Maartje_Rammeloo

Lady in the dark is een perfect Broadway spektakel

Tekst: Peter Franken

Opera Zuid opent het seizoen met een musical van Kurt Weill, niet eentje uit zijn vooroorlogse periode maar de eerste die hij schreef voor Broadway. Lady in the dark had première op 23 januari 1941 en werd goed ontvangen. Het tekstboek is van Moss Hart en de songteksten zijn van Ira Gershwin. Zoals vrijwel elke musical heeft het één hitsong die het stuk typeert: ‘My ship’. De productie van regisseur Anna Pool en haar team blijft geheel in de Broadway traditie van die tijd en staat garant voor vlot entertainment op hoog niveau. De veelheid aan gesproken tekst werkt echter zo nu en dan als een showstopper.

De hoofdpersoon is Liza Elliot, hoofdredacteur van het modemagazine Allure, dat eigendom is van haar minnaar Kendall Nesbith. Liza wordt getoond als workaholic die alle touwtjes in handen wil hebben en zich afsluit voor emoties die haar leefwereld kunnen beïnvloeden. Een man op afstand, immers getrouwd met een ander, voldoet daar prima in. Maar haar gepantserde bestaan, aardig geaccentueerd door Liza’s strakke mantelpak en kapsel, wordt bedreigd door angstaanvallen en depressieve gevoelens. Dus gaat ze naar een shrink.

Het eerste bezoek is wat onwennig. Om te beginnen heeft de psychiater geen baard en spreekt evenmin met een Weens accent. In deze productie wordt dit personage gespeeld door een vrouw, mooie ingehouden vertolking door actrice Sylvia Poorta.

Maar Liza begin al gauw te praten en die sessies en de problemen waar ze op kantoor mee te maken heeft vormen een raamvertelling waarbinnen drie grote droomscènes zijn gesitueerd. En daarin haalt het complete gezelschap werkelijk alles uit de kast. Natuurlijk met een grote rol voor een groep koorsolisten aangevuld met een zestal uitstekende dansers die er regelmatig een wervelende show van maken.

De eerste droom laat zien wat Liza parten speelt: ze heeft ‘childhood issues’ en dat past natuurlijk prima in het beeld dat het toenmalige publiek gehad zal hebben van ‘neurotics’ die bij een psychiater lopen. Een negatief zelfbeeld door toedoen van haar ouders en bij de high school graduation verkozen als ‘most likely to succeed’ en vervolgens gedumpt door een klasgenoot als die wordt opgeëist door het mooiste meisje van de klas.

In de eerste droom zien we Liza als mode icoon, iedereen wil haar gezelschap en ze komt zelfs op een postzegel. Maar de droom wordt ruw verstoord, de werkelijkheid is anders. In een tweede droom speelt de episode op de high school zich af en zien we Liza ook als kind, het lelijke eendje naast haar oh zo mooie moeder.

Gevolg is dat de handeling toch een wat melodramatische wending neemt, alle pogingen tot grapjes en gespeelde joligheid ten spijt. Je zit te kijken naar iemand met zeer herkenbare ernstige problemen in een omgeving die dat probeert te compenseren met hype and hoopla. En dan is het pauze.

De hervatting biedt soelaas. Een lange ouverture waarin Weill zich manifesteert als operacomponist die zeer wel thuis is in een jazzy musical idioom is de opmaat voor de droomscène die als thema een circus heeft. Liza ‘staat terecht’ wegens aanhoudende besluiteloosheid, zeer onprofessioneel en ook schadelijk voor haar persoonlijke entourage.

Net als in eerdere dromen speelt die ook hier een belangrijke rol. Modefotograaf Russel Paxton verschijnt als circusdirecteur en ceremoniemeester. Zijn grote moment komt met het nummer ‘Tschaikowsky (and Other Russians)’ waarin hij in hoog tempo de namen van een reeks componisten aftikt. Het is geheel in de stijl van Gilbert and Sullivan en Simon Butteriss gaf het een perfecte vertolking.

In 1941 kwam dit voor rekening van Danny Kaye die er op slag beroemd mee werd binnen het muziekwereldje van Manhattan. De circusscène is een evenwichtige mix van vaudeville en musical en brengt de broodnodige vaart in de afwikkeling van Liza’s problemen. Meer nog dan in de voorgaande scènes was het gehele gezelschap hier enorm op dreef: absoluut top.

Danny Kaye:

Liza weet zich te herpakken. Ze laat een huwelijksaanzoek van filmster Randy Curtis (Quirijn de Lang) onbeantwoord en laat haar minnaar Kendall (Jeremy Finch White) weten dat hij voor niets zijn leven voor haar heeft gereorganiseerd door eindelijk van zijn vrouw te scheiden. Dat voelt (onbewust) natuurlijk prima na die vernederingen van vroeger. Met haar redacteur Charly Johnson (Eliott Carlton Hines) sluit ze vrede door hem te accepteren als compagnon. Van nu af hebben ze samen de leiding over het magazine en misschien laat ze hem nog wel meer toe in haar leven.

Een belangrijke bijrol is weggelegd voor moderedacteur Maggie Grant, heel natuurlijk geacteerd door Nienke Nasserian Nillesen. Grant is een mooie zelfverzekerde vrouw die heel gemakkelijk met iedereen omgaat, feitelijk Liza’s rolmodel: zo zou ze willen zijn. Leuke bijrol verder voor Veerle Sanders als Liza’s p.a. Elinor Foster.

En dan Liza herself, het personage waar alles om draait en de vrouw die bijna voortdurend op het toneel staat. Soms is ze er even niet en dan hebben de anderen het erover waar ze blijft, straks loopt alles in het honderd.

Sopraan Maartje Rammeloo als Liza tijdens repetitie Lady in the Dark (foto: Bjorn Frins)

Maartje Rammeloo leverde een topprestatie als de Boss Lady van een belangrijk modeblad die haar leven ziet ontsporen doordat ze wordt ingehaald door het verleden. Prachtig acteerwerk in uitstekend verstaanbaar Engels waarmee ze de grote overgangen van heerlijke momenten in haar dromen, die vervolgens uiteenspatten bij het ontwaken, levensecht laat lijken. Je hebt met haar te doen en zij met zichzelf, een hoopje ellende zo nu en dan. Maar natuurlijk danst en zingt ze ook de hele tijd. Rammeloo’s vertolking van de hitsong ‘My ship’ liet blijken dat je daar een echte operazangeres voor nodig hebt, de musical stem moest even plaats maken, huiveringwekkend mooi gedaan.

In de bak de philharmonie zuidnederland dat goed raad wist met Weill’s partituur. Het koor was ingestudeerd door Jori Klomp en David Stern had de muzikale leiding.

Er volgen nog zeven voorstellingen.

Trailer:

Behind the scenes



Productie foto’s : © Bjorn Frins

Singing competitions: pros and cons

concoursen Moritz-Schwind-Saengerstreit-ohne-Rahmen

Moritz von Schwind:  Der Sängerkrieg

As a young singer you could, so to speak, take part in a singing competition every week. Everywhere there are opportunities to sing yourself into the spotlights. Great news for the many talents that are around. But not everything is necessarily positive.

It is claimed that ‘the public’ is fond of competitions and I believe that. Already in antiquity people were able to keep their minds at rest with bread and games; and all kinds of competitions were organised, for poets and philosophers, but also for singers. The tradition lived on, and singing competitions also found their way into operas. Just think of Die Meistersinger or Tannhaüser. You were always rewarded for your singing skills. Once you were allowed to take the beautiful bride home, nowadays your price has become more tangible. A sum of money, a contract with an opera house and secret hopes of fame and a great career. No wonder, then, that there are so many competitions.

But: aren’t there too many now? Shouldn’t there be an age limit? Can you compare a singer who already sings at big houses with a starting colleague? Do competitions bring what the often very young participants have hoped for? Does it help them in their careers? You win and then? And how do you deal with your loss?

All these questions made me decide to take a closer look at the phenomenon of ‘singing competitions’ and to talk to some directly involved.

Maartje Rammeloo (soprano):

Concoursen Maartje

Een bijschrift invoeren

In 2008 Maartje Rammelo was one of the semi-finalists of the IVC, where she eventually won the Staetshuijs Fund Prize. At the Belvedere Competition in 2013 she reached the semi-finals. She also won an engagement in Essen. Rammeloo was a finalist at the Montserrat Caballé Competition in Zaragosa and at the Wilhelm Stennhammer Competition in Sweden.

 “Taking part in competitions gives a double feeling. It inspires and is exciting, but results are either terribly predictable or completely bizarre.

You always participate with the aim to show the best of yourself and hope that this is sufficient to convince a jury of your quality: but how can you judge the skill and artistry of a musician in a competition? In an audition for a production, an artistic team has a concept and an idea about who should play a role. But in such a contest, several judges, each with their own taste, compare apples with pears: a Figaro with a Tosca, a Handel countertenor with a Wagner soprano.

Not to mention the intrigues and the hidden agendas of some judges, the chauvinism in regional competitions and the exoticism/commercialism of sometimes choosing singers who don’t necessarily give the best performance, but who are very interesting because of their origin or appearance.

So why participate? It gives you a chance to try out new repertoire and get feedback. It’s a chance to sing for the most important people in the profession, for whom you’ll never get an audition arranged in real life without a brilliant agent who guides you in.

I haven’t yet participated in a competition that didn’t either involve me in work or contacts, or gave me some useful feedback. And that is ultimately what we want: to work! Sing! To stand in front of an audience!

The prizes make it easier to practise your profession. From a financial point of view, because our profession doesn’t make us rich in the first few years, and also in terms of fame, which in turn can create more work. But just as well there are plenty of prize winners of whom we will never hear from again and singers who have never won a competition that now have a world career. At the end of the day it’s all about the long haul, not about the quick success…

What is always very difficult with competitions, is choosing your repertoire. First of all, few singers are 100% sure of their ‘fach’. Most of them doubt again and again what judges would like to hear them in.

Each competition has its own requirements. So many arias in total, so many of them from the list of compulsory works, of which your first round may only last for so many minutes and the jury detirmines the number of arias for the next round, and so on. Terribly difficult. Because you want to be heard as much as possible. Different languages, different styles, different techniques and topics.

There are also a number of competitions that offer more than just the competition element. I now also encourage my own students to look out for those. Contests like the IVC that use things like a youth jury, master classes, concerts and lectures to make it a real singing festival. And these are often the competitions that keep in touch with you in the years that follow. Who are committed to the further development of the singers. But unfortunately there are very few of them…

I have learned that if you sing what you feel comfortable with and what you are really good at, then at least one person will be happy after your performance. Namely you.

Maartje Rammeloo sings ‘I want magic!’ from The Streetcar named Desire by André Previn:

Piotr Barański (countertenor):

concoursen Piotr-Baranski-Cornelia-Helfricht

© Cornelia Helfricht

In 2012, Piotr Barański was a semi-finalist at the IVC in Den Bosch.

 “For a long time I didn’t want to know anything about competitions, I didn’t think I was the type for them. You not only have to prepare yourself well, but also be sure of yourself and show the best of yourself to the jury, you have to perform while under stress. You have to be able to handle that very well and not everyone can.

And yet – competitions are very important. You get the chance to present yourself to a wider audience, to get to know new, important people – and in our profession we have to rely on connections and networks. And of course it’s very important that you can show yourself to conductors, agents, planners and casting directors who are looking for new talents.

Unfortunately, there are competitions where the eliminations and the first preliminaries take place behind closed doors and only the finals are open to the public. The chances of learning something from such competitions are then minimal.

The criteria of the jury are not always clear and the results can be very controversial. I know singers who, singing at the same level, win the highest prizes at one competition, while at the other they do not get any further than the preliminaries.

What is very important to me is the feedback. It is of the utmost importance for the further development of a singer to at least exchange a few words with the jury members, something that indeed happened at IVC and that has helped me enormously. A healthy, positive critique is indispensable and constructive.”

Piotr Barański (countertenor) and Hans Eijsackers (piano) in “Lullaby” from ‘Songs and Dances of Death’ by Modest Mussorgsky.

Reinild Mees (pianist):

concoursen reinild-0210d_hoogres

© Janica Draisma

“The results of singing competitions are already quite unpredictable – how a career goes after that is even more like gazing into a crystal ball! A performance (because that is what singing at a competition in fact is) is and remains a snapshot, even for those who listen and/or judge. There are so many factors involved: age, experience, musicality, voice, repertoire, language skills, etc. that it is sometimes difficult to determine which aspect is decisive.

The preparations for a competition, selecting and working on the repertoire with a singing teacher and a coach are invaluable. This requires great concentration and discipline – the pieces you have to learn will not be forgotten for the rest of your life – and in addition you have to make yourself strong to present yourself, you have to find the courage to do so, and you have to be able to cope with nervousness.

My experience is that a competition is always good for the development of a singer, even if in the worst case you are sent home. After all, the next day you have the choice: either you stop, or you decide to continue and develop yourself further in order to find new opportunities. Almost always you choose the second option and then it has been a good experience! Competitions are very valuable, even if you don’t win a prize…”

Reinild Mees accompanies Tania Kross in ‘Der Kaiser’ by Henriëtte Bosman±.

Reinild Mees and all Szymanowski songs, sang by (a.o.) Piotr Beczala and Iwona Sobotka.

Mauricio Fernández (from 1983 to 2016 casting director NTR Saturday Matinee):

concoursen Mauricio

“As casting director of one of the most ambitious and internationally recognised concert series in the world, I have attended several singing competitions over the past thirty years – as a juror and as an ‘observer’.

If you ask me who the real star singers were that I have heard, I have to dig deep into my memory to give you an honest answer. It is a fact, at least for me, that the really interesting singers, who have an international career by now, often didn’t even reach the semi-finals or even won a prize at all.

It’s a waste of time to pain yourself with the question why the singers who didn’t deserve it in your ears/eyes go home with the biggest prizes. There’s no point in understanding the thoughts of those who have rewarded them: artistic directors, casting directors, directors, singers or teachers.

We should think about why we need all these competitions. Are they primarily intended to broaden the judges’ network or are they supposed to serve the interests of the young talented singers in order to help them build a decent career? A long lasting career that can pay for everything they have invested in it – money and often personal sacrifices.

Don’t forget that singers, like all sincere musicians and artists, have an important mission: to warm the hearts of the audience, in the theatre or in your living room. They are in favour of treating the legacy of the composer with respect and of ensuring that opera, as a living art form, does not become extinct”.

Annett Andriesen (director of the IVC in Bosch from 2006 till 2018):

Concoursen Annet-Andriesen_web-728x485 (1) foto Annett Anne Frankplein

In the past, Andriesen herself has participated in several competitions. Now that she is leading a competition, she knows what a singer needs: care and respect.

 “The IVC is a tough competition, but with a human face. I don’t want to make wimps out of the participants, they have to be able to cope in the big bad world. A competition is a place where opinions are formed, where singers meet and can see where they stand, they can learn to sing under high pressure, they can build a network. Above all, they have to feel safe.

The IVC places much higher demands on the composition of the repertoire, the longer list consists of three periods and requires three works from after 1915. In addition, the candidates must learn a new work by a Dutch composer.

We use the “Triple D” method: “Discover”, “Develop” (master classes, training session, feedback by jury members in personal conversations) and “Deal” (making contact with impresarios, concert directors and casting directors).

Let me make it clear that I don’t believe in hidden agendas or cheating jurors. I have no experience with that. I have now led three competitions and I have a lot of respect for jury members who really care about the singers and have conversations about the profession and the possible place the singer can take in it. There are singers who still have contact with jury members and on their advice have found a coach.

The jury at the IVC consists of singers/musicians who at the end of their career share their knowledge and often their network and want to share it with the young generation. In addition, casting directors or agents and intendants who you know want to help young people at the beginning of their careers. And not only because a young soloist would be ‘cheap’.

I think that the usefulness of a competition lies in meeting like-minded people, the conversations, listening to colleagues, learning repertoire from the other voice types, making friendships, making contacts and mirroring yourself to the other. There are so many singers on offer that it is good to be seen and heard in certain places and a competition could be that place. Top talent always comes to the fore.

Translated with http://www.DeepL.com/Translator

In Dutch:
ZANGCONCOURSEN: PRO’S EN CONTRA’S

Jules van Hessen dirigeert ‘Sinfonie der Tausend’ van Gustav Mahler

Mahler zaal Maurits Haenen

Mahler 8 in Amsterdam © Maurits Haenen

De achtste symfonie van Mahler heet onuitvoerbaar te zijn. Je hebt er een immens orkest voor nodig dat ook nog eens versterkt is met extra koperblazers en slagwerk. Tel daar nog een orgel bij, drie gemengde koren, twee jongens (kinder)koren, drie sopranen, twee alten, tenor, bariton en bas! Alles bij elkaar zowat duizend musici (vandaar de bijnaam ‘Symphonie der Tausend’), maar echt zo veel lukt natuurlijk (bijna?) nooit.

Bij de – door veel beroemde dirigenten en componisten bezochte en zeer enthousiast ontvangen – première op 12 september 1910 in München had Mahler niet “meer” dan vierhonderd musici en (koor)zangers bij elkaar verzameld. Aanzienlijk minder dus dan de 500+ die ‘losgelaten werden’ op de bijna 2000 bezoekers van het concert op 30 november 2017.

Mahler julesbraz5

Jules van Hessen © René Knoop

Het concert had een inmiddels zeer vertrouwde en bij velen zeer geliefde formule ‘Maestro Jules onthult’.  Het begon met een superieure toelichting van het werk door de dirigent Jules van Hessen die alle door hem uit(en toe)gelichte voorbeelden liet ‘illustreren’ door de musici en zangers, allemaal uiteraard live. De tot de nok gevulde en tot de allerlaatste plaats uitverkochte zaal juichte het toe. En terecht, want: hoeveel mensen, de zogenaamde ‘kenners’ incluis, kennen hun Mahler 8 echt goed?

De toelichting duurde een half uur en mocht je daar geen zin in hebben dan kwam je gewoon na de pauze binnen: het concert zelf werd niet verstoord.

De eerste deel, het ‘Veni Creator Spiritus’ die een middeleeuws pinksterhymne als uitgangspunt heeft kan mij eerlijk gezegd gestolen worden. Het is verschrikkelijk imposant en imponerend, dat wel, maar echt mooi kan ik het niet vinden.

Het tweede deel is gebaseerd op de slotscène uit Goethe’s ‘Faust’. Het mysterieuze begin hoort fluisterzacht en zeer liefdevol te klinken: Mahler schreef het als een soort liefdesverklaring aan zijn vrouw Alma. Zo klonk het ook. Mooi.

Na het voorzichtige instrumentale begin namen de koren en de solisten het over en zo werd er een verhaal verteld dat zowel van een allesomvattende liefde als van een spirituele verlossing getuigde. Om dan, aan het eind met het monumentale Chorus Mysticus  die ‘Alles Vergängliche’ inzette, waardoor het hele Concertgebouw zowat uit zijn voegen barstte. Want, zeg maar zelf, zoveel muzikaal geweld hoor je echt niet iedere dag.

Met een werkelijk grandioze uitvoering van wat ‘onuitvoerbaar’ heet te zijn heeft Jules van Hessen een dikke vinger naar alle sceptici en betweters opgestoken.

Mahler 8 philips-symfonie-orkest-rob-beltjens-2

Jules van Hessen en ‘zijn’ Philips Symphony Orchest © Rob Beltjens

Naar een ieder die beweert dat Mahler 8 uitsluitend voorbestemd is voor de allerbeste orkesten ter wereld, bij voorbeeld. Van Hessen wist het door hem geleide Philips Symfonie Orkest dat voor een groot deel uit (zeer gevorderden, dat wel, maar toch….) amateurs bestaat een echt onvervalste Mahler-sound te ontlokken. Iets wat je heel goed kon horen in de zachte passages en in de duidelijk ‘onderstreepte’ en daardoor zeer herkenbare Mahler-deuntjes.

Dikke vinger ook naar alle castingdirectors die nooit eens naar het talent kijken dat ons land rijk is en al die geweldige Nederlandse zangers meestal links laat liggen. Alle – en daarmee bedoel ik ook alle – solisten bleken niet alleen tegen hun zware taak opgewassen, maar lieten ook een grote affiniteit met het Mahlers-idioom te hebben.

Mahler dames Nicole

slotapplaus: van links naar rechts Maartje Rammeloo, Carina Vinke, Leonie van Rheden, Lisette Bolle en Laetitia Gerards © Nicole van Eijck

Het kan aan de plaats waar ik zat liggen dat ik mij sterk gefocust had op de prachtige alt Carina Vinke. Bij haar had ik het gevoel dat zij haar Mahler niet alleen de goede noten en mooie klanken, maar ook heel veel liefde gunde. Wat het ook was: ik hing aan haar lippen.

Maar ook haar mezzo – collega, Leonie van Rheden kon mij meer dan bekoren. Haar buitengewoon fraaie, zeer warme en ronde geluid klonk als balsem in mijn oren.

Maartje Rammeloo’s stem is heel erg groot waardoor haar hoge sopraan zeer dominant klonk, wat bij Magna Peccatrix eigenlijk vanzelfsprekend is.

Mahler Maartje Lisette

Maartje Rammeloo en Lisette Bolle

Als Una poenitentium (en daarna Gretchen) wist Lisette Bolle mijn hart te stelen. Wat een fraaie stem toch! Met haar korte optreden op het balkon klonk Laetitia Gerards als een echte Mater Gloriosa die even voorbij ‘zweefde’.

Frank van Aken is een echte heldentenor en met zijn lange staat van dienst was het niet meer dan logisch dat de rol van Doctor Marianus hem zowat op de huid is geschreven.

Jaco Huipen behoort al jaren tot mijn geliefde bassen en ook met zijn optreden als Pater Profundus wist hij mij zeer te overtuigen en Martijn Sanders zong een fraaie Pater Ecstaticus.

Na afloop van het concert stond ons allemaal nog een verrassing te wachten. De dirigent viert dit jaar zijn dertigjarig jubileum als chef-dirigent van het Philips Symfonie Orkest en zijn verdiensten zijn groots. Daarvoor, maar ook voor alles wat hij het muziekminnende publiek heeft geschonken werd hij donderdag benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Mahler ondescheiding

© Rob Beltjens

Locoburgemeester Simone Kukenheim overhandigde hem het speldje met de woorden: “Door de unieke combinatie van zijn muzikale gave, zijn presentatiekunde en cultureel ondernemerschap is Jules van Hessen een dirigent die een groot publiek weet te bereiken en inspireren” .

Daar konden we het niet anders dan helemaal mee eens zijn.

Teaser:

Gustav Mahler
Achtste symfonie in Es (Symphonie der Tausend)
Maartje Rammeloo, Lisette Bolle, Laetitia Gerards (sopraan); Leonie van Rheden (mezzosopraan);  Carina Vinke (alt);  Frank van Aken (tenor);  Martijn Sanders,  Jaco Huijpen (bas)
Philips’ Philharmonisch Koor, Nederlands Concertkoor, Toonkunstkoor Utrecht, Vocaal Talent Nederland;  Philips Symfonie Orkest olv Jules van Hessen

Gehoord donderdag 30 november 2017 in de Grote Zaal van het Concertgebouw

The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head van Monique Krüs verdient de tweede kans

    Peter de Grote                                                     Anna Mons

In 2013 vierden wij een ‘Nederland – Ruslandjaar’. De betrekkingen tussen beide landen bestonden toen vierhonderd jaar en daar hoorde een feest bij. Voor de gelegenheid heeft het Grachtenfestival en het Peter de Grote Festival bij Monique Krüs een opera over het leven van Peter de Grote besteld.

De wereldpremière heeft op 2 augustus 2013 in Groningen plaatsgevonden, maar de bijna drie weken later in het Amsterdamse Hermitage (waar anders?) uitgevoerde voorstelling voelde heel erg ‘premièrerig’ aan, ook omdat bijna de helft van het publiek bestond uit ambassadeurs en anderszins belangrijke mensen.

Hoe mooi en sfeerverhogend de entourage van de tuin van het Hermitage ook niet is, het is niet echt ideaal om een niet al te makkelijk in het gehoor liggende opera tot zich te nemen, zeker niet als het de eerste keer is dat je het hoort.

Het verhaal is complex en toch snel verteld: tsaar Peter is oud en ziek en voelt het naderende einde. Hij overpeinst zijn leven en haalt herinneringen op aan vroeger, daarbij geholpen door in een rap tempo achterovergeslagen glaasjes wodka. Ondertussen wordt de minnaar van zijn vrouw letterlijk een kopje kleiner gemaakt. En dat terwijl hij hem net gratie wilde schenken.

Tsar wodaka

Tsar Peter (Arash Roozbehi) aan de wodka © Ronald Knapp

Slim bedacht, maar een beetje oppervlakkig: middels de flashbacks kom je veel van het leven van de tsaar te weten, zonder hem eigenlijk te leren kennen. Nou is de opera niet echt een medium voor historische studie, maar ik denk dat het gegeven uitgewerkt kan worden tot iets meer dan één uur.

Over de muziek zelf kan ik moeilijk iets zeggen. In sommige scènes moest ik aan Samuel Barber denken, in scène twee, bijvoorbeeld. Of – nog sterker – tijdens de machteloze dans van Catherina, maar echt beklijven deed het niet. Ik zou het nog een keer moeten horen, maar dan wel onder betere omstandigheden.

De regie vond ik een beetje vreemd en voornamelijk inconsequent. De kostuums waren ook niet bijzonder behulpzaam. Realistische scènes mengen met surrealisme en humor à la Topor werkt niet echt.

Tsar met jenever

Leon van Liere als Nicolas Witsen (midden) met Esther Kuiper (zijn vrouw) en Arash Roozbehi (Peter)  © Ronald Knapp

De oranje sjaals en dassen plus een kruik jenever – is dat het beste wat Nederland zijn buitenlandse gasten te bieden heeft? Want in de synopsis stond letterlijk dat de burgemeester en zijn vrouw de jonge tsaar vol trots alle verworvenheden van Holland tonen. Maar toegegeven: in deze scène kwam de opera echt tot leven.

De zwarte jurk van Catherina was, in tegenstelling tot het rode design-gevalletje wat Anna Mons droeg, gewoon lelijk. Zat er een bedoeling achter?

Tsar Willem tries to seduce Catherine

Catharina (Caroline Uppers) en haar lover Willem Mons (Leon van Liere) © Ronald Knapp

En waarom moest Anna een (zeer fraaie, dat wel) kamerjas aan toen Peter haar na 12 jaar wilde verlaten? Ook zonder zou de scène zeer ontroerend zijn geweest, net als de daaropvolgende samenzwering van Anna met haar broer.

Tsar kimono

Willem Moons (Leon van Liere) met zijn zus Anna (Maartje Rammeloo) © Ronald Knapp

Ik moest sterk aan de andere afgedankte Anna denken, Boleyn. Wellicht ook omdat Maartje Rammeloo, die de rol meer dan fantastisch vertolkte, een belofte voor de andere Anna in zich heeft? De tijd zal het leren, maar haar fraai getimbreerde sopraan en haar souplesse, evenals de manier hoe zij met noten en overgangen omgaat, doen naar meer smaken.

Tsar Maartje-Rammeloo-Tsar-Ronald-Knapp

Maartje Rammeloo (Anna Mons) en Peter de Grote (Arash Roozbehi) © Ronald Knapp

Over de zangers trouwens niets meer dan lof! Daar kunnen we trots op zijn, op het potentieel dat wij hier in Nederland hebben. Dat ik er niet echt uitgebreid op in ga heeft te maken met de akoestiek, waardoor ik ze onrecht zou kunnen aandoen.

Peter werd gezongen door de uit Iran afkomstige bariton Arash Roozbehi, maar zo te lezen is hij hier al bijna ingeburgerd. Zijn mooie sonore stem met erotische ondertoon en zijn ‘barihunk-voorkomen’ maken hem bijzonder geschikt voor een Giovanni.

Carolina Luppers (Catherina) imponeerde met haar fraaie verschijning en een dito stem, dansen kon zij ook. Leon van Liere (Willem Mons/ burgemeester Witsen) schakelde makkelijk tussen al die karakters in, een gave! Tim Maas was een goede Lefort.

Tsar Sophia Peter

Esther Kuiper (Sofia) met Tsar Peter (Arash Roozbehi) © Ronald Knapp

Bijzonder onder de indruk was ik van de mezzo Esther Kuiper (Sofia/mevr.Witsen). Al lang heb ik het geluid van een echte mezzo, inclusief de lage borsttonen niet meer gehoord, zeker niet bij de jonge zangeressen. Kuiper heeft het allemaal, inclusief de soepele overgangen tussen de registers.

Tsar Monique

© Ronald Knapp

Ook het acht man tellende orkest, met strakke hand gedirigeerd door de meezingende componiste verdient alle lof. Allen al de manier hoe de violist alle lyrische passages dat kleine beetje meer gaf, prachtig.

Ik denk ook dat de opera veel beter tot zijn recht zou kunnen komen in een (kleine) zaal, met alle gemakken van een minstens redelijke akoestiek. Hij verdient de tweede kans.

The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head
Monique Krüs en Sjoerd Kuyper (libretto)
Arash Roozbehi, Caroline Luppers, Leon van Liere, Maartje Rammeloo, Tim Maas, Esther Kuiper
Het Kamerensemble olv Monique Krüs
Regie: Jos Groenier

Bezocht op 22 augustus 2013

Meer Monique Krüs:
ANNE & ZEF

Meer Maartje Rammeloo:
Grachtenfestival 2015: FAÇADE MEETS THE TELEPHONE
ZANGCONCOURSEN: PRO’S EN CONTRA’S
Jules van Hessen dirigeert ‘SYMPHONIE DER TAUSEND’ van MAHLER

Meer Esther Kuyper:
GEORGES BIZET: Le Docteur Miracle. Grachtenfestival 2017
RIGOLETTO van Damiano Michieletto. Amsterdam 2017

Grachtenfestival 2015: Façade meets The Telehone

FAÇADE

telefoon dame Sitwell

Dame Edith Sitwell

“You don’t have to be English”, maar soms kan het helpen. Zeker als je een stuk zoals de ‘Façade’ van William Walton gaat beluisteren, zonder dat de tekst binnen je handbereik is.

Dame Edith Sitwell (1887 – 1964) was een zeer excentrieke schrijfster en dichteres van aristocratisch komaf. Haar door o.a. Dada geïnspireerde serie gedichten Façade – an entertainment  schreef ze tussen 1918 en 1951. William Walton, die haar protégé was, maakte er in 1922 een soort ‘accompagnement’ voor.

telefoonwilliam-walton-and-edith-sitwell-1340371662-view-0

Sir William Walton met zijn vrouw Susanna en Dame Edith Sitwell

In 1951 reviseerde Walton het werk. In die versie werd het in 1953 door Decca opgenomen, met als sprekers Sitwell zelf en Sir Peter Pears:

In 1970 maakte Walton er een vervolg op: hij voegde er nog acht gedichten aan toe en noemde het Façade – An further entertainment.

Beide delen werden in het kader van het Grachtenfestival 2015 in het Amsterdamse Compagnietheater uitgevoerd, in een niet-alledaagse bezetting. Naast sopraan Rosemary Joshua stond als haar ‘partner in crime’ Nicolas Mansfield, in het dagelijks leven baas van de Nederlandse Reisopera.

Telefoon Facade-Ronald-Knapp

Rosemary Joshua en Nicolas Mansfield © Ronald Knapp

Beide (versterkte) sprekers waren goed te verstaan en articuleerden voortreffelijk. Toch ontbrak er iets. Misschien kwam het doordat het flesje Bombay Sapphire op het tafeltje tussen hen onaangeroerd bleef. In elk geval wilde het nergens knallen en werd het niet meer dan een klein feestje.

Na Façade 1 merkte ik dat er een soort moeheid optrad en voor de zoveelste keer bedacht ik dat een weergave van de teksten, hoe absurd ze ook zijn, zou helpen. Was een projectie op de muur geen optie? Persoonlijk zou ik trouwens terugwillen naar de versie uit 1951, maar dat zal waarschijnlijk niet meer mogen.

Beide sprekers werden meer dan voortreffelijk begeleid door, voor de gelegenheid feestelijk uitgedoste (het oog wilt ook wat) kamermuziek ensemble De Bezetting Speelt. Hun optreden was een puur genot niet alleen voor je oor maar ook voor je gemoedstoestand. Het was nogal wiedes dat ze de jazz en de pasodoble in hun vingers hebben. En Ensemble om in de gaten te houden!

William Walton
Façade
Rosemary Joshua en Nicolas Mansfield (sprekers), Ensemble De Bezetting Speelt

THE TELEPHONE

Telephone-Ronald-Knapp-2

Maartje Rammeloo (Lucy) en Drew Santini (Ben) © Ronale Knapp

Voor de pauze knalde de Reisopera wél en dan ook met een echte voltreffer. De mini opera van Menotti, een niemendalletje eigenlijk, The Telephone, or L’Amour à trois heb ik niet eerder zo ongelofelijk mooi vormgegeven gezien.

De Zweedse regisseur Mia Ringblom Hjertner, geholpen door decorontwerper Gunnar Ekman en lichtontwerper Joakim Brink, heeft zich precies aan het libretto en de regieaanwijzingen gehouden. De regie bracht ons naar een voor de jaren veertig modern ingericht appartement van een aan de telefoon verslaafde kunstverzamelaarster, waarbij de ‘titelheld’ niet tot smartphone werd gedegradeerd.

Maartje Rammeloo was een Lucy om je vingers bij af te likken. Gestoken in een beige deux pièces met een wit zijden bloesje en gewapend met een sigarettenpijp kon ze zo voor Rita Hayworth in ‘Gilda’ doorgaan.

Ook haar zingen was ouderwets goed. Rammeloo beschikt over een kristalheldere coloratuursopraan die zij zeer gedisciplineerd onder de duim heeft weten te krijgen. Iets, wat haar in staat stelt om hele telefoongesprekken te voeren zonder dat je in de gaten krijgt dat zij ze zingt. Haar manier van prononceren deed mij aan Marilyn Cotlow, de eerste vertolkster van de rol denken. Brava.

Telefoon Marilyn_Cotlow_1952

Marilyn Cotlow

Bravo ook voor Drew Santini, een Ben van je dromen. Een sukkelig jongetje, tot over zijn oren verliefd op een vrouw die hij niet aan kan. De stem van de Canadese, in Nederland wonende bariton is niet echt groot, maar de lyriek druipt er vanaf. Zo’n stem die als een warm bad aanvoelt. Geen wonder dat zijn liefdesverklaring door de telefoon Lucy’s hart liet smelten.

Telephone-Ronald-Knapp-1

Maartje Rammeloo & Drew Santini © Ronald Knapp

Grote bravo voor de pianist Evert-Jan de Groot, die de opera niet alleen congeniaal begeleidde maar dankzij zijn acteervermogen ook een onvervangbaar deel van het geheel was.

Het is te hopen, dat iemand de productie heeft opgenomen, want het leven kennende kan ik mijn hoop op meer en vaker Menotti laten varen.

Hieronder een impressie van de opening van het Grachtenfestival met rond minuut vijf een piepklein fragmentje uit The Telephone:

Gian Carlo Menotti
The Telephone
Maartje Rammeloo (sopraan), Drew Santini (bariton), Evert-Jan de groot (piano)

Bezocht op 15 augustus 2015 in Compagnietheater – Amsterdam.

 

ZANGCONCOURSEN: PRO’S EN CONTRA’S

concoursen Moritz-Schwind-Saengerstreit-ohne-Rahmen

Moritz von SchwindDer Sängerkrieg

Als jonge zanger kun je bij wijze van spreken iedere week aan een zangconcours meedoen. Overal worden mogelijkheden geboden om jezelf in de spotlights te zingen. Goed nieuws voor het vele talent dat er is. Maar er zijn ook kanttekeningen te plaatsen.

Er wordt beweerd dat ‘het publiek’ gek is op concoursen en daar geloof ik zonder meer in. Al in de oudheid wist men de gemoederen met brood en spelen rustig te houden; en er werden allerlei wedstrijden georganiseerd, ook voor zangers, dichters en filosofen. De traditie leefde voort, en de zangwedstrijden hebben hun weg ook naar de opera gevonden. Denk alleen aan Die Meistersinger of Tannhaüser. Voor je zangkunst werd je altijd beloond. Ooit mocht je de mooie bruid mee naar huis nemen, tegenwoordig is je prijs tastbaarder geworden. Een somma geld, een engagement in een operahuis en – waar iedereen, al is het stiekem, van droomt – roem en een grote carrière. Geen wonder dus, dat er zo veel concoursen bestaan.

Maar: zijn het er inmiddels niet te veel? Moet er niet een leeftijdsgrens worden gesteld? Kan je een zanger die inmiddels aan grote huizen zingt met een beginnende collega vergelijken? Leveren ze ook datgene op, waar de veelal zeer jonge mensen op hebben gehoopt? Worden ze er door in hun carrière geholpen? Je wint en dan? En hoe ga je met je verlies om?

Allemaal vragen die mij deden besluiten om het fenomeen ‘zangcompetitie’ onder de loep te nemen en met direct betrokkenen te gaan praten,

Maartje Rammeloo (sopraan):

Concoursen Maartje

© Sarah Wijzenbeek

In 2008 was Maartje Rammelo één van de halvefinalisten van het IVC, waar ze uiteindelijk de Staetshuijs Fonds Prijs won. Ook tijdens het Belvedere in 2013 behaalde ze de halve finale. Verder won ze een engagement in Essen. Rammeloo was finaliste bij het Montserrat Caballé Concours in Zaragosa en bij het Wilhelm Stennhammer concours in Zweden.

 “Meedoen aan concoursen geeft een dubbel gevoel. Het inspireert en is opwindend, maar uitslagen zijn óf vreselijk voorspelbaar of volkomen bizar.

Je doet altijd mee om het beste uit jezelf te laten zien en hoopt dat dit voldoende is om een jury te overtuigen van je kwaliteit: maar hoe kun je de kunde en artisticiteit van een musicus beoordelen in een wedstrijd? In een auditie voor een productie heeft een artistiek team een concept en een idee over wie een rol zou moeten spelen. Maar in zo’n wedstrijd vergelijken meerdere juryleden met ieder zijn/haar eigen smaak appels met peren: een Figaro met een Tosca, een Händel counter met een Wagner sopraan.

En dan heb je het nog niet eens over het gekonkel en de verborgen agenda’s van sommige juryleden, het chauvinisme in regionale wedstrijden en het exotisme/de commercie om soms voor zangers te kiezen die niet per se de beste performance geven, maar wel erg interessant zijn vanwege afkomst of uiterlijk.

Waarom dan meedoen? Het geeft je een kans nieuw repertoire uit te proberen en feedback te krijgen. Daarbij is het een kans om voor te zingen voor de belangrijkste mensen uit het vak, voor wie je ‘in real life’ nooit een auditie geregeld krijgt zonder een geniale agent die je er binnen loodst.

Ik heb nog geen wedstrijd gedaan waar ik niet óf werk óf contacten óf zinnige feedback aan over heb gehouden. En dat is uiteindelijk wat we willen: werken! Zingen! Voor een publiek staan!

De prijzen maken het makkelijker om je vak uit te oefenen. In financieel opzicht, want ons vak maakt in de eerste jaren zeker niet rijk, en daarnaast qua bekendheid, wat weer voor meer werk kan zorgen. Maar net zo goed zijn er prijswinnaars genoeg waarvan we nooit meer wat horen en zangers die nog nooit een concours hebben gewonnen die nu een wereldcarrière hebben. Uiteindelijk gaat het om de lange adem, niet om het snelle succes…

Wat wel altijd erg lastig is met concoursen, is het vaststellen van je repertoire. Allereerst zijn er maar weinig zangers honderd procent zeker van hun ‘fach’. Het merendeel twijfelt toch telkens weer waar juryleden mij in zouden willen horen.

Daarbij heeft elk concours weer z’n eigen eisen. Zo veel aria’s in het totaal, waarvan zoveel van de lijst met verplichte werken, waarvan je eerste ronde maar zoveel minuten mag duren en de jury in de volgende ronde zo veel aria’s kiest enz. enz. Vreselijk moeilijk. Want je wilt zo veel mogelijk laten horen. Verschillende talen, verschillende stijlen, verschillende technieken en onderwerpen.

Er zijn ook een aantal concoursen die meer dan alleen het wedstrijdelement bieden. Ik stimuleer mijn eigen leerlingen nu ook om daar naar te zoeken. Concoursen als het IVC die met dingen als een jongerenjury, masterclasses, concertjes en lezingen er een echt zangfestival van maken. En dat zijn ook vaak de concoursen die contact houden met je in de jaren erna. Die begaan zijn met de verdere ontwikkeling van de zangers. Maar dat zijn er erg weinig helaas…

Ik heb inmiddels geleerd dat als je zingt waar jij je lekker bij voelt en wat je echt goed kan, dan is er na afloop van je optreden tenminste één iemand blij. Namelijk jij.

Maartje Rammeloo zingt ‘I want magic!’ uit The Streetcar named Desire van André Previn:

 

Piotr Barański (countertenor):

concoursen Piotr-Baranski-Cornelia-Helfricht

©  Cornelia Helfricht

In 2012 was Piotr Barański halvefinalist bij het IVC in Den Bosch.

 “Lange tijd wilde ik niets van concoursen weten, ik vond mijzelf er niet het type voor. Je moet je niet alleen goed voorbereiden, maar ook zeker zijn van jezelf en het beste van jezelf aan de jury laten zien, je moet presteren terwijl je onder stress staat. Daar moet je goed tegen kunnen en niet iedereen kan dat.

En toch – concoursen zijn heel erg belangrijk. Je krijgt de kans om je aan een breder publiek te presenteren, om nieuwe, belangrijke mensen te leren kennen – en in ons beroep moeten we het van connecties en netwerken hebben. En het is natuurlijk heel erg belangrijk dat je je kan laten zien aan dirigenten, agenten, intendanten en casting directeuren, die op zoek zijn naar nieuwe talenten.

Er zijn helaas concoursen waar de eliminaties en de eerste voorrondes achter gesloten deuren plaats vinden en alleen de finales zijn toegankelijk voor het publiek. De kansen om iets van zo’n concours op te steken zijn dan minimaal.

De criteria van de jury zijn niet altijd even duidelijk en de resultaten kunnen zeer controversieel zijn. Ik ken zangers die, zingend op hetzelfde niveau, op het ene concours de hoogste prijzen winnen, terwijl bij het andere niet verder komen dan de voorrondes.

Wat voor mij heel belangrijk is, is de feedback. Het is van het grootste belang voor de verdere ontwikkeling van een zanger om tenminste een paar woorden met de juryleden te wisselen, iets wat inderdaad bij IVC gebeurde en wat mij ontzettend heeft geholpen. Een gezonde, constructieve kritiek is onontbeerlijk en opbouwend.”

Piotr Barański (countertenor) en Hans Eijsackers (piano) in “Lullaby” uit ‘Songs and Dances of Death’ van  Modest Mussorgsky

Reinild Mees (pianiste):

concoursen reinild-0210d_hoogres

© Janica Draisma

“De uitkomsten van zangconcoursen zijn al tamelijk onvoorspelbaar –  hoe een carrière daarna verloopt is nog meer koffiedik kijken! Een optreden (want dat is het zingen op een concours in feite) is en blijft een momentopname, ook voor degenen die luisteren en/of beoordelen. Er zijn zoveel factoren die meespelen: leeftijd, ervaring, muzikaliteit, stemvak, repertoire, taalbeheersing enzovoort enzovoort dat het soms moeilijk is om te bepalen welk aspect doorslaggevend is.

De voorbereidingen voor een concours, het uitzoeken en het werken aan het repertoire met een zangleraar en een coach, zijn van onschatbare waarde. Dat vergt een grote concentratie en discipline – de stukken die je moet leren vergeet je de rest van je leven niet meer – en daarnaast moet je je  sterk maken om je te presenteren, je moet daarvoor moed verzamelen en met nervositeit om kunnen gaan.

Mijn ervaring is dat een concours in alle gevallen goed is voor de ontwikkeling van een zanger, ook als je in het ergste geval naar huis wordt gestuurd. De volgende dag heb je immers de keuze: óf je stopt, óf je besluit om door te gaan en je verder te ontwikkelen om nieuwe kansen op te zoeken. Bijna altijd kies je dan voor de tweede optie en dan is het toch een goede ervaring geweest! Concoursen zijn heel waardevol, ook al win je geen prijs….”

Reinild Mees begeleidt Tania Kross in ´Der Kaiser´ van Henriëtte Bosman±

Piotr Beczala en Reinild Mees in liederen van Szymanowski±


 

Mauricio Fernández (van 1983 tot 2016 casting director NTR ZaterdagMatinee):

concoursen Mauricio

“Als casting director van één van de meest ambitieuze en internationaal erkende concertseries ter wereld heb ik de laatste dertig jaar verschillende zangcompetities bijgewoond – als jurylid en als een ‘observer’.

Als je mij vraagt wie de echte sterzangers waren die ik heb meegemaakt, dan moet ik zeer diep in mijn geheugen graven om je een eerlijk antwoord te kunnen geven. Het is een feit, althans voor mij, dat de echt interessante zangers, met een inmiddels internationale carrière, vaak niet eens de halve finales bereikten of überhaupt een prijs wonnen.

Het is een tijdverspilling om je hersenen te pijnigen met de vraag waarom de zangers die het in je oren/ogen niet verdienden met de grootste prijzen naar huis gaan. Het heeft ook geen zin om de gedachten van degenen die ze hebben beloond: artistiek directeuren, casting directors, regisseurs, zangers of leraren te willen begrijpen.

We moesten maar eens goed nadenken waarom we eigenlijk al die competities nodig hebben. Zijn ze voornamelijk bedoeld voor het verbreden van het netwerk van de juryleden of horen ze de belangen van de jonge getalenteerde zangers te dienen, om ze een fatsoenlijke carrière te helpen opbouwen? Een lang blijvende carrière, die hen alles wat ze erin hebben geïnvesteerd – geld en vaak persoonlijke opofferingen – kan vergoeden.

Vergeet niet dat de zangers, net als andere oprechte musici en artiesten een belangrijke missie hebben: het verwarmen van de harten van het publiek, in het theater of in je huiskamer. Ze zijn er voor om met respect met de nalatenschap van de componist om te gaan en er voor te zorgen dat de opera als een levende kunstvorm niet gaat uitsterven”

 

Annett Andriesen (directeur van het IVC in de Bosch):

Concoursen Annet-Andriesen_web-728x485 (1) foto Annett Anne Frankplein

Andriesen heeft vroeger zelf deelgenomen aan verschillende concoursen. Nu zij een concours leidt, weet ze wat een zanger nodig heeft: zorg en respect.

 “Het IVC is een harde wedstrijd, maar met een menselijk gezicht. Ik wil geen watjes van ze maken, ze moeten zich kunnen redden in de grote boze wereld. Een concours is een plek waar opinies worden gevormd, waar zangers elkaar ontmoeten en kunnen zien waar ze staan, ze kunnen leren om te zingen onder hoogspanning, ze kunnen een netwerk opbouwen. Ze moeten zich vooral veilig voelen.

Het IVC stelt veel hogere eisen aan de samenstelling van het repertoire, de langere lijst  behelst drie periodes en stelt verplicht drie werken van na 1915. Daarnaast moeten de kandidaten een nieuw werk instuderen van een Nederlandse componist.

We hanteren de “Triple O” methode: “Ontdekken”, “Ontwikkelen” (masterclasses, trainingssessie, feedback door juryleden in persoonlijke gesprekken) en “Overdragen aan de markt” (contacten leggen met impresario’s, concertdirecties en casting directeuren).

Laat ik vooropstellen dat ik niet uitga van verborgen agenda’s of sjoemelende juryleden. Ik heb daar geen ervaring mee. De reglementen moeten kloppen en je moet je omringen met mensen die je kunt vertrouwen. ik heb nu drie concoursen geleid en ik heb veel respect voor juryleden die zich werkelijk bekommeren om de zangers en gesprekken voeren over het vak en de mogelijke plaats die de zanger kan innemen daarin. er zijn zangers die nog steeds contact hebben met juryleden en op hun advies een bepaalde coaching hebben gedaan.

De jury bij het IVC bestaat uit zangers/musici die aan het eind van hun carrière hun kennis en vaak ook hun netwerk delen en willen delen met de jonge generatie. Daarnaast casting directeuren of agenten en intendanten waarvan je weet dat zij jonge mensen aan het begin van hun carrière verder willen helpen. En niet alleen omdat een jonge solist ‘goedkoop’ zou zijn.

Ik denk dat het nut van een concours is de ontmoeting met gelijkgestemden, de gesprekken, het luisteren naar de collega’s, repertoire leren van de andere stemsoorten, vriendschappen sluiten, contacten opdoen en jezelf spiegelen aan de ander. Er is zoveel aanbod van zangers, dat het goed is om op bepaalde plekken en dat zou een concours kunnen zijn, gezien en gehoord te worden. Toptalent komt altijd bovendrijven.