Het libretto van Bergs opera is gebaseerd op het onvoltooide toneelstuk Woyzeck van Georg Büchner (1813-1837), die zich op zijn beurt liet inspireren door een historische gebeurtenis. In 1824 werd de soldaat Johann Christian Woyzeck schuldig bevonden aan de moord op zijn vriendin Johanna Christiane Woost en ter dood veroordeeld. Op de markt van Leipzig werd het vonnis voltrokken.
Over de veroordeling was nogal wat te doen geweest. De rechtbank zag het als een eenvoudige moord, zonder mitsen of maren, maar onder het publiek waren er die zich afvroegen of deze crime passionel niet was begaan door iemand met grote psychische problemen. Tegenwoordig zouden we waarschijnlijk van een TBS-geval hebben gesproken.
In Bergs opera is Wozzeck een individu zonder een verleden van enige betekenis en al helemaal zonder toekomst. Na zijn moord uit jaloezie loopt hij het water in en verdrinkt.
Alban and Helene Berg na de première in Berlijn
Wozzeck werd in 1924 voltooid en ging op 14 december 1925 in première in de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn. Ondanks de atonale, voor velen minder toegankelijke muziek en het rauwe thema werd het werk positief ontvangen en heeft sindsdien altijd repertoire gehouden. Opvallend detail is de première in 1942 in de opera van Rome, dit tot ongenoegen van Goebbels die er nadrukkelijk protest tegen aantekende, zonder succes.
In 2017 was bij DNO een nieuwe productie van dit werk te zien in de regie van Krzysztof Warlikowski. Willy Decker en Peter Konwitschny gingen hem voor. Waar bij Decker het accent lag op vereenzaming en Konwitschny zich concentreerde op de irrelevantie van rijk of arm voor Wozzecks psychische problemen – het regende letterlijk bankbiljetten tijdens de voorstelling – legt Warlikowski de nadruk op het lot van het zoontje van Wozzeck en Mari
Het kind is voortdurend aanwezig bij de vernederingen die Wozzeck ondergaat en wordt als het ware ten tonele gevoerd als getuige van zijn vaders leven in de korte periode die voorafgaat aan het moment dat hij wees wordt. Hoe is Wozzeck de man geworden die hij is en wat moet er straks van dat joch terechtkomen? Het eerste laat Warlikowski voor wat het is, het tweede fascineert hem.
Hier wordt een gebeurtenis uit het leven van Berg naar de oppervlakte gebracht. Als jongen van 15 maakte hij een ouder dienstmeisje in het ouderlijk huis, Marie Scheuchl, zwanger. Zijn dochter Albine werd geboren op 4 december 1902. Kort daarvoor was Albans vader overleden. Deze gebeurtenissen grepen hem zo aan dat hij in het najaar van 1903 een zelfmoordpoging deed.
Warlikowski ziet duidelijk een poging van Berg om zijn schuldcomplex ten aanzien van zijn dochter, een ‘halve wees’, te verwerken door in zijn opera’s vergelijkbare situaties te tonen. Kind Wozzeck eindigt als wees, Lulu begint ermee. Hoe het ook zij, het houdt Berg duidelijk bezig en dat is nauwelijks verwonderlijk.
Kind Wozzeck krijgt in deze productie een kleine spreekrol, heel mooi gedaan door de jonge Jacob Jutte. Het wringt wat met het libretto – Wozzeck en Marie kennen elkaar nog geen drie jaar – maar heeft duidelijk toegevoegde waarde. Dat kan ik niet zeggen van de ballroomdansende kinderen aan het begin en in het derde bedrijf. En evenmin van het complete kinderkoor dat plotseling ten tonele verschijnt tegen het einde. Om te tonen dat kind Wozzeck geïsoleerd is, hoeft er geen complete dansschool aan de handeling toegevoegd te worden, hoe goed de kinderen ook spelen. En het gegeven dat schoolkinderen mochten toekijken bij de executie van de historische Woyzeck – op zich een apocrief verhaal, dunkt me – is een flinterdun excuus om een groep kinderen te gaan laten kijken naar het lijk van Marie.
Voor mij hadden deze ‘extra’s’ een averechts effect. Het leidde af van de tragedie die zich voltrok tussen Wozzeck en Marie, waardoor van enige betrokkenheid, bij mij althans, vrijwel geen sprake meer was. Bij Wozzeck verwacht je een mentale dreun. Als die uitblijft, is er iets mis. Ik hoop maar dat het andere toeschouwers niet zo is vergaan.
Afgezien van een overdaad aan kinderen volgt de enscenering vrij getrouw het libretto. Het toneelbeeld met decors en kostuums van Małgorzata Szczęśniak is sober, met slechts een paar rekwisieten, zoals een anatomische pop en een groot aquarium. Als het nieuws van Maries dood bekend wordt, gooit haar zoontje één voor één de organen van het model in het aquarium.
Orkestraal was de premièrevoorstelling absoluut top. Groot compliment voor het Nederlands Philharmonisch Orkest en dirigent Marc Albrecht. De twee hoofdpersonen Wozzeck en Marie waren zeer overtuigend in hun spel. Christopher Maltman deed mij in zijn uitmonstering denken aan één van de hoofdrolspelers uit Little Britain (‘computer says no’) en dat versterkte het effect van een persoon die vervreemd raakt van zijn omgeving. Mooi gezongen, goed geacteerd.
Eva-Maria Westbroek was een plaatje van een Marie. Heel ontroerend zoals ze reageerde toen duidelijk werd dat ze Wozzeck dreigde te verliezen en troost zocht in de Bijbel. Het stond in duidelijk contrast met de vrouw die ze daarvoor speelde: iemand die liever de aanval zocht dan zich te verdedigen. Een complete vertolking van haar personage.
Eva-Maria Westbroek als Marie:
Marcel Beekman deed als Hauptmann zijn reputatie van karaktertenor alle eer aan. En hij kwam zowaar ook nog eens kort op het toneel geschminkt als Der Narr.
Frank van Aken vond ik onopvallend als Tambourmajor, niet de rol waarin ik hem graag had gezien.
Operamastodont Willard White liet als Doktor horen nog steeds goed mee te kunnen komen in karakterrollen. Zo mooi om deze oudgediende weer eens op het toneel te zien.
Ursula Hesse von den Steinen was een mooie kijvende Margret (‘Loeder’), wel erg chique gekleed overigens. Dat was trouwens bij Marie ook het geval. En Wozzeck liep een groot deel van de tijd rond in een wit smokingjasje. Of was dat toch een kappersjas?
Een prachtige voorstelling, met als kanttekening het gebrek aan meerwaarde van de ‘extra’s’. Deze productie kan mij die van Willy Decker niet doen vergeten, maar dat is voor een groot deel van het huidige publiek van geen enkel belang, het werd bediend met een uitstekende mogelijkheid om dit twintigste-eeuwse operamonument te leren kennen.
Sopranen. Daar draaide het Nederlandse operaleven in februari en maart 2010 om. Bijna alle producties die in die twee maanden de revue passeerden waren gecentreerd rond de grote en minder grote diva’s.
Op 26 februari dat jaar maakte Eva-Maria Westbroek haar lang verwachte debuut in de titelrol van Catalani’s La Wally tijdens de ZaterdagMatineein het Concertgebouw. Ze maakte alle hooggespannen verwachtingen waar en het publiek lag aan haar voeten.
Met haar volle, rijke en buitengewoon plezierige stem; haar charisma en charme stelde zij ons niet teleur, al was ze naar mijn idee soms iets te eenzijdig in de karakterisering van haar personage. Maar met de meer dan intens gezongen slot maakte ze ons allemaal heel erg gelukkig.
Hagenbach zou oorspronkelijk gezongen worden door Nicola Rossi Giordano maar hij werd ziek en werd vervangen door de Zweedse tenor Mats Carlsson. Zijn sten was op zich best mooi maar een maatje te klein voor die rol. Jammer.
Van de rest van de cast maakte vooral Kristof Klorek een enorme indruk op me. Met zijn ruwe, grootse bas zette hij perfect de macho Stromminger neer. Mooi en indrukwekkend was ook de bariton Piero Terranova als een agressieve, maar menselijke Gellner.
Eva Maria Westbroek en Piero Terranova in heet duet: ‘Sei tu?…:
Het Radio Filharmonisch Orkest en het groot omroepkoor gaven onder leiding van Giuliano Carella een kleurrijke en genuanceerde uitvoering van veel te weinig uitgevoerde Catalani’s meesterwerk.
Eva Westbroek zingt ‘Ebben… Ne andrò lontana’, de aria der aria’s die mede overbekend werd door de film Diva. Opname uit de Matinee:
Wilhelmenia Wiggins Fernandez in de scene uit de film:
De benaming ‘tweede operatheater van het land is natuurlijk vergezocht, maar er zit zeker iets in. Het ligt niet alleen aan het aanbod – er zijn veel meer bioscopen in Nederland die de operavoorstellingen uit de Met rechtstreeks uitzenden. Het is de entourage en de sfeer die maken dat je je inderdaad in een echt operahuis van allure waant.
Ik twijfel er niet aan dat u allemaal weet wie Abraham Tuschinski (Brzeziny, Polen, 14 mei 1886 – Auschwitz, 17 september 1942) was. De, door hem opgerichte en naar hem genoemde bioscoop is één van de mooiste bioscopen ter wereld. Zo niet de mooiste.
Het geheel in Art Deco (maar de Amsterdamse School en de Jugendstil doen er ook aan mee) gebouwde bioscoop is een lust voor het oog en ik ken mensen die er alleen gaan om zich in de schoonheid te kunnen laven.
I
In oktober 2009 is Tuschinski met de opera uitzendingen begonnen en ze doen het geheel in stijl. Er wordt een rode loper uitgerold, je kaartjes worden door twee in een rode livrei gestoken mannen gecontroleerd en de champagne staat klaar.
Ze hebben ook hun eigen ‘Uitzending gemist’. Op zondagochtenden kan je terecht bij Encore, waar je de door jou gemiste opera alsnog kan zien. Of terugzien, wat ook vaak gebeurt.
Tijdens de uitzending van Francesca da Rimini zaterdag 16 maart 2013 heb ik met enkele betrokkenen gesproken
Leon Spee, service manager van Tuschinski: “Nee, ik ben geen ‘opera-avondenspecialist’, ik doe meer dan opera alleen. Of ik ooit een opera heb gezien? Nou… nee… eigenlijk nooit. Tijdens de uitzendingen ben ik aan het werk, ik moet er echt voor zorgen dat alles soepel en goed verloopt en dat iedereen tevreden is. Maar ik hoop wel dat het er ooit van komt.
De opera-avonden lopen waanzinnig goed. Zodra de ticketverkoop van start gaat, staan er al om vijf, zes uur ’s ochtends rijen voor de bioscoop. Gewapend met matrassen, stoelen, koffiekannen wachten ze de opening van de kassa’s geduldig af.
Het aantal operabezoekers per avond is enorm. Normaal hebben we ongeveer 770 toeschouwers in de grote zaal. Vanavond verwachten wij tussen de 400 en 450 gasten. De aankleding vinden we heel erg belangrijk, vandaar ook dat we er veel aandacht aan besteden. Iedereen wordt verwelkomd met een glas prosecco en in de pauzes serveren we wijn en frisdranken.
De Encore wordt nog beter bezocht dan de rechtstreekse uitzendingen. Het is natuurlijk veel goedkoper, maar je krijgt niet de allure, wat er toch een beetje bij hoort, denk ik.
Of we ook voorstellingen uit andere operahuizen gaan uitzenden? Daar is best veel vraag naar, dus we zijn in onderhandeling, maar het antwoord moet ik u nog schuldig blijven. In ieder geval nog niet het volgende seizoen.”
Bo van der Meulen, een operakenner en producent, verzorgt al jaren de inleidingen: “Een inleiding op het toneel duurt een klein half uurtje en ik probeer het zo toegankelijk mogelijk te doen. Ik bereid mij best lang voor. In de meeste gevallen ken ik de opera’s goed, dus naar de gewone achtergronden hoef ik geen onderzoek te doen. Ik probeer in rare archieven te duiken om met verrassende weetjes te komen.
De eerste jaren vertelde ik ook nog de hele inhoud van de opera, maar ik beperk me nu meestal tot de ontstaansgeschiedenis en de achtergronden. Meestal vermeld ik ook wel Nederlandse zangers die rollen in de betreffende opera’s gezongen hebben en welke cd- of dvd-opnames aan te bevelen zijn. Ik probeer ook altijd wat anekdotes en oude artikelen of recensies op te sporen.
Soms bekijk ik de opera’s eerder al in New York, zeker als het om een nieuw werk gaat, zoals The Enchanted Island. Verder plaats ik informatie op de Facebook-pagina van Opera Tuschinski en is mijn rol ook een beetje die van gastheer namens Tuschinski geworden. Dus ik sta na afloop ook iedereen een goede avond te wensen.”
Facebook:
Opera Tuschinski is inmiddels ook op Facebook een begrip geworden.
De oprichtsters zijn Lieneke Effern en Monique ten Boske. De groep telt momenteel 85 leden.Je mag je zelf aanmelden, maar één van de beheerders moet wel goedkeuring verlenen. Dit is met het oog op spammers.
Lieneke Effern: “Eerlijk gezegd weet ik niet precies hoe lang de FB pagina Tuschinski bestaat, een jaar of twee, denk ik. De oprichting heeft veel te maken met de unieke locatie waar wij de opera´s zien. Het idee van de pagina komt van Monique en ik probeer de info te verzorgen
Het leek ons leuk om mensen via de pagina met elkaar in contact te brengen, maar vooral om informatie te delen over de uitvoeringen. Mensen kunnen er ook kaartjes proberen te verkopen of ruilen.”
Monique ten Boske: “Ik ga graag naar de opera, live bij voorkeur, maar de uitzendingen in Tuschinski zijn wel het op één na de beste, het is een bijna live ervaring! Geweldige zangers en dito uitvoeringen, interviews en natuurlijk de close ups. En dat in een zaal met een super sfeer en gezellige mensen.
Als ik op vakantie ben, ga ik daar ook naar de uitzending, wetende dat mijn moeder in Groningen en mijn operavrienden in Amsterdam op dat moment naar dezelfde voorstelling zitten te kijken. Het komt regelmatig voor dat we om één uur s’ nachts nog even bellen, want het gevoel bij een bioscoopuitzending is soms net zo heftig als die bij een live-opera.”
Francesca da Rimini
Die zaterdag werd één van mijn geliefde opera’s, Francesca da Rimini van Zandonai uitgezonden. Het einde van de eerste akte is een lange, uitgesponnen liefdesduet zonder woorden. Op het moment dat de cello’s aanzetten weet je al dat het niet goed komt. En het komt niet goed.
In de prachtige enscenering van Piero Faggioni ontvouwde zich een renaissance drama van jewelste. De uitvoering was zonder meer uitstekend, maar deed mij de legendarische productie met Renata Scotto en Plácido Domingo niet vergeten.
In 2011 ging een nieuwe opera van Mark-Antony Turnage (1960) in première bij de Royal Opera: Anna Nicole op een libretto van Richard Thomas. Net als bij Mozart en Da Ponte of Sullivan en Gilbert is het ook hier nauwelijks mogelijk de bijdrage van componist en tekstschrijver te scheiden.
Thomas is uitgegaan van het stormachtige leven van Anna Nicole Smith dat zich voornamelijk in de Verenigde Staten in de belangstelling van het grote publiek kon verheugen. Haar vroege dood door een ‘unintentional overdose’ riep al direct herinneringen op aan het tragische lot van Marilyn Monroe, een ander populair icoon dat korte tijd als een brandende fakkel enorm de aandacht trok om vervolgens als een waakvlam uit te gaan.
Thomas belicht een aantal scènes uit het leven van Anna Nicole te beginnen met haar jeugd in een of ander shithole in Texas als lid van een trailor trash gezin. Ze wordt als tiener zwanger, krijgt een zoon die door haar moeder wordt opgevoed en vertrekt naar Houston, de metropool van de Lone Star State. Daar komt haar carrière als lapdancer maar niet van de grond vanwege haar ‘breastproblem’. In dat beroep val je alleen maar op met tenminste cup E en ze laat zich door een siliconen specialist een nog grotere maat aansmeren. Think big, think F for fabulous. Bij vertrek krijgt ze pillen mee tegen de bijbehorende chronische rugpijn. Take two of these for the rest of your life. Het is het begin van een drugsverslaving die haar uiteindelijk een vroege dood zou bezorgen.
Anna Nicole Smith during Anna Nicole Smith Party to Launch her New Clothing Line at Body English Night Club at the Hard Rock Hotel in Las Vegas, California, United States. (Photo by Brad Washburn/FilmMagic)
Maar dankzij die ‘fabulous tits’ weet ze wel een miljardair te scoren: J.Howard Marshall II. Die overlijdt echter al na een paar jaar, hij was ook al bijna 90 toen ze trouwden. En er is geen testament waarin haar de beloofde helft van zijn vermogen wordt nagelaten. En na tien jaar procederen is ze daar nog steeds geen stap verder mee gekomen, zo vertelt Anna aan Larry King als ze samen met haar lawyer Stern te gast is in diens show.
De opera gaat voorbij aan de episode als playmate en tv beroemdheid maar focust op de teloorgang die door Stern treffend wordt gekarakteriseerd als ‘the yardsale of your life’ waarin elk moment dat publiek zou kunnen trekken te gelde wordt gemaakt. Hij laat haar pijnkreten slaken voor betaal tv zogenaamd tijdens de weeën bij de geboorte van haar dochtertje, om gelijk maar het dieptepunt te memoreren. Als zoon Daniël een paar dagen na die geboorte overlijdt, eveneens aan een ‘unintentional overdose’ leidt dat feitelijk Anna’s dood in.
Zelfs wanneer je deze levensgeschiedenis ‘smaakvol’ in beeld zou brengen is de kwalificatie ‘ordinair’ al een eufemisme maar we zijn in Texas en dat maakt het natuurlijk nog een paar graden erger. In 2011 zou ik deze productie nog wel met een glimlacht hebben kunnen bekijken maar na de periode Trump en de definitieve teloorgang van het laatste restje respect dat ik voor ‘the American culture’ kon opbrengen is het niets minder dan een bezoeking. En doordat er zo goed wordt geacteerd is het helemaal niet meer om aan te zien. Zeer gemengde gevoelens derhalve.
In de eerste akte is een tweetal koren, vrouwen links, mannen rechts, prominent aanwezig om alles te becommentariëren. Anne’s moeder is de belangrijkste verteller, mooie rol van Susan Bickley en met al haar onvolkomenheden eigenlijk het sympathiekste personage. Stern komt te vroeg op, verkeerde akte, en wordt door het koor uitgemaakt voor een hele rits varianten op de duivel. ‘Anything else’ vraagt Gerald Finley sarcastisch. ‘Yoko Ono’ wordt er dan geroepen, een van de weinige subtiele grapjes te midden van Jerry Springer lowlife teksten. In vergelijking met deze productie is Bieito’s Mahagonny beslist smaakvol te noemen.
Party!
Turnage’s muziek leunt sterk op jazz. Er is niet voor niets een jazztrio aan het orkest toegevoegd onder aanvoering van drummer Peter Erskine. Verder klinkt het door die twee koren met hun strakke licht swingende tekstvoordracht regelmatig als een Broadway musical. Maar in de solo passages wordt duidelijk welke eisen er aan de zangers worden gesteld, geschoolde stemmen zijn absoluut noodzakelijk al is dat natuurlijk niet voor elk van de dertig rollen het geval.
Eva-Maria Westbroek is fenomenaal als Anna Nicole, vooral ook doordat ze haar personage acterend en soepel bewegend zo overtuigend weet te presenteren. Dat ze die rol goed zou kunnen zingen was iets waaraan niemand hoefde te twijfelen maar voor het overige doet ze nauwelijks onder voor een doorgewinterde Broadway artiest.
Finley kan prima uit de voeten als de gewiekste lawyer Stern en Alan Oke is zeer overtuigend als overjarige Marshall die na twee lange huwelijken gaat voor een derde, al was het maar om zijn kinderen te laten ‘dansen’ voor hun erfenis.
Aardige bijrol van Peter Hoare als Larry King die zogenaamde een verrassing heeft voor zijn gast: een rechtstreeks videoverbinding met haar honden, hier een stel bewegende poppen in Mickey Mouse stijl.
Anna Nicole Smith was na haar dood nog even ‘wereldnieuws’ maar inmiddels weet vrijwel niemand meer wie ze nu precies was. Na de reeks in Londen zijn er tot op heden dan ook maar weinig andere producties van dit werk geweest en ik verwacht niet dat daar veel verandering in zal komen. De opname die door Opus Arte op dvd is uitgebracht ervaar ik vooral al een bekrachtiging van het zeer negatieve beeld dat ik inmiddels van de Amerikaanse maatschappij heb gekregen.
Opnieuw wist de Belgische regisseur Guy Joosten mij volledig te overtuigen. Na zijn zeer geslaagde Lucia di Lammermoor had hij mij zeer verblijd met zijn visie op Strauss’ meesterwerk. Niet dat hij zoveel nieuwe concepten had gebruikt (gelukkig niet!): het verhaal speelde zich dan niet in de oudheid, maar de (vervallen) paleis en zijn bewoners waren intact gebleven. De maagden werden de geweren dragende vrouwelijke bewaaksters en verpleegsters van de door de nachtmerries geplaagde Klytämnestra. De Koningin zelf leek sprekend op een oude Diva (denk Norma Desmond in ‘Sunset Boulevard’): tot in de puntjes verzorgd en zich krampachtig vasthoudend aan dat wat voorbij is.
Elektra was nu eens geen hysterische furie maar een koele, berekenende, op wraak ziedende vrouw. Het verschil tussen haar en haar naar vrouwelijkheid snakkende zus was het mooist verbeeld door de inhoud van hun koffertjes. In die van Chrysotemis al die ‘meisjes dingen’: sieraden, spiegeltje, make-up, een baby pop en de uitzet. In die van Elektra de spullen van haar vader: zijn jas, waarin ze zich van tijd tot tijd hult. En de bijl waarmee hij werd vermoord. Voor haar ook geen vreugdedans: nadat de wraak zich had voltrokken, kon Elektra eindelijk worden wat ze altijd al heeft gewild: haar eigen moeder.
De inhoud van het koffertje werd verbrand, zij stiftte haar lippen en versierde zich met sieraden. In haar nieuwe, mooie hoedanigheid rende ze de trap op en verdween achter de gesloten deur. Nooit komen we te weten wat er zich heeft afgespeeld, maar toen de deur opengerukt werd zagen wij Orestes badend in bloed staan, met in zijn armen zijn dode zusje. Piëta.
Vocaal stond de voorstelling als een huis, wat voornamelijk op het conto van de drie hoofdrolvertolksters moest worden geschreven.
Evelyn Herlitzius zong een verrassend lyrische Elektra, haar prachtige topnoten waren zuiver en gewoon mooi. Ze overschreeuwde zich nergens en toch kwam ze mooi boven het orkest uit. Ze leek onvermoeibaar en haar portrettering was geheel naar wens van de regisseur: koel en afstandelijk.
Wat een contrast met het meisjesachtige en naar liefde snakkende Chrysotemis van Eva-Maria Westbroek! Nog maar een maand eerder zong zij de heldhaftige en (ook) naar de liefde hunkerende Minnie in Amsterdam; nu was zij een en al passief verlangen. Daar wist zij haar stem ook naar te kneden: waren er in Amsterdam nog triomfantelijke tonen te horen, nu klonk ze er zeer verlaten bij.
In de rol van Klytämnestra was nou eens niet een uitgezongen zangeres te horen, integendeel! Doris Soffel had niet alleen alle noten paraat, zij wist ze ook als een kameleon naar haar hand te zetten en schakelde tussen het zingen en het sprechgesang in alsof het niets is. Fenomenaal.
Gerd Grochowski (Orestes) imponeerde met zijn klaroengeluid en Donald Kaasch was een prima Ägisth.
In de kleine rollen van de Maagden waren veel prominenten van vroeger (Graciella Arraya, Renate Behle, Mireille Capelle) te horen, en als de pleger van Orestes mocht de (inmiddels 85-jaar oude!) Franz Mazura opdraven.
Lothar Koenings dirigeerde ferm, maar ook een beetje terughoudend. Het was zijn eerste Elektra en wellicht moest hij er nog in groeien. Al met al: een voorstelling om niet gauw te vergeten.
Voor Amsterdammers deed Düsseldorf van een jaar of tien geleden zeer vertrouwd aan: men bouwde er een metro. Het was bijna ondoenlijk om het operahuis van de Deutsche Oper am Rhein te bereiken. Alles was op de schop, een doorgang was moeilijk te vinden, je struikelde over de blokken en de stenen, kreeg zand in de ogen en het lawaai maakt edat je zowat doof werd. Met één woord: chaos.
Het operahuis zelf (bouwjaar 1875) heeft ook een ‘make-over’ ondergaan. Eerst werd het huis grondig verbouwd en gemoderniseerd en toen stapte de volledige leiding op. Het seizoen 2009/2010 is dus het eerste van de Generalintendant Christoph Meyer en Generalmusikdirektor Axel Kober.
Zij mogen tevreden zijn. Het huis ziet er na verbouwing prachtig uit. Modern en toch klassiek, met heel erg veel licht. Je kan er in de pauze dineren en de prosecco (4 euro per glas, geen rijen) vloeit er rijkelijk.
Het publiek is jong. Op de door mij bezochte voorstelling van Un Ballo in Maschera was zeker de helft van de bezoekers rond de dertig. En de zaal was tot de laatste plaats gevuld.
De productie zelf komt niet op het conto van de huidige leiders: het is een herneming uit 2006. Dat is maar goed ook voor hen, want de Noorse regisseur Stein Winge maakt er een potje van. Wat ik hem voornamelijk kwalijk neem, is het gebrek aan logica. Nergens wil hij iets echt duidelijk maken. Er is zelfs geen ‘concept’ te bespeuren. Alsof hij helemaal niet wist wat hij ermee aan moest. Modern? Of toch maar terug naar de traditie?
Nou ja, Gustavo houdt in ieder geval van Amelia, dat is meegenomen… Maar zijn opkomst! Gekleed in een gele kamerjas en een blauwe broek lijkt hij een vleesgeworden Zweedse vlag. Hoera! Wij zijn in ieder geval goed geografisch bezig.
En in de Galgenveldscène, na de ‘ontmaskering’ van Amelia (ze heeft slechts een petje op en haar echtgenoot herkent haar niet?!) trekken de samenzweerders kleine flesjes Absolut Wodka uit hun binnenzakken, die ze op het ritme van de muziek naar binnen gieten. Hoera! Wij zijn nog steeds in Zweden.
Een productie om gauw te vergeten, ware het niet dat Eva-Maria Westbroek de rol van Amelia zong. En eerlijk is eerlijk: zij was de reden dat ik mijn reisje naar Düsseldorf heb ondernomen.
Ze heeft me niet teleurgesteld. Integendeel. Ze zong in de mooiste traditie van de sopranen van weleer: haar portamenti en de manier hoe ze haar stem naar boven liet ‘bloeien’ waren van een ouderwetse schoonheid, waardoor ze mij aan Zinka Milanov liet denken.
De rest van de cast was zo zo. Mario Malagnini (Gustavo) irriteerde niet, hij haalde zijn noten, was betrokken, maar af en toe had ik het idee dat zijn keel dichtgeknepen werd. Maar hij was beslist niet slecht.
Dat was Boris Statsenko (Renato) ook niet. Zijn stem is zeer zeker indrukwekkend, alleen had ik de indruk dat hij in de verkeerde opera was beland. Was het een Rigoletto dan was ik zeker onder de indruk. De kern zat er in, maar voor Renato miste hij de lyriek.
Ekaterina Morozova (Oscar) was totaal miscast. Op zich een geweldige zangeres, maar nergens de lichtvoetige spring-in-het-veld-adolescent. Daar tegenover stond een Ulrica van formaat. Mariana Pantcheva beschikte over de prachtige borsttonen, waar de Bulgaarse alten zo goed in zijn.
De Nationale Opera herhaalt voor de laatste keer Pierre Audi’s bijna legendarische productie van Die Walküre. Voor een uitverkocht huis vierde de voorstelling zaterdag zijn première. Jubel alom voor de sterke cast, het NedPho o.l.v. Marc Albrecht en de zeer bijzondere enscenering.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Deze Walküre ging oorspronkelijk in het seizoen 1997-98 in première en wel op 31 januari. Hierna was de productie nog in vijf volgende seizoenen te zien. Nu gaat Die Walküre voor de zevende en tevens allerlaatste keer. De decors worden na afloop van de geheel uitverkochte reeks vernietigd. Bijna 22 jaar is een lange levensduur maar eigenlijk kan Audi’s meesterstuk nog jaren mee. Niet alleen dat, Wagner trekt bijna als enige componist volle zalen in Amsterdam. Tannhäuser was vorig seizoen ook gewoon uitverkocht, dat lukt zelfs niet met Cav-Pal.
Ik heb al heel wat verschillende Ringproducties gezien en zodoende ook de nodige Walküres. De enige die een beetje in de buurt komt van het werk van Audi en decorontwerper George Tsypin is die uit de Karajan Ring voor Salzburg in 1967. Een reconstructie ervan is in 2017 uitgebracht op BluRay en daarop is een halfrond toneel met een brede catwalk te zien dat wellicht als inspiratiebron heeft gediend. Verder is ook die enscenering ontdaan van elke maatschappelijke of politieke connotatie waardoor het er allesbehalve gedateerd uitziet.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
De volstrekt tijdloze Audi Ring, en dus specifiek ook Die Walküre, zou wellicht ook vijftig jaar na dato gereconstrueerd kunnen worden, in 2048. Zal ik wel niet meer meemaken.
De opera wordt gebracht als Wagners werk ontdaan van etnografische flauwekul en onnodige rekwisieten. Het mythische verhaal is in alle opzichten leidend, van een eigen interpretatie is geen sprake en dat maakt het zo verfrissend na bijvoorbeeld een wangedrocht als dat van Frank Castorf in Bayreuth doorstaan te hebben.
Marc Albrecht gaf uitstekend leiding aan zijn orkest en een topcast. Het was voor het eerst dat er bij Die Walküre een andere dirigent voor het NedPho stond nadat Hartmut Haenchen alle voorgaande voorstellingen voor zijn rekening had genomen. Weliswaar geen Ring voor Albrecht maar tenminste nog een Walküre voor hij vertrekt. Hij had er duidelijk plezier in, het was dan ook een topavond.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
De acht Walküren die de derde akte zo prachtig komen opluisteren weerden zich voortreffelijk. Een mooi ensemble, prima samenspel en met schijnbaar gemak gezongen.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Stephen Milling zette een zeer opvallende Hunding neer. Ditmaal geen barse overheersende potentaat maar een man die zijn ongenode gast met superieure arrogantie tegemoet treedt. Hij intimideert niet maar kleineert. In het vervolg laat hij duidelijk blijken de ‘moral highground’ te bezetten, immers hij respecteert het gastrecht terwijl hij die ongewapende man ook gelijk om had kunnen leggen. Ik vond het moeilijk deze keer partij tegen Hunding te kiezen, meestal bijna een automatisme. Milling zong een enkele passage fluisterend, ja, een Hunding die fluistert! Uiteraard gaf hij op andere momenten zijn stem veel volume, maar alles perfect gedoseerd. Met zijn verzorgde mimiek en prachtige bas presenteerde Milling zich als de ideale bad guy in de handeling.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Ook een beetje een bad ‘guy’ is Fricka die alles voor Wotan verstehrt. Okka von der Damerau pakte haar gemaal op overtuigende wijze aan, toen ze met hem klaar was had hij meer weg van een leeggelopen ballon dan van een oppergod. ‘Nur eines will ich noch, das Ende’ zal hij kort daarna verzuchten als hij in conclaaf is met Brünnhilde. Von der Damerau gaf een fraaie interpretatie van de verwaarloosde vrouw die zogenaamd opkomt voor een hoger doel maar feitelijk haar man gewoon een hak wil zetten: ‘Wider deine Kraft führt’ ich wohl Krieg, doch Siegmund verfiel mir als Knecht!‘ Een zoon verwekken bij een mens, dat was voor Fricka de limit. Siegmund moet sterven om haar eer te wreken. Prachtig gezongen hoewel iets meer variatie in het stemvolume op zijn plaats was geweest.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
De Siegmund van Michael König was een aangename verrassing. König heeft een grote staat van dienst met onder meer de titelrol in Tannhäuser en Lohengrin. Hij zong Siegmund al eens eerder in Toulouse. Tegen het einde van de eerste akte moest hij een beetje gaan doseren om het einde ongeschonden te halen maar over het geheel genomen leverde hij een mooie prestatie. Goed gezongen en prima geacteerd.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Ian Paterson had eveneens wat kleine stemproblemen. Tegen het einde van de derde akte had hij te kampen met een lichte schorheid maar daar wist hij soepel doorheen te zingen. Paterson is inmiddels een ervaren Wotan die met zijn personage kan lezen en schrijven. Een uitstekende keuze voor deze cast. Jammer dat hij bij de laatste herneming van de complete Ring in 2014 nog niet zo ver was.
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Martina Serafin debuteerde in de titelrol. Met Die Walküre wordt immers Brünnhilde bedoeld? Op mij maakte ze geen enkel moment de indruk deze veeleisende rol voor het eerst te zingen. Het is zoals Paterson in een interview opmerkte: ‘je repeteert niet tot je het goed doet, je repeteert net zo lang tot je het niet meer fout kunt doen.’ En dat traject had Serafin duidelijk doorlopen. De lastige opkomst met de hojotoho’s doorstond ze met speels gemak en daarna leek alles vanzelf te gaan. Heel mooi haar samenspel met vader Wotan die ondanks haar smeken en pleiten haar uiteindelijk toch verstoot. In Götterdämmerung zal ze het hem betaald zetten!
Foto: Copyright (c) DNO 2019
Natuurlijk ging de meeste aandacht uit naar de Sieglinde van homegirl Eva-Maria Westbroek. Sieglinde kwam eindelijk thuis na haar glansrol over de hele wereld te hebben gezongen. En het was het wachten waard geweest, zo bleek direct. Westbroek deed exact wat we van haar verwachtten, ze gaf ons een ideale Sieglinde. In die rol zit zoveel, het is nauwelijks bij te houden. Sieglinde is de archetypische gekochte bruid, na haar huwelijk een stuk huisraad, opgesloten in haar eigen woonomgeving. Verweesd en verhandeld, en dan plotseling ligt er iemand bij de haard die iets in haar oproept, herkenning? In elk geval de vage hoop dat ze met hem een middel in handen heeft van Hunding los te komen.
Na een kort moment van extatisch geluk slaat de schaamte en vertwijfeling toe. De dood lonkt maar moet het afleggen tegen de vreugde van een zwangerschap. Siegmund leeft in haar voort. Deze rollercoaster moet zowel zingend als acterend over het voetlicht worden gebracht en Westbroek slaagde daar buitengewoon in. Sieglinde lijkt haar lijfstuk te zijn geworden en we mogen ons gelukkig prijzen haar in deze rol in eigen land te kunnen beleven.
Al met al een geweldige Wagneravond, en dat zo kort na die fantastische Tannhäuser. Gaan we de rij af dan voorspel ik dat hierna Der fliegende Holländer wel eens aan de beurt zou kunnen komen.
Wagner: Die Walküre
Michael König (Siegmund), Stephen Milling (Hunding), Iain Paterson (Wotan), Eva-Maria Westbroek (Sieglinde), Martina Serafin (Brünnhilde), Okka von der Damerau (Fricka), Dorothea Herbert (Gerhilde), An de Ridder (Ortlinde), Kai Rüütel (Waltraute), Julia Faylenbogen (Schwertleite), Christiane Kohl (Helmwige), Bettina Ranch (Siegrune), Eva Kroon (Grimgerde), Iris van Wijnen (Rossweise)
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Marc Albrecht
Regie: Pierre Audi
Er is altijd goed nieuws en slecht nieuws en een aankondiging van een nieuw operaseizoen brengt altijd de nodige teleurstellingen. Dit jaar heb ik eigenlijk weinig te klagen, al zet ik de nodige vraagtekens bij de reprise van (zowat de slechtste ooit) Cosi van tutte van Mozart door Jossi Wieler en Sergio Morabito. Een productie die nota bene door alles en iedereen werd afgekraakt. Weet u nog, Mozarts ‘Trittico’? Toegegeven: ‘Cosi’ van de minst slechte van de drie. Een lichtpuntje: Thomas Oliemans zingt Don Alfonso.
Trailer uit 2009:
Een ander vraagteken zet ik bij de nieuwe (ja, de nieuwe, de derde al!!!) productie van de DieFrau ohne Schatten. De eerste (twee keer herhaald) vond ik slecht. De tweede was zonder meer prachtig maar werd niet herhaald. En nu komt er alweer één. Zij er werkelijk geen andere opera’s van Richard Strauss te bedenken? Bij mijn weten hebben we bij voorbeeld nog nooit Ariadne auf Naxos gehad. Niet dat ik het zo nodig wil zien- mijn opera is het niet – maar om alweer aan FroSCH te moeten? Afijn: ik vermoed dat hier wat meer in het spel is. ‘Die Frau’ was de opera waarmee Marc Albrecht bij DNO debuteerde en nu hij afscheid neemt van het orkest …. Afijn: muzikaal zal het, met de namen als Elza van den Heever, Irène Theorin, Josef Wagner, Michaela Schuster en AJ Glueckert prima in orde zijn, denk ik. Katie Mitchell mag het regisseren en ik denk niet dat ik er zin in heb om alweer tegen een poppenhuis te moeten aankijken. Maar wie weet?
Overigens: de opera komt nu ook in De Doelen in Rotterdam…
Bestaat er nog zoiets als plannen afstemmen?
Waar ik absoluut niet heen zal gaan (naast de ‘Cosi’ dus) is de Rodelinda van Handel. Dat ligt niet zo zeer aan de componist (laat Rodelinda nou toch een opera zijn waar ik best van houd) maar aan het productie team. Claus Guth regisseert (nee, bedankt), Ivar Bolton dirigeert (nee, bedankt), maar de cast ziet er best aantrekkelijk uit, voor de liefhebber dan: Bejun Mehta, Lawrence Zazzo en Lucy Crowe.
Een beetje raar vind ik de reprise (na tien jaar!) van Bizets Carmen in de productie van Carsen waar de pers absoluut niet over te spreken was. Nu ben ik een echte Carsen liefhebber maar zelfs ik moest toegeven dat het niet zijn beste was. Wat de zangers betreft wordt het afwachten, mij zeggen de namen J’Nai Bridges, Dmytro Popov, Alexander Vinogradov niet zo veel en Anett Fritsch als Micaela? Tja… Maar we krijgen wel Michael Wilmering, hij mag zijn opwachting maken in zijn eerste grote rol (Moralès) bij DNO
Maar voor de rest lijkt het mij een seizoen om naar uit te kijken. We beginnen met de nieuwe productie van Pagliacci/Cavaleria Rusticana (in die volgorde dus), in de regie van Robert Carsen. De hoofdrollen worden gezongen door werkelijk topzangers: Brandon Jovanovich (Canio), Ailyn Pérez (Nedda), Roman Burdenko, Marco Ciaponi, Brian Jagde (Turiddu), en Anita Rachvelishvili (Santuzza). Mark Elder dirigeert.
Lawrence Brownlee
In december mogen we de nieuwe productie van La Cenerentola verwachten. Mijn verwachtingen zijn hoog gespannen! De cast, met o.a. Isabel Leonard, Lawrence Brownlee, Roberto Tagliavini en Nicola Alaimo is om te likkerbaarden. Laurent Pelly. Kan niet wachten!
Liefhebbers van Verdi opgelet: we krijgen (eindelijk, eindelijk!) Nabucco! Prachtig, blij, maar ik denk niet dat het een mooie productie gaat worden. De regie ligt in handen van Andreas Homoki en Maurizio Benini gaat dirigeren. Ik kan mij nog zijn behoorlijk slechte Il Trovatore herinneren. En de cast… tja… George Petean, Dmitry Belosselskiy, Anna Pirozzi, Alisa Kolosova, Freddie de Tommaso… Ik weet het niet, maar ben behoorlijk sceptisch.
Wat wel ontzettend leuk is, is dat we ook eindelijk Rusalka van Dvořák bij DNO krijgen. Onder de zangers verwelkomen we Eleonora Buratto, Dmitry Ivashchenko, Anna Larsson en Brian Jagde. Philipp Stölzl regisseeert en op de bok staat Jakub Hrůša.
Eva-Maria Westbroek als Sieglinde in de Metropolitan Opera in New York
Wagner-liefhebbers kunnen zich op de herhaling van Die Walküre van Pierre Audi verheugen. Bovendien wordt Sieglinde gezongen door Eva-Maria Westbroek! Marc Albrecht dirigeert, de andere rollen worden gezongen door Michael König, Iain Paterson en Martina Serafin.
In de Opera Forward Festival krijgen we de wereldpremière van Ritratto, de nieuwe opera van Willem Jeths. Marcel Sijm regisseert en er wordt gezongen door de leden van De Nationale Opera Studio.
Waar ik ook naar kijk is de Aufstieg un Fall der Stadt Mahagonny van Kurt Weill in de regie van Ivo van Hove. Het is een coproductie met (o.a.) de Metropolitan Opera in New York. Het wordt gedirigeerd door Markus Stenz en de cast is om je vingers bij af te likken: Doris Soffel, Alan Oke, Sir Willard White, Nikolai Schukoff, Thomas Oliemans
De complete overzicht:
Pagliacci (R. Leoncavallo) en Cavalleria rusticana (P. Mascagni)
Brandon Jovanovich, Ailyn Pérez, Roman Burdenko, Marco Ciaponi, Brian Jagde, Anita Rachvelishvili, Elena Zilio e.a.
Dirigent: Mark Elder, regie: Robert Carsen
Così fan tutte (W.A. Mozart)
Thomas Oliemans, Davide Luciano, Sebastian Kohlhepp, Anett Fritsch, Angela Brower e.a.
Dirigent: Ivor Bolton, regie: Jossi Wieler en Sergio Morabito
Die Walküre (R. Wagner)
Eva-Maria Westbroek, Michael König, Iain Paterson, Martina Serafin e.a.
Dirigent: Marc Albrecht, regie: Pierre Audi
La Cenerentola (G. Rossini)
Isabel Leonard, Lawrence Brownlee, Roberto Tagliavini, Nicola Alaimo e.a.
Dirigent: Daniele Rustioni, regie: Laurent Pelly
Rodelinda (G.F. Händel)
Bejun Mehta, Lawrence Zazzo, Lucy Crowe, Bernard Richter e.a.
Dirigent: Riccardo Minasi, regie: Claus Guth
Nabucco (G. Verdi)
George Petean, Dmitry Belosselskiy, Anna Pirozzi, Alisa Kolosova, Freddie de Tommaso e.a.
Dirigent: Maurizio Benini, regie:Andreas Homoki
Ritratto (W. Jeths)
De Nationale Opera Studio
Dirigent: Geoffrey Paterson, regie: Marcel Sijm
Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny (K. Weill)
Doris Soffel, Alan Oke, Sir Willard White, Nikolai Schukoff, Thomas Oliemans e.a.
Dirigent: Markus Stenz, regie: Ivo van Hove
Das Jagdgewehr (T. Larcher)
Sarah Aristidou, Giulia Peri, Olivia Vermeulen, Andrè Schuen e.a.
Dirigent: Michael Boder, regie: Karl Markovics
Een lied voor de maan (M. Wantenaar) wereldpremière
Regisseur: Béatrice Lachaussée
OFF Jubileumconcert
Eva-Maria Westbroek soleert bij het Orkest van het Koninklijk Conservatorium Den Haag.
Die Frau ohne Schatten (R. Strauss)
Elza van den Heever, Irène Theorin, Josef Wagner, Michaela Schuster, AJ Glueckert, Eva Kroon e.a.
Dirigent: Marc Albrecht, regie: Katie Mitchell
Carmen (G. Bizet)
J’Nai Bridges, Dmytro Popov, Alexander Vinogradov, Anett Fritsch e.a.
Dirigent: Andrés Orozco-Estrada, regie: Robert Carsen
Rusalka (A. Dvořák)
Eleonora Buratto, Dmitry Ivashchenko, Anna Larsson, Brian Jagde e.a.
Dirigent: Jakub Hrůša, regie: Philipp Stölzl
Het monster van Minos (J. Dove)
Participatieproject met het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Almeers Jeugd Symfonie Orkest
Regisseur: Marie-Ève Signeyrole
“Het zijn de beste musici die je kunt krijgen”. Aan het woord is maestro Bernard Haitink en de – volgens hem – ‘beste musici’, die zitten in het Chamber Orchestra of Europe. Waar? Niet waar? Een ieder die het concert van 16 november in het Amsterdamse Concertgebouw heeft bijgewoond kan niet anders dan toestemmend ‘ja’ knikken. Want wat was het geweldig!
Hieronder: Bernard Haitink vertelt over zijn liefde voor muziek en zijn band met het Chamber Orchestra of Europe
Maar ligt het niet ook een beetje aan de bejaarde maestro zelf? Het was voor het eerst sinds jaren dat ik Haitink weer eens live hoorde en het moet gezegd: zo’n fantastisch concert hoor je nog maar zelden.
Haitink is misschien de eerlijkste onder de dirigenten. Voor hem geen uiterlijk vertoon, geen klanken puur om de schoonheid ervan en ook geen lege noten. Hij respecteert de partituur en speelt precies dat wat de componist heeft neergepend. Geen eindeloos durende vertragingen om aan het orkest die ‘ferne klank’ te ontlokken waar menig dirigent van droomt. Geen exquise cuisine maar een fatsoenlijke maaltijd voor de ziel. Voedzaam en lekker tegelijk.
Zijn Mozart klonk precies zo als toen ik hem voor het eerst hoorde en hopeloos verliefd op hem werd. Speels, lichtvoetig en zo hemeltergend mooi! De ‘Haffner symfonie’, oftewel nummer 35 was al prachtig genoeg, maar na de pauze, toen een derde van het publiek al was vertrokken, toen gebeurde het echt. Het tweede wonder.
Haitink hief zijn stokje op en wat volgde was de zowat de mooiste uitvoering van de ‘Praagse symfonie’ die ik ooit live meemaakte. De sensatie kan ik alleen maar met het plezier vergelijken waarmee ik naar de oude opname onder Klemperer luister. Rustige, bedachtzame tempi zonder dat je er in slaap bij valt of ongemakkelijk op je stoel gaat schuiven. Met dien verschil dat Haitinks orkest gisteren nog lichter en luchtiger klonk dan Klemperers RIAS.
En toen was er tijd voor de toegift en die was MOOI! Door de schoonheid van de uitvoering bevangen kon ik niet meteen er op komen wat ik hoorde. En dat terwijl ik het zo goed kende! Mendelssohn, ja, maar verder? Gelukkig wist een collega het wel: het was het Scherzo uit ‘Midsummer Nights Dream’. Alle zaal-verlaters mogen nu spijt als van hier tot Tokyo hebben: ze hebben iets gemist wat wellicht nooit meer terugkomt.
Dat was het tweede wonder van de avond, want het eerste gebeurde voor de pauze, toen Eva-Maria Westbroek ons trakteerde op één van de allermooiste uitvoeringen van de ‘Wessendonck-Lieder’ van Wagner.
Dit repertoire ligt haar meer dan uitstekend. Het grote gebaar van de oneindige en alles verterende liefde, half verscholen onder een dikke laag mystiek en zware symboliek …. Geef het aan Westbroek en daar weet zij raad mee! Haar vertolking was vlammend. Het kwam rechtstreeks vanuit haar hart en ziel en bloeide in de hoogte als een bloem dat alleen ’s nachts open gaat. Eenmalig.
Hier heeft Haitink zich op de tweede plan gepost. Zonder dat de volle klank van het orkest er onder leed heeft hij de musici – terecht – tot een dienstbaar instrument van de zangeres gemaand. Waardoor niets en niemand haar in de weg stond om haar liefde voor de liederen te laten verklanken.
Hieronder vertelt Eva-Maria Westbroek over haar liefde voor de liederen:
Voor zo ver ik weet werd het concert – waarom? – niet opgenomen. Gelukkig kan niemand mij de herinnering aan de zowat perfecte avond wegnemen.
Mozart – Symfonie nr. 35 in D, KV 385 ‘Haffner’
Wagner – Wesendonck-Lieder, WWV 91
Mozart – Symfonie nr. 38 in D, KV 504 ‘Praagse’
Eva-Maria Westbroek – sopraan
Chamber Orchestra of Europe olv Bernard Haitink
Gehoord op 17 november 2017 in de grote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam
Weet u wat het verband is tussen de muziek van Sjostakovitsj, Tsjaikovski en Rachmaninoff en die van Liszt? Nee? Ik ook niet. Sterker: die is er niet.
Zijn ‘Le Préludes’ vind ik een stuk van niets. In tegenstelling tot wat de titel belooft zit er in het stuk noch een voorspel noch een inleiding tot een drama. Het stuk zelf is een drama en dat bedoel ik letterlijk. En geprogrammeerd aan het eind van een avond “de Slavische ziel bloot leggen’ slaat het als de spreekwoordelijke k*t op Dirk. Mariss Jansons heeft er blijkbaar affiniteit mee, zijn lezing van die draak van het stuk (weet u hoe lang een kwartier duurt als je eigenlijk al naar huis wil? ) stond namelijk als een huis.
Maar dáár voor was het publiek niet naar zijn concert gekomen want naar de ovaties, bravo’s en enthousiasme gemeten kwam men voornamelijk om Eva Maria Westbroek te horen. Ik ook. Zeer nieuwsgierig was ik ook naar haar interpretaties van de muziek die zij tot nu toe nog niet (of amper) heeft gezongen.
Of het haar gelukt is? Ja en nee, maar daarover later, want eerst werden we getrakteerd – en dat bedoel ik letterlijk – op een grandioze lezing van de zesde symfonie van Sjostakovitsj. Niet één van zijn bekendste werken, het wordt dan ook minder vaak gespeeld. Het is verklaarbaar.
Zijn zesde symfonie componeerde Sjostakovitsj in 1939, in de periode dat de Sovjet-verschrikkingen misschien niet meer op hun hoogtepunt waren maar nog steeds aanhielden en de politieke restricties (en de allesomvattende en alom vertegenwoordigde) censuur niet alleen een ‘herkenbare melodie’ maar ook een politcor-programma van de componisten verlangde. Dus beloofde Sjostakovitsj met zijn zesde symfonie ode aan Lenin te brengen, maar in het uiteindelijke resultaat was noch Lenin, noch ode, laat staan een ode aan Lenin te vinden. Waardoor de symfonie niets meer (maar ook niet minder!) is geworden dan een heerlijke samensmelting van de hemelse klanken die nergens over gaan.
De eeuwig durende Largo met zijn geen begin en geen einde, met daartussenin een eeuwig stilstaande kosmos heeft mij in een soort extase gebracht, wat versterkt werd door de spectaculaire klank van de strijkers.
In de daaropvolgende Allegro werd het stokje overgenomen door de in de hoofdrol geplaatste – door Sjostakovitsj innig geliefde – es-klarinet. Het klonk speels en hemels tegelijk: bravo Arno Piters!
Het laatste deel, Presto is alweer een echte Sjostakovitsj: ludiek, schertsend en de spot drijvend met … met alles eigenlijk en dat alles met een hoog amusementsgehalte. Ook daar wist Mariss Jansons goed raad mee en liet het publiek in de staat van verrukking.
Na de pauze werden de emoties teruggebracht (of, zo u wilt, verhoogd) tot diep menselijke proporties, nu ging het over de liefde. Laat het aan Eva-Maria Westbroek over zou je zeggen, want een allesverzengende liefde, daar is zij inmiddels een expert in. Maar is de puberale liefde van een zestienjarig meisje in een diepe Russische provincie te vergelijken met de lichamelijke emoties van een volwassen vrouw?
Westbroek maakte de gelijkenis wel. Haar Tatjana kreeg immense afmetingen, het was niet meer haar jonge ‘ik’ maar haar rijpe alter ego uit de laatste akte.
Dat zij de aria met veel grote gebaren versierde vond ik op zich niet erg: ooit een opgewonden tienermeisje gezien? En, stond zij stil? Gekleed in een prachtige blauwe jurk wist Westbroek de onoverkomelijke trieste afloop van haar puppy-love te verklanken, al wenste men zich soms iets meer verstilling.
De verstilling, die is voor de liederen van Rachmaninoff – zelfs in hun georkestreerde gedaante – onontbeerlijk. Hier werkten Westbroeks’ grote gebaren als een stoorzender, want het verlangen en de weemoed die de liederen doorgaans ademen, die werden verbannen en intimiteit was ver te zoeken. Maar het valt niet te ontkennen dat het deels ook aan de orkestraties lag.
Het is zeer spijtig dat Wesbroek – in plaats van romances van Rachmaninoff – niet de aria van Katerina Ismailova uit ‘Lady Macbth of Mtsensk’ van Sjostakovitsj had gezongen. Niet alleen ligt dat repertoire haar veel beter, het had ook beter bij het programma gepast.
En toen was er de vermaledijde Liszt en het voelde als een keiharde valse noot. Zelf zou ik geen nee zeggen tegen nog een mopje Tsjaikovsky. Van mijn part mocht het orkest het verrukkelijke ‘Wals’ uit de Schone Slaapster mogen herhalen, want wat was het goddelijk!
Dmitri Sjostakovitsj – Symfonie nr.6
Pjotr Iljitsj Tsjaikovsky – Briefscène uit ‘Jevgeni Onjegin’; Wals uit ‘De schone Slaapster’
Sergei Rachmaninoff – liederen
Franz Liszt – Les préludes
Eva-Maria Westbroek, sopraan
Koninklijk Concertgebouworkest olv Mariss Jansons
Gehoord 26 oktober 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam
Het programma wordt zondag 29 oktober live uitgezonden: