Julietta_Aleksanyan

Reisopera brengt Fidelio als semi Singspiel

Tekst Peter Franken

De Reisopera toert momenteel door het land met een in meerdere opzichten nogal ‘kale’ versie van Fidelio. Het is een coproductie met ‘Warschau’ en ‘Kopenhagen’ waar het werk al eerder te zien was. Dat kwam in zoverre goed uit tijdens de vijfde voorstelling in Rotterdam dat voor de zieke Yorck Felix Speer die de rol van hoofdcipier Rocco vertolkt de bas Krystof Borysewicz kon worden ingevlogen die deze rol reeds in Warschau had gezongen. Het werd alles bijeen een redelijk geslaagde avond maar met de nodige kanttekeningen.

Making of in Warschau (Engels gesproken, Poolse ondertitels):

Beethoven (1770-1827) schreef slechts een enkele opera en het is duidelijk dat hij met dit genre minder affiniteit had dan met zijn symfonische werken en kamermuziek. Zijn Fidelio kende een moeilijke ontstaansgeschiedenis en moest ook nog eens opboksen tegen twee eerdere werken gebaseerd op hetzelfde libretto van Jean-Nicolas Bouilly, te weten Léonore van Pierre Gaveaux uit 1798 en Leonora van Ferdinando Paer uit 1804.

Durans, Francois: Bouilly, J. N. – Repro-Foto nach Gemälde von Durans

Het werk bestond als het ware al in een Franse en een Italiaanse versie voordat Beethoven er mee kwam. De Duitse bewerking kwam voor rekening van Joseph Sonnleithner en om verwarring met die twee voorgangers te voorkomen werden de titel en de naam van de hoofdpersoon veranderd in Fidelio. De eerste versie had première in 1805. De definitieve versie stamt uit 1814.

Het verhaal is uitgesproken melodramatisch, past meer in de sfeer van revolutionaire willekeur die kenmerkend was voor de ontstaansperiode van Bouilly’s werk. Beethoven legt er nog eens een deken van loodzware pathos overheen. Goed beschouwd vormt alleen het schitterende kwartet in de eerste akte ‘Es ist mir wunderbar’ daarop een uitzondering. Tegen het einde worden muziek en tekst tenenkrommend zoals in ‘O namenlose Freude’ en ‘O Gott! Welch ein Augenblick’.

In een productie van Dietrich Hilsdorf die ik in 1998 in het Aalto Theater in Essen zag, werd de voorstelling na ‘Des besten Königs Wink und Wille’ onderbroken om het brandscherm naar omhoog te laten komen. Toen het weer naar omlaag ging, stonden de ongekostumeerde solisten en koorleden bij elkaar op het podium om het slot van de opera uit te voeren, concertant als het ware. Hilsdorf had zo zijn eigen grenzen.

Regisseur John Fulijames heeft ervoor gekozen alle gesproken teksten te laten vallen, die leiden maar af en houden de zaak op. Je moet dus als toeschouwer goed bekend zijn met de loop van het verhaal om de samenhang tussen de verschillende scènes te kunnen doorgronden. Die keuze is onnodig rigoureus: ook met een paar korte zinnen kan de spanning erin worden gehouden zonder de tenen van de luisteraar te doen krommen.

Op zich is het een goede vondst om de toenadering tussen Leonore en Florestan na de aftocht van Pizarro in slow motion uit te voeren met begeleiding door de strijkers. Hiervoor wordt het Strijkkwartet op. 132, molto adagio gebruikt Op het onvermijdelijke videoscherm is te zien hoe twee uitgestoken vingers zich naar elkaar toe bewegen en als die elkaar raken vallen de herenigde echtgenoten elkaar in de armen.

Het decor beperkt zich verder tot een paar rekwisieten: een karretje met rollen prikkeldraad en een paar kapstokken met werkkleding. Op zich niet ongewoon: zo komt het accent meer op toneel en zang te liggen. Echter een Singspiel wordt gedragen door dialogen en als die ontbreken moet alles van het spel van de zangers komen. De regie laat het helaas ook op dit punt afweten. De interactie tussen de protagonisten is minimaal en meestentijds staan ze gewoon op een rijtje naast elkaar naar het publiek te zingen.

Gespeeld werd de ouverture Leonore en op het videoscherm is te zien dat Kelly God als Leonore een schaar in het haar zet en transformeert tot Fidelio. Dan neemt de opera een aanvang.

Het duet tussen Marzelline en Jaquino werd leuk vertolkt door sopraan Julietta Aleksanyan en tenor Petter Moen. Aleksanyan kennen we nog van haar tijd bij de National Opera Studio en verschillende kleine rollen bij DNO. Ze kwam qua stemvolume wat ongelijkmatig op gang maar al gauw klonk ze zoals ik van haar verwacht had.

Mooie heldere stem met een flink volume in de hoogte. Ze is de ingénue in de handeling en met haar tengere gestalte en gekleed in een zwart ‘kostschooljurkje’ voldeed ze prima aan deze typecast. Moen hield zich aardig staande maar komt verder in het stuk nauwelijks nog voor. Ook tijdens het volgende kwartet vervult hij slechts een bijrol. Krystof Borysewicz was adequaat als Rocco en tenor Bryan Register kon redelijk overtuigen in zijn grote aria ‘Gott, welch Dunkel hier’.

Voor de rol van bad guy Don Pizarro kon men beschikken over Bastiaan Everink, een luxebezetting. Bij gebrek aan regie moest hij zijn kwaadaardigheid volledig over het voetlicht brengen met zijn zang en dat resulteerde in aanhoudend gebruik van een stentorstem. Iets meer variatie in dynamiek was welkom geweest. Everink heeft zijn gestalte mee en kan sowieso goed intimiderend overkomen, ook als hij zwijgt.

Frederik Bergman oogde als een joviale Don Fernando, mooi gezongen aardig geacteerd. Als deze minister verschijnt loopt het toneel vol en is er de nodige verwarring. Dan pas laat Filijames wat meer zien op het gebied van personenregie.

Kelly God gaf een goede vertolking van de titelrol maar maakte zo nu en dan een over geëmotioneerde indruk, vooral in haar zang. Bij het ‘abscheuliger, wo eilst du hin’ ging ze bijna door het lint wat op zich de dramatiek ten goede kwam. Jammer dat ze een toontje te laag eindigde, ongebruikelijk voor een Isolde. Alles bijeen een goede vertolking van deze lastige rol. Opvallend dat ze aan het einde Marzelline even in haar armen nam om haar te troosten.

Het koor Consensus Vocalis klonk mooi en verzorgd tijdens het luchten van de gevangenen, met vrouwen deze keer, met korte soli van Bram van Uum en Remmert Velthuis. Ook in het slot liet waarin gevangenen werden herenigd met hun geliefden liet het koor zich niet onbetuigd.

De begeleiding door het orkest Phion was van een hoog niveau. Ook de zo belangrijke inbreng van de hoorns kwam goed uit de verf. Compliment voor dirigent Otto Tausk.

Mini Docu Fidelio deel 1

en deel 2

Fotomateriaal: © Marco Borggreve

La Cenerentola in Amsterdam: het sprookje dat geen sprookje mocht worden.

lacenerentola--s__mb80701

© MATTHIAS_BAUS 

Sprookjes! Als kind kon ik er nooit genoeg van krijgen en nog steeds ben ik er dol op. Ook omdat elk sprookje zijn eigen regels respecteert. Veel is inwisselbaar, maar waar niet aan getornd mag worden is de happy end. Dus ja: het lelijke eendje wordt een pracht van een zwaan en Assepoester wordt een prinses. Alle kwade geesten worden gestraft en we kunnen rustig gaan slapen. In de wereld die dagelijks geregeerd wordt door het slechte nieuws biedt een sprookje je ontsnappingsmogelijkheid, al is het maar voor even.

lacenerentola--s_dsc_8359

© MATTHIAS_BAUS

Helaas moet tegenwoordig ook de sprookjeswereld er aan geloven want in het wereldbeeld van het regietheater moet alles zo natuurgetrouw en zo realistisch mogelijk. En de dromen? O…. dat mag wel, als je maar weet dat het maar een droom is. Dus: nee, als je als Assepoester bent geboren dan word je nooit een prinses. Dat is waar Angelina, het mooie keukensloofje uit de opera van Rossini mee werd geconfronteerd, tegen de wensen van de librettist en componist in.

Laurent Pelly ken ik als één van de beste en de meest geestige regisseurs van zijn generatie maar de laatste tijd stelt hij mij steeds vaker teleur. La Cenerentola, dat door hem als afsluiting van het jaar 2019 in Amsterdam werd gepresenteerd behoort dan ook niet tot zijn sterkste producties. De show is nog steeds spectaculair en geestig, en je komt ogen werkelijk te kort om dat alles wat je wordt voorgeschoteld te kunnen behappen, maar daar ligt ook een beetje het probleem. Het is gewoon te veel.

lacenerentola--us_mb80930

©MATTHIAS_BAUS

Het onophoudelijke schuiven met de decors werkt op den duur vermoeiend en het voortdurend nadrukkelijk bewegen op de muziek (moet dat nou echt? Hebben we inmiddels al zo vaak gezien, het haalt ook je aandacht van de muziek zelf af) is gewoon irritant. Althans voor mij. Wat ik ook niet begrijp is waarom het eerste deel bijna twee uur moest duren: niet alleen niet goed voor je concentratie maar ook allesbehalve logisch.

Muzikaal was het niet minder dan een feest. Toegegeven, het Nederlands Kamerorkest onder de baton van de jonge Italiaanse maestro Daniele Rustioni speelde af en toe een beetje te hard, maar het zij ze vergeven! Het sprankelde en het bruiste dat het een lieve lust is, de ouverture alleen – gespeeld met het doek dicht, bravo! – verdient een pluimpje. Heerlijk.

✨ Non tutte le ragazze sognano di essere Cenerentola, ma tutte le Cenerentole rossiniane sognano di condividere il palco con questi due! @brownleetenor @falstalaimoff 🎶•Sto già vivendo in una fiaba! 💛

Lawrence Brownlee, Cecillia Molinari, Nicola Alaimo © Instagram

Bij de door mij bezochte voorstelling werd de hoofdrol overgenomen door de jonge Italiaanse mezzosopraan Cecillia Molinari. In alle opzichten pracht van een zangeres: haar licht romige stem klonk zoetig en zalvend en haar acteertalent was meer dan evident. Met haar bühne-présence alleen maakte haar een prinses in spe, dat zag je zo… Best jammer dat zij het van de regisseur niet mocht worden.

Lawrence Brownlee (Don Ramiro) en Koor van De Nationale Opera

© MATTHIAS_BAUS 

Haar prins werd virtuoos gezongen door de Amerikaanse tenor Lawrence Brownlee. Brownlee lijkt de laatste tijd de ongekroonde prins van belcanto te zijn, zeker wat de Rossiniaanse coloraturen en de hoge noten betreft. Zelf zou ik mij een beetje meer uitstraling wensen, maar ach… Een mens kan niet alles hebben.

lacenerentola--s_dsc_8230

© MATTHIAS_BAUS 

Nicola Alaimo was een Don Magnifico uit duizenden. Die stem. Dat charisma. Die uitstraling…Ik kon mijn oren noch mijn ogen van hem afhouden. Hoe hij zich al de heerser over de wijnkelder waande en hoe hij met zijn eisenpakket bij de ‘prins’ (in feite de vermomde kamerdienaar Dandini, formidabel vertolkt door de Italiaanse bariton Alessio Arduini ) aanklopte…

Roberto Tagliavini was een fenomenale Alidoro, de ‘mannelijke goede fee’ (of de engel, zo je wilt), zijn warme bas klonk vaderlijk en beschermend.

JUlietta Aleksanyan (Clorinda), Alessio Arduini (Dandini), Polly Leech (Tisbe)

© MATTHIAS_BAUS

Bijzonder gecharmeerd werd ik door de vertolksters van de gemene stiefzusjes, de Armeense sopraan Julietta Aleksanyan (Clorinda) en de Britse mezzosopraan Polly Leech (Tisbe). Beide jonge zangeressen zijn leden van de Nationale Operastudio maar hun niveau is nu al hoger dan van veel gevestigde namen.

Ook voor het mannenkoor van de Nationale Opera niets dan lof. Al met al: ik heb genoten

Trailer van de productie:

Het maken van de pruiken

Gioacchino Rossini
La Cenerentola
Cecillia Molinari, Lawrence Brownlee, Nicola Alaimo, Alessio Arduini, Roberto Tagliavini, Julietta Aleksanyan, Polly Leech
Nederlands Kamerorkest en Koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu) olv Daniele Rustioni.
Regie: Laurent Pelly

Bezocht op 26 december 2019

Tannhäuser in Amsterdam: Wolfram wint

tannie-1

© Monika Rittershaus/DNO

Vergeet de middeleeuwen, de minnenzangers, de pelgrims… We zijn in negentiende-eeuwse Parijse theaterwereld beland en bevinden ons in een exclusieve herensociëteit Jockey Club, waar rijke heren in rookkostuums zich met ballerina’s vermaken. Die ballerina’s die lijken zo te zijn weggelopen van de schilderijen van Degas, maar algauw gaan de tutu’s, de rokjes en de smokings uit en men ‘vermaakt zich’.

tannie-3

© Monika Rittershaus/DNO

Nu is daar iets voor te zeggen. Wagner componeerde zijn opera voor Parijs en dat betekende dat het ballet er een grote rol in moest spelen. In die tijd was het ‘gebruikelijk’ dat de balletmeisjes na afloop van de voorstelling de heren van dienst moesten zijn. Maar, allerbelangrijkste: volgens het libretto bevinden we ons in de grot van Venus waar juist de bacchanalen plaatsvinden. Ik vond het een beetje gedoe en een beetje saai, maar ach..

Tannie4

Svetlana Aksenova (Elisabeth) en Daniel Kirch (Tannhäuser) © Monika Rittershaus/DNO

De tweede acte was beslist beter, spannender ook. Goed, logisch was het allerminst, maar er waren zeer goed geslaagde scénes (opkomst van Elisabeth!) en de zangwedstrijd zorgde voor minutenlang prachtige muziek en goede zang, en daar komen we toch voor naar de opera!

tannie-9

Daniel Kirch (Tannhäuser) en Ekaterina Gubanova (Venus) © Monika Rittershaus/DNO

In de derde acte vond een soort ‘symbiose’ tussen de zinnelijkheid en de verheven geestelijkheid plaats. Zo ging Elisabeth onder de bontmantel van Venus de oneindigheid van de heilige dood in, en boven haar lichaam verenigde Wolfram zich met de liefdesgodin in een eeuwigdurende omhelzing. Waarna iedereen het ‘goed vond’ met iedereen.

tannie-7

Svetlana Aksenova en Björg Bürger (Wolfram) © Monika Rittershaus/DNO

Ondanks de zware symboliek die ik niet altijd begreep (waarom moest één van de danseressen gewurgd worden?) vond ik de derde acte buitengewoon ontroerend. Het ligt voornamelijk aan de muziek, uiteraard, aan de hemels mooie Wolframs aria, aan het Pelgrimskoor, aan de opoffering scène van Elisabeth en aan de ‘Romerzählung‘, het monoloog van Tannhäuser. Allemaal muziek die ik niet met droge ogen kan aan horen.

De Nationale Opera 2019 Tannhäuser - credits Monika Rittershaus 322

Daniel Kirch (Tannhäuser) © Monika Rittershaus/DNO

Voor mij is Tannhäuser een echte Italiaanse opera, belcanto eigenlijk, met echte aria’s. Gegeven dat mijns inziens om ‘Italiaanse zangers’ vraagt, waarmee ik niet de nationaliteit bedoel. De italianitá, dat miste ik in de vertolking van de hoofdrol door Daniel Kirch. Zijn grote stem droeg prima, maar het ontbrak hem aan lyriek en subtiliteiten. Wat hij zong klonk minder als minnezanger en meer als Siegfried. Maar als acteur kon hij mij honderd procent overtuigen. En: hij heeft het volgehouden!

De Nationale Opera 2019 Tannhäuser - credits Monika Rittershaus 355

© Monika Rittershaus/DNO

Svetlana Aksenova was een prachtige Elisabeth. Zowel met haar verschijning, als met haar zang en haar acteren kon zij mij behoorlijk bekoren. Haar eerste aria zong zijn een beetje onzeker maar naarmate de opera vorderde werd zij sterker en ontroerender. Het is amper te geloven, maar het was haar eerste Elisabeth. Sterker: het was haar eerste Wagner. Brava!

https://www.facebook.com/DeNationaleOpera/videos/311568592815059/

tannie-8

Ekaterina Gubanova (Venus) © Monika Rittershaus/DNO

Ekaterina Gubanova was een prima Venus, aantrekkelijk en verleidelijk, maar een beetje onderkoeld. Haar zingen kon ook iets erotischer, maar ach… Het was een uitstekende prestatie.

Stephen Milling zette een imposante Langraf neer. Zijn ronde, ferme bas was welluidend en warm, met een niet gespeelde vaderlijke bezorgdheid naar zijn nicht toe. Maar daar waar nodig klonk hij afschrikwekkend. Fantastisch.

tannie-5

Svetlana Aksenova (Elisabeth) en Björg Bürger (Wolfram) © Monika Rittershaus/DNO

Maar allemaal verbleken ze bij de fenomenale Wofram van de jonge Björn Bürger. In jaren heb ik de rol niet beter, niet mooier, niet sensitiever horen zingen. Hij zag de rol, hij acteerde de rol en hij zong de rol. Zijn bariton is vederlicht maar met voldoende volume en een tenorale timbre. Van hem gaan we veel meer horen.

Helaas kon Kay Stieferman (Biterolf) mij niet echt bekoren, ik vond zijn stem schriel en weinig subtiel. Attilio Galser daarentegen zong een mooie Walther

Grote bravo’s voor de debuterende leden van De Nationale Opera Studio: Lucas van Lierop (Heinrich der Schreiber) en de zoetgevooisde Armeense sopraan Julietta Aleksanyan (Ein junger Hirt, hier vermomd als een serveerster). Wat een potentie!

Maar eerlijk is eerlijk, er kan maar één de winnaar zijn en dat is (naast Aksenova en Bürger) het Koor van de Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu). Ik weet het, ik weet het, ze zijn altijd fantastisch, maar nu hebben ze zich ruimschots overtroffen. Hun lezing van de ‘Pelgrimskoor’ is voor altijd in mijn oren gegriefd. Bedankt!

Enorme bravo ook voor het fenomenaal spelende Nederlands Filharmonisch Orkest. Wagner is natuurlijk koren op de molen van Marc Albrecht, maar ook hij heeft zich ditmaal overtroffen. De zoete, zachte tonen in de inleiding tot Avondster, de ijzige spanning aan het begin van de ‘Romerzählung’….

Mensen: gaat dat zien! Probeer het niet te begrijpen (al moet ik zeggen dat de personenregie van Loy echt prima was en nergens tegen de muziek in) en laat je voeren door de muziek en de fenomenale vertolkers.

Bezocht op 6 april 2019
Voor meer informatie en speeldata: website DNO

Over Tannhäuser in de niet voor de hand liggende opnamen

Liefde zonder zinnelijkheid is geen liefde. Het een en ander over Tannhäuser

In gesprek met Svetlana Aksenova