Laurent_Pelly

JEVGENI ONEGIN IN DE MUNT

Tekst: Ger Leppers

Voor veel operaliefhebbers is de opname die in 1955 onder leiding van dirigent Boris Khaikin van Tsjaikovski’s Jevgeni Onegin werd gemaakt nog steeds onovertroffen. Het koor en orkest waren die van het Bolsjoi-theater, en de twee hoofdrollen werden gezongen door niemand minder dan Galina Visjnevskaja en Eugen Belov.

Lmeshev als Lnesky.
Mooier bestaat niet

Ik heb iets dergelijks met de regie die Michael Geliot in het midden van de jaren zeventig van deze opera op de planken bracht bij de toenmalige Nederlandse Operastichting. Het was een prachtige, zorgvuldig gedetailleerde enscenering in een voornamelijk zwart-wit decor, een van de meest liefdevolle en precieze die ik in mijn leven mocht zien – en het is ook een regie die mij bij het waarderen van andere producties van deze opera juist daarom altijd in de weg is blijven staan. Hoewel de twee grote balscènes uitbundig waren zoals het hoort, was men toch vooral getuige van een intiem drama tussen twee betrekkelijk jonge mensen die onhandig met hun gevoelens omgingen. Van de reprise in november 1982 herinner ik me dat Linda Esther Gray en Benjamin Luxon, die de hoofdrollen voor hun rekening namen, onder het slotapplaus beiden in tranen waren, nog volledig in de ban van hun rollen en de tragische ontknoping.

Maar bij de laatste herneming van de voorstelling, in het toen pas voltooide Muziektheater, was opeens veel van de betovering verdwenen: het toneel was te groot voor de intimistische opzet, een belangrijk deel van het publiek zat te ver weg, de afstanden die de zangers moesten afleggen op dit veel grotere toneel deden afbreuk aan de intimiteit van het geheel, waardoor de voorstelling, waarin alle elementen ragfijn op elkaar waren afgestemd, als het ware uit elkaar viel. De eerdere voorstellingen in de Stadsschouwburg reken ik echter nog steeds tot de beste, overtuigendste en meeslependste die ik in mijn leven heb gezien.

Sedertdien behoort Jevgeni Onegin dan ook tot mijn vijf of zes favoriete opera’s, en laat ik maar zelden een gelegenheid voorbijgaan om een voorstelling ervan bij te wonen. Verschillende van die producties waren ronduit beroerd, en daar zal ik hier dan ook verder maar stilzwijgend aan voorbijgaan. Wel bleef de rijke, genereuze muziek van Tsjaikovski altijd recht overeind.

De nieuwe regie die Laurent Pelly dezer dagen in De Munt presenteert zou ik net onder het niveau van die van Michael Geliot willen plaatsen. Ook bij Pelly gelukkig geen malle fratsen zoals personages die in een astronautenkostuum een negentiende-eeuws Russisch landhuis binnenlopen, hij vertelt het verhaal voor wat het is.

Pelly heeft zich gewetensvol gehouden aan het realisme dat de kracht van Jevgeni Onegin uitmaakt. Want in deze opera wordt er voor de handeling geen beroep gedaan op goden, geestverschijningen, olifanten, draken, toverdranken, complotten, oorlogen, revoluties, toverkunsten met Tarnhelmen of andere uitheemse parafernalia waarmee in de loop der eeuwen menig operacomponist zijn publiek probeerde te epateren. Met name Tsjaikovski’s tijdgenoot Wagner sprong er vaak kwistig mee om.

Jevgeni Onegin is een verhaal over mensen zoals u en ik, die de domme vergissingen maken die wij zelf zouden kunnen begaan in een moment van blinde verliefdheid of jeugdige onbesuisdheid. Er sneuvelt weliswaar iemand in een duel, maar duels waren in het toenmalige Rusland verre van ongewoon. Twee van de belangrijkste schrijvers van het land, Poesjkin, de auteur van de roman in verzen waar Tsjaikovski deze opera op baseerde, en Lermontov, de schrijver van de sublieme roman ‘Een held van onze tijd’, stierven op nog jonge leeftijd op die manier – zoals in onze tijd een beetje drillrapper ook regelmatig de kogels tussen zijn ribben moet laten wegpeuteren, ben ik geneigd te zeggen.

De opera Jevgeni Onegin ontleent zijn betovering aan zijn soberheid en aan die herkenbaarheid, en natuurlijk vooral aan de wonderbaarlijk mooie muziek zonder één zwak moment, afwisselend beschroomd en hartstochtelijk, waarvan Tsjaikovski het verhaal heeft voorzien.

Pelly heeft zich gewetensvol aan dat realisme gehouden. Een echt decor is er in deze voorstelling niet, er zijn een paar grote zetstukken en er staan nu en dan wat stoelen op een draaitoneel, op het achterdoek worden wolken geprojecteerd en de balzaal wordt met een paar kroonluchters aangeduid. Efficiënt en toereikend. Alle aandacht van het publiek ging uit naar de personages, en de personenregie is bij Pelly altijd in goede handen.

Jevgeni Onegin bevat twee van de allermooiste momenten uit de hele operaliteratuur. Het zijn scènes die bij uitstek laten zien wat opera vermag, en hoe een opera rijker kan zijn dan een toneelstuk. In het eerste bedrijf is dat de grote scène van Tatjana, waarin zij een nacht lang schrijft aan de brief waarin zij Onegin haar liefde verklaart. Het is een lange aria, van een goede tien minuten, en dankzij de intensiteit van de muziek kost het de toeschouwer geen enkele moeite om aan te nemen dat wat hij zojuist zag inderdaad van de late avond tot het ochtendkrieken duurde.

Sally Matthews zong en speelde met overgave, en maakte haar grote soloscène inderdaad tot een hoogtepunt van de avond. Het was een van de spaarzame momenten waarin er een decorstuk op het toneel stond: een kamermuur in de vorm van een boek, waarmee de regisseur op een voor hem kenmerkende, sobere manier aangaf dat Tatjana’s opvattingen over de liefde voornamelijk afkomstig waren uit de romans die zij zo overvloedig consumeerde. Wie het werk van Pelly volgt, zal er wellicht ook een verwijzing in hebben gezien naar zijn eerdere wondermooie regie van Massenets Don Quichotte, eveneens in De Munt.

Het andere onvergetelijk moment van iedere productie van deze opera is duelleerscène, waarin twee gewezen vrienden tegenover elkaar staan, ten prooi aan snel wisselende gemoedshelden. Tegenstrijdige gevoelens die misschien enkel een toneelschrijver van het formaat van een Tsjechov in woorden zou kunnen vatten, worden hier door Tsjaikovski met grote vanzelfsprekendheid in muziek uitgedrukt. Stephane Degout als Onegin en Bogdan Volkov in rol van Lenski maakten er het vanzelfsprekende tweede hoogtepunt van de avond van.

Minpuntje van de avond was dat de muziek onder leiding van de huisdirigent Alain Altinoglu vaak wat nuchter klonk en de gloed en onmatigheid van het Slavische temperament moest ontberen. De zangerscast was zeer homogeen, maar zonder dat een van de leden eruit sprong. Het ontbrak zo nu en dan wat aan lyrische overgave en pathos, maar dat was wel in overeenstemming met de vrij zakelijke regie van Laurent Pelly.

Stephane Degout slaagde er wel in om het narcisme en sadisme van het titelpersonage overtuigend  neer te zetten, maar minder de verveling waaruit het voortkwam. Sally Matthews acteerde en zong een prachtige, maar niet onvergetelijke Tatjana. 

Met:

Bernadette Grabias, Sally Matthews, Lilly Jørstad, Christina Melis, Stéphane Degout, Bogdan Volkov, Nicolas Courjal, Kris Belligh, Kamil Ben Hsaïn Lachiri, Cristophe Mortagne, Jérôme Jacob Paquey en Carlos Martinez

Regie en kostuums: Laurent Pelly
Decor: Massimo Troncanetti
Belichting: Marco Giusti
Choreografie: Lionel Hoche

Koor en orkest van De Munt
Koorleider: Jan Schweiger
Muzikale leiding: Alain Altinogu

Gezien op 2 februari 2023 in De Munt (Brussel)

Foto’s: © Karl Foster

Trailer:

Alain Altinoglu en Laurent Pelly over de productie:

Tegelijkertijd met de voorstellingenreeks in De Munt verscheen bij de Gentse uitgeverij Owl Press een boek over Jevgeni Onegin van de hand van de befaamde Belgische musicoloog Francis Maes, getiteld ‘Een verhaal van net niet”.

L’amour des trois oranges

Tekst: Peter Franken

Tijdens zijn verblijf in Chicago in 1920 componeerde Prokofjev op een eigen libretto de komisch absurdistische opera De liefde voor drie sinaasappels. Het verhaal is gebaseerd op een stuk van Carlo Gozzi (1720-1806) en vertoont duidelijke commedia dell’arte elementen. Door allerlei tegenslag en conflicten duurde het tot 30 december 1921 voor het werk eindelijk in première ging, met groot succes overigens.

Het idioom is vrij klassiek, afgestemd op de behoudende smaak van het Amerikaanse publiek. Maar afgezien van een kort marsje bevat de partituur geen muziek die enigszins weet te beklijven. Je moet het live ondergaan en de muziek ervaren als ondersteuning van de handeling.

Bij aanvang is er een woordenstrijd tussen vertegenwoordigers van het publiek die pleiten voor ‘nieuw’ theater, respectievelijk tragisch, komisch en lyrisch romantisch. Ze worden op hun wenken bediend, de componist laat alle aspecten aan bod komen.

De zoon van de ‘klaverkoning’ lijdt aan melancholie waardoor hij zich ook fysiek voortdurend op sterven na dood voelt. De oplossing hiervoor is even simpel als doeltreffend: hij moet aan het lachen worden gemaakt. Daartoe gaat de nar Trouffaldino grote feesten organiseren waarin alles uit de kast zal worden gehaald om de prins uit zijn lethargie te wekken. De nicht van de koning ziet hem liever dood, dan zal zij t.z.t. de troon erven. Deze prinses Clarice wordt hierin geholpen door de Eerste Minister Léandre. Tot zover het begrijpelijke deel.

Zowel de koning als Léandre worden beschermd door magiërs. De koning heeft Tchélio aan zijn zijde, Léandre krijgt hulp van de kwaadaardige Fata Morgana. Die twee spelen een kaartspel om hun krachten te meten waarbij Fata Morgana duidelijk aan het langste eind trekt. Maar als de prins tijdens een feest plotseling moet lachen om die oude vrouw lijkt alles toch ten goede te keren voor het hof. De woedende Fata Morgana spreekt echter een vloek uit over de prins. Hij zal obsessief verliefd worden op drie sinaasappelen en niet rusten voor hij die heeft gestolen van de beruchte vorst Creon. Die bewaart ze in de keuken waar een reusachtige kokkin over hen waakt en iedereen verplettert met haar pollepel die het waagt in de buurt te komen.

Gelukkig krijgen de prins en zijn hulpje Trouffaldino een geheim wapen mee van Tchélio: een betoverd lint waarvoor de kokkin direct door de knieën gaat als zij Trouffaldino in haar keuken betrapt. Intussen steelt de prins de sinaasappels die in de volgende scènes uitgroeien tot manshoge bollen. Tchélio had ervoor gewaarschuwd ze alleen te openen in de nabijheid van water, anders zou er een tragedie plaatsvinden. Het gebeuren speelt zich helaas af in de woestijn en als de eerste twee sinaasappels worden geopend door Trouffaldino om zijn dorst te lessen, komen er twee prinsessen uit die vrijwel direct sterven aan een droge keel. Trouffaldino verwijdert zich en als de prins wakker wordt opent hij de derde sinaasappel met daarin prinses Ninette. Ook zij dreigt te overlijden maar het publiek dat pleitte voor lyriek en romantiek komt gelukkig tussenbeide met een flesje water. Er volgt een moment van jong geluk en het paar wisselt trouwbeloften uit.

De prins gaat naar het paleis om de koning het heuglijke nieuws te melden maar in zijn afwezigheid grijpt Fata Morgana in. Zij geeft de slavin Sméraldine een overmaatse speld waarmee die Ninette moet prikken. Deze veranderd in een rat en Sméraldine neemt haar plaats in als beoogde bruid. Uiteindelijk keert alles ten goede, Ninette wordt door Tchélio terug getoverd en Sméraldine, Léandre en Fata Morgana moeten vluchten om het vege lijf te redden.

Ik zag dit werk in 2005 bij DNO, een vermakelijke productie van Laurent Pelly met decors van Chantal Thomas. Een opname die door Opus Arte is uitgebracht gaf de gelegenheid het veel later allemaal nog eens terug te zien. De verwijzing naar het kaartspel in de naam van de koning wordt volop uitgespeeld. Vrijwel alles staat in dit thema. Decorstukken zijn sterk vergrote speelkaarten, de prins slaapt in een doos waar een pak kaarten in heeft gezeten. In de jurken van de dames zijn kaartmotieven verwerkt, natuurlijk veel klavers. Het kaartspel van de twee magiërs is hilarisch. Beiden zitten op heel hoge verrijdbare stoelen en tussen hen in is een tafeltjes met losse lange poten die beneden door figuranten worden vastgehouden. Het wiebelt en beweegt alle kanten op. De kostumering van Pelly is uitbundig en prachtig verzorgd. De sinaasappels ogen zeer echt ondanks hun bijzondere omvang en de drie prinsessen die eruit komen zien er fraai uit.

Tijdens de scènes aan het hof is het voortdurend een pandemonium op het toneel. Daarbuiten gaat het er rustiger aan toe. La Cuisinière wordt gezongen door een zeer forse bas wat het komisch aspect van haar bijdrage flink vergroot. Richard Angas had er in elk geval veel succes mee. Over het geheel genomen zijn de rollen goed bezet zonder dat er sprake is van echte uitblinkers. Het is typisch een ensemblestuk en als zodanig weet Pelly het met hulp van dirigent Stéphane Denève en koordirigent Martin Wright uitstekend over het voetlicht te brengen.

Toch een paar namen: Alain Vernhes als de koning, Martial Defontaine als zijn zoon, Natascha Petrinsky als hun nicht Clarice, François Le Roux als Léandre en Serghei Khomov als Trouffaldino brengen het hof tot leven. Willard White is een prachtige Tchélio en Anna Shafajinskaya een prima Fata Morgana. Sandrine Piau zingt de rol van Ninette, de prinses die mag blijven leven en in een licht oranje gekleurde bruidsjurk het happy end mag suggereren.

In de bak het Rotterdam Philharmonisch Orkest.

Trailer:

fotos: © Hans van den Boogaard

Pelly’s Gouden Haan uit de Munt op dvd uitgebracht

Tekst: Peter Franken

Dit is Rimski Korsakovs laatste opera die stamt uit 1906, kort na de zeer onthutsende nederlaag van het Russische imperium tegen ‘upstart’ Japan. Het libretto van Vladimir Belski heeft een verhaal van Pushkin als uitgangspunt genomen, het bespotten van een heerser is van alle tijden. De première vond plaats in 1909, na de dood van de componist. Van een voorstelling uit 2006 in De Munt is een opname gemaakt die op dvd is verschenen. Het is een productie van Laurent Pelly.

Het verhaal gaat over Tsaar Dodon en zijn beide zonen. Ze maken zich zorgen over de oprukkende vijand en raadplegen een astroloog. Deze biedt Dodon een gouden haan aan die tijdig kraait als de vijand eraan komt, een soort lange afstand waarschuwingssysteem. Er moet wel iets tegenover staan natuurlijk: de astroloog mag later een wens doen. Na enige aandrang vertrekken Dodons zonen naar het front, de haan stelt dat men rustig kan gaan slapen. Maar niet lang daarna kraait de haan, gevaar dreigt alsnog en nu gaat ook Dodon naar het front, zij het in ontoereikende uitrusting.

Pavlo Hunka (Tsar Dodon), Alexey Dolgov (Guidon) and Konstantin Shushakov (Afron)

Aan het front treft Dodon zijn twee gesneuvelde zonen en een aantrekkelijke vrouw, de Tsaritsa van Shemakha, die zonder leger maar met behulp van haar schoonheid het land van de Tsaar wil veroveren. Ze weet Dodon gemakkelijk te verleiden, feitelijk raakt hij zozeer in haar ban dat hij alles wel voor haar wil doen. Teruggekeerd in de hoofdstad wordt hun bruiloft gevierd maar dan verschijnt de astroloog die zijn beloning komt opeisen. Hij wil die mooie bruid. Dodon laat als reactie op die onbeschaamdheid de astroloog doden en wordt vervolgens zelf door de haan gedood.

Feitelijk gaat het verhaal over de gouden haan, de Tsaritsa van Shemakha en de astroloog. Zij maken duidelijk hoe dom en ijdel de Tsaar is en stellen zijn onbekwaamheid als opperbevelhebber aan de kaak door hem te tonen als iemand die vertrouwt op een astroloog met een sprekend dier.

Pelly heeft er een voor hem kenmerkende luchtige enscenering van gemaakt. Omdat Tsaar Dodon het liefst alleen maar wil slapen wordt hij bij aanvang opgevoerd liggend in een groot bed, uiteraard in een pyjama waarin hij ook de rest van de tijd blijft rondlopen. Mannen in pyjama’s zien we vaker bij Pelly, denk aan zijn Liefde voor drie sinaasappelen.

Als de waarzegger een beloning in het vooruitzicht gesteld wil zien, eist hij dat deze volgens de wet moet worden vastgelegd. Dodon reageert verbaasd, de wet, dat is iets waar hij nog nooit van heeft gehoord. Zijn luimen en grillen zijn bepalend voor alles wat gebeurt in zijn rijk, voor zoiets kleinburgerlijks als wetten is geen plaats. Kortom, we zijn in Rusland.

Pavlo HPavlounka is een erg leuke goed zingende onbeholpen acterende Dodon. De enige met wie hij in zijn omgeving aardig overweg kan is de huishoudster Amelfa, prima gespeeld door Agnes Zwierko.

Aangekomen aan het front raakt hij in de ban van de Tsaritsa van Shemakha die hem achteloos meedeelt dat ze er onder haar kleren ook heel leuk uitziet. Dat werkt natuurlijk.

Venera Gimadieva zingt haar slepende lange monoloog op onberispelijke wijze, ook aardig om de tekst volgen en naar haar te kijken, ze zit mooi in die rol, prachtig gezongen.

Als het gerucht gaat dat Dodon met een nieuwe bruid in aantocht is, vertelt Amelfa het verzamelde volk dat hij vier koningen heeft verslagen: schoppen, harten, klaveren en ruiten. En dat hij zijn twee zoons heeft geëxecuteerd wegens verraad, het volk moet ook rekening houden met zijn straffe hand. Dan arriveren Dodon en zijn bruid in een groot bed dat op het onderstel van een tank is gemonteerd. Ze komen immers van het front. Maar door toedoen van de waarzegger en zijn onbeschaamde eis valt al gauw het doek over Dodon en zijn we terug bij het begin.

De gouden haan wordt ten tonele gevoerd als een mooi uitgedoste vogel, een verklede danseres. De rol wordt gezongen door Sheva Tehoval. Veel stelt het niet voor, iedere keer vrijwel hetzelfde zinnetje. Het dier staat vooral symbool voor de stupiditeit van de heerser en daarover kunnen we immers kort zijn?

De kostumering is goed getroffen, het decor is basaal maar toereikend. Behalve een bed in een rotsachtige open ruimte is er een staketsel dat Tsaritsa Shemakha’s tent moet verbeelden. Een beetje bewegen op een schommel is onderdeel van haar verleiding act, de kostumering doet de rest. De generaals en de twee zoons van Dodon zien er licht belachelijk uit, uniforms die net een beetje afwijken van het gangbare wat direct voor een ironische ondertoon zorgt. Het is Pelly ten voeten uit, een geslaagde productie.

Het orkest van De Munt staat onder de zeer bekwame leiding van Alain Altinoglu. Hij laat de opvallend lyrische muziek goed tot zijn recht komen.

Trailer van de productie

Interview met de dirigent en de regisseur:



https://www.youtube.com/watch?v=XeSdmZcO4vM

Fotocredits: © Matthias Baus

La Cenerentola in Amsterdam: het sprookje dat geen sprookje mocht worden.

lacenerentola--s__mb80701

© MATTHIAS_BAUS 

Sprookjes! Als kind kon ik er nooit genoeg van krijgen en nog steeds ben ik er dol op. Ook omdat elk sprookje zijn eigen regels respecteert. Veel is inwisselbaar, maar waar niet aan getornd mag worden is de happy end. Dus ja: het lelijke eendje wordt een pracht van een zwaan en Assepoester wordt een prinses. Alle kwade geesten worden gestraft en we kunnen rustig gaan slapen. In de wereld die dagelijks geregeerd wordt door het slechte nieuws biedt een sprookje je ontsnappingsmogelijkheid, al is het maar voor even.

lacenerentola--s_dsc_8359

© MATTHIAS_BAUS

Helaas moet tegenwoordig ook de sprookjeswereld er aan geloven want in het wereldbeeld van het regietheater moet alles zo natuurgetrouw en zo realistisch mogelijk. En de dromen? O…. dat mag wel, als je maar weet dat het maar een droom is. Dus: nee, als je als Assepoester bent geboren dan word je nooit een prinses. Dat is waar Angelina, het mooie keukensloofje uit de opera van Rossini mee werd geconfronteerd, tegen de wensen van de librettist en componist in.

Laurent Pelly ken ik als één van de beste en de meest geestige regisseurs van zijn generatie maar de laatste tijd stelt hij mij steeds vaker teleur. La Cenerentola, dat door hem als afsluiting van het jaar 2019 in Amsterdam werd gepresenteerd behoort dan ook niet tot zijn sterkste producties. De show is nog steeds spectaculair en geestig, en je komt ogen werkelijk te kort om dat alles wat je wordt voorgeschoteld te kunnen behappen, maar daar ligt ook een beetje het probleem. Het is gewoon te veel.

lacenerentola--us_mb80930

©MATTHIAS_BAUS

Het onophoudelijke schuiven met de decors werkt op den duur vermoeiend en het voortdurend nadrukkelijk bewegen op de muziek (moet dat nou echt? Hebben we inmiddels al zo vaak gezien, het haalt ook je aandacht van de muziek zelf af) is gewoon irritant. Althans voor mij. Wat ik ook niet begrijp is waarom het eerste deel bijna twee uur moest duren: niet alleen niet goed voor je concentratie maar ook allesbehalve logisch.

Muzikaal was het niet minder dan een feest. Toegegeven, het Nederlands Kamerorkest onder de baton van de jonge Italiaanse maestro Daniele Rustioni speelde af en toe een beetje te hard, maar het zij ze vergeven! Het sprankelde en het bruiste dat het een lieve lust is, de ouverture alleen – gespeeld met het doek dicht, bravo! – verdient een pluimpje. Heerlijk.

✨ Non tutte le ragazze sognano di essere Cenerentola, ma tutte le Cenerentole rossiniane sognano di condividere il palco con questi due! @brownleetenor @falstalaimoff 🎶•Sto già vivendo in una fiaba! 💛

Lawrence Brownlee, Cecillia Molinari, Nicola Alaimo © Instagram

Bij de door mij bezochte voorstelling werd de hoofdrol overgenomen door de jonge Italiaanse mezzosopraan Cecillia Molinari. In alle opzichten pracht van een zangeres: haar licht romige stem klonk zoetig en zalvend en haar acteertalent was meer dan evident. Met haar bühne-présence alleen maakte haar een prinses in spe, dat zag je zo… Best jammer dat zij het van de regisseur niet mocht worden.

Lawrence Brownlee (Don Ramiro) en Koor van De Nationale Opera

© MATTHIAS_BAUS 

Haar prins werd virtuoos gezongen door de Amerikaanse tenor Lawrence Brownlee. Brownlee lijkt de laatste tijd de ongekroonde prins van belcanto te zijn, zeker wat de Rossiniaanse coloraturen en de hoge noten betreft. Zelf zou ik mij een beetje meer uitstraling wensen, maar ach… Een mens kan niet alles hebben.

lacenerentola--s_dsc_8230

© MATTHIAS_BAUS 

Nicola Alaimo was een Don Magnifico uit duizenden. Die stem. Dat charisma. Die uitstraling…Ik kon mijn oren noch mijn ogen van hem afhouden. Hoe hij zich al de heerser over de wijnkelder waande en hoe hij met zijn eisenpakket bij de ‘prins’ (in feite de vermomde kamerdienaar Dandini, formidabel vertolkt door de Italiaanse bariton Alessio Arduini ) aanklopte…

Roberto Tagliavini was een fenomenale Alidoro, de ‘mannelijke goede fee’ (of de engel, zo je wilt), zijn warme bas klonk vaderlijk en beschermend.

JUlietta Aleksanyan (Clorinda), Alessio Arduini (Dandini), Polly Leech (Tisbe)

© MATTHIAS_BAUS

Bijzonder gecharmeerd werd ik door de vertolksters van de gemene stiefzusjes, de Armeense sopraan Julietta Aleksanyan (Clorinda) en de Britse mezzosopraan Polly Leech (Tisbe). Beide jonge zangeressen zijn leden van de Nationale Operastudio maar hun niveau is nu al hoger dan van veel gevestigde namen.

Ook voor het mannenkoor van de Nationale Opera niets dan lof. Al met al: ik heb genoten

Trailer van de productie:

Het maken van de pruiken

Gioacchino Rossini
La Cenerentola
Cecillia Molinari, Lawrence Brownlee, Nicola Alaimo, Alessio Arduini, Roberto Tagliavini, Julietta Aleksanyan, Polly Leech
Nederlands Kamerorkest en Koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu) olv Daniele Rustioni.
Regie: Laurent Pelly

Bezocht op 26 december 2019

Schitterende Robert le Diable uit de Royal Opera op BluRay

Tekst: Peter Franken

.

Met een herneming van Halevy’s La Juive bij Opera Vlaanderen en twee concertante uitvoeringen van Meyerbeers Robert le Diable begin april in De Munt, staat de Grand Opéra weer even in de belangstelling in onze contreien. Een goede aanleiding om terug te kijken naar Laurent Pelly’s enscenering van Robert le Diable voor de Royal Opera, zes seizoenen geleden. Er is een BluRay van in de handel, voor zover ik heb kunnen nagaan de enige beeldopname van dit werk die momenteel verkrijgbaar is. (Opus Arte OA BD7121 D)

Bij Grand Opéra weet je nooit zeker in hoeverre een uitvoering compleet is maar deze opname heeft een looptijd van drie en een half uur en met inbegrip van een volledig ballet zal er niet al te veel gecoupeerd zijn. Pelly was verantwoordelijk voor de regie en de kostuums, het decor is van Chantal Thomas. De productie is er een met een knipoog, zeker waar het de aankleding betreft. Ridders in harnas, edelvrouwen met puntmutsen in primaire kleuren, namaakpaarden in geel, rood en blauw, decorstukken uit een vroege versie van de Efteling. De middeleeuwse uitmonstering komt karikaturaal over door de vaak felle kleuren. Soms lijkt het een beetje op een kinderspeelplaats voor volwassenen. Maar inhoudelijk klopt alles aan de productie, het is geheel libretto getrouw.

Robert

Ook de personenregie is niet steeds even serieus. De ridders vormen een jofel stel en de minstreel Raimbaut doet zijn komische rol eer aan. Maar Pelly laat Isabelle acteren als schooljuffrouw met overdreven belerende wat houterige gebaren, ze slaat nog net niet de maat. Het zal wel zijn om duidelijk te maken dat zij de prinses van Sicilië is en dus de enige echte autoriteit in het verhaal. Roberts pleegzuster Alice loopt er bij in een rode jurk met witte stippen, en daarover een groene cape. Opdat we wel beseffen dat ze een boerinnetje is. Zijn vader Bertrand, de gevallen engel en dus verpersoonlijking van het kwaad, is redelijk griezelig met een fraaie pruik die zijn kop bijna in tweeën lijkt te verdelen.

robert3

Met het ballet is het een beetje de omgekeerde wereld. Waar juist dit onderdeel vaak met ‘tongue in cheek’ wordt gebracht, is het hier een bloedserieuze aangelegenheid. De nonnen komen uit hun graven en ondanks hun robotachtige bewegingen geven ze duidelijk uiting aan de seksuele frustraties die ze tijdens hun leven hebben moeten doorstaan. Robert wordt van alle kanten belaagd, iedereen wil hem bestijgen. Santa Rosalia ligt er vredig en onbewogen tussen, een glimlach op haar gezicht en met een twijg in haar hand. Totdat Robert er in slaagt deze magische tak te roven en zich naar Isabelle spoedt om haar huwelijk met zijn concurrent te verhinderen. Richard Wagner bezocht die kapel natuurlijk ook tijdens zijn verblijf in Palermo waar hij zijn Parsifal voltooide. Zelf heb ik er ook een kijkje genomen, veel goud en sierraden en een kruis gezien, helaas geen twijg.

robert1

Overigens opvallend dat in 1831 het grote ballet een stel dode nonnen kon tonen die in het hiernamaals kennelijk aan de duivel waren vervallen. Dat zou zelfs in deze tijd nog wel tot commentaar kunnen leiden. Uiteraard past het goed in het verhaal, de middeleeuwse fascinatie met de strijd tussen goed en kwaad, god en de duivel, de permanente verzoekingen van het leven. In Die tote Stadt van Korngold komen die nonnen ook even voor, ten teken dat het verhaal een eeuw geleden nog gemeengoed moet zijn geweest voor het theaterpubliek.

Kort en goed, de voorstelling is mooi om naar te kijken. Wat deze opname echter vooral de moeite waard maakt is de zang. Deze Robert onder leiding van Daniel Oren staat als een huis en maakt duidelijk waarom het stuk in de jaren 1830 en later zo’n enorme populariteit heeft kunnen verwerven. Uiteraard sloot het goed aan bij de toen heersende mode van het Gothic repertoire, vaak met een ‘ondode’ die voor middernacht de sterveling moet corrumperen om niet terug te hoeven naar de hel. Hier heeft de gevallen engel, die zich voordoet als de duivel maar feitelijk slechts een onderknuppel is, een wat onduidelijke relatie met zijn zoon Robert maar het gebruikelijk voor middernacht ultimatum zorgt voor de noodzakelijke spanning.

Trailer van de productie:

Op de opname die is gemaakt op 15 december 2012 is een topcast te horen in de hoofdrollen. Bryan Hymel excelleert als Robert, krachtig en zonder zwakke momenten. Zijn nemesis Bertrand is in handen van John Relyea, ook zeer goed, akelig personage.

Marina Poplavskaya maakt als Alice een kenmerkend schichtige indruk. Maar ze is goed bij stem, haalt de hoge tonen gemakkelijk, oogt zeker niet als iemand die aan de rand van de vocale afgrond staat. Zij had aanvankelijk de rol teruggegeven wegens ziekte maar herstelde op tijd om alsnog Alice voor haar rekening te nemen.

Patrizia Ciofi als Isabelle klinkt aanvankelijk een beetje schril maar zingt wel gemakkelijk. Ze was kort voor de première ingevallen voor Jennifer Rowley die niet geheel tegen de hoge eisen van de rol bleek opgewassen. Ciofi was een van de zeer weinigen die de rol op haar repertoire heeft staan en bleek toevallig beschikbaar.

robert2

Marina Poplavskaya

Alice zou de laatste grote nieuwe rol worden die Poplavskaya op haar repertoire nam voor haar carrière een duikvlucht nam. In mei 2013 moest ze na de première de rol van Violetta bij DNO al aan Joyce El Khoury laten, het begin van het einde. Hier is ze nog goed in vorm, lijkt er weinig aan de hand. In die zin is de opname een mooi tribuut aan deze zangeres die korte tijd de zangershemel bestormde en thans werkzaam is als makelaar in Manhattan.

Fotomateriaal © ROH

ROBERT LE DIABLE

L’Africaine. Hoe de liefde voor Vasco da Gama een Afrikaanse koningin fataal werd

Meyerbeer’s ‘LE PROPHÈTE’ in Essen: great singing in an okay production

LES HUGUENOTS Brussel 2011

Les Contes d’Hoffmann van Offenbach door de ogen van Carsen, Py en Pelly

Hoffmann affiche

Scenes from the Paris premiere 10 februari 1881 © Wikipedia

ROBERT CARSEN

Hoffmann Carsen

Die Carsen toch! Iedere keer als ik denk, dat hij zichzelf heeft overtroffen, komt hij met weer een nieuwe productie die de vorige in de schaduw stelt.

Waar hij het vandaan haalt weet ik niet, maar het is allemaal zo verschrikkelijk geniaal. Logisch voornamelijk, en altijd consequent doorgevoerd. Ook bij de enscenering van Les Contes d’Hoffmann opgenomen bij Paris National Opera in 2002  (Arthaus Musik 107027).

Het geheel is opgebouwd als de repetities en de voorstelling van Don Giovanni, waarin alle dramatis personae een dubbele rol spelen: die van zichzelf en van de participanten van de opera in de opera. Alles ligt in de handen van de regisseur (de zeer kordate en imposant overheersende Bryn Terfel), die alle touwtjes in handen heeft en behendig alles en iedereen manipuleert – zowel op de bühne als achter de coulissen.

Carsen heeft iets met glamour en pracht en praal, geen wonder dat alle vrouwenfiguren, inclusief de Barbie-achtige Olympia (schitterende Désirée Rancatore) het meest op de oude filmdiva’s lijken. Alles is doorspekt met vele opera- en filmcitaten, inclusief het kitscherige einde.

Het zingen is fenomenaal. Neil Schicoff (Hoffmann) is geweldig goed bij stem, Zijn Hoffmann stijgt die van Domingo naar de kroon. Maar ook Ruth Ann Swenson (Antonia), Suzanne Mentzer  (Muse) en Béatrice Uria-Monzon (Giulietta) zijn fantastisch en eigenlijk iedereen maakt grote indruk met zijn/haar optreden.

Het Orchestre et Choers de l’Opera National de Paris stijgt onder leiding van Jesus Lopez-Cobos tot ongekende hoogten.

OLIVIER PY

Hoffmann Py

Kunst, seks en dood, daar gaat Les Contes d’Hoffmann over volgens de Franse regisseur Olivier Py. Dat voert hij zeer consequent door in zijn productie uit 2008, die met veel beroering in Genève in première ging en een jaar later op dvd verscheen bij BelAir (BAC 049).

De drie begrippen zijn met elkaar verstrengeld in de belichaming van het verlangen. Zo vormen ze een soort drie-eenheid die verscholen gaat achter het masker van een ‘vrouw’.

Daar is Py zeer consequent in. Vandaar dat alle vrouwen op de bühne er precies hetzelfde uitzien. Met hun zwarte pruik en overdreven make-up lijken ze sprekend op Liza Minelli in Cabaret.

Er zijn doodsmaskers, begrafenisondernemers en skeletten, er is veel (frontaal, m/v) naakt en echte orgiën, en Olympia lijkt net een opblaaspop uit de sekswinkels. Ik vind het fantastisch. Het klopt, het is logisch en bovendien ongemeen spannend.

Het zeer futuristisch aandoende decor van steeds wisselende stellages van staal, spiegels, glas en (voornamelijk) aan- en uitgaande lichtjes is zeer suggestief. Het werkt.

Daarbij is de cast zeer sterk. De Belgische tenor Marc Laho is een prachtige Hoffmann. Zijn stem heeft iets weg van Alfredo Kraus – een echte ‘leggiero’ maar dan met meer kracht. En met een perfecte uitspraak van het Frans.

De schurken zijn in goede handen van Nicolas Cavallier en dames Stella Doufexis, Patricia Petibon, Rachel Harnish en Maria Riccarda Wesseling zijn allen meer dan overtuigend. Een aanwinst.

LAURENT PELLY

HoffmannDVD Pelly

Laurent Pelly stelt zelden teleur. Zijn enscenering van Les Contes d’Hoffmann, op dvd uitgebracht door Erato (hope;ijk nog steeds verkrijgbaar), is daar weer bewijs van. En ook de zangers laten het niet afweten, met glansrollen voor Michael Spyres en Natalie Dessay.

Niet alle hedendaagse producties kun je ‘eurotrash’ noemen. Ik denk dat de meeste regisseurs zeer integer te werk gaan en de reden dat wij er niet zo veel over horen is heel simpel: zij veroorzaken geen schandalen en dat is voor de pers niet interessant genoeg.

Neem nou Laurent Pelly: wat hij ook onder handen neemt, het verandert in goud. Toegegeven, soms is het een beetje ‘namaakgoud’, maar toch. Zijn ensceneringen zijn intelligent en altijd trouw aan de muziek.

Zijn Les Contes d’Hoffmann  uit Barcelona, 2013, is een beetje surrealistisch en voelt als een boze droom. Iets waar ik mij zonder meer in kan vinden. Alleen al hoe hij de incarnatie van Muse in Niclausse verbeeldt is een opera-oscar waard.

Michael Spyres behoort tot de steeds groeiende groep jonge tenoren, die nu nog in het lyrische vak zitten, maar die al een belofte voor ‘dramatico’ in zich hebben. De rol van Hoffmann vereist kracht, maar moet zeer lyrisch gezongen worden, denk aan Domingo in zijn jonge jaren. Daar voldoet Spyers ruimschots aan.

Zijn interpretatie van ‘Kleinzach’ is wellicht de beste die ik in jaren heb gehoord: perfecte hoge noten, allemaal al punto en dat ook nog met begrip voor de tekst. En zijn Frans is niet minder dan perfect.

‘Légende de Kleinzack’ gezongen door Michael Spyres:

Ook Natalie Dessay, één van de favoriete zangeressen van Pelly is van de partij. Nu niet meer als Olympia, de rol waar zij een stempel op heeft gedrukt, maar als de zieke Antonia. Een creatie om nooit te vergeten.

De jonge Kathleen Kim is een overtuigende Olympia en Tatiana Pavlovskaya een zeer sensuele Giulietta.

Ik ben een groot bewonderaar van Laurent Naouri en ook hier stelt hij mij niet teleur. Met zijn paars gelakte nagels en een “gedegen” make-up zingt hij een duivel uit duizenden. Simpelweg geniaal.

MEER OFFENBACH EN PELLY

Over Pelly en Offenbach gesproken: u kunt absoluut niet om zijn regies van de operettes van Offenbach heen. Virgin (51930196) heeft een paar jaar geleden een werkelijk briljante La Vie Parisienne (daar is Die Fledermaus losjes op gebaseerd, wist u?) uit Lyon uitgebracht:

En mocht u het nog niet in uw bezit hebben: La Belle Hèléne (met de werkelijk onweerstaanbare Felicity Lott in de hoofdrol), lange tijd niet verkrijgbaar, is eindelijk weer op de markt teruggebracht (Arthaus Musik 107000).

LES CONTES D’HOFFMANN in Amsterdam

COPPÉLIA

Béatrice et Bénédict uit Glyndebourne stelt behoorlijk teleur

Beatrice et Benedict

Verheugend nieuws: de ouverture wordt gespeeld met de doek dicht! Nu is de ouverture het bekendste stuk van de hele opera, dat hem dus alle ruimte wordt gegund is bijna vanzelfsprekend. Voor de rest is Béatrice et Bénédict niet echt wat je noemt een kassacracker. Geen wonder: de opera is niet echt spannend, mede veroorzaakt door de ellenlange lappen gesproken tekst.

Het verhaal (Berlioz schreef zelf het libretto naar de Much Ado About Nothing van Shakespeare) stelt niets voor, maar de muziek is bij vlagen toverachtig mooi.

De productie uit Glyndebourne 2016 stelt mij behoorlijk teleur. Laurent Pelly behoort tot mijn geliefde operaregisseurs, maar hier heeft hij zich aan vertild. Het ‘out the box denken’ van de hoofdpersonen heeft hij té letterlijk opgevat en het uiteindelijke resultaat is net zo grauw en grijs als de kleuren van de decors, de kostuums en zelfs de schmink van de zangers.

Gelukkig zijn de zangers allemaal prima. In haar eerste aria ‘Je Vais le Voir’ zet Sophie Karthäuser’ (Héro) nog te zwaar aan, maar haar duet met uitstekende Katarina Bradić (Ursule) ‘Nuit paisible et sereine!’ klinkt zoals het hoort te zijn, als een echt juweeltje.

Stephanie D’Oustrac is een fantastische Béatrice en de seksuele aantrekkingskracht tussen haar en Paul Appleby (Bénédict) is vanaf het begin voelbaar. Maar het is de jonge baritoncPhilippe Sly die de show steelt als de slungelige Claudio.

HECTOR BERLIOZ
Béatrice et Bénédict
Sophie Karthäuser, Stephanie D’Oustrac, Katarina Bradić, Paul Appleby, Philippe Sly e.a.
The Glyndebourne Chorus (Jeremy Bines), London Philharmonic Orchestra olv Antonello Manacorda
Regie: Laurent Pelly
Opus Arte OA BD7219 D • 118’

Meer Berlioz:
Roméo et Juliette van BERLIOZ. Mini discografie.

BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie

BENVENUTO CELLINI van BERLIOZ in Amsterdam

 

José van Dam neemt afscheid van De Munt met Don Quichotte van Massenet

Don Q

©Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Het moet een ultieme nachtmerrie zijn voor de baas van een operahuis: je hebt een belangrijke première, het orkest en de zangers staan in de startblokken en het publiek, inclusief een koninklijke gast (hier in de gedaante van de Belgische kroonprinses Mathilde) zit al in de zaal. En dan laat de techniek het afweten.

Het overkwam Peter de Caluwe, algemeen directeur van De Munt in Brussel, vlak voor de première van Don Quichotte van Massenet. ,,Vanmiddag werkte alles nog perfect”, verontschuldigde De Caluwe zich tegenover zijn gasten. ,,Maar nu laat de computer ons in de steek.”

Vervelend. Maar in de operabusiness, net als in het echte leven, kan altijd van alles misgaan. En live is live, wat eigenlijk ook zijn charme heeft. Ingeblikte perfectie betekent niet automatisch het ultieme genot. Het publiek is een en al begrip en in afwachting van wat er komen gaat, verplaatst het zich massaal richting foyer en drankjes.

Een uur later kan het feest dan eindelijk beginnen. En het werd een feest.

qu

José van Dam ©Michel Cooreman Events Photography

De voorstelling was in meerdere opzichten een echte verjaardag. Het was precies 100 jaar geleden dat Don Quichotte voor het eerst werd uitgevoerd in Brussel en met de rol van de dolende ridder nam José van Dam (dat jaar 70), één van de grootste Belgische zangers ooit, op een magistrale manier afscheid van De Munt, het operahuis waar hij 30 jaar aan was verbonden en waar hij zeer verschillende rollen heeft gezongen. De nieuwe productie werd dan ook speciaal voor hem gemaakt.

In zijn toelichting zei regisseur Laurent Pelly dat een voorstelling een droom is, waarin we binnenstappen. ,,De dromer, dat kan de toeschouwer zijn, of de auteur of het personage.”

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Bij de aanvang van het stuk zit ‘de dromer’ in zijn stoel. Hij lijkt sprekend op Massenet zoals we hem van de foto uit die tijd kennen. Hiermee wordt meteen de link gelegd tussen de componist zelf (Massenet was toen hij de opera componeerde tot over zijn oren verliefd op Lucy Arbell, een 27-jarige mezzo die de rol van Dulcinée zong) en zijn held.

Hij is een dromer en een dichter. Hij is de toeschouwer, maar hij gaat ook een actieve deelnemer worden van de actie. Sterker nog: hij gaat de actie sturen, waardoor dingen gebeuren die anders nooit zouden zijn gebeurd. Hij is (ook in zijn aankleding) half ridder/half dichter. Half hier en half daar. Waar het ook moge zijn. Hallucinerend.

Het decor (Barbara de Limburg) bestaat voornamelijk uit stapels papier. Het zijn de ettelijke liefdesbrieven die Don Quichotte aan zijn geliefde schreef. Papierbergen die zich onder het balkon van de schone Dulcinea opstapelen. Siërra’s van liefdesbrieven waarop de echte en gedroomde gevechten plaatsvinden.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

De muziek is zeer onderhoudend en onmiskenbaar Spaans. Of wat wij als Spaans ervaren, met heel erg veel fandango en ‘olé’. Doorgecomponeerd, maar met aria’s. Verbazingwekkend energiek, maar ook waanzinnig lyrisch. Niet echt dagelijkse kost.

Het vereist dan ook een dirigent van formaat die met al die schakeringen weet om te gaan. Dat allemaal is Marc Minkowski op het lijf geschreven. Hij heeft meer lyriek in zijn linkerpink dan menig dirigent in zijn hele lichaam.

Het geluid dat hij het orkest wist te ontlokken was niet minder dan grandioos. Hij schuwde de sentimentaliteit niet en waar nodig zorgde hij voor de humoristische noot. Zo mooi, zo spannend, zo uitdagend heb ik de muziek nog nooit eerder gehoord. Het moet gezegd: hij heeft mijn hart gestolen.

Ook de cellist (het programmaboekje vermeldt helaas zijn naam niet) die voor de ontroerende solo in de Entr’acte tussen het vierde en vijfde bedrijf heeft gezorgd, verdient een eervolle vermelding.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt/La Monnaie

Werner van Mechelen (Sancho Panza) was voor mij de held van de avond. In zijn grote aria in de vierde akte (‘Riez, alle, riez de pauvre idéologue’) toonde hij zich niet alleen een stemkunstenaar van een superieure kwaliteit, maar ook een acteur waar je U tegen zegt. Bravo!

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

Silvia Tro Santafé (La Belle Dulcinéé) heeft mij lichtelijk teleurgesteld. Ze deed het beslist niet slecht, maar ik vond haar stem niet kruidig, niet sexy genoeg (luister maar eens hoe Teresa Berganza die rol vertolkte!). Voor mij was haar uitstraling ook niet erotisch genoeg. In de prachtige jurken, ontworpen door Pelly zelf, zag zij er beeldig uit, maar alleen daarmee breng je de harten van het hele dorp niet op hol.

Don Q

© Johan Jacobs/De Munt La Monnaie

José van Dam is Don Quichotte en Don Quichotte is José van Dam. Ik ken geen zanger die meer uit de rol wist uit te halen (Schaliapin daargelaten, maar voor hem werd de opera gecomponeerd). De keren dat hij de rol heeft gezongen zijn niet te tellen, gelukkig heeft hij het ook opgenomen.

Zijn stem is niet zo fris meer, het kan ook niet anders, maar hij heeft nog steeds de kracht. En zijn portrettering is werkelijk formidabel. Men leeft met de arme man en zijn wanen mee. Zijn sterfscène bezorgde mij kippenvel en tranen liepen mij over de wangen.

Bezocht op 4 mei 2010

DVD (Naïeve DR 2147)

quichotte-dvd

Tot mijn grote vreugde heeft de feestelijke productie een welverdiende uitgave op dvd gekregen. Koop de dvd en laat u verleiden door het werk, door de zangers, de prachtige en intelligente regie van Laurent Pelly en niet in laatste instantie door het orkest en de dirigent Marc Minkowski.

José van Dam, Silvia Tro Santafé, Werner van Mechelen, e.a.
Orchestre et Choers de la Monnaie olv Marc Minkowski
Regie: Laurent Pelly.

Een onweerstaanbare La Fille du Régiment van Laurent Pelly

5099951900298_amaray.QXD_FAB-5190029_AMARAY

Nooit eerder was het mij opgevallen hoe sterk La Fille du Régiment op een Franse operette (Offenbach) lijkt! Het is zonder meer de verdienste van Laurent Pelly, want daar, waar anderen er maar een niemendalletje met vocale acrobatiek in zagen, ontdekte hij dubbele lagen en een onvervalste satire.

Zonder pseudo-intellectuele verzinsels maakte hij het (flut)verhaal voor het hedendaagse publiek herkenbaar en bezorgde ons twee uur puur plezier. Hij verplaatste de actie naar het einde van de eerste wereldoorlog, in een decor van (leger)landkaarten, met veel visuele gags.

Pelly heeft de productie speciaal voor Natalie Dessay gemaakt en, het moet gezegd, zij steelt de show. Haar Marie is een wildebras die vrijwel nooit tot stilstand komt en haar hypnotiserende vertolking, plus haar coloraturen, dwingen bewondering af. Terecht heeft zij er ook de Laurence Olivier Award voor gekregen.

Juan Diego Florez is een oog- en oorstrelende, jongensachtige Tonio, die schijnbaar moeiteloos (en loepzuiver) met de hoogste noten strooit.

Felicity Palmer is kostelijk als de markiezin de Berkenfeld en Dawn French zorgt voor een extra komische noot als La Duchesse de Crackentorp. Het beste medicijn voor als u het even niet meer ziet zitten.

Laurent Pelly over zijn productie:

Gaetano Donizetti
La Fille du Régiment
Natalie Dessay, Juan Diego Florez, Felicity Palmer, Alessandro Corbelli, Dawn French
The Orchestra of the Royal Opera House/Bruno Campanella
Regie: Laurent Pelly
Virgin 51900298

Verrukkelijke Cendrillon met Joyce DiDonato

cendrillon

Een sprookje kent zijn eigen regels. Veel is inwisselbaar, maar waar niet aan getornd mag worden is het “happy end”. Dus: het lelijke eendje wordt een pracht van een zwaan en Assepoester wordt een prinses. Alle kwade geesten worden gestraft en we kunnen rustig gaan slapen.

Soms bid ik tot diegene in wie ik niet geloof: geef ons onze sprookjes terug, want tegenwoordig moet alles zo natuurgetrouw  en zo realistisch mogelijk. Gelukkig worden mijn gebeden wel eens gehoord en zo kwam het dat ik een ouderwets avondje genieten kon beleven, met mijn poes op schoot en Assepoester op mijn scherm.

Laurent Pelly behoort zonder meer tot één van de beste hedendaagse regisseurs: hij geeft een eigentijdse draai aan alles wat hij doet, maar hij blijft het libretto en de muziek trouw. Zijn ensceneringen zijn daarbij buitengewoon geestig. Zo ook de heerlijke Cendrillon, in 2011 opgenomen in het Royal Opera House in Londen.

Joyce DiDonato (Cendrillon) hoef ik niemand meer aan te bevelen – zij is zonder meer de grootste ‘zwischenfach-zangeres’ van onze tijd.

Ewa Podleś is meer dan een heerlijke stiefmoeder en Alice Coote de charmantste van alle ‘Prins Charmants’. En daar mag je dan de werkelijk idiomatische dirigent (Bertrand de Billy) nog aan toevoegen… Het leven kan soms echt mooi zijn!

Trailer van de productie:

JULES MASSENET
Cendrillon
Joyce DiDonato, Eglise Gutiérez, Alice Coote, Ewa Podleś, Jean-Philippe Lafont e.a.
Royal Opera Choris, Orchestra of the Royal Opeara House olv Bertrand de Billy
Regie: Laurent Pelly
Virgin Classics 60250995