Entartete Musik

Recovered Voices: A Lost Generation’s Long-Fortgotten Masterpieces

Like no other renowned conductor, James Conlon has been an ardent advocate of the ‘Entartet composers’ for years. In his Cologne years (between 1989 and 2002 he was chief conductor of the Gürzenich-Orchester and artistic director of the opera) he performed and recorded almost all of Zemlinski’s orchestral and vocal works. I cherish his recordings on EMI (unfortunately most of them are no longer on the market) as the greatest treasures, which they probably are.

James Conlon

In 2006, Conlon was appointed musical director of the Los Angeles opera and one of his first projects was a series of ‘Recovered Voices: A Lost Generation’s Long-Fortgotten Masterpieces.

The series started in 2008 with a double-bill of Ullmann’s Der zerbrochene Krug and Zemlinsky’s Der Zwerg. (Arthaus Music 101 528)

DER ZERBROCHENE KRUG

Victor Ullmann

Der Zerbrochene Krug (1941/1942) was the last work Ullmann composed before being deported to Theresienstadt. In October 1944, he was deported to Auschwitz and gassed two days after his arrival, The libretto (written by Ullmann himself), a delightful Commedia dell’arte, is based on an 1808 classic by von Kleist.



It was the first time I saw the opera and I fell for it immediately. The music is wonderful: jazzy, occasionally atonal, but with lovely waltzes. Basically a bit of everything. Eclectic? Sure, but since when is that a dirty word?

The production stole my heart. That already happened with the overture: while maestro Conlon whips up the orchestra to unprecedented heights (can you also play comically?), we also get a performance of a ballet pantomime (choreography: Peggy Hickey), which “tells” us what happened beforehand.

The images, the shadows, the light, the choreography – everything makes that you can’t help but smile.

The highly erotically charged story is about a man who, during a night-time visit to Eve, has broken a cherished jug belonging to her mother, Frau Marthe Rull. The woman seeks justice for this from Judge Adam, but in the end it turns out that the judge himself was the perpetrator.

Set in a small village (Heisum) in Holland, it produces delightfully recognisable images. Anton Pieck, Delft Blue, Frau Antje, windmills, clogs – it is all there! And it is so beautiful! The lighting technician (David Weiner) really deserves an Oscar award.

Melody Moore (Eve) is a true discovery. With her pliant, lyrical, sparkling soprano, she manages to express the conflicting feelings of innocence and vice, flirtation and genuine love in an inimitable way. At times, she reminded me of the young Lucia Popp.

Her mother is in a enchantingly exaggerated way sung by Elisabeth Bishop and Richard Cox is excellent as her fiancé Ruppert.

But everything and everyone pales in comparison to James Johnson, who sings judge Adam. What a voice! Such diction! And what a performance! What he does with the role borders on the impossible. This is what makes a person happy.Victor Ullmann

Der Zerbrochene Krug from Los Angeles:

https://www.operaonvideo.com/der-zerbrochene-krug-ullmann-la-opera-2008/

Der Zerbrochene Krug on cd., with a.o. Michelle Breed tand Claudia Barainsky.
Gerd Albrecht conducts:

DER ZWERG

The idea of composing an opera about an ugly man who is in love with a beauty has haunted Zemlinsky all his life, and that’s how he ended up with Oscar Wilde and his The Birthday of the Infanta

.Costume design for ‘Der Zwerg’ by August Haag, Cologne 1922.

On her eighteenth birthday Donna Clara receives a remarkable gift: a dwarf, who is also hideously ugly. A delightful toy for the infante, especially since the dwarf does not know he is ugly himself – he has never seen his own reflection… Donna Clara makes him fall in love with her and makes him think that she loves him too, after which she puts him in front of mirrors. He doesn’t survive, but that doesn’t interest the spoiled princess.

A delightful toy for the infante, especially since the dwarf does not know he is ugly himself – he has never seen his own reflection… Donna Clara makes him fall in love with her and makes him think that she loves him too, after which she puts him in front of mirrors. He doesn’t survive, but that doesn’t interest the spoiled princess.

Diego Velázques: Las Meninas

The very traditional and naturalistic setting is exceptionally beautiful and the costumes are dazzling. You really think you’re at the Spanish court. The whole thing looks like a painting of Velazques, breathtaking.

The execution is also breathtaking. James Johnson sings and acts an excellent Don Esteban. Mary Dunleavy has everything it takes to perform the conceited infante: she is beautiful and capricious. Her voice is silvery and childishly light. As an actress she also knows how to convince.

Rodrick Dixon sings the leading role here in an inimitable way. The only singer I ever liked better in this part was Douglas Nasrawi, whom I heard singing it during a Saturday Matinee at the Concertgebouw.



James Conlon:

 
“The music of Alexander Zemlinsky and Viktor Ullmann remained hidden for decades by the aftermath of the destruction wrought by the policies of the Nazi regime […]. Full recognition of their works and talent is still lacking, more than 65 years after their deaths […].
Their lives and personal histories were tragic, but their music transcends it all. It is up to us to appreciate their story in its full historical and artistic context.

Vervolgde Nederlandse componisten in de Tweede Wereldoorlog

Mijn referentiekader

Shoa, Holocaust, de hel… Razzia’s, dorgangs kampen, “model” kampen, concentratie kampen,  vernietiging lagers…. Nergens in Europa werden – procentueel – zo veel Joden weggevoerd en vermoord als vanuit Nederland. Hoe dat kwam laat ik aan de historici en onderzoekers over. Ik wil nu even stilstaan bij degenen die het muziekleven – en meer – alleen in Nederland (maar ook buiten de grenzen) konden bepalen, veranderen, verrijken en die vernietigd werden als waren ze het ongedierte en daarna gewoon ”vergeten”. En van wie we nog steeds (te) weinig horen. Ook van degenen die de hel hebben overleefd.

Hoe en met wie zal ik beginnen? Met de jongste? De meest bekende? De vrouwelijke? Dilemma. Ook, omdat ik nog steeds niet alle namen paraat heb, en niet alles heb gehoord. Dan maar door elkaar, ook omdat ze zo van elkaar verschilden en zo de Nederlandse muziek (en de kunst)wereld bepaalden.



Dick Kattenburg

Vierentwintig is hij geworden. Vierentwintig. Meer mocht het niet van de nazi’s. Wie weet, wat hij nog meer in zijn mars had? Welke opera’s hadden we van hem kunnen verwachten? Wie weet was hij nu Wagner voorbijgestreefd, de componist die het niet zo op Joden op had? Maar misschien was hij een totaal andere richting opgegaan en werd hij een jazz gigant?
We zullen het nooit weten, want hij is maar vierentwintig geworden en toen de oorlog uitbrak was hij nog geen twintig. Wel had hij al naam gemaakt als violist. Maar ook als componist, want componeren was iets wat hij altijd deed. Ook tijdens zijn onderduik.

Ooit wilde hij ook een muziekleraar worden, wat blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad (een uitgave van de Joodsche Raad) van 7 september 1941, waarin hij zich aanbood als leraar muziektheorie en vioolpedagoog. Nog maar kort daarvoor had hij bij Willem Pijper het staatsexamen in de vakken theorie en viool met succes afgelegd, waardoor hij zich ook als leraar kon vestigen, met als standplaats Naarden, waar hij inwoonde bij zijn moeder, zijn jongere broer, zijn zus en haar echtgenoot.

Kattenburg heeft nooit zijn Joodse achtergrond verloochend. Hij heeft een groot aantal Hebreeuwse melodieën gearrangeerd, verschenen in zijn manuscripten in het Hebreeuws gestelde titels en maakte hij gebruik van de datering overeenkomstig de joodse kalender. In 1942 kwam in zijn manuscripten zelfs symbolisch de Davidsster voor

Niet zo lang geleden is er cd uitgekomen met Kattenburgs “all that jazz’, iets wat we te danken hebben aan een Duits piano duo, Friederike Haufe en Volker Ahmels.

De ‘Ouverture voor twee piano’s’ uit 1936 is het enige werk dat Kattenburg schreef voor tweepiano’s . Hij was toen 17. Uit dezelfde periode stamt ook  ‘Tap dance’ waar ook echt een tapdanser aan te pas moest komen.

Kattenburg maakt zelfs een zeer geslaagde tekening van de tapdanser in het manuscript. Deze rol is Tonio Geugelin werkelijk perfect aangemeten.

Van zijn Trio à cordes beleefde zijn wereldpremière op de waanzinnig goede cd van Het Haags Strijktrio. Het werk duurt maar vijf minuten maar wat een vijf minuten!

Maar ook de uitvoering door het Black Oak Ensemble is gewoon subliem.


Kattenburgs jazzy ‘Novolette’ is als koren op de molen in de handen van Marcel Worms. Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.

De altvioolsonate van Dick Kattenburg bestaat uit maar één deel, allegro moderato. De reden is simpel: vóór Kattenburg het werk kon voltooien werd hij tijdens een razzia in een bioscoop opgepakt en op 5 mei 1944 naar Westerbork gestuurd. Op 14 mei 1944 werd hij op transport naar Auschwitz gesteld. Een op 30 september 1944 gedateerde overlijdensakte vermeldt dat hij in Midden-Europa is gestorven. Daar werd hij tussen 22 mei en 30 september vermoord


Max Vredenburg

Max Vredenburg (1904 -1976) is tegenwoordig voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest. In de jaren twintig vertrok hij naar Parijs waar hij met o.a. Paul Dukas en Albert Roussel studeerde, componisten die hem zeer hebben beïnvloed.

 In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.

Marcel Worms houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.


Leo Kok

© Leo Smit Stichting

Kok verloor zijn beide ouders toen hij nog maar een kind was en werd grootgebracht door zijn oma. Hij speelde piano, componeerde en … voetbalde, alle drie als een prof.

Hij zat in het verzet en overleefde de hel van Buchenwald. Na de oorlog vestigde hij zich in Ascona, waar hij een klein antiquariaat dreef.

Wat kan ik u nog meer vertellen? Dat zijn stijl eigenlijk geen stijl is, want hij was van alle markten thuis?  Dat de prachtige “Mémoires” uit 1935 onder de handen van Marcel Worms je aan een aquarel of een penseeltekening doen denken en dat de ‘Trois Danses Exotiques’ het bloed in je aderen sneller doen stromen?

Marcel Worms speelt  ‘Vite, Trés Rythmée ‘

Irene Maessen is een zeer overtuigende pleitbezorgster van zijn liederen, al had ik persoonlijk wat meer expressie willen horen. Ursula Koch (viool) mist een beetje dat “smachtende”, maar is zeer ontroerend in de twee werkjes uit het “Enfence -cyclus”

‘Twee Nederlandse Gedichten’  door Irene Maessen en Marcel Worms

Alleen al het prachtige boekwerk met veel foto’s, muziekfragmenten, facsimile’s van de partituren, affiches en de begeleidende tekst in vier talen verdient meer dan lof.

Johnny & Jones

Artiestenfoto Johnny and Jones. Foto: PR © Achterhoek Nieuws b.v

In het echt heetten zij Nol van Wesel en Max Kannewasser. Max had een gitaar en Nol een goede stem en allebei hielden zij van jazz. Vóór ze ontdekt werden  – tijdens een personeelsfeestje in 1934 – werkten ze voor de Bijenkorf. Twee jaar later traden zij voor het eerst professioneel op en gaven ze definitief hun banen op. Nol (Johnny) was toen 18 en Max (Jones) 20 jaar oud.

Johnny & Jones waren de eerste echte Nederlandse tieneridolen, ze werden dan ook door hun achterban op handen gedragen. Zij traden in de beste clubs op, ook in het buitenland.

Johnny and Jones in de Dierentuin Antwerpen, fotograaf onbekend, 1932

Hun laatste optreden dateert van 24 augustus 1941. Op 9 oktober 1943 werden ze naar Westerbork gedeporteerd, waar zij bleven optreden. In augustus 1944, tijdens een kort uitstapje naar Amsterdam hebben ze een zestal nummers – allen geschreven in kamp Westerbork – voor de plaat opgenomen. Toen werd hen een onderduikadres aangeboden, maar zij weigerden. In het kamp waren hun families achtergebleven bovendien waren zij immers Johnny &Jones?! 

Van Wesel en Kannewasser tijdens sloopwerkzaamheden in Kamp Westerbrk, tekening van Leo Kok uit 1944

In 2001 werd hun grootste hit ‘Meneer Dinges weet niet wat swing is’ samen met nog een paar van hun populairste nummers op cd gezet (Two kids and a guitar Panachord DH 2051)

en enkele maanden later kwam een tweede cd uit met nooit eerder uitgebrachte materiaal, waaronder ook liedjes, die zij op een huwelijksfeest in maart 1942 zongen alsook de verloren gewaande opnamen van die bewuste dag in 1944 (Maak het donker in het donker NJA 0101)

Daar zit ook de Westerbork Serenade bij, een loflied op het kamp. Werden zij ertoe gedwongen? Niemand zal het ooit weten.

Pál (Paul)  Hermann

De exacte datum en de plaats van zijn dood zullen voor altijd onbekend blijven. Het laatste wat we van Paul Hermann (1902 – 1944) hebben vernomen is dat hij opgepakt werd tijdens een grote straatrazzia in Toulouse in april 1944 en via het doorgangskamp Drancy overgebracht werd naar Auschwitz en verder naar Litouwen. Sindsdien werd er niets meer van hem vernomen.

Hermann werd geboren in Boedapest, waar hij aan de Franz Liszt Academie studeerde bij o.a. Béla Bartók, Zoltán Kodály en Léo Weiner. Tijdens een optreden in Nederland maakte hij kennis met de Nederlandse Ada Weevers met wie hij trouwde en met wie hij tot 1933 in Berlijn woonde.

Hermann met vrouw en kind

Toen Hitler aan de macht kwam, vestigde het gezin zich in Oudorp in Nederland (leuk weetje: Hermann sprak en schreef voortreffelijk Nederlands). Na de tragische dood van zijn vrouw verhuisde Hermann eerst naar Brussel en later naar Parijs.

Hermann was voornamelijk beroemd als cellist (hij werd de ‘Hongaarse Casals’ genoemd), zo speelde hij de wereldpremière van solocellosonate van Kodaly en eind jaren dertig trad hij vaak op in het Concertgebouw in Amsterdam; maar hij was ook een begenadigd componist. Na de oorlog raakte hij – net als zovele van zijn lotgenoten – in de vergetelheid.

Zijn Grand Duo uit 1930, oorspronkelijk gecomponeerd voor en uitgevoerd met Zoltan Szekely, krijgt nu een uitstekende vertolking van Burkhard Maiss en Bogdan Jianu. Wat een ongekend prachtig werk het toch is!

De Strijktrio en de Pianotrio stammen uit het begin jaren twintig, toen Hermann nog aan het Liszt-Academie studeerde. Dat er in beide, zeer prettig in het oor klinkende werken een prominente rol aan de cello is toebedeeld is nogal wiedes.

De droevige liederen die Hermann in impressionistische stijl na de dood van zijn vrouw componeerde worden zeer ontroerend gezongen door Irene Maessen.

Rosy Wertheim

Rosy Wertheim, in 1912 geschilderd door Jan Veth. Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam

Rosy Wertheim (1888 -1949) was één van de eerste vrouwelijke componisten in Nederland die ook nog internationaal naam maakte. In 1929 verhuisde zij naar Parijs, in haar appartement hield zij een kunstenaarssalon, waar o.a. Milhaud, Messiaen, Jolivet en Honegger elkaar ontmoetten. Haar muziek – voornamelijk haar strijkkwartet – werd toen regelmatig en met veel succes uitgevoerd

In 1935 vertrok ze naar Wenen waar zij contrapunt studeerde bij Karl Weigl. In 1936 reisde ze naar New York om lezingen te geven en uitvoeringen van haar werken te regelen.

Naar Nederland keerde zij in 1937. Haar pianoconcert werd in 1940 werd in Den Haag uitgevoerd door Residentie Orkest olv Willem van Otterloo.

In september dook zij onder. Zij heeft de oorlog overleefd maar werd ernstig ziek en overleed vier jaar later. Haar totale oeuvre omvat ruim negentig werken, meest liederen en kamermuziek. (bron: © Eleonore Pameijer)

Zeer interessante documentaire over Rosy Wertheim:

Nico Richter

Nico Richter met zijn vrouw Hetty

Nico Richter (2 december 1915 – 16 augustus 1945) was zowel arts als de componist.
Al op jonge leeftijd kreeg hij vioolles. Hij studeerde geneeskunde in Amsterdam maar onderbrak zijn studie om bij Hermann Scherchen directie te gaan studeren. In 1935 verwierf hij de Prix Henri Leboeuf  prijs met zijn Concertino voor klarinet, hoorn, trompet, piano en twee violen.

Registratieformulier van Nico Richter als gevangene in nazi-concentratiekamp Dachau

In 1941 studeerde hij  af als arts. Hij raakte betrokken bij het verzet en in 1942 werd hij opgepakt en werd naar Dachau gestuurd. In 1945 keerde hij terug, hij was toen al doodziek. Na zijn thuiskomst schreef hij nog twee delen van een Serenade voor fluit, viool en cello. Hij stierf in augustus 1945, voordat hij de overige delen had voltooid.

Leo Smit

Leo Smit (Amsterdam 14 mei 1900 – Sobibor 30 april 1943) studeerde piano en compositie bij o.a. Sem Dresden.

Eind 1936 verhuisde hij naar Brussel. In 1937 keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij op 12 februari 1943 zijn laatste werk voltooide, de sonate voor fluit en piano.

Op 27 april 1943 werd hij op transport gesteld naar Sobibor waar hij op 30 april werd vermoord.

Daarna werd het stil, er was geen belangstelling, hij werd niet uitgevoerd. Vergeten. Voor de tweede keer vermoord. Dankzij de Leo Smit Stichting werd hij weer een beetje teruggebracht naar het landschap van het Nederlandse muziekleven, maar terug is hij niet.

Divertimento for piano 4 hands 1. Allegro ma non troppo – 2. Lento – 3. Allegro con fuoco performed by: Jorian van Nee & Jurn Tjoa:

Lucas & Arthur Jussen:

Of? In 2020 hebben de Jussen broers zich over Smits werken ontfermd  en regelmatig uitgevoerd. Zij maakten ook een documentaire over de componist, dus er is wel hoop. Hoop ik

https://www.nporadio4.nl/klassiek/75-jaar-bevrijding/78e6c145-2028-44ac-8626-571b58387605/broers-jussen-vragen-aandacht-voor-muziek-van-vervolgde-componist-leo-smit-75-jaar-bevrijding

Voor eeuwig. De laatste brief van Vilma Grunwald op weg naar haar dood in Auschwitz, onderdeel van een muziekcyclus van Marion von Tilzer als eerbetoon.

Tekst: Neil van der Linden

© Sky News

Into Eternity is een aangrijpend eerbetoon aan de Tsjechische Vilma Grunwald, gebaseerd op de onthutsende afscheidsbrief die zij schreef aan haar echtgenoot, op 11 juli 1944, voordat ze samen met haar oudste zoon in Auschwitz in de vrachtwagen zou klimmen op weg naar de gaskamers. De brief gaf zij aan een welwillende Duitse bewaker.

Haar andere zoon, die samen met zijn vader, die arts was, in een ander deel van het kamp gelegerd was en die samen met zijn vader het kamp zou overleven, schreef later hoe sommige oudere bewakers weinig ophadden met het nazisme en Hitler. Vilma had juist gegokt, de bewaker was van die categorie en wist de brief via via naar haar echtgenoot, zijn vader, door te geven, ook al was het kamp immens.. De zoon heeft de brief later aan het Amerikaanse Holocaust Museum gegeven.

Componiste en pianist Marion von Tilzer heeft een cyclus met eigen composities samengesteld en op CD uitgebracht. Het concert in de Posthoornkerk van afgelopen 29 april was ook de presentatie van de CD.

De CD op Spotify:

De titel Into Eternity refereert aan de laatste woorden uit te brief: ‘De beruchte vrachtwagens zijn hier al en we wachten tot het zal beginnen. Ik ben volledig kalm. Jij, mijn enige en mijn liefste, geef jezelf niet de schuld voor wat er gebeurd is, het was ons lot. We deden wat we konden. Blijf gezond en denk aan mijn devies dat de tijd zal helen – misschien niet alles, maar op z’n minst een deel. Zorg goed voor ons kleine gouden jongetje en verwen hem niet te veel met al je liefde. Blijf allebei gezond, lieverds. Ik zal alleen maar aan jou en Misa denken. Heb een gelukkig leven, we moeten nu de vrachtwagens in. Tot in de eeuwigheid, jouw Vilma.’

De cyclus bestaat uit vier instrumentale delen in wisselende bezettingen, verder twee stukken waarin Maya Fridman ook zingt en twee door Bella Adamova gezongen delen, waaronder een zetting van de tekst van de brief. Het lied op de brief is meteen al het tweede deel.

Hier een link naar een studio-opname van het hele lied op tekst van de brief: 

Mezzosopraan Bella Adamova zingt het adembenemend, ingetogen, maar daardoor juist extra dramatisch, inclusief een huiveringwekkend wegstervend pianissimo op de woorden van de ondertekening van de brief, ‘Va Vilma’, ‘Jouw Vilma’. Celliste Maya Fridman speelt er prachtig kleine grillige motiefjes op de cello doorheen.

In een inleiding bij het concert zei journaliste Sandra Rottenberg dat muziek kan helpen de noodzakelijke herinnering aan wat steeds langer geleden gebeurd is levend te houden. Muziek kan die herinnering sublimeren, zoals in dit lied, waarvan je de tekst zonder de muziek misschien nauwelijks over het voetlicht zou kunnen brengen zonder overweldigd te raken door emoties.

In de lijn van de boodschap van de brief brengen andere delen hier en daar wat lichtheid, zoals het begin van het openingsdeel Triptych: Out of the Dark. Maar al snel gaat die lichtheid over in duisternis. Misschien horen we de beruchte vrachtwagens al aan komen rijden.

De laatste twee stukken van de CD werden tijdens het concert in omgekeerde volgorde gespeeld. Nu werd het op de CD laatste stuk, het titelstuk Into Eternity, als één na laatste gespeeld. De titel is ontleend aan de slotwoorden van de brief.

Op aanvankelijke lyrische motieven in de hoge registers van de piano zet op zeker moment een dwingend ritme in op oriëntaalse trom, dat het midden houdt tussen mystieke trance en een marsritme. Maar na een aardsere passage in de middelste octaven van piano komen de motieven in de hoge noten en het marsritme terug.

Het stuk eindigt met het etherische geluid van met strijkstok bespeelde belletjes. Het concert eindigt met het voorlaatste stuk van de CD, A girl findsa bright spot in a dark world, dat zowaar bijna dansbaar is, de gemoedsgesteldheid verklankend die briefschrijfster Vilma Grunwald in de laatste uren van haar leven probeerde te cultiveren.

In al zijn verfijndheid is Into Eternity natuurlijk relatief kleinschalig, maar het probeert één van de talloze miljoenen die omkwamen een naam te geven, en daarmee een beetje ook de anderen, die niet in staat waren een brief te schrijven, of wier brief nooit zijn aangekomen, of die niemand meer hadden om een brief aan te schrijven.

Trailer:

Twee eigen clips:

The letter of Vilma Grunwald

The day the light came

Hier is nog meer informatie over Vilma Grunwald en haar nog levende zoon Frank Grunwald: 

https://news.sky.com/story/my-mums-letter-written-moments-before-her-auschwitz-death-11365312

Gezien 29 april 2023, 20.15h in de Posthoornkerk. 

Bella Adamova, alt, Maya Fridman, cello, zang, het Belinfante Kwartet, Michael Hesselink klarinet,  Jacobus Thiele, percussie, Marion von Tilzer, composities, piano.

Der Köning Kandaules oftewel de les in hoe je het geluk niet met iedereen moet delen

In 1938 vluchtte Zemlinsky naar New York. In zijn koffertje bevond zich de onvoltooide opera Der könig Kandaules. Eenmaal in New York, hoopte hij op de uitvoering in de Metropolitan Opera.

André Gide

Het op het toneelstuk van André Gide gebaseerde libretto ging over een seksschandaal dat een heel koningshuis aan het wankelen heeft gebracht en het einde van een hele dynastie btekende. Volgens de Griekse historicus Herodotus gebeurde dit in Lydië in de 7e eeuw v.Chr., toen koning Kandaules rondbazuinde dat zijn vrouw zo mooi was en wilde zijn geluk en de schoonheid van zijn vrouw met iedereen delen.

Door de koning aangemoedigd en door een onzichtbaar makende ring geholpen, brengt Gyges, zijn geliefde lijwacht een nacht door met de koningin. Als zij achter de ware toedracht komt, spoort zij Gyges aan om de koning te vermoorden waarna hijzelf tot koning wordt gekroond.



Herodotus: : “Er zijn voor jou nu twee wegen aanwezig, Gyges, ik geef jou de keuze welk van beide je wil inslaan. Want ofwel moet je Kandaules doden en krijg je mij en het koningschap van Lydië, ofwel moet je dadelijk zelf sterven zonder meer, opdat je voortaan niet meer zou zien wat je niet mag zien door Kandaules in alles te gehoorzamen. Maar het is werkelijk nodig dat ofwel degene die dat bedacht heeft omkomt (gedood wordt) ofwel jij die mij naakt bekeken hebt en gedaan hebt wat niet gebruikelijk is.” (Wiki)

Het libretto bleek te gewaagd voor het Amerikaanse publiek en toen Zemlinsky in 1942 stierf, was zijn opera nog steeds onvoltooid.

Antony Beaumont

Het was pas de Engelse musicoloog én Zemlinsky-biograaf Antony Beaumont die het partituur voltooide. In oktober 1996 werd de opera in Hamburg uitgevoerd, met enorm veel succes. De uitvoering werd live opgenomen en op het label Capriccio (600712) uitgebracht.

De uitvoering onder leiding van Gerd Albrecht is zonder meer uitstekend en de hoofdrollen zijn met James O’Neal (Kandaules), Monte Pederson (Gyges) en Nina Warren (Nyssia) zeer adequaat bezet. In de kleine rol van Nicomedes horen we een jonge debutant, Mariusz Kwiecień.


In 2002 heeft Salzburg de opera op het programma gezet en de fenomenaal bezette, live opgenomen uitvoering werd in een zeer verzorgde uitgave op 2 cd’s uitgebracht (Naïve 3070). De rol van Kandaules werd vol overgave gezongen door Robert Brubacker en Wolfgang Schöne was een uitstekende Gyges. De Zweedse Nina Stemme, die toen nog in het lyrische ‘fach’ zat, zong een mooie Nyssia. Het Deutsche Symphonie Orcherst onder leiding van Kent Nagano klinkt zeer spannend.

Deel 1:

Deel 2:

Onze onvolprezen ZaterdagMatinee heeft de opera in november 2007 concertante uitgevoerd, helaas bestaat er geen opname van. Jammer, want de dirigent Bernhard Kontarsky dirigeerde met veel overgave en Stuart Skelton en Jeanne-Michèle Charbonnet waren onvergetelijk als de koningspaar.


Gyges (of was het Zemlinsky zelf?):  „Der, der ein Glück hält, soll sich gut verstecken! Und besser noch, sein Glück vor Andern“.

The Kaiser of Atlantis: Sebastián Alfie’s documentaire over de opera gecomponeerd in een concentratiekamp

Tekst: Peter Franken

© Voordekunst

In de Haagse Kunstkring werd als onderdeel van de Haagse Vrijheidsweken op dinsdag 25 april de documentaire ‘The Kaiser of Atlantis’ vertoond. In deze film van Sebastián Alfie uit 2022 wordt de geschiedenis verteld van Ullmanns korte opera Der Kaiser von Atlantis.

Victor Ullmann (1898-1944) is ongewild zo ongeveer het boegbeeld van de jong gestorven componisten van ‘Entartete Musik’. Hij overleed in Auschwitz na een tweejarig verblijf in Theresienstadt. Zijn bekendste werk Der Kaiser von Atlantis kwam daar tot stand. Toen hij nog ‘gewoon’ thuis in Praag woonde schreef hij ook al een opera, de eenakter Der Gebrochene Krug.

Viktor Ullmann, tekening van Peter Kien

Na zijn aankomst in Theresienstadt in september 1942 werd Ullmann ingedeeld bij de ploeg kunstenaars die de ‘Freizeitgestaltung’ moesten vormgeven. Hij had op dat moment al een groot aantal werken op zijn naam staan en ging in het kamp stug door met componeren. Hij klampte zich er als het ware aan vast, getuige dit opmerkelijke citaat: ‘Theresienstadt was en blijft voor mij een school die structuur onderwijst. Vroeger, toen men dankzij het comfort (dit tovermiddel van de beschaving) niet bij machte was om het gewicht van de wreedheid te voelen, kon die eenvoudig worden genegeerd en was het gemakkelijk om een mooie structuur te scheppen. Maar hier, waar artistieke materie de dagelijkse structuur moet overwinnen en verdragen, waar elke glimp van goddelijke inspiratie zich tegen de omgeving teweer moet stellen, hier vindt men (pas) de meesterklas.’

Der Kaiser peter Kien zelfportret

Peter Kien: Zelfportret

Het ontwerp van de satirische opera Der Kaiser von Atlantis oder der Tod dankt ab stamt naar verluidt van voor Ullmanns gevangenschap en werd geïnspireerd door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. In Theresienstadt werkte Ullmann er met de jonge schrijver dichter Peter Kien verder aan en werd het libretto afgestemd op de actualiteit.

Der Kaiser von Atlantis gaat over een dolgedraaide keizer die oorlog voert op alle fronten. Maar daar komt de dood tegen in opstand. Hij weigert nog langer mee te werken aan de gemechaniseerde slachtpartijen. Hij is beledigd in zijn beroepseer, die van degelijk handwerksman. Dat heeft tot gevolg dat nu niemand meer kan sterven, ook zieke en gewonde mensen niet. Iedereen is veroordeeld tot eindeloos lijden. De dood wil zijn werk pas weer oppakken als de keizer erin toestemt als eerste te sterven.

© Voordekunst

De ironie van het verhaal is dat de dood, normaal gesproken degene die schrik aanjaagt, zich hier indirect opstelt als beschermer van het menselijk leven. Immers, als eenmaal de keizer (absoluut heerser) uit de weg is, keert alles ten goede en neemt het normale leven zijn loop. De keizer geeft zijn droom van een rijk zonder levende mensen op en neemt afscheid van de wereld. De parallel met Hitler en zijn vernietigingsmachine is duidelijk. De hoop dat de dood het met hem op een akkoordje zal gooien voor het te laat is eveneens.

In de documentaire wordt de ontstaansgeschiedenis van het werk zorgvuldig gereconstrueerd. Het kamp kende joods zelfbestuur en de gevangenen liepen niet in gestreepte pakken zoals in de reguliere concentratiekampen. De leefomstandigheden waren echter vergelijkbaar, veel te veel mensen opeengepakt in kleine ruimtes.

Kien was tewerkgesteld op de afdeling technisch tekenwerk en was zodoende in de gelegenheid aan papier te komen. De opera is geschreven op de achterkant van vellen die de indruk wekken van intakeformulieren die door het joodse bestuur werden gebruikt. Opvallend is de conclusie dat de leden van de joodse raad tussenbeide zijn gekomen en zelfcensuur hebben toegepast toen bleek dat Ullmann en Kien in hun ogen te duidelijk provoceerden.

Uiteindelijk was elk nieuw werk dat in het kamp tot stand kwam bedoeld voor uitvoering, de beproefde methode om in abnormale omstandigheden de illusie van normaliteit zoveel als mogelijk in stand te houden. En met een dolgedraaide keizer die wel erg veel weg had van Hitler zou een uitvoering vermoedelijk door de SS worden verboden, nog los van de repercussies waarmee dat gepaard zou gaan. Dat was overigens niet het enige waar tegenaan werd gehikt. Zo was een bepaalde aria een parodie op het Duitse volkslied dat hier in mineur maar evengoed zeer herkenbaar wordt gezongen.

Er werd een nieuwe versie geschreven waarin in plaats van een keizer een goed bedoelende koning centraal staat en alle passages die voor problemen zouden kunnen zorgen werden weggepoetst. Onduidelijk blijft of Ullmann hieraan heeft meegewerkt. Kien moet er in elk geval wel bij betrokken zijn geweest: hij parodieert het opschoningsproces aan de hand van een aantal schetsen waarin de koning aan het einde is getekend als ballerina.

Dat het werk ondanks dat de repetities begonnen waren toch nooit is uitgevoerd in het kamp heeft niets van doen met een verbod door de SS maar is het gevolg van een algehele stop op alle culturele activiteiten in het gehele Duitse Rijk. Daarmee hoefde de schijn van normaliteit niet langer opgehouden te worden en werd de complete cultuurploeg op transport naar Auschwitz gezet. Alleen Karel Berman die de rol van de dood zou vertolken wist te overleven.

Ullmann was al eerder naar Auschwitz overgebracht en wist voor zijn vertrek naar onbekende bestemming de partituur en het libretto bij een collega in bewaring te geven: Dr. Hans Gunther Adler. Het betrof een werkversie met aanpassingen, doorhalingen en alternatieven. Adler doneerde het werk na de oorlog aan het Goetheanum en later kwam het bij de Paul Sacher Stichting in Basel terecht.

© voordekunst

Het is aan musicus en arrangeur Kerry Woodward te danken dat Der Kaiser niet in de vergetelheid is geraakt, zoals zoveel werken van joodse componisten uit die tijd. Dankzij een connectie met de familie Adler kreeg Woodward de beschikking over het stapeltje losse bladen en wist er een samenhangend geheel uit te destilleren. In 1975 vond de première plaats door de Nederlandse Operastichting in Theater Bellevue. Rhoda Levine regisseerde.

Rhoda Levine © Anne Woodward

Kerry Woodward en Sebastián Alfie bij wereldpremière film in Malaga: © Anne Woodward

Door samenwerking met het ‘muziekmedium’ Rosemary Brown kon de naar eigen zeggen aanvankelijk nogal sceptische Woodward contact leggen met Ullmann. Dat leidde tot diverse aanpassingen en verbeteringen in de partituur. Woodward komt uitvoerig aan het woord in de film en gaat in detail in op de samenwerking met Brown-Ullmann.

aankondiging van Gustavo Tambascio’s regie van Der Keiser in Teatro Real

De tweede hoofdpersoon is de Argentijnse regisseur Gustavo Tambascio die we zien en horen tijdens de repetities voor een nieuwe productie van het werk in Madrid. Hij legt sterk de nadruk op de situatie waarin Kien en Ullmann verkeerden toen ze hieraan werkten, vraagt zich in gemoede af hoe het voor hen geweest moet zijn in die uitzichtloze toestand. Het bovenstaande citaat van Ullmann geeft een indruk, verder vertrok elk transport met onbekende bestemming. Dat kon net zo goed een ander kamp zijn, men kon blijven hopen. Kennis achteraf van wat er met de afgevoerde joden gebeurde kan niet met terugwerkende kracht aan Ullmann en Kien worden toegekend

In de film wordt een bezoek gebracht aan het voormalige kamp Theresienstadt en worden fragmenten vertoond van de propagandafilm die werd gemaakt om het kamp te tonen als model instelling voor geïnterneerde joden: Theresienstadt. Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet (‘Der Führer schenkt den Juden eine Stadt’). De opnames dateren van de nazomer van 1944 en de film kwam gereed in maart 1945.

Het merendeel ervan ging verloren maar ongeveer 20 minuten aan materiaal is later in diverse archieven teruggevonden. Als middel om de publieke opinie te beïnvloeden heeft de film geen enkele rol gespeeld, meer dan een paar besloten vertoningen zijn er niet geweest. Op dit punt is het gebruik dat Sebastián Alfie ervan maakt een beetje misleidend. Niettemin een indrukwekkende document, een film die brede verspreiding verdient.

Op 1 september 1944 startten de opnames voor een Duitse propagandafilm TheresienstadtDe film onder regie van Kurt Gerron zou in 1945 uitkomen onder de titel Theresienstadt: Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet, met als misleidende ondertitel: Der Führer schenkt den Juden eine Stadt. Gevangenen werden ingezet als acteurs. De Joden moesten het doen voorkomen dat ze in Theresienstadt leefden alsof het een reguliere stad betrof, met winkels, cafés en andere uitgaansgelegenheden. Na de voltooiing en distributie van de film werden de meeste mensen die eraan hadden meegewerkt naar Auschwitz gezonden en na aankomst vergast “ (Wiki)

VIKTOR ULLMANN: Der Kaiser von Atlantis. Amsterdam 4 mei 2016

Mario Castelnuovo-Tedesco: more than just a composer of guitar works

Mario Castelnuovo-Tedesco (Florence, 3 April 1895 – Beverly Hills, 16 March 1968) was born into a Jewish family of Sephardic descent (Jews expelled from Spain in 1492). He was extraordinarily creative, to his credit he worked on all sorts of things: piano works, concertos, operas…. His compositions were played by the great: Walter Gieseking, Gregor Piatigorsky, Jascha Heifetz, Casella.


Heifetz plays Mario Castelnuovo-Tedesco’s second violin concerto: ‘I Propheti’. Recording from 1954:





Today, we know him mainly for his guitar works, nearly a hundred in all, mostly written for Andres Segovia.
Segovia plays the Guitar Concerto No.1 in D major, Op. 99; live recording from 1939:



In the beginning of the 1930s the composer began to explore his “Jewish Roots”, which was intensified by the rising of fascism and the racial laws. His music was not performed anymore. Helped by Arturo Toscanini, Castelnuovo-Tedesco and his family were able to leave Italy just before the beginning of World War 2.


Like most Jewish composers who fled Europe, Castelnuovo-Tedesco ended up in Hollywood. Where, thanks to Jascha Heifetz, he was appointed composer of film music by Metro-Goldwyn-Mayer.



At Rita Hayworth’s special request, he composed music for the film The Loves of Carmen starring Hayworth and Glenn Ford. Below is the dance scene from the film:




During this time, Castelnuovo-Tedesco also composed new operas and vocal works inspired by American poetry, Jewish liturgy and the Bible: America offered him opportunities to deepen and develop his Italian musical heritage and his Jewish spirituality. He dreamed of hearing his Sacred Service “once in the synagogues of Florence”. It was premiered in 1950, at New York’s Park Avenue Synagogue.


Dating from 1956, the opera Il Mercante di Venezia after Shakespeare’s The Merchant of Venice (Castelnuovo-Tedesco was a great Shakespeare lover) was performed at Maggio Musicale in Florence in 1961. Toscanini conducted and the leading roles were sung by Renato Capecchi (Shylock) and Rosanna Carteri (Portia).




In 1966, he composed The Divan of Moses Ibn Ezra. It is a setting of nineteen poems by Rabbi Moses ben Jacob ibn Ezra, also known as Ha-SallaḠ(‘writer of penitential prayers’).



An illustration of Ibn Ezra (centre) using an astrolabe



Born in Granada around 1055 – 1060, Ibn Ezra died after 1138 and is considered one of Spain’s greatest poets. He also had a huge influence on Arabic literature. Castelnuovo-Tedesco composed the ‘Divan’ (meaning; a collection of poems) to the modern English translation.



Roberta Alexander sings The Divan of Moses Ibn Ezra




Channa Malkin and Izhar Elias in ‘Fate has blocked the way’:




The composer wrote his Cello Concerto for Gregor Piatigorsky, the premiere took place in 1935, with Arturo Toscanini conducting the New York Philharmonic. And that was it. Since then, the concerto was totally forgotten for all of eighty years. Until Raphael Wallfisch took it on.



Raphael Wallfisch plays the Allegro Moderato from Castelnuovo-Tedesco’s Cello Concerto



After World War II, Castelnuovo-Tedesco, like several Jewish composers who were forced to flee and seek refuge in Hollywood, was accused of conservatism and sentimentality. That he was inspired by Spanish folklore in many of his works, was not appreciated either.

Song of Songs



In 2022, in celebration of Castelnuovo-Tedesco’s birthday on 3 April his official website presented a long-buried treasure: a recording of the world-premiere of The Song of Songs, which took place in Los Angeles on 7 August 1963

More information:

https://mariocastelnuovotedesco.com/song-of-songs-a-hidden-treasure/?fbclid=IwAR1VjUytiv8h9TnAxMbUwlffBlgU-YeLaXRxeD-XUVJbf6bXAxVmewBhyMc




Castelnuovo-Tedesco:
“In my life I have written many melodies for voice and published 150 of them (many others remaining unpublished) on texts in all the languages I know: Italian, French, English, German, Spanish and Latin. My ambition and, indeed, my deep motivation has always been to unite my music with poetic texts that stimulated my interests and feelings, to express its lyricism.”


In 2019, his biography was filmed in the movie Maestro. Below is the trailer:






Official website of Mario Castelnuovo -Tedesco:

https://mariocastelnuovotedesco.com/

:

Franz Schreker deserves Eternal Life in The Distant Perfect Sound

THE SOUND

Sight & Sound Experience of Gustav Klimt – Atelier des lumières Paris

On the threshold of the twentieth century, many artists were guided in their work by the desire – and the search – for a perfect world. It had to do with the spirit of the times, among other things, and it influenced many painters, writers, poets and composers in their work. But with no other artist it was as prominent as with Franz Schreker (1878-1934). The search for ‘the’ sound dominated his entire life, he was fascinated and obsessed with it. A sound that would die of its own accord, but not really, because it had to continue to be heard – if only in your thoughts. It had to be a pure sound, but one with orgasmic desire and interwoven with visions. Narcotic. In his music I really hear the perfect sound that he so desired which makes me intensely happy.

For Schreker you can wake me up in the middle of the night. The fusion of shameless emotions with undisguised eroticism and intense beauty turns me into an ‘Alice in wonderland’. I want more and more of it. Call me a junkie. I consider his operas to be the most beautiful in existence, alongside those of Puccini and Korngold.

When the Nazis came to power, Schreker was labelled an ‘entartet’. His works were banned and no longer performed. In 1933 he was dismissed from all his engagements and suspended. Schreker was devastated. In December of that year he suffered a heart attack which became fatal to him. But even after the war Schreker was hardly ever performed. The same fate awaited him as (among others) Korngold, Braunfels, Goldschmidt, Zemlinsky, Waxman …. An unprecedented number of names of composers. They were once labelled  ‘Entartet’ by the Nazis and banned, reviled, expelled and murdered. Forgotten.

And that was not just the fault of the Nazis.  After the war, the young generation of composers did not want to know about emotions anymore. Music had to be devoid of any sentiment and subject to strict rules. Music had to become universal: serialism was born. The past was dealt with, including composers from the 1930s. It is only in the last thirty years that the once forbidden composers have regained their voices. The Saturday Matinee has played a major role in this and I thank them on my bare knees for that.

DER FERNE KLANG

The premiere of Der ferne Klang, in Frankfurt in 1912, was very enthusiastically received. In the Frankfurter Zeitung, critic Paul Bekker wrote that “the audience could identify with the central metaphor of Schreker’s work. Everyone hears that enigmatic sound at some point”.

The protagonist is a composer with only one desire: to discover the perfect sound. On his quest for it, he rejects his beloved Grete and leaves everything he loves behind. Only at the end, when it is already too late, does he realise that he could only find the enchanting “distant sound”, along with happiness, in his love for Grete.

There are not many official recordings of the opera on the market. I myself know only one: live recording from Berlin 1991, on Capriccio (60024-2). I’ve never been devastated by that and quietly hoped that NTR will release their September 2004 performance, with Anne Schwanewilms and others. Alas.

Fortunately, Walhall is now coming out with a live radio recording from Frankfurt 1948, and I am very happy about that. It is a fantastic recording, with exceptionally good sound quality for the time.

I did not know any of the singers, the greater the surprise for me. Der Ferne Klang is an opera that is not easy to cast. Both main roles require big voices that are also distinctly lyrical, and Ilse Zeyen (Grete) and Heinrich Bensing (Fritz) are very much so.

The Frankfurt radio orchestra is sublimely conducted by Winfried Zillig, a very well-known German composer music theorist and conductor at the time.

Excerpts can be heard here:

https://www.jpc.de/jpcng/classic/detail/-/art/Franz-Schreker-Der-Ferne-Klang/hnum/2994743

DIE GEZEICHNETEN

The idea came from Zemlinsky. He wanted to compose an opera about an ugly man – his obsession – and commissioned the libretto from Schreker. After finishing his work, it was hard for Schreker to give up his text. Fortunately, Zemlinsky abandoned the opera so Schreker started to compose himself.

Zemlinsky, Schoenberg and Schreker in Prague 1912

Like Der Ferne Klang, perhaps his best-known work, Die Gezeichneten also deals with the search for unattainable ideals. Alviano, a deformed rich nobleman from Genoa, dreams of beauty and perfection. On an island he has ‘Elysium’ built, a place where he hopes to realize his ideals. What he doesn’t know is that the noblemen abuse his island: they are engaged in orgies, rapes and even murders.

Alviano: photo from the premiere in Frankfurt 1918 via Green Integer Blog

The title of the opera is ambiguous. Not only are the main characters ‘marked’ (Alviano by his monstrous appearance and Carlotta by a deadly illness), Carlotta also makes a drawing of Alviano, in which she tries to capture his soul.

This beautiful opera, with its thousands of colours and sensual sounds (just listen to the overture, goosebumps!), is being staged more and more nowadays. In 1990 it was performed at the Saturday Matinee, with an ugly singing but very involved and therefore very vulnerable William Cochran as Alviano and a phenomenal Marilyn Schmiege as Carlotta (Marco Polo 8.223328-330).

Evelyn Lear (Carlotta) and Helmut Krebs (Alviano), scene from the second act:




On Spotify you can find several performances of the complete opera, but if you want to have images as well: below you will find the recording from Salzburg 2005:

IRRELOHE

In 2010, The Opera in Bonn started a Schreker revival. Kudos! In 2010, Irrelohe was put on the stage there and recorded live by MDG (9371687-6).

The story most resembles a real horror movie. The lords of the Irrelohe castle are cursed. On their wedding day, they go mad and rape a virgin, a curse they pass on to their first-born son. Only a fire and its flames can lift the curse. And those flames do come, at the end, when the beautiful Eva (Ingeborg Greiner) prefers Count Heinrich (irresistible Roman Sadnik) to the bastard Peter (Mark Morouse). You get the idea: Peter is the first-born son of the rapist; Heinrich (who is his half-brother) was born 30 days later. All’s well that ends well, but first we shudder, shiver and enjoy…….


Roman Sadnik in scenes from Irrelohe:



Of the opera there already existed a recording on Sony, recorded live in Vienna in 1989. The Wiener Symphoniker was conducted by Peter Gülke and maybe it is his fault that it does not sound very exciting. The singers (including Luana de Vol and Monte Pederson) are certainly not to blame, although they are nothing to write home about.



Worth knowing:
Schreker wrote the libretto in a very short time (it took him only a few days) in 1919. The work takes its name from a railway station called Irrenlohe which Schreker passed by on a trip to Nuremberg in March 1919.




DER SCHMIED VON GENT



I had in my possession a pirate recording of Schrekers’s last opera, Der Schmied von Gent from Berlin 1981, but I wasn’t particularly fond of it: neither the sound nor the performance could really please me. Moreover, the opera was hard to follow without a synopsis.

So I was eagerly awaiting the first commercial release of it and lo and behold: there it is! ‘The Smith’ was recorded live in Chemnitz in 2010 and released on CPO (777 647-2), kudos!

It is a “Grosse Zauberoper” with a story a bit close to ‘Der Freischütz’, it also features a devil, as well as Saint Peter and … Alva (it takes place during the Eighty Years’ War). And yes, it all works out.

The cast, including a fantastic Oliver Zwarg in the role of Smee, is excellent.

VOM EWIGEM LEBEN

I don’t think it was wise to include ‘Ekkehard’, a work Franz Schreker wrote while still in his youth. And certainly not to place it at the beginning of the CD. The symphonic overture has little to say, sounds incoherent, is boring and deters rather than invites listening. ‘Phantastische Ouvertüre’ on 15 is hardly any better and even I, a diehard Schreker fan, really had to force myself to keep listening to it.

But it could also be a bit down to the young English conductor Christopher Ward. He conducts very skilfully but lacks a real drive. Nor can I escape the impression that he doesn’t quite understand the ‘Schrekian idiom’, because somewhere between all the very neatly played notes he has quite lost the eroticism. You hear it best in Schreker’s best-known piece, his ‘Vorspiel zu einer grossen Oper’.

Fortunately, on that CD you will also find two songs; two settings to the poem by Walt Whitman, (translated into German by Hans Reisiger) entitled ‘Vom Ewigen Leben’ and here you hear the real Schreker. Sensual and languorous. That my final verdict is not negative is therefore thanks  to these songs being sung beautifully, with much sehnsucht, by Australian soprano Valda Wilson.

SONGS



The unsurpassed Reinild Mees took the initiative and (of course) got behind the piano herself, to accompany and record two CDs full of Schreker’s songs. It features Jochen Kupfer, Ofelia Sala and Anne Buter and the result is truly outstanding (Channel Classics CCS 12098 and CCS 14398)



Also highly recommended is a release by Koch Schwann (3-6454-2), hopefully still for sale, which includes, in addition to the prelude to Irrelohe and ‘Vorspiel zu einer grossen Oper’, again the truly irresistible song cycle ‘Vom ewigen Leben’, after Walt Whitman’s poems.



It is phenomenally sung by Claudia Barainsky – for her alone, with her radiant height and tremendous understanding of the text, you really must have the CD. Not to mention the fantastically playing Deutsche Symphonie-Orchester Berlin. The conductor, Peter Ruzicka understands exactly what Schreker’s music is all about.





For dessert, one of the most beautiful instrumental works by my beloved composer: Vorspiel zu einem Drama from 1913. The BBC Symphony Orchestra is conducted by Jascha Horenstein:

A new arrival:


Christoph Eschenbach and Chen Reiss

“Christoph Eschenbach conducts this generous survey of the sumptuous, hyper-Romantic music of Austrian composer Franz Schreker. Not only was he the pre-eminent opera composer of his generation, he also, says Eschenbach, “took Mahler’s symphonic writing to a whole new level”. The album includes the ecstatic “Nachtstück” from Der ferne Klang, the exquisite Chamber Symphony and some ravishing orchestral songs, featuring Chen Reiss and Matthias Goerne”(© DG)

Another one whom we forgot: Karl Weigel and the Viennese tradition

Karl Weigl, ca. 1910; the photograph was featured in Die Musik (1910) to accompany Richard Specht’s essay “Die Jungwiener Tondichter.


Karl Ignaz Weigl was born in 1881 in Vienna into an assimilated Jewish family. In 1938, he fled to New York, where he died ten years later. He was important contributor to the ferment of musical styles in Vienna in the early twentieth century. His compositions, which are still rarely being performed, are very traditional, anchored in a ‘Viennese sound’.

Karl Weigl on board the S.S. Statendam during the transatlantic crossing from Southampton to New York in October 1938.


That his symphonies are occasionally reminiscent of Mahler is not so surprising: Weigl worked closely with Mahler as his personal assistant at the Vienna Court Opera. But Brahms, too, is never far away.

In 1938 Arnold Schönberg wrote: ‘I have always regarded Dr. Weigl as one of the best composers of the old school; one of those who continued the glittering Viennese tradition’. No one could have put it better.rl Weigl on board the S.S. Statendam during the transatlantic crossing from Southampton to New York in October 1938.rl Weigl on board the S.S. Statendam during the transatlantic crossing from Southampton to New York in October 1938


Weigl studied with Zemlinsky, who held his pupil’s compositions in very high esteem. His works were performed by the most distinguished musicians, like Furtwängler and Georg Szell. It is truly unimaginable that he was so utterly forgotten: it was only after the year 2000 that record companies began to take some interest in his music. So huge kudos to Capriccio that, it seems, is in the process of creating a real Weigl (and more forgotten composers)-revival.


Weigl composed his fourth symphony in 1936. When I put the CD on, I first thought I was dealing with an unfamiliar version of Mahler 1; the resemblance is more than striking. But even the sixth symphony has its ‘Mahler moments’: think of the seventh!  The performance by the Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz conducted by Jürgen Bruns is outstanding



The ‘glittering Viennese tradition’ is Weigl’s main trademark. To put it irreverently, his music may be seen as sort of a gateway. A kind of corridor that runs from a classical Beethoven via a soul-stirring Schubert and an underground erotic Zemlinsky to finally end up in Weigl’s calm waters, and from there it finds its way to our hearts.

Weigl is not a composer I have heard much of (no, it’s not my fault) and apart from his, by the way, wonderful songs and a few of his chamber music compositions, I did not know him very well. So this CD is more than welcome, especially because the musicianship is so incredibly good.

I am most charmed by the violinist David Frühwirth. His tone is very sweet, as sweet as a Viennese Sachertarte. You can hear it best in the very Schubertian piano trio, but make no mistake! Just listen to the allegro molto, the third movement of the second violin sonata from1937 and you discover the complexity of the ‘Wiener-sound’.

And I feel free to use another quote, this time from Pablo Casals: “His music will not be lost, after the storm we will return to it, one day we will return to those who wrote real music.” It has taken a while and we are still far away, but a beginning has been made.

Detail of Karl Weigl diary entry, summer, 1937.

.

Basiaconfuoco’s  top tien 2022. Addendum

Toen ik mijn top tien lijstje maakte was ik een viertal geweldige uitgaven totaal vergeten. Waarom? Wie het weet maak het zeggen. Blackout? Of gewoon onnadenkendheid?
Maar nu komen ze alsnog aan bod. En, geloof mij, deze vier uitgaven mag niemand missen!

Het lijstje is alfabetisch opgesteld, naar de componist, titel of de uitvoerende

Celebrating Woman

Hoeveel vrouwelijke componisten kent u?  […] The Hague Stringtrio, een ensemble die mij eerder al meer dan prettig verrast had met een pleidooi voor (veelal vergeten) werken van ‘Entartete componisten’, heeft nu een cd opgenomen die vrouwelijk componisten in the picture zet. Op hun cd met de titel Celebrating Women! hebben ze strijktrio’s van vrouwelijke componisten uit de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw vastgelegd. Alle vier de componisten zijn zo verschillend als het maar kan. Ze komen niet alleen uit vier verschillende landen (en drie werelddelen), ook hun culturele en sociale achtergrond kan niet diverser zijn […]

Ik hoop zo dat deze CD een navolging krijgt en dat de vrouwelijke componisten steeds vaker uitgevoerd en opgenomen gaan worden. Het zijn veelal echte juweeltjes die de vergetelheid niet verdienen

In English

Luigi Concone

Zowel de Israëlische harpiste Rachel Talitman als de Grieks-Cypriotische fagottist Mavroudes Troullos zijn meer dan voortreffelijk. Echte vakmensen, virtuoos en inspirerend. […]


Ooit hadden we zoiets als huismuziek. Iets wat inmiddels vervangen is door house music (nomen omen?). Of zoiets. Niemand die nog luistert, het gaat om de alles verhullende herrie. Maar, als ik goed nadenk, is er eigenlijk iets veranderd, behalve de decibellen? Hebben de mensen van toen daadwerkelijk geluisterd? […]

Een paar weken geleden werd er een cd ten doop gehouden met zes sonates voor harp en fagot van ene Luigi Comencini. Niet alleen is de combinatie bijzonder, de componist zelf is het ook.

Dick Kattenburg

Vierentwintig is hij geworden. Vierentwintig. Meer mocht het niet van de nazi’s. Wie weet, wat hij nog meer in zijn mars had? Welke opera’s hadden we van hem kunnen verwachten? Wie weet was hij nu Wagner voorbijgestreefd, de componist die het niet zo op Joden op had? Maar misschien was hij een totaal andere richting opgegaan en werd hij een jazz gigant? […]

Hoe hij opgepakt is, is niet helemaal duidelijk, vermoed wordt dat hij tijdens een razzia werd opgepakt en kort daarop naar Westerbork werd gedeporteerd. Op 14 mei 1944  werd hij op transport gesteld naar Auschwitz. Een op 30 september 1944 gedateerde overlijdensakte vermeldt dat hij in Midden-Europa is gestorven. Daar kunnen we het mee doen. […]

De ‘Ouverture voor twee piano’s’ uit 1936 is het enige werk dat Kattenburg schreef voor twee piano’s (dus niet voor piano vierhandig). Hij was toen 17. Uit dezelfde periode stamt ook  ‘Tap dance’ waar ook echt een tapdanser aan te pas moest komen.

Kattenburg maakt zelfs een zeer geslaagde tekening van de tapdanser in het manuscript. Op deze nieuwe album is deze bijzondere rol Tonio Geugelin werkelijk perfect aangemeten.

In English:

https://basiaconfuoco.com/2022/03/30/stolen-melodies-by-dick-kattenburg-as-a-kind-of-metaphor-for-his-short-life/

Origin door Delta stringtrio

Onvoorstelbaar eigenlijk hoe veel geweldige musici ons klein landje telt! […]
De pianiste Vera Kooper, de violist Gerard Sponk en de celliste Irene Enzlin hebben elkaar in 2013 in Salzburg ontmoet, waar ze alle drie toen studeerden […]

Origin is al de derde cd die ze samen hebben opgenomen, […] de titel slaat op de afkomst van de muziek waar de componisten uit putten: de onvervalste folklore als leidraad [,,,]

Delta Piano Trio: “Drie componisten drie verschillende culturen en drie verschillende tijdperken, maar met één overeenkomst: een zoektocht naar de muzikale oorsprong”.

Entartete Music and Berthold Goldschmidt

Korngold, Braunfels, Goldschmidt, Zemlinsky, Ullmann, Schreker, Schoenberg, Toch, Weill, Krenek, Spoliansky, Holländer, Grosz, Waxman, Haas, Krasa, Schulhoff, Klein… a litany of names. Labelled “entartet” and banned by the Nazis, vilified, driven away, murdered. The composers who survived the war were forgotten, just like those who were murdered. Has this all really been the fault of the Nazis?

Today I want to tell you more about Berthold Goldschmidt, as it is his 120-th Birthday.
Goldschmidt was born in Hamburg in 1903.  He studied philosophy and art history, as well as composition (with Schreker) and conducting.  He served as Erich Kleiber’s assistant for the premiere of Berg’s Wozzeck in 1925. His musical career began in earnest during the heyday of the Weimar Republic.

In 1925, Goldschmidt achieved his first major success with his Passacaglia which earned him the prestigious Mendelssohn Prize. Hailed as one of the brightest hopes of a generation of young composers, Goldschmidt reached the premature climax of his career with the premiere of his opera Der gewaltige Hahnrei in Mannheim in 1932.

And then…. And then the Nazi’s came to power and he became “Entartet. In 1935 Berthold Goldschmidt left Germany and travelled to London. During World War II, Goldschmidt worked for the BBC and served as the Music Director of its German Service in 1944-47. While taking jobs in conducting, Against his better judgement he kept composing, but his works remained unperformed. In 1951 Goldschmidt won an opera composition contest with Beatrice Cenci, which had to wait until 1988 for its first concert performance.

In the 1980s, stimulated by the renewed interest in his work, Goldschmidt started to compose again. His Rondeau from 1995, written for and performed by Chantal Juilliet,  was recorded by Decca, together with his beautiful Ciaccona Sinfonica from 1936. This CD has been out of print for years now, and the composer’s works have all but disappeared from the concert platform.



An absolute must is the DVD entitled ‘Verbotene Klange. Komponisten in Exil’ (Capriccio 93506). It is a documentary on German and Austrian composers who, as the commentator puts it, “instead of being revered, were despised”. And who, thanks to emigration, survived. With interviews with, among others, Ernst Krenek and Berthold Goldschmidt: the latter we meet at the very first recording (after 50 years!) of his string quartets. And the almost centenarian Krenek says something that could be called typical for that generation: “I am caught between continents. In America I don’t really feel ‘heimisch’, but I would never consider going back to Europe. There is no home for me anywhere. Not anymore.

Music by Goldschmidt on Spotify: