Mozart

Cosi fan tutte: zo doen ze het allemaal (maar sommigen doen het gewoon beter)

Discografie in dertig jaar, acht dvd’s en één cd

Cosi_fan_tutte_-_first_performance

GLYNDEBOURNE 1975

Cosi Glyndebourne

Geloof het of niet, Cosi van tutte werd vroeger maar zelden opgevoerd. Men vond het libretto immoreel, want om de ontrouw van vrouwen te bewijzen doet iedereen het met iedereen.

Maar in Glyndebourne heeft de opera altijd repertoire gehouden; daar werd ook in 1935 onder leiding van Fritz Busch de allereerste opname gemaakt. Geen wonder dat er tussen Glyndebourne en Cosi een bijzondere relatie bestaat.

In 1975 werd er een schitterende voorstelling van gemaakt, met een voornamelijk jonge cast (Arthaus Musik 101 081). Tegenwoordig – met uitzondering van Thomas Allen (toen Guglielmo, inmiddels een don Alfonso van formaat) – klinken hun namen ons onbekend in de oren, maar in de jaren zeventig waren ze allemaal gevierde Mozart zangers. Terecht. Noch op hun zang, noch op hun spel valt er iets aan te merken, het is van het hoogste niveau.

Thomas Allen zingt ‘Donne mie, la fate a tanti’:

De decors en kostuums zijn traditioneel en zeer kleurrijk. De voor de jaren zeventig karakteristieke make-up en kapsels hebben wel een sterk stempel op de productie gedrukt, wat je samen met de typisch Zweedse gezichten van Helena Doese en Sylvia Lindenstrand af en toe aan het optreden van ABBA doet denken.

SALZBURG 1983

Cosi Muti Hampe

Tijdens de Salzburger Festspiele in 1983 dirigeerde Muti een zeer geslaagde Cosi in de regie van Michael Hampe (ARTHAUS 107 219). De decors, met onder meer mooie uitzichten op Napels, zijn zeer realistisch, maar nergens overdadig. Ook de kostuums zijn mooi en flatterend, en het is plezierig om naar te kijken. De zussen, gezongen door Margaret Marshall (Fiordiligi) en Ann Murray (Dorabella), maken ondanks hun volwassen uiterlijk een zeer jeugdige indruk. Ze zijn ondeugend, zoals alle 15-jarige meisjes, en eigenlijk vanaf het begin al flirterig, en ze laten zich alle aandacht welgevallen.

Don Alfonso (een schitterende Sesto Bruscantini) is hier meer een grappenmaker dan een kwade genius, en ook Guglielmo (een jonge James Morris) en Ferrando (Francisco Araiza) lijken niet bijzonder onder de ontrouw van hun vriendinnen te lijden. De actie verloopt en beetje traag, maar daardoor is er veel aandacht voor de muzikale kant van de voorstelling, en die is niet mis.

Muti dirigeert lichtvoetig, maar ook rustig en bedachtzaam, en geeft de zangers alle tijd om al hun noten uit te zingen. Marshall en Murray geven een voorbeeld van lange Mozartiaanse zanglijnen en hun stemmen smelten in een perfecte eenheid; het is gewoonweg ouderwets prachtig. Ook de mannen mogen er wezen, en zat er niet die verschrikkelijke ijdeltuit van een Kathleen Battle (Despina) bij, dan was het, wat mij betreft, muzikaal en zangtechnisch wellicht de beste Cosi op de dvd.

MÜNCHEN 1988 (film)

Cosi Ponnelle

In 1988 verfilmde Jean-Pierre Ponelle Cosi in München (DG 0734237). Niemand vermoedde toen dat het zijn laatste filmproductie zou worden – een paar maanden later stierf hij, slechts 56 jaar oud. In zijn opvatting zijn Fiordiligi en Dorabella zowat identieke tweelingzussen, makkelijk te verwarren, des te meer daar ook hun gebaren parallel verlopen.

Ponelle permitteert zich wat vrijheden in zijn interpretatie van het libretto. Zo ontpopt Guglielmo zich al vanaf het begin als de echte versierder, en is Ferrando ‘not amused’. Ook herkent Dorabella op een bepaald moment het vriendje van haar zus, en toch zet zij door. Erg is dat niet: zowel Da Ponte als Mozart kunnen het hebben, zeker als het zo intelligent wordt gedaan, en bovendien resulteert het in een bijzonder spannende film.

Vocaal is het wat minder, al is uiteraard veel een kwestie van smaak. Zo kan ik niet zo goed tegen het geluid van Edita Gruberova en ook Delores Ziegler is niet echt ‘my cup of tea’. Maar de heren: Luis Lima (Ferrando), Ferruccio Furlanetto (Guglielmo) en de werkelijk schitterende Paolo Montarsolo (Alfonso) zijn fantastisch, en Teresa Stratas is onweerstaanbaar als Despina. Zeer de moeite waard.

WENEN 1996

Cosi op Medici

In 1996 is op EuroArts (2072368) een zeer traditionele en visueel prachtige voorstelling uit de Wiener Staatsoper (regie: Roberto de Simone) opgenomen. Alles is uitgewerkt tot in de kleine details. Middels draaiende decors met daarop geschilderde scènes en vergezichten (Napels!) veranderen we van plaats van handeling – vernuftig en mooi om te zien. Die decors zijn meer dan fraai, en ook de kostuums zijn prachtig. Een lust voor het oog.

Muzikaal valt er ook niets te klagen. Muti dirigeert ferm, met (zoals gebruikelijk) oog voor alle details, en ook de zangers: Barbara Frittoli, Angelika Kirschschlager, Bo Skovhus, Michael Schade en Alessandro Corbelli zijn allemaal voortreffelijk. Een beetje moeite heb ik alleen met Despina van Monica Bocelli, voor mij is ze niet sprankelend genoeg.

ZÜRICH 2000

Cosi Bartoli

De door Harnoncourt sloom gedirigeerde productie van Jürgen Flimm uit Zürich (Arthaus Musik 100971) is duidelijk opgehangen aan Cecilia Bartoli, hier in de rol van Fiordiligi. Waarom?

Om wat contrast tussen de zussen te brengen, werd Dorabella door de lichte (coloratuur)sopraan Liliana Nikiteanu, die doorgaans Despina mag zingen, bezet. Wat een misser! Daar houd ik niet van. Als de productie ook nog eens saai blijkt te zijn – al is het concept (de daadwerkelijke school voor minnaars) heel erg leuk – haak ik af.

Wel wordt er zeer goed gezongen door Oliver Widmer (in het dagelijkse leven mister Bartoli) als Guglielmo en Roberto Saccà (Ferrando). Carlos Chausson is zeer amusant als Alfonso, al vind ik zijn stem niet echt mooi. Voor Despina mag de inmiddels behoorlijk oud geworden Agnes Baltsa aantreden. Haar optreden is nog altijd leuk, maar van haar stem is er werkelijk niets meer over. Voor wie dit op prijs stelt: de aankleding is zeer conventioneel.

https://my.mail.ru/video/embed/721526691519803384

BERLIJN 2001

Cosi Dorrie Berlijn

Doris Dörrie wordt beschouwd als één van de beste filmregisseurs in Duitsland. Daarnaast is ze ook een succesvol schrijfster. Van opera wist ze niets – tot Daniel Barenboim haar in 2001 uitnodigde voor de nieuwe productie van Cosi van tutte in Berlijn (EuroArts 2052238). Het werd een groot succes, en terecht. Dörrie verplaatste de handeling naar de vroege jaren zeventig – een tijd van hippies, Hare Krishna, seksuele revolutie en de vrouwenemancipatie.

En nu maar niet zuchten van ‘alweer’, want in dit geval klopt het wonderwel en de ontwikkeling van – hoofdzakelijk – de vrouwenkarakters wordt zeer intelligent en consequent uitgebeeld. Van geoliede, strak in hun kleren zittende poppen, die nog gauw voor hun vertrekkende geliefden een boterham smeren en een overhemd strijken, groeien ze door naar zelfstandige wezens.

De door Dorothea Röschman (Fiordiligi) gezongen ‘Per pietà, ben mio, perdona’ is loepzuiver en hartverscheurend. Katharina Kamerloher (Dorabella), Hanno Müller-Brachman (Guglielmo) en Werner Güra (Ferrando) vormen een hecht ensemble, en Roman Trekel zet een prachtig cynische Don Alfonso neer. Alleen Despina (Daniela Bruera) is ondermaats bezet. Zij heeft een kleine piepstem, maar ze ziet er goed uit, en als actrice weet ze volledig te overtuigen. Ontzettend leuk.

AIX-EN-PROVENCE 2005

Cosi Chereau

In zijn productie uit Aix-en-Provence (Virgin 34471695) slaat Patrice Chereau een totaal andere weg in. Bij hem zijn er geen clowneske verkleedpartijen en blijven de lachsalvo’s achterwege, want hij neemt de opera doodserieus. Al in de eerste scène worden de zwaarden getrokken en het is duidelijk dat het de jongens menens is, net zo trouwens als voor Fiordilligi, die verraderlijk met het wapen van Guglielmo zwaait.

Dit is een serieuze Cosi, en alles wat hier gebeurt, gebeurt in diepe ernst. Zo kan er bij de hier niet alleen cynische, maar ook levensmoede Despina (een goede Barbara Bonney) niet eens een glimlach af. En bij Fiordilligi’s uitbarsting ‘Come scoglio’ kan ze alleen maar diep fronsen en hoofdschudden. Ook vreemdgaan is bij Chereau bittere ernst, waaraan niemand zelfs een seconde lol beleeft, en ook de bruiloft is noodgedwongen en kan aan niemand zelfs een schijn van een glimlach ontlokken. Aan het eind blijven ze allemaal als een hoopje ellende aan elkaar plakken, duidelijk verlangend naar een verlossende knuffel. Droevig.

Chereau plaatst de handeling voor een nooduitgang van een toneel, in een door boeren, werklieden en toevallige passanten bevolkt straatje van een Italiaans dorpje, die allen zeer geanimeerd kijken naar wat zich voor hun ogen afspeelt. De (prachtige) kostuums zijn ‘historisch verantwoord’, en er wordt waanzinnig goed gezongen en geacteerd, voornamelijk door Elina Garanca (Dorabella), Erin Wall (Fiordiligi) en Shawn Mathey (Ferrando) die zowat de mooiste ‘Un aura amorosa’ zingt die ik ooit hoorde.

SALZBURG 2006

Cosi Salzburg Herrmann

In 2006 heeft Decca (0743165) een serie voorstellingen in Salzburg vastgelegd. De regie was in handen van het echtpaar Herrmann, en het moet gezegd worden: ze hebben zowat een volmaakte Cosi gecreëerd.

De meisjes (hier zeer jong) zijn duidelijk van de hogere maatschappelijke klasse. Ze spelen tennis, er staat een vleugel op de bühne, met een toegevoegd personage – een pianiste, die de ontwikkelingen niet alleen passief gade slaat. Dorabella (Sophie Koch) heeft het spel meteen door. Zij laat zich een slokje van het vermeende gif lekker smaken, en vanaf het eerste moment valt ze voor de charmes van Guglielmo (geef haar geen ongelijk als hij zo vertolkt wordt door de zeer aantrekkelijke Stéphane Degout!).

Don Alfonso van Thomas Allen is een duivelsachtige figuur, die (ook vanwege de schmink en het haar) het meeste aan Mefisto doet denken. Gaandeweg de opera verliest hij zijn enge uitzicht en wordt menselijker, en de door hem misbruikte tieners lijken volwassen te zijn geworden. Ook Ana María Martínez (Fiodiligi) en Shawn Mathey (Ferrando) zijn fantastisch, maar de show wordt gestolen door de weergaloze Helen Donath als Despina.

LONDEN 1981: CD

Cosi Kiri cd

Een beetje operaliefhebber droomt wel eens van een bezoekje aan de archieven van de operahuizen. Daar liggen de grootste schatten opgeborgen, waar wij, gewone stervelingen maar zelden bij kunnen. Vroeger moesten we het van de ‘piraten’ hebben, tegenwoordig zijn het operahuizen (of radio omroepen) zelf die hun goud dat in hun archieven ligt openbaren.

Ik ben een verzamelaar en men kan mij geen groter plezier doen, dan een voor mij onbekende opname met een van mijn idolen uit te brengen en dan ook nog eens met een goed geluidskwaliteit.

Deze Cosi fan tutte kende ik niet. Het werd in 1981 in ROH in Londen opgenomen. Op de bok stond één van de beste Mozart dirigenten uit die tijd, Colin Davis, maar in dit geval gaat het mij voornamelijk om de zangers.

Kiri Te Kanawa vond ik altijd al het allermooist in Mozart (en Strauss). Haar Fiordilligi is sensueel en vrouwelijk en haar heerlijke sopraan is hier van een bijna goddelijke schoonheid. Bovendien: wat een zangcultuur!

Ik heb altijd een enorme zwak gehad voor Agnes Baltsa en ook hier vind ik haar prachtig: haar stem is warm en haar Dorabella klinkt uitdagend. Mooie contrast met haar “zus”, maar in hun duetten smelten hun stemmen tot een absolute en weergaloze eenheid.

Stuart Burrows is een zeer elegante Ferrando en Thomas Allen een zeer macho Guglielmo, met in zijn stem al een opzetje voor don Alfonso. Die laatste wordt schitterend gezonden door Richard Van Allan en Daniela Mazzucato (Despina) completeert de voortreffelijke cast.

Wat een genot! (Opus Arte OA CD9005 D)


Mozart, Wagner, Eva-Maria Westbroek en Bernard Haitink: wat een avond!

haitink-chamber-orchestra-of-europe-ronald-knapp-1

Haitink dirigeert Chamber Orchestra of Europe © Ronald Knapp

“Het zijn de beste musici die je kunt krijgen”.  Aan het woord is maestro Bernard Haitink en de – volgens hem  – ‘beste musici’, die zitten in het Chamber Orchestra of Europe. Waar? Niet waar? Een ieder die het concert van 16 november in het Amsterdamse Concertgebouw heeft bijgewoond kan niet anders dan toestemmend ‘ja’ knikken. Want wat was het geweldig!

Hieronder: Bernard Haitink vertelt over zijn liefde voor muziek en zijn band met het Chamber Orchestra of Europe

Maar ligt het niet ook een beetje aan de bejaarde maestro zelf? Het was voor het eerst sinds jaren dat ik Haitink weer eens live hoorde en het moet gezegd: zo’n fantastisch concert hoor je nog maar zelden.

 

Haitink

© anp

Haitink is misschien de eerlijkste onder de dirigenten. Voor hem geen uiterlijk vertoon, geen klanken puur om de schoonheid ervan en ook geen lege noten. Hij respecteert de partituur en speelt precies dat wat de componist heeft neergepend. Geen eindeloos durende vertragingen om aan het orkest die ‘ferne klank’ te ontlokken waar menig dirigent van droomt. Geen exquise cuisine maar een fatsoenlijke maaltijd voor de ziel. Voedzaam en lekker tegelijk.

Zijn Mozart klonk precies zo als toen ik hem voor het eerst hoorde en hopeloos verliefd op hem werd. Speels, lichtvoetig en zo hemeltergend mooi! De ‘Haffner symfonie’, oftewel nummer 35 was al prachtig genoeg, maar na de pauze, toen een derde van het publiek al was vertrokken, toen gebeurde het echt. Het tweede wonder.

Haitink hief zijn stokje op en wat volgde was de zowat de mooiste uitvoering van de ‘Praagse symfonie’ die ik ooit live meemaakte. De sensatie kan ik alleen maar met het plezier vergelijken waarmee ik naar de oude opname onder Klemperer luister. Rustige, bedachtzame tempi zonder dat je er in slaap bij valt of ongemakkelijk op je stoel gaat schuiven. Met dien verschil dat Haitinks orkest gisteren nog lichter en luchtiger klonk dan Klemperers RIAS.

En toen was er tijd voor de toegift en die was MOOI! Door de schoonheid van de uitvoering bevangen kon ik niet meteen er op komen wat ik hoorde. En dat terwijl ik het zo goed kende! Mendelssohn, ja, maar verder? Gelukkig wist een collega het wel: het was het Scherzo uit ‘Midsummer Nights Dream’. Alle zaal-verlaters mogen nu spijt als van hier tot Tokyo hebben: ze hebben iets gemist wat wellicht nooit meer terugkomt.

 

Haitink Westbroek

© Concertgebouw

Dat was het tweede wonder van de avond, want het eerste gebeurde voor de pauze, toen Eva-Maria Westbroek ons trakteerde op één van de allermooiste uitvoeringen van de ‘Wessendonck-Lieder’ van Wagner.

Dit repertoire ligt haar meer dan uitstekend. Het grote gebaar van de oneindige en alles verterende liefde, half verscholen onder een dikke laag mystiek en zware symboliek …. Geef het aan Westbroek en daar weet zij raad mee! Haar vertolking was vlammend. Het kwam rechtstreeks vanuit haar hart en ziel en bloeide in de hoogte als een bloem dat alleen ’s nachts open gaat. Eenmalig.

Hier heeft Haitink zich op de tweede plan gepost. Zonder dat de volle klank van het orkest er onder leed heeft hij de musici – terecht – tot een dienstbaar instrument van de zangeres gemaand. Waardoor niets en niemand haar in de weg stond om haar liefde voor de liederen te laten verklanken.

Hieronder vertelt Eva-Maria Westbroek over haar liefde voor de liederen:

Voor zo ver ik weet werd het concert – waarom? – niet opgenomen. Gelukkig kan niemand mij de herinnering aan de zowat perfecte avond wegnemen.

Mozart – Symfonie nr. 35 in D, KV 385 ‘Haffner’
Wagner – Wesendonck-Lieder, WWV 91
Mozart – Symfonie nr. 38 in D, KV 504 ‘Praagse’
Eva-Maria Westbroek – sopraan
Chamber Orchestra of Europe olv Bernard Haitink

Gehoord op 17 november 2017 in de grote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam

 

Die Entführung aus dem Serail. Mini discografie

entfuaffiche

Affiche bij de eerste uitvoering van de opera 16 juli 1782 in Burgtheater

CD

entfuhrung-cd

Aan opnamen van Die Entführung aus dem Serail geen gebrek, maar écht goede kun je op de vingers van één hand tellen. Bovendien moet je daarvoor vaak behoorlijk ver terug in de tijd. Maar de allernieuwste opname – op 21 september 2015 live in het Théâtre des Champs-Élysées opgenomen en door Jérémie Rhorer zeer levendig gedirigeerd – behoort voor mij tot de allerbesten.

David Portillo is een buitengewoon fraaie Pedrillo. Licht en luchtig, vermakelijk en amusant; en ondertussen sterren naar beneden zingend…. Schitterend.

Rachelle Gilmore is een heerlijke Blonde. Luister maar naar ‘Welche Wonne, welche Lust’, die zij met een onberispelijke hoogte en kristalheldere coloraturen zingt! Adembenemend.

Mischa Schelomianski schittert als Osmin. Dat hij de rol met een dik Russisch accent zingt is hier alles behalve storend. Osmin kan het hebben.

Jane Archibald (Konstanze) klinkt af en toe een beetje schel, maar zo gauw zij ‘Ach ich liebte’ inzet geef ik mij helemaal over.

Alleen Belmonte (Norman Reinhardt) heb ik weleens beter gehoord. Zijn stem is smeuïg en zijn timbre aangenaam, maar het ontbeert hem een beetje aan souplesse, waardoor hij zijn ‘Wenn der Freude Tränen liessen’ niet tot een goed einde brengt. Gelukkig lukt het bij ‘Ich baue ganz auf deine Stärke’ veel beter, maar ik blijf moeite met zijn versieringen hebben.

Het is niet perfect, nee, maar dat zijn live-voorstellingen nooit. Eén van de redenen waarom ze juist zo leuk zijn; er gaat immers niets boven live theater! De tempi zijn aan de flinke kant maar nergens opgejaagd en het orkest sprankelt dat het een lieve lust is. En er is geen regisseur die het voor mij weet te verpesten. Zo wil ik mijn opera’s hebben (Alpha 242)


 

DVD

De wegen van de platenmaatschappijen zijn soms ondoorgrondelijk en zo kon het gebeuren dat er binnen een kort tijdbestek twee verschillende uitvoeringen van Entführung aus de Serail bij dezelfde firma, BelAir Classics uitkwamen. Het betreft respectievelijk een productie die Jonathan Miller voor de Zürcher Festspiele in 2003 vervaardigde (BAC007) en een voorstelling gefilmd in Aix-en-Provence in 2004, in de regie van Jérome Deschamps en Macha Makeïeff, en gedirigeerd door Marc Minkowski (BAC028).

Tussen beide producties zit een wereld van verschil, zo zie je maar wat een goede (of zo je wilt: een slechte) regie met een opera kan doen.

Zürcher Festspiele 2003

entfuhrung-zurich


Jonathan Miller, toch niet de eerste de beste, laat het gewoon afweten. Er gebeurt niets. In het midden staat een palmboom en de zangers komen op, leunen er tegenaan en zingen hun aria.

Ze zijn totaal aan hun lot overgelaten, wat bij de meesten resulteert in clichématige gebaren en gebaartjes. Bij Patricia Petibon (Blonde) gebeurt juist het tegenovergestelde: zij chargeert dat het een lieve lust is en doet aan overacting. In het kort: hier zijn zes personages op zoek naar een regisseur.

Patricia Petibon zingt ‚Durch Zartlichkeit und Schmeicheln‘:

Ook over het zingen ben ik niet enthousiast, want zelfs Piotr Beczala (Belmonte) en Malin Hartelius (Konstanze) presteren ver beneden hun niveau.

Er is wel één pluspuntje: Klaus Maria Brandauer in de spreekrol van Bassa Selim. Iedere scène met hem verandert in puur theater. Hij acteert niet, nee, hij geeft gewoon een masterclass in acteren.

Aix-en-Provence 2004

61za-pfb2zl-_sl1024_


De productie uit Aix-en-Provence kan je in één woord beschrijven: kostelijk. Al bij de aanblik van het orkest (allemaal met tulbanden en andere exotische hoofddeksels op) en de opkomst van de breed glimlachende Minkowski weet je dat je je gaat amuseren.

Het toneel wordt bevolkt door een bonte verzameling van merkwaardige figuren in oriëntaalse kostuums, de ene grap volgt de andere grol op, waarbij geen enkel cliché wordt geschuwd. Het is geen komedie meer, het is een slapstick. En waarom niet? Mozart kan het goed hebben, zeker als het om een singspiel gaat.

De dansante opkomst van Bassa Selim (een fantastische Shahrokh Moshkin-Ghalam, een in Frankrijk zeer beroemde danser en acteur) is een verhaal apart. Zijn Duits is abominabel, maar het zij hem vergeven, want wat hij verder met die rol doet (inclusief spectaculaire verdwijntruc aan het eind) is adembenemend.

Malin Hartelius laat horen wat een fantastische Kostanze zij is. Magali Léger (Blonde), Matthias Klink (Belmonte), Loïc Félix (Pedrillo) en Wojtek Smilek (Osmin) zijn allemaal prima, het orkest fel en Minkowski op dreef. Maar wees gewaarschuwd: het zit barstensvol Mohammed grappen.

Die Zauberflöte: discografie

toverfluit-schinkel-act-1

Tekening van van Karl Friedrich Thiele naar het ontwerp van Karl Friedrich Schinkel

Die Zauberflöte is zonder twijfel één van de populairste opera’s ooit. De officiële catalogus telt meer dan tachtig opnamen op cd’s en zo’n vijftien op dvd’s. De kans dat u de opera niet kent is, denk ik, nihil. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat de opera ergens bij in u in de buurt wordt uitgevoerd. Ik twijfel er ook niet aan dat u minstens één opname in de kast hebt staan.

toverfluit-schinkel

“Water en vuurproef”, scèneontwerp van Karl Friedrich Schinkel 1817

CD’s

Cristina Deutekom

toverfluit-deutekom

Men zegt Koningin van de Nacht, men denkt Cristina Deutekom. Althans ik. De opname die zij in 1969 voor Decca (4145682) maakte staat voor mij als een huis en mag eigenlijk in geen enkele huishouding ontbreken. Oké, haar staccato is soms een beetje vreemd en af en toe mechanisch, maar wat een perfectie! Haar woede is heerlijk ordinair. Dat is niet onaardig bedoeld, want het klopt perfect met het karakter van ‘the Queen’. Al komen wij daar pas later in de opera achter.

Stuart Burrows gold ooit als één van de grootste Mozart tenoren die al op weg waren naar het zwaardere “fach”. Voor mij een schakel tussen Fritz Wunderlich en Piotr Beczala. Ik luister graag naar zijn elegante Tamino, zijn stem mengt ook heel erg mooi met Pilar Lorengar (Pamina).

Over de Papageno van Hermann Prey kan ik heel erg kort zijn: de beste ooit.

prey

De Wiener Philharmoniker staat onder leiding van Georg Solti en dat beteken vaart, drama en af en toe stilstaan. Opera ten voeten uit. Wat de opname nog dat beetje (nou ja, beetje?) extra geeft, is het tekstboek met de tekeningen van Kokoschka.

Fritz Wunderlich

toverfluit-bohm

Zoals Hermann Prey de Papageno en Cristina Deutekom de Koningin van Nacht voor mij zijn, zo is Fritz Wunderlich de Tamino. In 1965 heeft hij de rol voor DG (4497492) opgenomen.

toverfluit-wunderlich

HetBerliner Philharmoniker stond onder directie van Karl Böhm, wat natuurlijk wat meer statigheid en behoedzaamheid betekent dan Solti. Maar de klank is echt heel erg mooi. Roberta Peters is een waanzinnig goede Koningin van de nacht en Evelyn Lear een zoetig lyrische Pamina. Tel daarbij de werkelijk fenomenale Franz Crass als Sarastro en Hans Hotter als Sprecher – heerlijk. Toch kent de opname één minpunt: Papageno wordt gezongen door de totaal humorloze Dietrich Fischer-Dieskau. Jammer!

Charles Mackerras

toverfluit-mackerras

Voor de lezing van Sir Charles Mackerras heb ik altijd een zwak gehad. In deze opname stond hij aan het roer van het Scottish Chamber Orchestra (Telarc CD 80302). Zijn zeer elegante manier van dirigeren, zijn integriteit en totale gebrek aan maniertjes zijn mij zeer lief. Maar ook zijn cast doet mijn hart sneller kloppen van plezier.

Allereerst is er de onvergetelijke Jerry Hadley (Tamino), met zijn zoete tonen en Mozartiaanse lijnen. Daar moet ik even een traantje bij wegpinken, hij is ons te vroeg en te onnozel weggevallen.

Barbara Hendricks zingt een beetje gemaniëreerd, maar haar stem is verleidelijk lyrisch en past bij Pamina. June Anderson heeft alle “Queen waardige” noten en coloraturen paraat en Thomas Allen is voor mij, naast Hermann Prey, de beste Papageno.

Claudio Abbado

toverfluit-abbado

Geloof het of niet, maar in 2006 nam Claudio Abbado (toen al over de 70) zijn eerste Toverfluit ooit op (DG4775789). Het resultaat is niet helemaal bevredigend, maar ik wil het toch noemen, vanwege het heerlijk en slank spelende Mahler Chamber Orchestra, maar ook vanwege de toen nog betrekkelijk jonge en beginnende zangers.

Niet allemaal hebben ze het gemaakt, maar René Pape (Sarastro) hoef ik niet meer bij u te introduceren en ook Dorothea Röschmann (Pamina) behoeft geen aanbeveling. Christoph Strehl is een zonder meer overtuigende Tamino en Hanno Müller-Brachman een zeer speelse Papageno.

Dorothea Röschmann als Pamina:

DVD’s:

Nicolai Gedda

toverfluit-gedda

Gedda kon eigenlijk alles zingen en dan ook nog in vele talen. Zijn muzikaliteit was werkelijk spreekwoordelijk en dat kun je goed op deze opname horen.

Edith Mathis & Nicolai Gedda in „Mein, o welch ein Glück!’

Horst Stein dirigeert de Hamburger Philharmoniker en zijn tempi zijn fors, maar met precies 156 minuten speeltijd weet je zeker dat het een en ander is gesneuveld. Het geluid is dof en de aankleding echt “jaren zestig” (de opname is gemaakt in Hamburg, in 1971).

Toch vind ik het één van de belangrijkste Toverfluiten ooit, zeker vanwege de zangers! Zal ik ze noemen? Behalve Gedda: Hans Sotin, de jonge Franz Grundhebber (Monostatos!), Edith Mathis, Kurt Moll, Fischer-Dieskau (als spreker veel beter op zijn plaats), Kurt Moll als Gehärnischte, de zeer ondergewaardeerde William Workman als Papageno en ….. last but not least! JA! Onze “eigen”  Deutekom in haar parade rol:

De regie is van de hand Peter Ustinov. Een monument (Arthaus Musik 101265)

Piotr Beczala

toverfluit-beczala

Een overenthousiast, stormachtig applaus voor het productieteam van een opera: hoe vaak maak je dat nog mee? Het overkwam Benno Besson (regie) en Jean-Marc Stehlé (decors en kostuums) in januari 2001 na hun Zauberflöte in het Parijse Palais Garnier.

Terecht. De door hun gecreëerde voorstelling laat zich als een ouderwetse sprookjesfilm (denk aan Wizzard of Oz) bekijken en ademt de toverachtige sfeer van weleer, toen alles nog goed kwam en waarbij je je tegoed deed aan een simpel, geschilderd decor (en daar genoeg aan had). Het decor en de fantasievolle kostuums zijn overweldigend en feeëriek, met felgekleurde tropische bossen, ‘wilde dieren’ en een ‘echte’ sprookjesprins – gestoken in het wit en met een heus gouden kroontje op zijn hoofd.

Het Orchestre  de l’Opéra national de Paris onder de liefdevolle leiding van Iván Fischer speelt heel erg mooi, al zijn de tempi soms een beetje aan de (te) langzame kant.

Piotr Beczala is voor mij de mooiste lyrische tenor sinds Wunderlich en Gedda. Zijn Tamino is niet alleen perfect gezongen maar ook fantastisch geacteerd. Hij is inmiddels een wereldster, maar was toen nog maar een geheimtip.

Dorothea Röschmann schittert als een gloedvolle Pamina, en Detlef Roth is een prima Papageno. Ook de rest van de cast is zonder meer goed: Désirée Rancatore is een zeer overtuigende Koningin van de Nacht en Matti Salminen een voorteffelijke Sarastro (Arthaus Musik 107233)

Beczala en Röschmann in ‘Tamino mein, o welch ein Glück!’:

Georg Solti

toverfluit-solti-legacy

Nog even kort over Georg Solti: in 2012 vierde hij zijn honderdste verjaardag en naar aanleiding daarvan heeft Decca veel van zijn nooit eerder uitgebrachte en veelal totaal onbekende opnamen uitgebracht. Op de dubbel-cd Solti. The legacy 1937-1997 hoort u hem als de klokkenspelbespeler in Die Zauberflöte. De opname werd gemaakt in 1937 in Salzburg, Papageno wordt gezongen door Willi Domgraf-Fassbander en de Wiener Philharmoniker staan onder leiding van Toscanini (Decca 4784884).

Hieronder Domgraf-Fassbaender als Papageno (met de klokkenspel van Solti):

In 1991 heeft Solti het instrument opnieuw ter hand genomen, alweer in Salzburg, maar nu stond hij ook op de bok. De opera is twee jaar geleden op dvd uitgebracht (Decca 0743603). De regie was in handen van Johannes Schaaf en onder de solisten vinden we de piepjonge René Pape (Sarastro) en de zeer droevig aan zijn einde gekomen Deon van der Walt (Tamino)

toverfluit-solti-dvd

De opera is inmiddels ook op youtube te vinden. Hieronder deel 1:

Peter Sellars helpt Mozarts Zaide om zeep

zaide

Zaide is zonder twijfel problematisch. De opera werd pas tien jaar na Mozarts dood gevonden: onafgemaakt, zonder ouverture, zonder (happy?) eind en zelfs zonder titel. Het laat zich beluisteren als een voorstudie voor Die Entführung aus dem Serail en ook het verhaal is vrijwel identiek.

In de zomer van 2008 werd de opera in Aix-en-Provence door Peter Sellars verfilmd, met in de hoofdrollen vrijwel alleen gekleurde zangers. Je hebt geen idee waar de actie zich afspeelt. In een gevangenis? Of in een naaiatelier? Of is het een naaiatelier in een gevangenis?

Sellars heeft de rollen omgedraaid en dus zijn het de moslims die het nu zwaar te verduren hebben. Maar wie zijn dan de zwarte slavendrijvers? Ook moslims? Het koor van de getourmenteerde gevangenen (het Ibn Zaidoun Choir) is het in ieder geval wel, waarbij de improvisatie op de oud (voorloper van de luit) zeer authentiek aandoet.

De zangers acteren beter dan ze zingen en hun Duits is abominabel, maar de Sri Lankaanse tenor Sean Panikkar (Gomatz) is een echte ontdekking. Hij beschikt over een mooie lyrische stem en zijn hele optreden is zeer overtuigend.

Elena Lekhina krijgt als Zaide één van de mooiste aria’s te zingen die Mozart ooit heeft gecomponeerd, ‘Ruhe Sanft’, en dat doet ze zeer adequaat. Maar niet voldoende. Wilt u weten hoe het moet? Luister dan naar Beverly Sills:

W.A. Mozart
Zaide
Ekaterina Lekhina, Sean Panikkar, Alfred Walker, Russell Thomas, Morris Robinson; Camerata Salzburg olv Louis Langrée
Regie: Peter Sellars;
Medici Arts 3078358