski heeft hij een volksliedje uit zijn Gebroeders Karamazov ‘geleend’

Het volstrekt absurde libretto verhaalt over de verdwijning, een desperate zoektocht en de wonderlijke terugkomst van de neus van majoor Kovaljov. Is het een droom? Een werkelijkheid? Het doet er eigenlijk niet toe. De opera is een bittere satire op een kleinburgerlijk milieu en de communistische maatschappij. Onder de groteske bovenlaag ligt heel wat leed verscholen: corruptie, onnozelheid en onbekwaamheid.

Er zijn maar liefst zeventig personages en de opera speelt zich op verschillende locaties af. Soms krijg je het gevoel midden in een film te zijn beland, zeker ook doordat de gebeurtenissen elkaar in een rap tempo opvolgen. De hoofdpersonen krijgen allemaal een persoonlijke begeleiding van een bepaald instrument, waardoor er een soort leidmotief wordt gecreëerd.

Het orkest speelt niet minder dan briljant, al legt Valery Gergiev voor mijn gevoel te veel nadruk op het groteske, waardoor de ernst van het verhaal het onderspit moet delven. Maar het klinkt werkelijk fantastisch.

De solisten zijn van het allerhoogst niveau, met Vladislav Sulimsky (Kovaljov) en Sergei Semishkur (de Neus) voorop.


Vladislav Sulimski, Alexei Tanovitski, Sergei Semishkur,Tatiana Kravtsova e.a.
Mariinski Soloists, Orchestra, and Chorus olv Valery Gergiev
Mariinsky MAR0501

 

David Oistrakh en de vioolconcerten van Sjostakovitsj

Afbeeldingsresultaat voor oistrakh shostakovich bbc

Er bestaan van die composities die in één adem worden genoemd met één bepaald vertolker: celloconcert van Elgar en Jacqueline du Pré bijvoorbeeld. Of de vioolconcerten van Dmitri Sjostakovitsj en David Oistrakh.

Zijn beide concerten heeft Sjostakovitsj aan de violist opgedragen (de tweede kreeg hij cadeau voor zijn zestigste verjaardag) en het was Oistrakh die hun wereldpremière verzorgde.

Het eerste concerto, geschreven in 1947 maar pas twee jaar na de dood van Stalin voor het eerst uitgevoerd, is een zeer persoonlijk werk en draagt het ‘stempel’ van de componist. In het eerste deel gebruikte hij zijn eigen initialen DSCH, iets wat hij overigens vaker deed, bijvoorbeeld in het zevende strijkkwartet of de tiende symfonie.

Sjostakovitsj Oistrach en meer

Rostropovich, Oistrakh, Britten en Shostakovitch

Zowel de violist als de componist, die innig bevriend was met Benjamin Britten, waren graag geziene gasten in Engeland, waar ook de muziek van Sjostakovitsj zeer geliefd was. Het is dus niet zo vreemd dat de live opnamen van beide concerten uit respectievelijk 1962 en 1968 en opgedragen aan Oistrakh op de label BBC Legends zijn verschenen.

Het publiek is duidelijk aanwezig, het kucht en het zucht, maar echt storend is het niet en hun enthousiasme werkt aanstekelijk. Wel waarschuw ik voor het geluidskwaliteit, die is namelijk niet zo best.

Als toegift krijgen we een schitterend, weinig bekend werk van Eugene Ysaÿe voor twee violen en orkest: Amitié. Hierin wordt David door zijn zoon Igor bijgestaan. Prachtig!


Dmitri Shostakovich
Violinconcerto No.1
Philharmonia Orchestra olv Gennady Rozhdestvensky;
Violinconcerto No.2
USSR State Symphony Orchestra olv Egeny Svetlanov
David Oistrakh

Eugene Ysaÿe
Amitié op. 26 for 2 violins
London Philharmonia Orchestra olv Sir Malcolm Sargent
David & Igor Oistrakh
BBCL 4060-2

HIS SONG WILL NOT BE SILENCED *

kol-david

Gerrit van Honthorst (1590-1656), King David Playing the Harp (1611), Centraal Museum, Utrecht, Holland

A question of conscience: is there such a thing as Jewish music? If so, what is it? Is it klezmer?  The Chassidic Nigunim? The Spanish romanceros, the Yiddish songs, the synagogal chants, the psalms? And: can classical music be Jewish? Is it up to the composer? Is the music Jewish if the composer is Jewish? Or is it due to the themes used by him/her? A small quest.

Music played an important role in the lives of the ancient Hebrews. Just like most peoples of the East they were very musical and music, dance and singing were of great importance to them: both in daily life and in the synagogal services. They also played different instruments: for example, one of the women of Solomon brought more than a thousand different musical instruments from Egypt.

After the destruction of The Temple all instruments disappeared from the synagogues- except for the sjofar – and only in the 19th century did they return there. Unfortunately there is little written music from before the year 1700. However, in 1917 the oldest known music manuscript to date was found – it dates from around ±  1100.

KOL NIDRE

ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

The best-known prayer from the Jewish liturgy is undoubtedly Kol Nidre: a request for forgiveness and for the annulment of all vows made to God and to oneself during the past year. The prayer was said to have originated before the destruction of the Temple, but there are also legends that put the origin of the prayer in the hands of the Marranos (Spanish Jews, who converted to the Catholic faith under the pressure of the Inquisition, but remained Jewish at heart).

It is certain that Rabbi Jehuda Gaon already introduced Col Nidre in his synagogue in Sura in 720. It is also a fact that the melody, as we know it, has some affinity with a well-known Catalan song. Over the years it has been arranged by several cantors, the most famous version dates from 1871 and was made by Abraham Baer.

The melody became a source of inspiration for many composers: the best known of them is the work for cello and orchestra by Max Bruch.

The motifs of Kol Nidre can also be found in Paul Dessau’s symphony and in the fifth movement of the String Quartet Op. 131 by Ludwig van Beethoven. And then we should not forget Arnold Schönberg’s “Kol Nidre” for speaking voice, choir and orchestra. He composed it in 1939, commissioned by one of the Jewish organizations.

http://www.schoenberg.at/index.php/de/joomla-license-sp-1943310035/kol-nidre-op-39-193

INFLUENCES

Jewish folk music cannot be grouped together under one denominator and has many traditions: after their dispersion Jews ended up in different parts of Europe, Asia and Africa. The greatest development of their own culture manifested itself strangely enough in places where Jews had the least freedom. Jewish folk music was actually music from the ghetto. Where Jews lived in reasonable freedom, their own “self” faded away.

In the countries around the Mediterranean Sea lived the so-called Sephardim (from Sfarad, Hebrew for Spain). They sang their romanceros in Ladino, a kind of corrupted Spanish. After their expulsion from Spain and later Portugal, they were influenced by the music of their new host country.

Below: ‘Por Que Llorax Blanca Nina’, a Sephardic song from Sarajevo.

In countries such as Poland and Russia, Jews lived in a constant fear of persecution that often degenerated into pogroms. Chassidism emerged as a kind of “counter-reaction”, a movement based on mysticism, spiritualism and magical doctrines. It proclaimed the joy of life, a kind of bliss, which could be achieved through music, dance and singing. Only in this way could direct contact with God be achieved. Hasidic music was strongly influenced by Polish, Russian and Ukrainian folklore. With later also the music of vaudevilles and the waltzes of Strauss. However, the character of the works remained Jewish.

Bratslav nigun – Jewish tune of Bratslav (by Vinnytsia), Ukraine:

In turn, the Chassidic melodies have had an enormous influence on classical composers: just think of Baal Shem by Ernest Bloch or Trois chansons hebraïques by Ravel.

Below: Isaac Stern plays ‘Baal Shem’ by Bloch:

JOSEPH ACHRON

ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

Courtesy of the Department of Music, Jewish National & University Library, Jerusalem, Achron Collection.

Arnold Schoenberg firmly believed that Joseph Achron was the most underrated composer of his generation. Schoenberg praised his originality and claimed Achron’s music was destined for eternity. Yet, despite his enthusiastic praise, Joseph Achron never became a household name. Violin buffs no doubt know his Hebrew Melody, a much loved encore of many violinists, starting with Heifetz.

Hebrew Melody is inspired by a theme Achron heard as a young boy in a synagogue in Warsaw. It is one of his earliest compositions,  dating from 1911, and his first ‘Jewish’ work.  In the year he composed it Achron joined the Society for Jewish Folk Music. His career as a composer properly started in the twenties of the last century.  In Saint Petersburg, Achron joined the composers of the New Jewish School. Several years later he moved to Berlin, where he got acquainted with the works of the French impressionists, and the Second Viennese School.

In 1924 he made a trip of several months to Palestine. He not only performed there, but also collected a huge variety of folk music. The notes he took during this trip were later used for several of his compositions. In his Violin Concerto No. 1,  Op. 60 (1925) several Yemenite themes can be heard. In the 1930s he fled, like Schoenberg, Korngold and many other Jewish composers from Europe, to Hollywood, where he died in 1943.

Jossif Hassid plays Jewish Melody by Achron:

OWN JEWISH SOUND

As early as the end of the nineteenth century a ‘Jewish national school of music’ was established in Petersburg (and later in Moscow). The composers united in it tried to compose music that would be faithful to their Jewish roots. Their music was anchored in the Jewish traditions of a mainly Hasidic nigun (melody).

The movement was not limited to Russia, think of the Swiss Ernest Bloch and the Italian Mario Castelnuovo-Tedesco who, in search of their roots, developed a completely individual, ‘Jewish style of composing’.

joods-cast

Mario Castelnuovo-Tedesco

Synagogal songs were a source of inspiration for Sacred Service by Bloch, Sacred Service for the Sabbath Eve by Castelnuovo-Tedesco, Service Sacré pour le samedi matin by Darius Milhaud and The Song of Songs by Lucas Foss.

joods-milhaud

Darius Milhaud

Below Darius Milhaud: Service Sacré pour le Samedi Matin:


Castelnuovo-Tedesco also used the old Hebrew poetry of the poet Moses-Ibn-Ezra, which he used for his song cycle The Divan of Moses Ibn Ezra:


In the USA it was (among others) Leonard Bernstein, who very deliberately used Jewish themes in his music (Third symphony, Dybbuk Suite, A Jewish Legacy).

Less well known are Paul Schoenfield and his beautiful viola concerto King David Dancing Before the Ark:

And Marvin David Levy who used Sephardic motifs in his cantata Canto de los Marranos:

The Argentinean Osvaldo Golijov (1960, La Plata) combines Jewish liturgical music and klezmer with the tangos of Astor Piazzolla in his compositions, both classical and film music. He often works with the clarinettist David Krakauer and for the Kronos Quartet he has composed a very intriguing work The Dreams and Prayers of Isaac the Blind:


DMITRI SHOSTAKOVICH

shosty

Soviet composer Dmitri Shostakovich’s once brilliant career took a dive after the official party paper criticized one of his operas in 1936. Shostakovich responded with his powerful Fifth Symphony.

The reason why the non-Jewish Shostakovich used Jewish elements in his music is not entirely clear, but at least it produced beautiful music. He wrote his piano trio op.67 as early as 1944. At the first performance, the last movement, the ‘Jewish part’, had to be repeated. It was also the last time it was played during Stalinism.

Piano trio op.67, Recorded in Prag 1946, with David Oistrakh, violine, Milos Sadlo, violoncello and Dmitri Shostakovich, piano

In 1948 he composed a song cycle for soprano, mezzo-soprano and tenor From Jewish Folk Poetry – recorded many times and (rightly!) very popular.

Old Melodia recording of the cycle:

In 1962 he composed the 13th symphony Babi Yar, after a poem by Yevgeny Yevchenko. Babi Yar is the name of a ravine in Kiev, where in 1941 more than 100,000 Jews were murdered by the Nazis.


In 1990, the Milken Archive of American Jewish Music Foundation was established to record all the treasures of Jewish music composed in the course of American history. The archive now consists of more than 700 recorded musical works, divided into 20 themes.

The CDs are distributed worldwide by the budget label Naxos. No one interested in the (history of) Jewish music should ignore them.

* This sentence is mentioned on the memorial stone, placed at the Muiderberg cemetery, in memory of the conductor Sam Englander, murdered by the Nazis, and his Amsterdam Jewish Choir of the Great Synagogue.

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

in German: SEIN LIED WIRD NICHT VERSTUMMEN *|

in Dutch: ZIJN LIED ZAL NIET VERSTOMMEN *

The voice of the Viola in Times of Opression: viola as a voice for the persecuted

altviool voice of the viola

The viola sonata by Dick Kattenburg (1919-1944) consists of only one movement, allegro moderato. The reason is simple: before Kattenburg could complete the work, he was arrested during a raid in a cinema and sent to Westerbork on 5 May 1944. Two weeks later, on 19 May 1944, he was deported to Auschwitz, where he was murdered. Kattenburg was only 24 years old.

Max Vredenburg (1904 -1976) is now mainly known as co-founder of the National Youth Orchestra. In the 1920s he left for Paris where he studied with Paul Dukas and Albert Roussel, composers who influenced him greatly. In 1941 he fled to Batavia and in 1942 he ended up in a Japanese camp. He survived the war but a large part of his family was murdered in Sobibor and Auschwitz. He composed the Lamento in 1953 in memory of his sister Elsa.

altvioool VredenburgMax1

Max Vredenburg © Maria Austria MAI

The sonata by Mieczysław Weinberg, originally composed for clarinet and piano, is perhaps the most complex of all the other works on this CD. It is also the only composition that is not only sad: you can also recognize fragments of klezmer and Jewish folklore in it.

And if you think you recognize the opening measures of Beethoven’s Mondscheinsonate in ‘Adagio’, you are right. Those notes are indeed in it. Just as in the adagio, the final movement of Dmitri Shostakovich’s sonata. The work, dating from 1975, was his last composition, and shortly after the completion of the sonata he died of lung cancer.

I can only be brief about the performance: the absolute TOP! The sound that Ásdís Valdimarsdóttir elicits from her viola is of a rare beauty. It is so beautiful that it hurts. Listen to the Adagio of Weinberg’s sonata. Terrifying.

Marcel Worms, surely one of the greatest pianists/accompanists of our time, keeps himself a bit in the background, giving his Icelandic colleague all the honour of wearing glasses. But just listen carefully and experience how compassionate his contribution is. That’s what I think is called ‘partners in crime’. I can’t describe it any better.

Mieczysław Weinberg, Dick Kattenburg, Max Vredenburg, Dmitri Shostakovich
The voice of the Viola in Times of Opression
Ásdís Valdimarsdóttir (viola), Marcel Worms (piano)
Zefir Records ZEF 9657

Translated with www.DeepL.com/Translator

Article in Dutch: The voice of the Viola in Times of Opression: de altviool als stem voor de vervolgden

Forbidden Music in World WAR II: PAUL HERMANN

The voice of the Viola in Times of Opression: de altviool als stem voor de vervolgden

altviool voice of the viola

De altvioolsonate van Dick Kattenburg (1919-1944) bestaat uit maar één deel, allegro moderato. De reden is simpel: vóór Kattenburg het werk kon voltooien werd hij tijdens een razzia in een bioscoop opgepakt en op 5 mei 1944 naar Westerbork gestuurd. Twee weken later, op 19 mei 1944, werd hij naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij werd vermoord. Kattenburg is maar 24 jaar oud geworden.

 

Max Vredenburg (1904 -1976) is tegenwoordig voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest. In de jaren twintig vertrok hij naar Parijs waar hij met o.a. Paul Dukas en Albert Roussel studeerde, componisten die hem zeer hebben beïnvloed. In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.

altvioool VredenburgMax1

Max Vredenburg © Maria Austria MAI

De sonate van Mieczysław Weinberg, oorspronkelijk gecomponeerd voor klarinet en piano is misschien de meest complexe van alle andere werken op deze cd, het is ook de enige compositie die niet alleen maar treurig is: je kunt er ook flarden klezmer en Joodse folklore in herkennen.

En als u denkt in ‘Adagio’ de beginmatten van de Mondscheinsonate van Beethoven te herkennen dan heeft u gelijk. Die noten staan er wel degelijk in. Net zo trouwens als in het adagio, het slotdeel van de sonate van Dmitri Sjostakovitsj. Het uit 1975 stammende werk was zijn laatste compositie, vlak na de voltooiing van de sonate overleed hij aan longkanker.

Over de uitvoering kan ik maar kort zijn: een absolute TOP! De klank die Ásdís Valdimarsdóttir haar altviool ontlokt is van een zeldzame schoonheid. Het is zo mooi dat het pijn doet. Luister even naar het Adagio van de sonate van Weinberg. Huiveringwekkend.

Marcel Worms, toch wel een van de grootste pianisten/begeleiders van onze tijd houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.


Mieczysław Weinberg, Dick Kattenburg, Max Vredenburg, Dmitri Shostakovich
The voice of the Viola in Times of Opression
Ásdís Valdimarsdóttir (altviool), Marcel Worms (piano)
Zefir Records ZEF 9657

The voice of the Viola in Times of Opression: viola as a voice for the persecuted

From Lisabon with love: DSCH – Shostakovich Ensemble

Sh

Het DSCH – Shostakovich Ensemble komt uit Portugal. Niet echt een land dat je met prestigieuze projecten op het kamermuziekgebied associeert. En al helemaal niet als het om de muziek van de grote sarcastische Rus gaat. Zijn muziek heeft hij volgestopt met verwijzingen naar zijn vaderland, waarbij hij de pijnlijke thema’s van de Jodenvervolging niet schuwde. Het Ensemble werd door de pianist Filipe Pinto-Ribeiro in Lissabon in het jaar 2006 opgericht. Het was het jaar van de eeuwfeest van de geboorte van componist Dmitri Sjostakovitsj, vandaar ook de naam van het Ensemble.

Over dat Portugees-zijn: behalve de oprichter zitten er geen Portugezen bij. De meest in het oog springende naam is die van de cellist van Adrian Brendel en ja, hij is inderdaad de zoon van Alfred. Maar ook de altvioliste Isabel Charisius is geen onbekende in het kamermuziek genre, ooit was zij een prominent lid van het Alban Berg Quartet.

Het Ensemble is zeker een groep om in de gaten te houden. Niet alleen spelen ze op het allerhoogste niveau, ze hebben ook heel wat te vertellen. Zeker in Sjostakovitsj van wie ze nu alle kamermuziekwerken voor piano en strijkers hebben opgenomen.

Dat ik het niet altijd met hun visie eens ben doet hier niet ter zake. Zeker wat de tweede pianotrio betreft. Die heb ik veel schrijnender uitgevoerd gehoord, waarbij de pijn voelbaarder was. Wat de pianokwintet betreft: daarin kunnen ze zich met de laatst uitgekomen uitvoering door het Belcea Quartet en Piotr Anderszewski meten, al vind ik ze ook hier iets te mild. Kwestie van opvatting?

De cellosonate daarentegen wordt hier zo ontzettend goed gespeeld dat ik mij er totaal in heb kunnen verliezen en de sonate voor altviool en piano heb ik niet eerder zo waanzinnig goed uitgevoerd gehoord.


DMITRI SHOSTAKOVICH
Complete Chamber Music for Piano and Strings
DSCH-Shostakovich Ensemble
PARATY718232

Mariss Jansons dirigeert het spectaculair spelende Koninklijk Concertgebouworkest, Eva-Maria Westbroek soleert

Westbroek Jansons concert

Mariss Jansons © Anne Dokter.

Weet u wat het verband is tussen de muziek van Sjostakovitsj, Tsjaikovski en Rachmaninoff en die van Liszt? Nee? Ik ook niet. Sterker: die is er niet.

Zijn ‘Le Préludes’ vind ik een stuk van niets. In tegenstelling tot wat de titel belooft zit er in het stuk noch een voorspel noch een inleiding tot een drama. Het stuk zelf is een drama en dat bedoel ik letterlijk. En geprogrammeerd aan het eind van een avond “de Slavische ziel bloot leggen’ slaat het als de spreekwoordelijke k*t op Dirk. Mariss Jansons heeft er blijkbaar affiniteit mee, zijn lezing van die draak van het stuk (weet u hoe lang een kwartier duurt als je eigenlijk al naar huis wil? ) stond namelijk als een huis.

Maar dáár voor was het publiek niet naar zijn concert gekomen want naar de ovaties, bravo’s en enthousiasme gemeten kwam men voornamelijk om Eva Maria Westbroek te horen. Ik ook. Zeer nieuwsgierig was ik ook naar haar interpretaties van de muziek die zij tot nu toe nog niet (of amper) heeft gezongen.

Of het haar gelukt is? Ja en nee, maar daarover later, want eerst werden we getrakteerd – en dat bedoel ik letterlijk – op een grandioze lezing van de zesde symfonie van Sjostakovitsj. Niet één van zijn bekendste werken, het wordt dan ook minder vaak gespeeld. Het is verklaarbaar.

Zijn zesde symfonie componeerde Sjostakovitsj in 1939, in de periode dat de Sovjet-verschrikkingen misschien niet meer op hun hoogtepunt waren maar nog steeds aanhielden en de politieke restricties (en de allesomvattende en alom vertegenwoordigde) censuur niet alleen een ‘herkenbare melodie’ maar ook een politcor-programma van de componisten verlangde. Dus beloofde Sjostakovitsj met zijn zesde symfonie ode aan Lenin te brengen, maar in het uiteindelijke resultaat was noch Lenin, noch ode, laat staan een ode aan Lenin te vinden. Waardoor de symfonie niets meer (maar ook niet minder!) is geworden dan een heerlijke samensmelting van de hemelse klanken die nergens over gaan.

De eeuwig durende Largo met zijn geen begin en geen einde, met daartussenin een eeuwig stilstaande kosmos heeft mij in een soort extase gebracht, wat versterkt werd door de spectaculaire klank van de strijkers.

In de daaropvolgende Allegro werd het stokje overgenomen door de in de hoofdrol geplaatste – door Sjostakovitsj innig geliefde –  es-klarinet. Het klonk speels en hemels tegelijk: bravo Arno Piters!

Het laatste deel, Presto is alweer een echte Sjostakovitsj: ludiek, schertsend en de spot drijvend met … met alles eigenlijk en dat alles met een hoog amusementsgehalte. Ook daar wist Mariss Jansons goed raad mee en liet het publiek in de staat van verrukking.

Westbroek Janson

Eva-Maria Westbroek © Anoniem

Na de pauze werden de emoties teruggebracht (of, zo u wilt, verhoogd) tot diep menselijke proporties, nu ging het over de liefde. Laat het aan Eva-Maria Westbroek over zou je zeggen, want een allesverzengende liefde, daar is zij inmiddels een expert in. Maar is de puberale liefde van een zestienjarig meisje in een diepe Russische provincie te vergelijken met de lichamelijke emoties van een volwassen vrouw?

Westbroek maakte de gelijkenis wel. Haar Tatjana kreeg immense afmetingen, het was niet meer haar jonge ‘ik’ maar haar rijpe alter ego uit de laatste akte.

Dat zij de aria met veel grote gebaren versierde vond ik op zich niet erg: ooit een opgewonden tienermeisje gezien? En, stond zij stil? Gekleed in een prachtige blauwe jurk wist Westbroek de onoverkomelijke trieste afloop van haar puppy-love te verklanken, al wenste men zich soms iets meer verstilling.

De verstilling, die is voor de liederen van Rachmaninoff – zelfs in hun georkestreerde gedaante – onontbeerlijk. Hier werkten Westbroeks’ grote gebaren als een stoorzender, want het verlangen en de weemoed die de liederen doorgaans ademen, die werden verbannen en intimiteit was ver te zoeken. Maar het valt niet te ontkennen dat het deels ook aan de orkestraties lag.

Het is zeer spijtig dat Wesbroek – in plaats van romances van Rachmaninoff – niet de aria van Katerina Ismailova uit ‘Lady Macbth of Mtsensk’ van Sjostakovitsj had gezongen. Niet alleen ligt dat repertoire haar veel beter, het had ook beter bij het programma gepast.

En toen was er de vermaledijde Liszt en het voelde als een keiharde valse noot. Zelf zou ik geen nee zeggen tegen nog een mopje Tsjaikovsky. Van mijn part mocht het orkest het verrukkelijke ‘Wals’ uit de Schone Slaapster mogen herhalen, want wat was het goddelijk!

Dmitri Sjostakovitsj – Symfonie nr.6
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky – Briefscène uit ‘Jevgeni Onjegin’; Wals uit ‘De schone Slaapster’
Sergei Rachmaninoff – liederen
Franz Liszt – Les préludes
Eva-Maria Westbroek, sopraan
Koninklijk Concertgebouworkest olv Mariss Jansons

Gehoord 26 oktober 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam

Het programma wordt zondag 29 oktober live uitgezonden:

http://www.radio4.nl/zondagmiddagconcert

Alma Quartet live: een concert dat van mij eeuwig mocht duren

alma-kwartet-lotte-van-raalte

© Lotte van Raalte

Een soort Siamese tweeling zijn het, de strijkkwartetten van Claude Debussy (1893) en Maurice Ravel (1902-1903). Niet alleen in hun opbouw, ook de delen zelf dragen vrijwel identieke aanduidingen. Wat bij Debussy ‘Assez vif et bien rhytmé’ heet, is bij Ravel ‘Assez vif – Très rhytmé’. Ook het sterk impressionistische derde deel van Debussy heeft een gevoelsgelijke broertje bij Ravel, al is het laatste aardser en iets minder vaag. Niet zo verwonderlijk: Ravels kwartet was gecomponeerd als een ode aan Debussy.

Daar, waar de meeste kwartetten hun best doen om de verschillen tussen de beide werken te accentueren, legde het Amsterdamse Alma Quartet juist de nadruk op hun gelijkenis, waardoor Ravel af en toe zelfs als een bijna letterlijke kopie van Debussy klonk. Voor mij werkte de aanpak zeer verhelderend en ik zou ze graag naast elkaar op een cd willen (her)beluisteren.

De keuze voor de tempi vond ik soms best merkwaardig. Voornamelijk de langzame delen kregen een super softe behandeling waardoor ze in een eeuwig durende oase van rust en zoetere dan zoete klanken veranderden. Heel erg mooi, dat wel, maar men paste het iets te vaak toe, waardoor het op den duur een beetje ‘slepend’ werd in mijn oren.

Alma schulhoff houtsnee Erwin Schulhoff in 1924. Houtsnee van Conrad Felixmüller. Lindenau-Museum, Altenburg, VG Bild-Kunst

Net als Debussy, zijn leraar, en zeer zeker Ravel, stond ook Schulhoff open voor alles, alleen voerde hij het nog verder door, tot in het extreme. “Muziek moet voornamelijk fysiek plezier, zelfs een extase bij de luisteraar teweegbrengen. Zij is geen filosofie, haar oorsprong ligt in de extatische situaties en haar uiting in het ritme”, schreef Schulhoff in 1919. Geen wonder, dat de synthese van jazz en klassieke muziek voor hem niet alleen een uitdaging, maar zelfs zijn artistieke credo was.

Dat hoor je ook in zijn tweede strijkkwartet uit 1925, waarin hij behalve de door jazz geïnspireerde ritmiek ook de Tsjechische volksmuziek verwerkte. Het Alma Quartet speelde het werk zeer levendig, met een voorbeeldige punctatie en een klank waar je in zou kunnen willen verdrinken. Meesterlijk.

Alma shostakovich-SQ8

Geen complexer strijkkwartet het nummer acht van Sjostakovitsj. De musicologen bestrijden elkaar in het zoeken naar de verborgen betekenissen: was het een aanklacht tegen het fascisme of juist niet? Volgde hij hiermee de lijn van de partij of verzette hij er zich juist tegen?

Allemaal flauwe kul, uiteraard, want alles wat Sjostakovitsj wilde zeggen staat gewoon in de noten. Dat hij met zijn eigen initialen DSCH rijk strooide? Niet voor de eerste keer, bijna al zijn werken zijn er mee gelardeerd. Dat hij zo veel citaten van zijn andere stukken hier in verwerkte? Ook niets nieuws: componisten citeren zichzelf graag, zeker als ze in tijdnood komen (het kwartet is gecomponeerd in drie dagen). Of als ze denken dat ze al eerder iets briljantst hebben gemaakt (een inderdaad geniale tweede pianotrio in dit geval).

Programmatisch stuk of niet: prachtig is het wel. Niets voor niets is het één van de meest gespeelde kwartetten uit de twintigste eeuw!

De Alma’s hebben het kwartet gespeeld als één geheel, waarin alle delen naadloos in elkaar overgingen, zo doende een eendelige symfonie voor strijkkwartet creërend. Prachtig vond ik het, want zo kon men niet alleen beter de herhalingen en de citaten daar uit vissen maar ze ook met elkaar in verbinding brengen. Het was alsof ze wilden zeggen: hou nou eens op met dat eindeloze geouwehoer en luister naar de muziek pur sang! Of dat de bedoeling was weet ik natuurlijk niet, maar zo heb ik het ervaren, waarvoor ik de heren meer dan dankbaar ben.

En toen was er een toegift: het Romance uit het Divertimento for String Quartet op.14 van Schulhoff, een prachtige belichaming van de romantisch-sentimentele kant van de componist. Als tempoaanduiding staat er ‘Ruhig fliessend’ bij en zo hebben de heren het gespeeld, ‘rustig voorbijvliegend’, vrij vertaald dan.

Marc Daniel van Biemen kondigde het stuk aan met een verontschuldigende glimlach op zijn gezicht, het duurde maar kort, zei hij. De toevoeging, die snap ik wel: de helft van het publiek was toen al weg. Duurde het concert ze te lang? Voor mij mocht het eeuwig doorgaan.

Alma

Gelukkig werd het optreden gisteren live uitgezonden en wie er niet bij was – maar ook wie er bij waren en net als ik wilden dat het concert nooit eindigde – kan het op de radio terugluisteren:

http://www.radio4.nl/gids/2017-07-11/558932/avondconcert

Strijkkwartetten van Schulhoff, Debussy, Sjostakovitsj en Ravel
Alma Quartet: Marc Daniel van Biemen, Benjamin Peled (viool), Jeroen Woudstra (altviool), Nitzan Laster (cello)

Gehoord 11 juli 2017 in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam

Meer Alma Quartet:

ERWIN SCHULHOFF strijkkwartetten door ALMA QUARTET

Korngold en de tijd

Website van het kwartet:

https://www.almaquartet.co

HANS KOX: Anne Frank Cantate SHOSTAKOVICH: Symphonie nr.5

Kox programma

“We kunnen het verleden niet negeren, anders negeert het verleden ons” .

Deze quote van Hans Kox, voor velerlei uitleg vatbaar, staat als een huis. We kunnen het betrekken op het historisch besef van feiten en gebeurtenissen, iets waar het tegenwoordig vaak aan ontbreekt. Je kan het ook zien als een pleidooi voor de continuïteit in de kunst, in dit geval de kunst van het componeren. Simplistisch gezegd: zonder Bach geen Sjostakovitsj, zonder Badings geen Kox.

Kox

Hans Kox .  Courtesy © Marieke Duijsters

Ik ben altijd een enorme bewonderaar van Hans Kox geweest. Mijn eerste kennismaking met zijn muziek was eind jaren tachtig toen ik zijn L’Allegria heb gehoord, onvoorstelbaar mooi gezongen door Lucia Meeuwsen. Veel van mijn collega’s vonden dat er iets aan mijn “goede smaak” mankeerde. Ik hield immers ook van de andere toen verguisde componisten: Korngold en Szymanowski. Maar tijden veranderen. Gelukkig.

Werd de eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate nog door veel recensenten de grond in geboord – het werk zou een “smakeloos samenraapsel” zijn – tegenwoordig durft men op zijn eigen oren te vertrouwen en muziek mag weer beschouwd worden als iets meer dan alleen maar een opsomming van wiskundige formules.

De eerste uitvoering van de Anne Frank Cantate in 1984 :

Kox trekt een lijn tussen de Oudtestamentische profetieën (het boek Esther) en de droge verslagen uit Auschwitz gecombineerd met uitspraken van Hitler zelf. En dat alles koppelt hij aan gedichten van onder anderen Rilke, Celan en Kaléko.

Het is zonder meer waar dat het werk “episodisch” is, maar hoe kun je beter herdenken dan juist zo? Fragmentarisch en episodisch? Schijnbaar zonder een vaste verhaallijn? Die lijn is er natuurlijk wel, maar die moet je zelf ontdekken en dat ontdekken doe je door goed te luisteren. Naar de muziek, maar ook naar de woorden.

In de Anne Frank Cantate komen we Anne Frank niet tegen. Zij is hier noch lijfelijk noch via citaten uit haar beroemde dagboek aanwezig. Dat heeft voornamelijk te maken met de rechten, maar haar naam alleen voldoet als symbool voor en surrogaat van de zes miljoen.

De Cantate bestaat uit drie delen. Via Nox (nacht) die staat voor de (aanzet tot) Jodenvervolging belanden wij in Mors (dood) in de vernietigingskampen en in Lux (licht) moeten we ons er bij neerleggen dat er niets is geleerd en dat er niets gaat veranderen.

“Du suchst mich, und es gibt mich nicht mehr“, zingt de sopraan, waarop het koor alleen maar met de woorden van Augustinus kan antwoorden: “Slecht zijn de tijden, maar wij zijn de tijden”.

Kox Bastiaan

Bastiaan Everink

De uitvoering van 2 mei 2015 kon in mijn ogen niet beter gedaan worden.Alledrie de solisten – Martina Prins, Helena Rasker en Bastiaan Everink – waren meer dan voortreffelijk. Hun woorden waren goed verstaanbaar en hun voordracht zeer indrukwekkend.

Kox-Hermus-Claudia-Heysel-4

Antony Hermus  © Claudia Heysel

Antony Hermus dirigeerde Het Nederlands Philharmonisch alsof zijn leven ervan afhing, zo ontzettend intensief! Bijzonder getroffen werd ik ook door het Nederlands Concertkoor (koordirigent Louis Buskens). Huiveringwekkend en schrijnend mooi.

Bastiaan Everink over de Cantate:

Vrijheid versus onderdrukking: daar gaat ­het ook in de vijfde symfonie van Sjostakovitsj over. Maar voor mij staat de symfonie voornamelijk symbool voor de vrijheid van meningsuiting. Hoe verpak je je boodschap als je mond gesnoerd is en je voor de kleinste verspreking de kogel kunt verwachten, of op zijn minst levenslange opsluiting?

Ironie en spot zijn sterke middelen, mits ze goed begrepen kunnen worden. In geval van deze symfonie heeft het goed gewerkt: de dictator vond het geweldig en de luisteraars konden tevreden naar huis. Maar in hun harten wisten zij dondersgoed welke beelden zij zich bij de sterke noten moesten indenken.

Het Nederlands Filharmonisch heeft al zijn sterkste troeven ingezet om de symfonie alles te geven waar het werk om vraagt. Het brulde, gierde en wiegde en in het groteske laatste deel werd het “Allegro” inderdaad “non troppo”, maar zonder “ma”.

Kox applaus

Foto van het slotapplaus © S.Boersma

Voer om over na te denken, dit concert.

Hieronder de (audio) opname van Anne Frank Cantate:

Hans Kox: Anne Frank Cantate, A Child of Light
Dmitri Sjostakovitsj: Symphonie nr.5, op.47
Martina Prins (sopraan), Helena Rasker (alt), Bastiaan Everink (bariton)
Nederlands Concertkoor olv Louis Buskens
Nederlands Philharmonisch Orkest olv Antony Hermus

Gehoord 2 mei 2015 in het Concertgebouw in Amsterdam

Meer Hans Kox:
HANS KOX: DORIAN GRAY

Meer Anne Frank in de muziek:
ANNE & ZEF
ANNELIES