Sally_Matthews

JEVGENI ONEGIN IN DE MUNT

Tekst: Ger Leppers

Voor veel operaliefhebbers is de opname die in 1955 onder leiding van dirigent Boris Khaikin van Tsjaikovski’s Jevgeni Onegin werd gemaakt nog steeds onovertroffen. Het koor en orkest waren die van het Bolsjoi-theater, en de twee hoofdrollen werden gezongen door niemand minder dan Galina Visjnevskaja en Eugen Belov.

Lmeshev als Lnesky.
Mooier bestaat niet

Ik heb iets dergelijks met de regie die Michael Geliot in het midden van de jaren zeventig van deze opera op de planken bracht bij de toenmalige Nederlandse Operastichting. Het was een prachtige, zorgvuldig gedetailleerde enscenering in een voornamelijk zwart-wit decor, een van de meest liefdevolle en precieze die ik in mijn leven mocht zien – en het is ook een regie die mij bij het waarderen van andere producties van deze opera juist daarom altijd in de weg is blijven staan. Hoewel de twee grote balscènes uitbundig waren zoals het hoort, was men toch vooral getuige van een intiem drama tussen twee betrekkelijk jonge mensen die onhandig met hun gevoelens omgingen. Van de reprise in november 1982 herinner ik me dat Linda Esther Gray en Benjamin Luxon, die de hoofdrollen voor hun rekening namen, onder het slotapplaus beiden in tranen waren, nog volledig in de ban van hun rollen en de tragische ontknoping.

Maar bij de laatste herneming van de voorstelling, in het toen pas voltooide Muziektheater, was opeens veel van de betovering verdwenen: het toneel was te groot voor de intimistische opzet, een belangrijk deel van het publiek zat te ver weg, de afstanden die de zangers moesten afleggen op dit veel grotere toneel deden afbreuk aan de intimiteit van het geheel, waardoor de voorstelling, waarin alle elementen ragfijn op elkaar waren afgestemd, als het ware uit elkaar viel. De eerdere voorstellingen in de Stadsschouwburg reken ik echter nog steeds tot de beste, overtuigendste en meeslependste die ik in mijn leven heb gezien.

Sedertdien behoort Jevgeni Onegin dan ook tot mijn vijf of zes favoriete opera’s, en laat ik maar zelden een gelegenheid voorbijgaan om een voorstelling ervan bij te wonen. Verschillende van die producties waren ronduit beroerd, en daar zal ik hier dan ook verder maar stilzwijgend aan voorbijgaan. Wel bleef de rijke, genereuze muziek van Tsjaikovski altijd recht overeind.

De nieuwe regie die Laurent Pelly dezer dagen in De Munt presenteert zou ik net onder het niveau van die van Michael Geliot willen plaatsen. Ook bij Pelly gelukkig geen malle fratsen zoals personages die in een astronautenkostuum een negentiende-eeuws Russisch landhuis binnenlopen, hij vertelt het verhaal voor wat het is.

Pelly heeft zich gewetensvol gehouden aan het realisme dat de kracht van Jevgeni Onegin uitmaakt. Want in deze opera wordt er voor de handeling geen beroep gedaan op goden, geestverschijningen, olifanten, draken, toverdranken, complotten, oorlogen, revoluties, toverkunsten met Tarnhelmen of andere uitheemse parafernalia waarmee in de loop der eeuwen menig operacomponist zijn publiek probeerde te epateren. Met name Tsjaikovski’s tijdgenoot Wagner sprong er vaak kwistig mee om.

Jevgeni Onegin is een verhaal over mensen zoals u en ik, die de domme vergissingen maken die wij zelf zouden kunnen begaan in een moment van blinde verliefdheid of jeugdige onbesuisdheid. Er sneuvelt weliswaar iemand in een duel, maar duels waren in het toenmalige Rusland verre van ongewoon. Twee van de belangrijkste schrijvers van het land, Poesjkin, de auteur van de roman in verzen waar Tsjaikovski deze opera op baseerde, en Lermontov, de schrijver van de sublieme roman ‘Een held van onze tijd’, stierven op nog jonge leeftijd op die manier – zoals in onze tijd een beetje drillrapper ook regelmatig de kogels tussen zijn ribben moet laten wegpeuteren, ben ik geneigd te zeggen.

De opera Jevgeni Onegin ontleent zijn betovering aan zijn soberheid en aan die herkenbaarheid, en natuurlijk vooral aan de wonderbaarlijk mooie muziek zonder één zwak moment, afwisselend beschroomd en hartstochtelijk, waarvan Tsjaikovski het verhaal heeft voorzien.

Pelly heeft zich gewetensvol aan dat realisme gehouden. Een echt decor is er in deze voorstelling niet, er zijn een paar grote zetstukken en er staan nu en dan wat stoelen op een draaitoneel, op het achterdoek worden wolken geprojecteerd en de balzaal wordt met een paar kroonluchters aangeduid. Efficiënt en toereikend. Alle aandacht van het publiek ging uit naar de personages, en de personenregie is bij Pelly altijd in goede handen.

Jevgeni Onegin bevat twee van de allermooiste momenten uit de hele operaliteratuur. Het zijn scènes die bij uitstek laten zien wat opera vermag, en hoe een opera rijker kan zijn dan een toneelstuk. In het eerste bedrijf is dat de grote scène van Tatjana, waarin zij een nacht lang schrijft aan de brief waarin zij Onegin haar liefde verklaart. Het is een lange aria, van een goede tien minuten, en dankzij de intensiteit van de muziek kost het de toeschouwer geen enkele moeite om aan te nemen dat wat hij zojuist zag inderdaad van de late avond tot het ochtendkrieken duurde.

Sally Matthews zong en speelde met overgave, en maakte haar grote soloscène inderdaad tot een hoogtepunt van de avond. Het was een van de spaarzame momenten waarin er een decorstuk op het toneel stond: een kamermuur in de vorm van een boek, waarmee de regisseur op een voor hem kenmerkende, sobere manier aangaf dat Tatjana’s opvattingen over de liefde voornamelijk afkomstig waren uit de romans die zij zo overvloedig consumeerde. Wie het werk van Pelly volgt, zal er wellicht ook een verwijzing in hebben gezien naar zijn eerdere wondermooie regie van Massenets Don Quichotte, eveneens in De Munt.

Het andere onvergetelijk moment van iedere productie van deze opera is duelleerscène, waarin twee gewezen vrienden tegenover elkaar staan, ten prooi aan snel wisselende gemoedshelden. Tegenstrijdige gevoelens die misschien enkel een toneelschrijver van het formaat van een Tsjechov in woorden zou kunnen vatten, worden hier door Tsjaikovski met grote vanzelfsprekendheid in muziek uitgedrukt. Stephane Degout als Onegin en Bogdan Volkov in rol van Lenski maakten er het vanzelfsprekende tweede hoogtepunt van de avond van.

Minpuntje van de avond was dat de muziek onder leiding van de huisdirigent Alain Altinoglu vaak wat nuchter klonk en de gloed en onmatigheid van het Slavische temperament moest ontberen. De zangerscast was zeer homogeen, maar zonder dat een van de leden eruit sprong. Het ontbrak zo nu en dan wat aan lyrische overgave en pathos, maar dat was wel in overeenstemming met de vrij zakelijke regie van Laurent Pelly.

Stephane Degout slaagde er wel in om het narcisme en sadisme van het titelpersonage overtuigend  neer te zetten, maar minder de verveling waaruit het voortkwam. Sally Matthews acteerde en zong een prachtige, maar niet onvergetelijke Tatjana. 

Met:

Bernadette Grabias, Sally Matthews, Lilly Jørstad, Christina Melis, Stéphane Degout, Bogdan Volkov, Nicolas Courjal, Kris Belligh, Kamil Ben Hsaïn Lachiri, Cristophe Mortagne, Jérôme Jacob Paquey en Carlos Martinez

Regie en kostuums: Laurent Pelly
Decor: Massimo Troncanetti
Belichting: Marco Giusti
Choreografie: Lionel Hoche

Koor en orkest van De Munt
Koorleider: Jan Schweiger
Muzikale leiding: Alain Altinogu

Gezien op 2 februari 2023 in De Munt (Brussel)

Foto’s: © Karl Foster

Trailer:

Alain Altinoglu en Laurent Pelly over de productie:

Tegelijkertijd met de voorstellingenreeks in De Munt verscheen bij de Gentse uitgeverij Owl Press een boek over Jevgeni Onegin van de hand van de befaamde Belgische musicoloog Francis Maes, getiteld ‘Een verhaal van net niet”.

Almost all about Les Dialogues des Carmélites: part 2

There are those operas that you just can’t spoil and Les Dialogues des Carmélites is one of them. For Poulenc, melody is the centre of the universe. His music is so poignantly beautiful and his composition so expressive that you don’t really need a director.

The opera’s themes are sacrifice, martyrdom, revolutions and ideologies, but those are just the side lines, because the main theme is an all-devouring fear that makes it impossible to live or die: “Fear is a terrible disease. I was born of fear, in fear I live and in fear I shall die. Everyone despises fear, so I am condemned to be despised.

Vienna, 2008 and 2011



In 2011, Oehms released a ‘Zusamennschnitt’ of performances of Dialogues des Carmélites, recorded live at the Theater an der Wien in January 2008 and April 2011.

Sally Matthews is a very moving Blanche, girlish but with just enough personality to give her character a bit more body. Occasionally whiny too – Blanche to the full.

Deborah Polaski is irresistible as Madame de Croissy and Michelle Breedt is a more than impressive Mère Marie. Just because of her fantastic achievement it is regrettable that this performance (the wonderful Carsen production!) was not released on DVD!

The ORF Orchestra under Bertrand de Billy plays the stars from the sky. Firm, where necessary, and whisper-soft when needed. (Oehms OC 931)




Milan, 2004


Speaking of Robert Carsen: for me, his production of Dialogues des Carmélites is one of the absolute highlights in the history of De Nationale Opera in Amsterdam.
In February 2004, the production was filmed at La Scala but I am not entirely happy with it. My disappointment mainly relates to Dagmar Schellenberger’s performance as the lead role.

Admittedly, it is not easy to emulate the unforgettable Susan Chilcott (she died in 2003 of breast cancer, only 40 years old), and Schellenberger indeed cannot not do it. In the beginning  her strong tremolo and her not always pure notes are irritating.. But as the opera progresses, she gains a great deal of credibility, and through her brilliant acting and complete abandonment, she makes the development of her character very tangible. And almost as a matter of course, her singing also becomes more beautiful and softer.

The role of Madame de Croissy is played by one of the best singing actresses of our time, Anja Silja. Her performance is truly breathtaking, and even though her voice is not that steady anymore – it suits the character of an old and mortally ill prioress very well. Her death struggle makes for unprecedentedly thrilling theatre, and it is a great credit to Carsen (and the rest of the cast) that the scenes that follow do not make us lose interest.


Muti conducts with verve and knows exactly how to strike the right tone. He really succeeds in translating the spectre of the revolution and its excesses into sound. He is at his very best, however, in the lyrical, contemplative scenes, and  in his hands the chilling ending reaches a truly blood-curdling climax. Make sure you have a big bag of Kleenex within reach, because you really won’t keep it dry (Arthaus 107315).


Below is the trailer:






Part one
Almost all about Les Dialogues des Carmélites. Part one

Glyndebourne’s Rusalka is een fraai schouwspel

Tekst: Peter Franken

 

Van de herneming van Glyndebourne’s productie van Rusalka in 2019 heeft Opus Arte een opname uitgebracht op Blu Ray. Het sprookje wordt inventief verbeeld en muzikaal is alles uitstekend verzorgd. Sally Matthews vertolkt de titelrol en krijgt overtuigend weerwerk van Evan Leroy Johnson als de Prins.

In een begeleidend schrijven vraagt Jan Smaczny zich af wat een reden kan zijn geweest om in een tijd dat Verismo de nieuwe trend was met een sprookje te komen over een waternimf. Het loopt natuurlijk niet goed af zoals in een echt sprookje behoort, maar toch. Librettist Jaroslav Kvapil zou wellicht geïnspireerd kunnen zijn door het lot van vele Moravische plattelandsmeisjes die dienst namen in Wenen. Omdat ze de taal niet spraken werd hen als het ware hun stem ontnomen, ze konden zich niet uiten. Eenmaal verleid door iemand uit de familie van hun werkgever werden ze dan zwanger terug naar huis gestuurd, het begin van een uitzichtloos bestaan. In die zin kan Rusalka worden begrepen als iemand die bezwijkt voor de verlokkingen van een leven onder beter gesitueerden en van een koude kermis thuis komt. Een sociaal drama verpakt als sprookje, herkenbaar voor het toenmalige publiek.

Regisseur Melly Still wil hier niets van weten, haar Rusalka is gewoon een sprookje met waternimfen, bosgeesten en een heks. En omdat waternimfen in het water rondzwemmen moet dat op het toneel worden getoond, geen concessies op dit punt.

Een stel van top tot teen in het zwart gestoken dansers creëert de suggestie van een vrij bewegende Rusalka door als het ware met haar te jongleren. Het toneel is hier bewust donker gehouden zodat deze bewegingsassistenten nauwelijks zichtbaar zijn. Aanvankelijk hebben Rusalka en haar zusters meterslange groene staarten waarbij die van de op de grond zittende Rusalka leuk kan zwiepen, dankzij zo’n onzichtbare helper. Overigens is hiervoor een double ingezet, Sally Matthews neemt de feitelijke vertolking voor haar rekening. Behalve een decorontwerper (Rae Smith) moest er natuurlijk ook een bewegingsregisseur aan te pas komen (Rick Nodine). De belichting van Paul Constable zorgt voor de kers op de taart.

In de tweede akte wordt het wat lichter, we zijn in het kasteel. De jachtopziener en de koksjongen roddelen wat over die vreemde vrouw die de prins heeft meegebracht. Overigens wordt hier als koksjongen gewoon een keukenmeisje opgevoerd, het nichtje van de jachtopziener. Rusalka draagt een eenvoudige jurk en probeert met haar ogen de Prins naar zich toe te trekken. Hij zingt hoezeer hij naar haar verlangt en zij geeft de enige respons die de zaak in haar voordeel kan beslissen: ze trekt haar slipje uit en laat hem de daad bij het woord voegen. Maar net op tijd verschijnt de Vreemde Prinses en direct gaat al zijn aandacht naar haar uit, als gastheer maar ook als vroegere lover in spé. Rusalka wordt weggestuurd om haar baljurk aan te trekken.

De gasten tijdens de balscène zijn exuberant gekleed, uitzinnige creaties in alle kleuren van de regenboog. Rusalka staat er tussen, onwennig in een asymmetrische jurk en op rode pumps. Ze weet zich niet te gedragen en evenmin kan ze zich gemakkelijk bewegen door die lastige jurk en die hoge hakken. In paniek vlucht ze weg nadat haar vader, onzichtbaar voor de mensen, haar heeft toegesproken. Het voorgenomen huwelijk is op het nippertje verijdeld door subtiele manipulatie van de kant van de Vreemde Prinses, de Prins blijft met lege handen achter.

De figuur van Jezibaba, zeer goed tot leven gebracht door Patricia Bardon, is minder venijnig dan te doen gebruikelijk. Rusalka wist waar ze aan begon, Jezibaba had haar voldoende gewaarschuwd, nu was er niets meer aan te doen. In de marge kan men denken aan die Moravische meisjes die zwanger terug naar huis werden gestuurd, ook dat was onomkeerbaar.

Colin Judson als de jachtopziener en Alix le Saux als keukenmeisje zorgen voor een komische noot als ze bibberend van angst op zoek zijn naar Jezibaba. Leuke vertolkingen van beiden.

De bosgeesten krijgen versterking van een stel figuranten die vrolijk mee hupsen als Dvorak er even de vaart inzet. Vuvu Mfopu zag ik in februari in Antwerpen als de zwarte duivelin Astarte in Der Schmied von Gent, overigens de laatste live voorstelling die ik dit kalenderjaar mocht meemaken. Ze krijgt hier gezelschap van Anna Pennisi en Alyona Abramova, een prima bezetting van dit drietal.

Alexander Roslavets maakt indruk als Vodnik, Rusalka’s vader die moet toezien hoe zijn dochter haar eigen ondergang over zich afroept en Zoya Tsererina haalt met gemak alle aandacht naar zich toe op de momenten dat ze op het toneel staat. Haar vertolking van de vreemde prinses, minder manipulatief dan ik gewend ben, is van grote klasse.

Sally Matthews is een geweldige Rusalka, haar zang is ontroerend mooi en haar acteren maakt het personage Rusalka zeer goed invoelbaar. De regie geeft haar alle mogelijkheden om te excelleren en Matthews grijpt die met beide handen aan. Evan Leroy Johnson is de mooiste Prins die ik tot op heden heb gezien, met name zijn zang in de slotscène zou een hart van steen kunnen doen smelten.

Het London Philharmonic Orchestra doet Dvoraks orkestpartij alle eer aan. De muzikale leiding is in handen van Robin Ticciati.

Uitgebracht door Opus Arte  2020

3 x RUSALKA: Kristine Opolais, Gabriela Beňačková en Ana María Martinéz

Alles over Dialogues des Carmélites.

Carmelites Albert van der Zeijden

© Albert van der Zeijden

Er zijn van die opera’s die je gewoon niet kunt verpesten en Dialogues des Carmelités is er één van. Bij Poulenc staat de melodie in het centrum van zijn universum. Zijn muziek is zo schrijnend mooi en hij componeert zo beeldend dat je er eigenlijk geen regisseur voor nodig hebt.

De opera heeft opoffering, martelaarschap, revoluties en ideologieën als thema, maar dat zijn slechts de zijlijnen, want het hoofdthema is een alles vernietigende angst, waardoor je leven noch sterven kan: “Angst is een afschuwelijke ziekte. Ik ben uit angst geboren, in angst leef  ik en in angst zal ik sterven. Iedereen veracht angst, zodoende ben ik veroordeeld om veracht te zijn”.

MILAAN 1957

Carmelites la scala premiere

Gencer, Cossotto, Zeani, Raatti, Frazzoni en Sanzogno

De wereldpremière van Dialogues des Carmélites vond plaats op 26 januari 1957 in de Scala in Milaan, in een Italiaanse vertaling. De bezetting leest als een ‘who is who’ in de operawereld, want zeg zelf: waren er grotere namen in die tijd te vinden?

Blanche werd gezongen door Virginia Zeani, een zangeres met een volle, grote en dramatische stem, die geschikt was voor zowel Violetta als Tosca. Marie werd vertolkt door Gigliola Frazzoni, één van de beste Minnies (La fanciulla del West) in de geschiedenis. En Madame Lidoine werd toebedeeld aan Leyla Gencer.

Met Fiorenza Cossotto, Gianna Pederzini, Eugenia Ratti en Scipio Colombo in de kleinere rollen klonk de opera minder lyrisch dan we tegenwoordig gewend zijn, bijna veristisch zelfs. Maar daardoor was het dramatische effect nog schrijnender.

Carmelites Rehearsals with Francis Poulenc-Milano Scala-1957

Virginia Zeani en Francis Poulenc, Milaan 1957

In The Operatic PastCast vertelt Virginia Zeani over Poulenc, de invloed die de opera op haar leven heeft gehad, haar collega’s en de productie in Milaan.

De hele uitvoering uit Milaan, fantastisch gedirigeerd door Nino Sanzogno, staat gewoon op YouTube. Niet te missen!

PARIJS 1957

Carmelites Dervaux premiere

De Parijse première van Dialogues des Carmélites volgde een half jaar later. Op 21 juni 1957 werd de opera, nu in het Frans, gepresenteerd in het Théâtre National de l’Opéra.

Blanche werd gezongen door de geliefde sopraan van Poulenc, Denise Duval. Duvals stem (meisjesachtig naïef, licht, etherisch bijna) paste Blanche als handschoen.

Ook de rest van de cast, met onder anderen Régine Crespin als Madame Lidoine en Rita Gorr als wellicht de beste Mère Marie ooit, werd door Poulenc zelf uitgekozen.

Régine Crespin (Madame Lidoine) in “Mes chères filles”:

Het orkest stond onder leiding van Pierre Dervaux en daar kan ik heel kort over zijn: beter bestaat niet. Punt. (Warner 0825646483211)


WENEN, 2008 EN 2011

Carmelites-Wenen-Breedt de Billy Oehms

In 2011 werd door Oehms een ‘Zusamennschnitt’ uitgebracht van in januari 2008 en april 2011 live in het Theater an der Wien opgenomen voorstellingen van Dialogues des Carmélites.

Sally Matthews is een zeer ontroerende Blanche, meisjesachtig maar met net voldoende karakter om haar personage body te geven. Af en toe zeurderig ook – Blanche ten voeten uit.

Deborah Polaski is onweerstaanbaar als Madame de Croissy en Michelle Breedt een meer dan een indrukwekkende Mère Marie. Alleen al vanwege haar fantastische prestatie vind ik het jammer dat de voorstelling (de prachtige Carsen productie!) niet op DVD is uitgebracht!

Het ORF orkest onder leiding van Bertrand de Billy speelt de sterren van de hemel. Ferm, waar nodig, en fluisterzacht als het niet anders kan. (Oehms OC 931)


 

MILAAN 2004

Carmelites Carsen Mutti

Over Robert Carsen gesproken: voor mij is zijn productie van Dialogues des Carmélites één van de absolute hoogtepunten in de geschiedenis van De Nationale Opera in Amsterdam.

In februari 2004 werd de productie in La Scala verfilmd en daar ben ik niet onverdeeld gelukkig mee. Mijn verdeeldheid slaat voornamelijk op de vertolking van de hoofdrol door Dagmar Schellenberger.

Nu is het niet makkelijk om de onvergetelijke Susan Chilcott (ze stierf in 2003 aan de gevolgen van borstkanker, nog maar 40 jaar oud) na te evenaren, en dat doet Schellenberger dan ook niet. In het begin irriteert ze me zelfs met haar sterke tremolo en de niet altijd zuivere noten. Maar naarmate de opera vordert wint ze sterk aan geloofwaardigheid, en door haar schitterende spel en de volledige overgave maakt ze de ontwikkeling van haar karakter zeer voelbaar. En alsof het vanzelfsprekend is, wordt ook haar zingen mooier en zachter.

Voor de rol van Madame de Croissy tekent één van de beste zingende actrices van onze tijd, Anja Silja. Haar optreden is werkelijk adembenemend, en al is haar stem niet echt zo vast meer – het past uitstekend bij de personage van een oude en doodzieke priores. Haar doodstrijd levert een ongekend spannend theater op, het is dan ook een groot verdienste van Carsen (en de rest van de cast), dat de scènes erna ons aandacht niet doen verslappen.

Muti dirigeert met verve en weet precies de juiste toon te treffen om het schrikbeeld van de revolutie en haar uitwassen in klanken te schilderen. Op zijn mooist is hij echter in de lyrische, beschouwende scènes, en het ijzingwekkende einde bereikt onder zijn handen een werkelijk bloedstollend climax. Zorg er wel voor dat u een grote zak Kleenex binnen de handbereik hebt, want u houdt het echt niet droog (Arthaus 107315).

HAMBURG, 2008

Carmelites Lehnhoff dvd

Hamburg zag de opera in 2008 in de regie van Nikolaus Lehnhoff. Zijn Blanche, Alexia Voulgaridou heeft veel weg van Liu: lief, bang maar standvastig en daarin zeer indrukwekkend.

Kathryn Harries is als Madame de Croissy nog indrukwekkender dan Anja Silja. Het acteren doet zij niet alleen met haar hele lichaam maar ook met haar perfect gevoerde stem. Haar angst is fysiek voelbaar en haar sterfscène kan niemand koud laten.

Jammer genoeg is Mère Marie van Gabrielle Schnaut niet van hetzelfde kaliber. Met de restanten van de ooit zo imponerende stem wekt zij alleen maar irritatie: geen één noot is zuiver en haar verschrikkelijke wobbel voelt als marteling voor je oren. Wat een verschil met de warme Madame Lidoine, hier onvoorstelbaar mooi en liefelijk gezongen door Anne Schwanewilms!

De enscenering is zeer simpel en er zijn amper decors, wat absoluut niet storend is. En de eindscène steekt Carsen naar de kroon. (Arthouse Musik 101494)

Meer heeft You Tube niet te bieden, helaas:

MÜNCHEN 2010Carmelites-Tcherniakov

München zou München niet zijn zonder ‘spraakmakede’ nieuwe ensceneringen die keer op keer een schandaal veroorzaken. De Dialogues des Carmélites van Dmitri Tcherniakov uit 2010 werd dan ook niet door iedereen met open armen ontvangen. Zelf vind ik de productie zeer spannend, al gaat zijn visie mij soms iets te ver.

Allereerst: vergeet de nonnen, die zijn er niet. Wel een vrouwengemeenschap, opgesloten in een glazen huis. De wereld hebben ze buiten gelaten, maar de wereld kan ze nog steeds zien en zich met hen bemoeien. Claustrofobisch.

Blanche, fenomenaal gezongen en geacteerd door Susan Gritton, heeft duidelijk psychische problemen. Haar heldendaad aan het einde vloeit voort uit dezelfde emoties als haar angst. Twee uitersten van hetzelfde probleem.

De tegenstelling tussen een kordate, hier nogal karikaturaal als een potachtige kapo neergezette Mère Marie (fantastische Susanne Resmark) en de lieve, duidelijk een andere koers ambiërende Madame Lidoine (Soile Isokoski op haar best) kan gewoon niet groter.

En o ja: vergeet de guillotine, want die is er ook niet. Tcherniakov heeft ook het einde veranderd.

Overigens: de kans dat de dvd nog te koop is, is klein. De erven Poulenc vonden de vrijheden die Tcherniakov zich heeft gepermitteerd te ver gaan en zijn naar de rechter gestapt (BelAir BAC061).

Hieronder de trailer:

PARIJS, 2013

Carmelites Py

Met Olivier Py weet je het nooit, al moet ik zeggen dat ik, op de afschuwelijke Romeo et Juliette in Amsterdam na, zijn meeste producties meestal uitstekend vind. Zo ook zijn Dialogues des Carmélites, in 2013 opgenomen in Parijs.

Patricia Petibon is een zangeres met een neiging tot chargeren, maar hier is zij volkomen op haar plaats. Kijkend naar haar krijg ik ongewild visioenen van Edith Piaf. Wat natuurlijk ontzettend goed bij de rol past: een klein, mager, verschrikt vogeltje.

Haar timbre ligt dicht bij die van Denise Duval, maar zij mist haar draagkracht en – voornamelijk – haar lyriek. Toch valt er niet te ontkennen dat de rol van Blanche haar zowat op het lijf is geschreven.

Sophie Koch vind ik een vreemde keuze voor Marie. Zij oogt veel te jong en mist het zekere overwicht en de overredingskracht, zo tekenend voor de rol. Waardoor ook het contrast met Lidoine (een prachtige Veronique Gens) niet groot genoeg is.

Rosalind Plowright is een uitstekende Croissy en Sandrine Piau een heerlijke Constance.

Py gebruikt de orkestrale tussenspelen om religieuze scènes te tonen, inclusief de evocatie van het Laatste Avondmaal en de Kruisiging. Soms een beetje “too much”, maar bij de laatste scène, met de donkere sterrenhemel krijg ik een brok in mijn keel. (Erato 0825646219537)

Hieronder de trailer:

FILM

Carmelites film

Wist u trouwens dat het verhaal van Dialogues des Carmélites in 1960 is verfilmd? In de film zijn onder anderen Jeanne Moreau als Mère Marie en Pascale Audret als Blanche te zien.

Hieronder de laatste scène:

Jenůfa door Alvis Hermanis in Brussel: alleen al vanwege Jeanne-Michèle Charbonnet (Kostelnička) een must

JENUFA

Sally Matthews als Jenufa

Men zegt Janáček, men denkt Moravië. Geen componist die de folklore van zijn vaderland zo prominent in zijn werken heeft uitgebuit zoals hij. Hij was niet alleen een verwoede verzamelaar van Moravische volksliederen, maar ook de gesproken taal heeft hem buitengewoon geïnspireerd. Daarmee creëerde hij zijn beroemde “spraakmelodieën” – een klank was voor hem synoniem niet met een noot, maar met expressie.

Dat is een wetenswaardigheid waarzonder je niet aan Janáček moet beginnen, en al helemaal niet aan Jenůfa. In zijn derde opera, gecomponeerd tussen 1894 en 1903, hoort je als het ware de Moravische bossen wuiven en de vogels tjirpen. En dat alles in een bepaald ritme, met sterk geprononceerde accenten.

De Letse regisseur Alvis Hermanis heeft het goed begrepen en het zich, wellicht iets te, ter harte genomen. De Moravische folklore vormt dan ook zijn inspiratiebron en het levert prachtige, kleurrijke beelden op. Helaas worden ze verstoord door de gebaren waarmee de personages zich bedienen: Hermanis ging uit van een soort “Moravische kabuki”.

JENUFA

Persoonlijk vond ik het storend, zeker in het begin. De gebaren (maar ook de danspassen van het “corps de ballet” en de manier waarop men liep) hadden voor mij iets dwingends, waardoor de nadruk meer op de “spelers” zelf werd gelegd dan op de intrige. En het kwam het ritme van de taal ook niet ten goede.

JENUFA

Toch, achteraf gezien snapte ik het concept wel. De eerste en de derde akte vormden een omlijsting voor het eigenlijke drama dat zich in de tweede akte afspeelde. Geen danspasjes en geen kleurrijke kostuums meer, maar een troosteloze woning in een communistische heilstaat begin jaren zestig. Geen kunstmatige Japanse gebaren, maar een overtrokken hyperrealistische ‘socrealism’ gezien door de ogen van Milos Forman, nog uit zijn Tsjechische periode. Zeer deprimerend en zeer, zeer ontroerend.

Sally Matthews zou niet mijn eerste keuze zijn voor de rol van Jenůfa. Althans, niet op papier, want in het theater heeft de keuze goed gewerkt. Nog steeds had ik moeite met haar beslist niet Slavisch klinkende, ‘blanke’ sopraan en nog steeds klonk ze te Mozartiaans voor mij, maar de intensiteit waarmee ze de rol vertolkte, ontroerde mij zeer. Het was haar roldebuut en ik weet zeker dat ze nog verder zal groeien in haar rol. Ze zou zich alleen wat meer op de uitspraak moeten concentreren, want ik kon geen woord verstaan van wat zij zong.

jenufa

Jeanne-Michèle Charbonnet (ook een roldebuut) was een fenomenale Kostelnička. De rol wordt (te) vaak gezongen door de dramatische zangeressen op leeftijd die zich noodgedwongen van veel geschreeuw bedienen, maar Charbonnet heeft ons laten zien hoe het moet. Haar stem vloeide samen met de ritmische lijnen van Janáček, maar zij schuwde het drama niet.In haar aria “Co chvíla” heeft zij mij tot tranen toe geroerd.

JENUFA

Jean_Mihelle Charbonnet (Kostelnicka) en Andrea Dankova (tweede bezetting Jenufa)

Fantastisch ook was Laca van Charles Workman. Iedere keer als ik hem hoor blijkt hij alweer beter te zijn dan ik dacht. Zo ook nu. Zijn Laca klonk precies zoals het moest: terughoudend, maar dan met een niet gespeelde innerlijke woede. Met zijn wendbare, soepele tenor met heroïsche ondertonen maakte hij alle gevoelens voelbaar. Zijn gevoel voor taal was evident: ieder woord was makkelijk te verstaan. Een grote  prestatie.

JENUFA

Števa werd gezongen door een jonge Schotse tenor, Nicky Spence. Ik vond zijn mooie, lyrische stem meer dan aantrekkelijk, maar voor mij was hij te weinig Števa. Hij was te lief, te aardig, te “teddybeer-achtig” om hem als een losbol en vrouwenversierder te kunnen geloven. Maar wat een stem!

jenufa

Nicky Spence (Steva), Sally Matthews (Jenufa), Carole Wilson (Starenka)

Carole Wilson (Stařenka Buryjovka) liet, zoals altijd trouwens, zien wat men zoal van een kleine rol kan maken!

Het orkest speelde zonder meer fantastisch (ach, die vioolsolo bij het gebed van Jenůfa!), jammer genoeg hoorde ik er te veel Stravinski in. Een beetje meer lyriek zou de uitvoering geen kwaad doen.

copyright foto’s © Forster / De Munt La Monnaie

Een fragment:

Leoš Janáček
Jenůfa
Sally Matthews, Charles Workman, Nicky Spence, Jeanne-Michéle Charbonnet, Carole Wilson e.a.
Symfonieorkest en koor van de Munt onder leiding van Ludovic Morlot
Regie: Alvis Hermanis

Bezocht 21 januari 2014 in de Munt in Brussel