Laurent_Naouri

Klassieke Pelléas et Mélisande uit Wenen

Tekst: Peter Franken

Dit werk uit 1902 is de enige opera die Debussy wist te voltooien. In 2009 stond het op het programma in Theater an der Wien, een productie van Laurent Pelly. Een opname is op dvd uitgebracht door Virgin Classics.

De eerste akte speelt zich af in een bos bij een watertje waarin zowel Prins Golaud als het jonge meisje Mélisande zijn verdwaald. Pelly en zijn decorontwerper Chantal Thomas hebben dit vorm gegeven door middel van een groot aantal op bomen gelijkende zuilen en een groepje grote keien rondom een opening die een bron moet verbeelden. Het is de opmaat voor een tamelijk naturalistische enscenering waarin het libretto zeer getrouw wordt gevolgd.

De kostumering van Pelly is vrijwel tijdloos maar met accenten die wijzen in de richting van de ontstaansperiode van de opera. Mélisande gaat gekleed in verschillende lichtgekleurde jurken en heeft lang afhangend blond haar.

Door gebruik te maken van een draaitoneel kunnen verschillende grote decorstukken zonder onderbreking voor steeds een volgende scène worden benut. We zien een paar wanden met een bed, de suggestie van een kamertje; een vrijstaande wenteltrap eindigend in een kanteel, een wat onbestemde stellage die de grot voorstelt waarin Pelléas en Mélisande zogenaamd naar een ring lopen te zoeken en zo meer. Van alle producties die ik tot op heden van deze opera heb gezien, is dit de enige waarin alles zo tot in detail wordt getoond.

Uit de dialogen maken we op dat het een sombere boel is op dat kasteel. Hoge bomen laten alleen in de zomer wat direct zonlicht toe, het leven wordt beheerst door het ziekbed van Pelléas’ vader en in de omgeving heerst hongersnood. Ingmar Bergman had er een mooie film van kunnen maken, wellicht nog beklemmender dan de opera, immers zonder zang. Mélisande voelt zich opgesloten in haar omgeving en in haar huwelijk met de oudere Golaud. ‘Je ne suis pas heureuse ici’ zingt ze in de tweede akte. Veel meer komen we over haar gevoelens niet aan de weet.

Pelléas probeert Mélisandes gezelschap aanvankelijk te mijden maar gaandeweg trekken ze steeds meer met elkaar op. Van een affaire is geen sprake maar de wederzijdse liefde groeit, zonder dat een van beiden dat wil toegeven. Pelléas besluit te vertrekken als hij er niet meer tegen kan. Een laatste ontmoeting met zijn schoonzus wordt hem fataal, zijn halfbroer steekt hem dood.

Mélisande baart een dochter maar overlijdt kort daarna, vermoedelijk aan kraamvrouwenkoorts. Tot het laatst probeert Golaud ‘de waarheid’ over haar omgang met Pelléas uit haar te kloppen, zonder resultaat. Grootvader Arkel ziet als enige een lichtpuntje: het nieuwe meisje zal Mélisandes plaats gaan innemen in de familie.

Pelléas et Mélisandepeint par Edmund Leighton (1853–1922).

De keuze van Debussy voor het verhaal van Maurice Maeterlinck werd sterk bepaald door de afwezigheid van dramatiek, context, en het naspelen van het ‘echte’ leven. Veel te gekunsteld allemaal, de toeschouwer zou door de summiere handeling en de veelal onderkoelde uitspraken van de protagonisten veel dieper kunnen doordringen in hun ervaringen. Feitelijk blijft alles een uur lang vrijwel bevroren om plotseling over te gaan in kolkende emoties.

Het begint zodra Golaud argwaan krijgt en zichzelf niet langer ervan kan overtuigen dat zijn halfbroer en zijn jonge bruid gewoon nog twee kinderen zijn die graag bij elkaar zijn, samen spelen als het ware. Maar door Pelléas mee te nemen naar een diepe kelder met een put waaruit een lijkenlucht opstijgt maakt Golaud duidelijk wie de baas is. De scène heeft een onverholen dreigend karakter.

Tegen het einde van de vierde akte laat Golaud zich gaan en sleept zijn vrouw aan de haren door de kamer. Maar meer dan opnieuw ‘je ne suis pas heureuse’ levert dat van haar kant niet op. Men leeft en lijdt in stilte en dat maakt het stuk tot een beklemmend geheel.

Bariton Laurent Naouri is een prachtige Golaud, een rijzige gestalte met bijbehorende stem. Vocaal uitstekend verzorgd en binnen de beperkte bewegingsruimte die de rol biedt een geloofwaardige middelbare man die transformeert van een naïeve goedbedoelende echtgenoot in een achterdochtige jaloerse potentaat die meer waarde lijkt te hechten aan de zekerheid dat zijn jonge vrouw hem niet heeft bedrogen, dan aan haar overleven. Als ze sterft moet hij tenminste een zuivere herinnering aan haar hebben. Hij krijgt uiteindelijk geen van beide.

Stéphane Degout is een zeer goed gecaste Pelléas, oogt jong, gedraagt zich vergeleken met de anderen vrij impulsief en zijn zang is voorbeeldig. Dit personage is tragisch, hij wordt geleefd.

Fragmenten van de tweede acte:



Zijn grootvader Arkel verbiedt hem om een stervende vriend te bezoeken omdat hij zijn eigen langdurig zieke vader niet alleen mag laten. En hij wil de wijde wereld in om niet in de verleiding te komen zijn broer te bedriegen met die mooie onwereldse Mélisande die hem vanaf haar binnenkomst al fascineert. Ondanks zijn goede bedoelingen wordt hij gedood maar dat schijnt eigenlijk niemand van zijn familieleden echt te deren. Que sera, sera.

De derde in de driehoek word vertolkt door de verrukkelijke Natalie Dessay. Probleem is dat ze er in al haar rollen uitziet als het lieve meisje met de bijbehorende mooie stem. Haar Mélisande lijkt de onschuld zelve, onbegrepen maar niet erg geheimzinnig. Hoewel, ‘ik lieg nooit, alleen tegen je broer’, vertelt ze Pelléas. Maar Dessay’s aanwezigheid heeft zo’n enorme meerwaarde dat dit aspect gemakkelijk kan worden vergeten. Ze zingt prachtig en haar acteren is volstrekt naturel. Philip Ens is ontroerend als de oude koning Arkel en Beate Ritter is gewoon erg goed als Golauds zoontje Yniol.

Het ORF Radio-Symphonieorchester Wien onder leiding van Bertrand de Billy heeft een groot aandeel is het succes van deze voorstelling. Prachtige balans tussen orkest en solisten, ze kunnen zich ook fluisterend verstaanbaar maken, precies zoals Debussy het bedoeld heeft.

Trailer:

Pelléas et Mélisande in Zürich

Pelléas et Melisande uit Zurich werd door de regisseur totaal verpest

Le Rossignol als speelse operafilm

Tekst: Peter Franken

Le Rossignol ofwel De nachtegaal is een korte opera in drie aktes van Igor Stravinsky. Het is een muzikaal sprookje naar het verhaal van Hans Christian Andersen. De eerste uitvoering vond plaats op 26 mei 1914 door de Ballets Russes in de opera van Parijs o.l.v. Pierre Monteux.

Het verhaal gaat in grote lijnen als volgt:

Een Visser (tenor) in zijn boot aan het strand zingt dat hij de Nachtegaal (sopraan) nog niet heeft gehoord. Een groep hovelingen van het keizerlijk hof arriveert, geleid door een Kokkin (sopraan). Ze zoeken de Nachtegaal omdat de Keizer (bas) haar wil horen. De Nachtegaal accepteert de uitnodiging om mee te gaan naar het hof.

De Nachtegaal betovert de Keizer met haar zang, maar krijgt concurrentie van een speeldoos die door de Keizer van Japan aan de Keizer van China is gestuurd. De Keizer wil de zang van de echte Nachtegaal vergelijken met die van de mechanische waarop de Nachtegaal beledigd wegvliegt. De Keizer verbant haar als straf uit het rijk omdat zij zo onbehouwen is vertrokken en laat de speeldoos in de keizerlijke slaapkamer plaatsen als eerste zanger.

De Dood (mezzosopraan) verschijnt aan het keizerlijk bed. De speeldoos is stuk en de Keizer verkeert in doodsnood door de stemmen van de geesten die langs zijn bed sluipen en hem niet alleen herinneren aan zijn goede, maar ook slechte daden. Angstig roept hij om zijn muzikanten. Dan verschijnt de Nachtegaal die de Keizer opvrolijkt met haar zang. Ze haalt de Dood over haar prooi te laten gaan. Het leven van de Keizer is gespaard en hij smeekt de Nachtegaal voor altijd te blijven. Die ziet dat niet zitten maar belooft elke nacht terug te komen om voor de Keizer te zingen. De opera eindigt met de Visser die de Nachtegaal prijst en haar dankt dat ze naar hem is teruggekeerd.

Een eerdere cd opname van dit werk is gebruikt voor het maken van een filmversie. De Nachtegaal wordt prachtig vertolkt door coloratuur sopraan Natalie Dessay. Ze zingt de Franse tekst zodanig dat het bijna echte vogelzang lijkt, heel hoog ‘kwetterend’ met het grootste gemak.

De Kokkin komt voor rekening van Marie McLauglin en Violeta Urmana vertolkt de Dood. Als de Visser horen we Vsevolod Grivnov, de Keizer komt voor rekening van Albert Schagidullin en Laurent Naouri is de Kamerheer. Het Orkest van de Opera National de Paris staat onder leiding van James Conlon.

De film waarin deze gebeurtenissen worden getoond is gemaakt door Christian Claudet. Hij heeft gekozen voor een raamvertelling waarbij gebruik wordt gemaakt van alle technische middelen die de computertechnologie in 2014 te bieden had. Het levert bij vlagen surrealistische beelden op maar soms ook weer heel herkenbare situaties.

Een jongetje loopt ’s avonds laat de pottenbakkers werkplaats van zijn grootvader binnen en ziet daar een ongebruikelijk groot object dat nog steeds een beetje warm is. Als hij dit aanraakt verandert de ruwe aardewerken pot in een rijk gedecoreerde half doorschijnende porseleinen vaas. Als de jongen erin kijkt ontwaart hij een visser in zijn bootje en dan begint het muzikale gedeelte.

De kamerheer heeft feitelijk de macht in handen omdat hij beter weet om te gaan met computertechnologie dan de keizer. De Nachtegaal wordt getransformeerd tot virtual reality object en moet deelnemen aan een talentenshow. De Keizer raakt zo onder de indruk van de Nachtegaal dat  de Kamerheer vreest zijn invloed op hem te verliezen. Hij manipuleert de tv show door een speelgoedvogeltje te laten zingen en laat de applausmeters nu sterker uitslaan. De echte vogel vliegt beledigd weg.

Als jaren later de Keizer op sterven ligt in een isolatie bubbel onder permanent cameratoezicht krijgt de Nachtegaal medelijden en komt weer terug. Uiteindelijk wordt ook de porseleinen vaas weer een ruw aardewerken pot. Het jongetje loopt met zijn grootvader de hut uit.

Het ziet er prachtig uit allemaal en Natalie Dessay is een plaatje van een zangeres. Tussen alle flitsende beelden door ontwaren we de Verboden Stad en andere Chinese clichés. Alle Chinese personages zijn herkenbaar ‘folkloristisch’ gekostumeerd  met uitzondering van Dessay die naturel rondloopt in een kort wit slaapjurkje: zij is geen mens maar een dier en die dragen geen kleding. Een aanrader dit korte werk.

Le Rossignol in Amsterdam:
De nachtegaal en andere fabels van Igor Stravinsky: een van de mooiste producties bij de Nationale Oper

Le Rossignol Chen Reiss
Le rossignol et la rose : interview with Chen Reiss

About Eisler, Brecht, exile and Hollywood



We live in very strange times. One composer after another emerges from oblivion and starts a (re)new(ed) march to victory. At least, if he (she) is lucky, because nothing is as short as the human memory and many of the ‘excavated’ composers are already covered in a thick layer of dust, after they have been performed and/or recorded only once (or maybe twice). For: “No day without Bach” and Beethoven’s piano concertos really do have to be recorded for the hundred millionth time.



Hanns Eisler has never _really_ been forgotten, which he owes in part to his friend and author of the texts for his songs and cantatas, Bertolt Brecht. In 1998, Decca’s ‘Entartete Musik’ series released its second CD of Eisler’s music: songs he composed during his exile in Hollywood.

Eisler was not alone in seeking refuge in the Mecca of film industry and trying his luck there, and he too has participated in a few films. His main occupation, however, was teaching, first in New York and Mexico and from 1942 at the University of Southern California.

Eisler and Brecht in Leipzig



In Hollywood, Eisler was united with Brecht and in May of that year he started working on the ‘Hollywood Songbook’. For most of the songs he composed between May ’42 and December ’43, he used poems that Brecht wrote during his stay in Scandinavia in the years 1938 – 1940 (the so-called ‘Steffinsche Sammlung’),

When Brecht temporarily stayed in New York, Eisler turned to other poets: Hölderlin, Pascal, Eichendorff, Goethe. There is an essential difference between the settings: the ‘Brecht Lieder’ are often bitter, aggressive, sometimes cabaretesque in nature; the others tend to be more melancholic, more melodious, more rooted in the tradition of the art of song.

Matthias Goerne, despite his young age (he was 31 at the time of the recording), was no longer an unknown quantity and already had a few recitals to his name. He has a wonderful timbre and sings with full understanding of the texts. Unfortunately, he is far too much like his illustrious predecessor (I will not name names) and that is a bit disturbing to me, although it may be a recommendation for someone else. Peanuts, actually, because as far as I know it’s the only recording of the complete ‘Hollywood Songbook’, so if you come across it: buy it!
He is accompanied by Eric Schneider in an exceptionally skilful way.





Hans Eisler
The Hollywood Songbook
Matthias Goerne (baritone)
Eric Schneider (piano)
Decca 460582-2



If you want to know what a jazzed-up ‘Hollywood Songbook’ sounds like, listen to Laurent Naouri. It’s quite fun to discover how very Weill-like Eisler sounds here. Listen to ‘Kalifornischer Herbst’, which could have come straight out of one of his ‘shows’.
It is a CD that is best listened to at night, with a glass of whisky.



Bridges
Hanns Eisler and Sergei Prokofiev
Hollywood Songbook (extracts) & Improvised Variations
Laurent Naouri (bass-baritone), Guillaume de Chassy (piano), Thomas Savy (clarinets) Arnault Cuisinier (double bass)
Alpha 210

Armide. Christoph Willibald Gluck vond het zelf zijn beste werk. U ook?

Armida Agostino_Carracci,_Frontespizio_della_prima_edizione_illustrata_della_Gerusalemme_Liberata,_1590


Agostino Carracci (su disegno di Bernardo Castello), Frontespizio della prima edizione illustrata della Gerusalemme Liberata, Genova, 1590

Men kan zich afvragen waar het aan ligt dat juist Gerusalemme liberata van Torquato Tasso zo veel verschillende componisten uit zo veel eeuwen heeft geïnspireerd. En dan niet het hele epos, maar specifiek de Armida-episode. Ligt het aan het magisch-realistische verhaal vol onverholen haat, wraak, woede en passie? Met personages (mens of heks) die verscheurd worden door hun tegenstrijdige gevoelens, hun innerlijke strijd tussen liefde en plicht? Ik zou het niet durven zeggen. U?

Armida 7dd1839cd61799f99af3d9a583eaa105

Francesco Hayez, “Rinaldo en Armida”

De eerste bij het grote publiek bekend gebleven Armida werd gecomponeerd door Jean-Baptiste Lully, op het libretto van Philippe Quinault. Hetzelfde libretto heeft Gluck een kleine honderd jaar later gebruikt voor zijn vijfde ‘Franse opera’ Hijzelf beschouwde Armide als zijn allerbeste werk, maar het publiek (en de geschiedenis) dachten er iets anders over.

Zelf ben ik er ook nooit zo van gecharmeerd geweest. Maar hoe langer ik mij met de opera heb beziggehouden, hoe meer ik hem heb leren te waarderen.  De opera kent een paar schitterende aria’s en ensembles, met als een absoluut hoogtepunt het hartverscheurende ‘Enfin, il est en ma puissance’, een hysterische hartenkreet van de verliefd geworden furieuze tovenares Armide.

Armide-EMI

Ik ken maar twee complete opnamen van Glucks werk: onder Richard Hickox op EMI (6407282) en onder Marc Minkowski op Archiv (4596162). Merkwaardig eigenlijk als je bedenkt dat de opera tegenwoordig best vaker wordt uitgevoerd.

De opname van Hicox (3 cd’s) duurt ruim 26 minuten langer dan Minkowski. Ik ken de opera niet zo goed om te kunnen constateren of er bij Minkowski coupures zijn aangebracht, maar dat denk ik eerlijk gezegd niet. Zijn tempi zijn simpelweg behoorlijk aan de snelle kant – behalve de ouverture dan, daar is hij behoedzaam in.

Armide-Minkowski

Dat slepende van Hickox is op den duur behoorlijk irritant en ik ben een paar keer gewoon ingedut. De dertig jaar oude opname klinkt wel nog steeds mooi, al haalt de klank het heldere en transparante van Minkowski niet.

Ook wat de zangers betreft wint de Fransman het ruimschoots van zijn Engelse collega. Nou ben niet zo’n fan van Mireille Delunsch en ik vind haar ‘Enfin il est en ma puissance’ op Minkowski’s opname behoorlijk achterblijven bij de interpretaties van bijvoorbeeld Véronique Gens of Anna Catarina Antonacci (waarom is de voorstelling met Antonacci nooit officieel opgenomen?) Niettemin is Felicity Palmer (Hickox’ opname) ondanks haar perfecte dictie en onberispelijk tekstbegrip geen match voor haar.

Charles Workman (Renaut) weet een perfecte balans tussen de heldhaftige en de meer lyrische vinden – daar kan zelfs mijn geliefde Anthony Rolfe Johnson niet tegen op.

Laurent Naouri is een zeer macho Hidraot, maar wat de opname van Minkowski dat ‘superplus’ geeft, is het optreden van Ewa Podles in de kleine rol van La Haine (de Haat). Van haar stem en voordracht gaat het u duizelen. Vind maar eens een alt met een diepere klank, één die ook nog eens alle hoge noten paraat heeft en je met haar interpretatie sprakeloos achterlaat!

Hickox:


Minkowski:


En hieronder een curiositeit: een complete Armide uit Madrid, 1985, met Montserrat Caballé:

Als Gaza noch schön war – Samson et Dalila an der Met

Text: Mordechai Aranowicz

 

Samson et

© Ken Howard / Met Opera

Nach der Wiener Staatsoper, präsentierte nun die Metropolitan Opera eine Neuproduktion von Camille Saint-Saens Oper Samson et Dalila mit Roberto Alagna und Elina Garanca. Die geschmackvolle Neuproduktion des serbischen Musical-Regisseurs Darko Tresnjak eröffnete dieses Jahr die Met Saison und war optisch in jeder Hinsicht eine Freude.

Obwohl die Handlung im (antiken) Gaza spielt, erlag das Regieteam nicht der plumpen Versuchung, die Handlung mit dem Nahostkonflikt zu vermengen, sondern beliess das Werk schön, brav – und das meine ich als Kompliment –  in der Antike!

Samson garanca-alagna-saint-saens-ken-howard-met-opera

©Ken Howard / Met Opera

Bühnenbildner Alexander Dodge hatte dabei leicht abstrahierte Räume geschaffen, die die im Libretto geforderten Orte darstellten, und dabei orientalische Architektur mit futuristischen Elementen kombinierte, Linda Chos Kostüme beschworen die Zeit der Philister im biblischen Land Kanaan herauf.  Eine hochästhetische, geschmackvolle Produktion, die ein Werk respektiert und doch in ihrer Ausdrucksweise ganz im heute verhaftet ist.

Samson garanca

Elina Garanca, Roberto Alagna © Ken Howard / Met Opera

Musikalisch war man vor allem von Elina Garanca begeistert, deren sinnlicher Mezzo, nicht nur ihren Tenorpartner verführte, sondern das gesamte Opernhaus. Da stimmte jede Geste und Note, die berühmte Arie ‘Mon coeur s`ouvre à ta voix’ offenbarte die gesamte Ambivalenz des Charakters.

Samson

Roberto Alagna © Ken Howard / Met Opera

Roberto Alagna dagegen besitzt immer noch sein wunderbares kräftiges Timbre, zeigte jedoch in der Höhe deutliche Abnutzungserscheinungen, so klang insbesondere im dritten Akt und in der Schlussszene die Stimme oft verengt und fahl.

Samson Naouri

Laurent Naouri © Ken Howard / Met Opera

Rundum Grossartig dagegen der finstere Oberpriester des Dagons von Laurent Naouri und berührend die kurzen Auftritte Dimitry Beloselsky als altem Hebräer. Der Chor erbrachte eine rundum gelungene, beeindruckende Leistung. Die Tänze während des Bacchanale wirkten jedoch von Austin McCormick etwas einfallslos choreographiert.

Sir Mark Elder dirigierte das Met Orchester zwar genau und sängerfreundlich, hätte jedoch an manchen Stellen dramatischer zupackender dirigieren können. Darunter litt vor allem der Coup de Theatre der Schlussszene mit dem einstürzenden Tempel, zumal es auch die Inszenierung es an dieser Stelle bei Andeutungen beliess. Am Ende dieser insgesamt wunderbaren Aufführung gab es begeisterten Jubel für alle Beteiligten.

Trailer:

Spetterende ‘Benvenuto Cellini’ uit Amsterdam is ook op dvd niet te versmaden

Cellini dvd

De beeldhouwer Benvenuto Cellini was geen lieverdje. Hij had ettelijke affaires, zowel met vrouwen als mannen en voor een beetje moord draaide hij zijn hand niet om. En toch heeft Berlioz voor zijn eerste opera Cellini als zijn titelheld gekozen. Het is mijn opera niet maar van de  Amsterdamse productie van Terry Gilliams in 2015 heb ik zo ontzettend genoten dat ik de voorstelling een paar keer heb bezocht.

De uitbundige, rijke productie kan ik in één woord samenvatten: wervelstorm.  Cellini is een hel van een rol, maar laat het aan John Osborn over! Luister maar naar zijn ‘La gloire était ma seule idole’, wow!

Mariangela Sicilia is een fantastische Teresa. Haar lichte sopraan lijkt geschapen voor de rol maar het is voornamelijk dankzij de fantastische personenregie en de onvoorstelbaar goede orkestbegeleiding door Sir Mark Elder dat zij de rol zich eigen maakt.

Laurent Naouri (Fieramosca) is een kostelijke intrigant. Wat een stem en wat een acteur! Michèle Losier is een prachtige Ascanio, Maurizio Muraro een voortreffelijke Balducci en Orlin Anastasov een prima paus.

In de herbergierscéne is het Marcel Beekman, die met zijn onweerstaanbaar optreden als Le Cabaretier de show steelt, maar ook de kleine rollen van Bernardino (Scott Conner), Francesco (Nicky Spence) en Pompeo (Andrè Morsch) zijn meer dan voortreffelijk bezet.

Beeldregie van François Roussillon is schitterend. Hij licht alle belangrijke details uit zonder het geheel uit het oog te verliezen. Daardoor kun je ook perfect zien wat een echt goede personenregie met een opera doet. Let ook op het meer dan voortreffelijke koor: elk koorlid is een individuele personage.

Hieronder trailer van de productie:

Wie er niet bij waren kunnen nu hun gemiste kans halen. Voor wie er bij waren: deze dvd is een blijvende herinnering aan één van de mooiste DNO-producties ooit.

Hieronder publieksreacties na de première:

HECTOR BERLIOZ
Benvenuto Cellini
John Osborn, Mariangela Sicilia, Michèle Losier, Maurizio Muraro, Laurent Naouri, Orlin Anastassov, Nicky Spence, Marcel Beekman, André Morsch e.a.
Chorus of Dutch National Opera (Ching-Lien Wu), Rotterdam Philharmonic Orchestra olv Sir Mark Elder
Regie: Terry Gilliam
Naxos 110575-76

BENVENUTO CELLINI van BERLIOZ in Amsterdam

BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie

Les Contes d’Hoffmann van Offenbach door de ogen van Carsen, Py en Pelly

Hoffmann affiche

Scenes from the Paris premiere 10 februari 1881 © Wikipedia

 

ROBERT CARSEN

Hoffmann Carsen

Die Carsen toch! Iedere keer als ik denk, dat hij zichzelf heeft overtroffen, komt hij met weer een nieuwe productie die de vorige in de schaduw stelt.

Waar hij het vandaan haalt weet ik niet, maar het is allemaal zo verschrikkelijk geniaal. Logisch voornamelijk, en altijd consequent doorgevoerd. Ook bij de enscenering van Les Contes d’Hoffmann opgenomen bij Paris National Opera in 2002  (Arthaus Musik 107027).

Het geheel is opgebouwd als de repetities en de voorstelling van Don Giovanni, waarin alle dramatis personae een dubbele rol spelen: die van zichzelf en van de participanten van de opera in de opera. Alles ligt in de handen van de regisseur (de zeer kordate en imposant overheersende Bryn Terfel), die alle touwtjes in handen heeft en behendig alles en iedereen manipuleert – zowel op de bühne als achter de coulissen.

Carsen heeft iets met glamour en pracht en praal, geen wonder dat alle vrouwenfiguren, inclusief de Barbie-achtige Olympia (schitterende Désirée Rancatore) het meest op de oude filmdiva’s lijken. Alles is doorspekt met vele opera- en filmcitaten, inclusief het kitscherige einde.

Het zingen is fenomenaal. Neil Schicoff (Hoffmann) is geweldig goed bij stem, Zijn Hoffmann stijgt die van Domingo naar de kroon. Maar ook Ruth Ann Swenson (Antonia), Suzanne Mentzer  (Muse) en Béatrice Uria-Monzon (Giulietta) zijn fantastisch en eigenlijk iedereen maakt grote indruk met zijn/haar optreden.

Neil Shicoff zingt ‘Kleinzach”:

 

Het Orchestre et Choers de l’Opera National de Paris stijgt onder leiding van Jesus Lopez-Cobos tot ongekende hoogten.

Bryn Terfell als Lindorff:

 

OLIVIER PY

Hoffmann Py

 

Kunst, seks en dood, daar gaat Les Contes d’Hoffmann over volgens de Franse regisseur Olivier Py. Dat voert hij zeer consequent door in zijn productie uit 2008, die met veel beroering in Genève in première ging en een jaar later op dvd verscheen bij BelAir (BAC 049).

De drie begrippen zijn met elkaar verstrengeld in de belichaming van het verlangen. Zo vormen ze een soort drie-eenheid die verscholen gaat achter het masker van een ‘vrouw’.

Daar is Py zeer consequent in. Vandaar dat alle vrouwen op de bühne er precies hetzelfde uitzien. Met hun zwarte pruik en overdreven make-up lijken ze sprekend op Liza Minelli in Cabaret.

 

Er zijn doodsmaskers, begrafenisondernemers en skeletten, er is veel (frontaal, m/v) naakt en echte orgiën, en Olympia lijkt net een opblaaspop uit de sekswinkels. Ik vind het fantastisch. Het klopt, het is logisch en bovendien ongemeen spannend.

Het zeer futuristisch aandoende decor van steeds wisselende stellages van staal, spiegels, glas en (voornamelijk) aan- en uitgaande lichtjes is zeer suggestief. Het werkt.

Daarbij is de cast zeer sterk. De Belgische tenor Marc Laho is een prachtige Hoffmann. Zijn stem heeft iets weg van Alfredo Kraus – een echte ‘leggiero’ maar dan met meer kracht. En met een perfecte uitspraak van het Frans.

De schurken zijn in goede handen van Nicolas Cavallier en dames Stella Doufexis, Patricia Petibon, Rachel Harnish en Maria Riccarda Wesseling zijn allen meer dan overtuigend. Een aanwinst.

LAURENT PELLY

HoffmannDVD Pelly

 

Laurent Pelly stelt zelden teleur. Zijn enscenering van Les Contes d’Hoffmann, op dvd uitgebracht door Erato (hope;ijk nog steeds verkrijgbaar), is daar weer bewijs van. En ook de zangers laten het niet afweten, met glansrollen voor Michael Spyres en Natalie Dessay.

Niet alle hedendaagse producties kun je ‘eurotrash’ noemen. Ik denk dat de meeste regisseurs zeer integer te werk gaan en de reden dat wij er niet zo veel over horen is heel simpel: zij veroorzaken geen schandalen en dat is voor de pers niet interessant genoeg.

Neem nou Laurent Pelly: wat hij ook onder handen neemt, het verandert in goud. Toegegeven, soms is het een beetje ‘namaakgoud’, maar toch. Zijn ensceneringen zijn intelligent en altijd trouw aan de muziek.

Zijn Les Contes d’Hoffmann  uit Barcelona, 2013, is een beetje surrealistisch en voelt als een boze droom. Iets waar ik mij zonder meer in kan vinden. Alleen al hoe hij de incarnatie van Muse in Niclausse verbeeldt is een opera-oscar waard.

Michael Spyres behoort tot de steeds groeiende groep jonge tenoren, die nu nog in het lyrische vak zitten, maar die al een belofte voor ‘dramatico’ in zich hebben. De rol van Hoffmann vereist kracht, maar moet zeer lyrisch gezongen worden, denk aan Domingo in zijn jonge jaren. Daar voldoet Spyers ruimschots aan.

Zijn interpretatie van ‘Kleinzach’ is wellicht de beste die ik in jaren heb gehoord: perfecte hoge noten, allemaal al punto en dat ook nog met begrip voor de tekst. En zijn Frans is niet minder dan perfect.

‘Légende de Kleinzack’ gezongen door Michael Spyres:

 

Ook Natalie Dessay, één van de favoriete zangeressen van Pelly is van de partij. Nu niet meer als Olympia, de rol waar zij een stempel op heeft gedrukt, maar als de zieke Antonia. Een creatie om nooit te vergeten.

 

De jonge Kathleen Kim is een overtuigende Olympia en Tatiana Pavlovskaya een zeer sensuele Giulietta.

Ik ben een groot bewonderaar van Laurent Naouri en ook hier stelt hij mij niet teleur. Met zijn paars gelakte nagels en een “gedegen” make-up zingt hij een duivel uit duizenden. Simpelweg geniaal.

 

MEER OFFENBACH EN PELLY

Over Pelly en Offenbach gesproken: u kunt absoluut niet om zijn regies van de operettes van Offenbach heen. Virgin (51930196) heeft een paar jaar geleden een werkelijk briljante La Vie Parisienne (daar is Die Fledermaus losjes op gebaseerd, wist u?) uit Lyon uitgebracht:

En mocht u het nog niet in uw bezit hebben: La Belle Hèléne (met de werkelijk onweerstaanbare Felicity Lott in de hoofdrol), lange tijd niet verkrijgbaar, is eindelijk weer op de markt teruggebracht (Arthaus Musik 107000).

LES CONTES D’HOFFMANN in Amsterdam

COPPÉLIA

LES CONTES D’HOFFMAN door Laurent Pelly

hoffmanndvd

Niet alle hedendaagse producties kun je “eurotrash” noemen. Ik denk dat de meeste regisseurs zeer integer te werk gaan en de reden dat wij er niet zo veel over horen is heel simpel: zij veroorzaken geen schandalen en dat is voor de pers niet interessant genoeg.

Neem nou Laurent Pelly: wat hij ook niet onder handen neemt verandert in goud. Toegegeven, soms is het een beetje ‘namaak goud’, maar toch. Zij ensceneringen zijn voornamelijk intelligent en altijd trouw aan de muziek.

Zijn Les Contes d’Hoffmann  uit Barcelona, 2013, is een beetje surrealistisch en voelt als een boze droom. Iets waar ik mij zonder meer in kan vinden. Alleen al hoe hij de incarnatie van Muse in Niclausse verbeeldt is een opera-oscar waard.

Michael Spyres behoort tot de steeds groeiende groep jonge tenoren, die nu nog in het lyrische vak zitten, maar die al een belofte voor ‘dramatico’ in zich hebben. De rol van Hoffmann vereist kracht, maar moet zeer lyrisch gezongen worden, denk aan Domingo in zijn jonge jaren. Daar voldoet Spyers ruimschots aan.

Zijn interpretatie van ‘Kleinzach’ is wellicht de beste die ik in jaren heb gehoord: perfecte hoge noten, allemaal ‘al punto’ en dat ook nog met begrip voor de tekst. En zijn Frans is niet minder dan perfect.

Ook Natalie Dessay, één van de favoriete zangeressen van Pelly is van de partij. Nu niet meer als Olympia, de rol waar zij een stempel op heeft gedrukt, maar als de zieke Antonia. Een creatie om nooit te vergeten.

De jonge Kathleen Kim is een overtuigende Olympia en Tatiana Pavlovskaya een zeer sensuele Giulietta.

Ik ben een groot bewonderaar van Laurent Naouri en ook hier stelt hij mij niet teleur. Met zijn paars gelakte nagels en een “gedegen” make-up zingt hij een duivel uit duizenden. Simpelweg geniaal.

‘Légende de Kleinzack’ gezongen door Michael Spyres:

JACQUES OFFENBACH
Les Contes d’Hoffmann
Michael Spyres, Kathleen Kim, Natalie Dessay, Tatiana Pavlovskaya, Laurent Naouri, Michèle Losier e.a.
Symphony Orchestra and Chorus of the Gran Teatre del Liceu olv Stéphane Denève
Regie: Laurent Pelly
Erato 46369140

Benvenuto Cellini in Amsterdam: een uitbundige wervelstorm

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn als Benvenuto Cellini. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Is Benvenuto Cellini van Berlioz een niet goed op zijn waarde geschat meesterwerk die zijn tijd ver vooruit was? Of is het een tot mislukken gedoemd broddelwerk van de door jeugdige overmoed overmande beginnende componist? Ik ken mensen die het werk bijna net zo hoog schatten als de vermaarde artiest op wiens dagboeken de opera is gebaseerd.

Dat de partituur verrassend is staat buiten kijf, evenals dat Berlioz buiten de gebaande operapaden treedt. Maar: is het voldoende? Nee, denk ik nadat ik naar al de beschikbare opnamen van de verschillende versies van de opera heb geluisterd. Ja, zeg ik volmondig nadat ik de productie van Terry Gilliam in het Amsterdamse Muziektheater heb gezien. De muziek kan mij nog steeds niet bekoren, maar als het zo gedaan en gezongen wordt, dan mogen ze van mij ook een telefoonboek op de planken brengen.

Scène uit Benvenuto Cellini. Solisten, Koor van De Nationale Opera, acteurs

Foto: Clärchen & Matthias Baus

De uitbundige, rijke productie kan ik in één woord samenvatten: wervelstorm. Er gebeurt zo ontzettend veel dat je ogen te kort komt en toch wordt het nergens té. Dat het je duizelt is natuurlijk de bedoeling, maar dat staat ook in de partituur. En in het libretto, waar Gilliam en zijn co-regisseur en choreografe Leah Hausman zich strikt aan houden.

cellini3

Foto: Clärchen & Matthias Baus

Dat Benvenuto Cellini een flop werd en nog steeds maar mondjesmaat wordt uitgevoerd, ligt ook aan de buitenproportioneel hoge eisen die de opera stelt aan de zangers. En aan de dirigent, die zich geplaatst ziet voor een dilemma: zet hij het orkest in het zonnetje en laat ze op de volle sterkte musiceren of kiest hij voor de zangers?

Laat het aan Sir Mark Elder over. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest was onder zijn leiding zo perfect in balans dat je ze eigenlijk hoorde fluisteren. Petje af! Nooit eerder heb ik de partituur met zo veel oog voor detail uitgevoerd gehoord, met zo veel kleuren en nuancen. De beroemde ouverture, gespeeld (o wonder! Het kan dus nog echt!) voor het gesloten doek spetterde de zaal in en de pret zat er vanaf de eerste noot meteen in.

Elders begeleiding van de zangers was werkelijk uniek. Je voelde de liefde waarmee  hij ze door de bijna onzingbaar geschreven noten loodste. In de “Sur les monts les plus sauvages” gunde hij John Osborn (Cellini) alle tijd en rust om hem niet alleen zijn hoge des, maar ook zijn pianissimo op zijn mooist te laten uitkomen.

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Cellini is een hel van een rol, maar Osborn wist zich er goed raad mee. Zijn stem is inmiddels groter geworden, heroïsch bijna, maar zijn souplesse is intact gebleven, waardoor  ‘La gloire était ma seule idole’ tot één van de vocale hoogtepunten van de voorstelling is geworden. “Technically and musically the most challenging and exciting production I have ever experienced” schreef hij er zelf over. Ik kan het alleen maar beamen en kan niet anders dan mijn hoofd buigen in bewondering.

Eigenlijk moeten wij Patricia Petibon dankbaar zijn voor het (gelukkig tijdig) afzeggen van de rol van Teresa, waardoor wij verwend werden met de formidabele jonge Italiaanse Mariangela Sicilia.

Mariangela Sicilia (Teresa), John Osborn (Benvenuto Cellini)

Marianela Sicilia (Teresa) en John Osborn (Cellini. Foto: Clärchen & Mathhias Baus

Sicilia’s lichte sopraan kon het geweld van de muziek, mede dankzij Mark Elder en het orkest makkelijk aan en met haar onberispelijke hoge noten en sprankelende coloraturen wond zij niet alleen Cellini en zijn leerling Ascanio, maar ook het hele publiek om haar vinger. Ook scenisch was zij meer dan formidabel: haar Teresa was net een pittig katje met wie niet te spotten valt. Over personenregie gesproken!

Laurent Naouri (Fieramosca), Koor van De Nationale Opera

Laurent Naouri (Fieramosca). Foto: Clärchen & Matthias Baus

Voor Laurent Naouri was de rol Fieramosca niet echt nieuw, toch leek hij er nieuw leven in te hebben geblazen. Hij zette een perfecte intrigant neer, die eigenlijk te dom is om gevaarlijk te kunnen zijn waardoor hij in zijn eigen netten verstrikt raakt. Met zijn ietwat nonchalant gevoerde baritonstem en zijn buitengewone acteertalent gaf hij het publiek het gevoel onbeschaamd bij het spel betrokken te worden.

Michèle Losier was een heerlijk jeugdige Ascanio, haar grote aria “Mais quai-je donc” heeft haar terecht een open doekje bezorgd. Maurizio Muraro was een voortreffelijke Balducci en Orlin Anastasov een prima paus.

Ook de kleine rollen van Bernardino (Scott Conner), Francesco (Nicky Spence: onthoud de naam!) en Pompeo (Andrè Morsch) waren meer dan voortreffelijk bezet. In de herbergierscéne was het Marcel Beekman, die met zijn onweerstaanbaar optreden als Le Cabaretier de show stal.

Voor mij is deze ‘Cellini’ één van de beste producties van DNO ooit.

In het interview met de Volkskrant zei Gilliam: “ik wil mijn werk niet analyseren. Kunst gaat over hartstocht. Die komt uit de buik, niet uit het hoofd.”. Zou iemand die zin richting ‘conceptuele’ regietheateradepten willen opsturen? Per express en aangetekend? Bij voorbaat dank.

Hieronder Gilliam over Cellini:

Trailer van de productie:

 Bezocht op 9 mei 2015

zie ook: BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie
Spetterende ‘Benvenuto Cellini’ uit Amsterdam is ook op dvd niet te versmaden

Entre elle et lui: Michel Legrand en Natalie Dessay

LegrandDessayCD

Natalie Dessay is niet zomaar een zangeres. Het beste zou je haar nog kunnen omschrijven als een zingende actrice, maar eigenlijk doe je haar zangkwaliteiten dan tekort. Haar stem is hoog, hoger en hoogst en haar coloraturen zijn duizelingwekkend.

Heeft u haar ooit ‘Ombre légère’ (Dinora van Meyerbeer) horen zingen? Zelfs Mado Robin kon het niet beter! Of neem haar Ophelie uit Hamlet van Thomas! Nee, beter kan ik het mij niet voorstellen.

Inmiddels heeft Dessay een sabbatical van de operabühne genomen om zich wat meer op haar acteerwerk te kunnen concentreren. Tussendoor heeft ze een cd opgenomen met liedjes van – en met – Michel Legrand, simpel getiteld Entre elle et lui (tussen haar en hem).

De samenwerking tussen de twee heeft een onwaarschijnlijk prachtig resultaat opgeleverd. In ‘Pappa do you hear me’ uit Yentl doet Dessay niet onder voor Barbra Streisand, zonder haar een seconde te kopiëren. Haar versie is meer jazzy, maar het onderbuikgevoel blijft behouden.

Hieronder trailer van de opname:

‘Les Moulins de Mon Coer’ uit The Tomas Crown Affaire zingt ze samen met de componist zelf, die, gezeten aan de piano, haar met zijn onnavolgbare toetsentechniek en zijn rokerige stem bijstaat.

Samen met Patricia Petibon jazzt zij dat het een lieve lust is in ‘Chanson des jumelles’ uit Les Demoiselles de Rochefort. Daar gaan je beentjes vanzelf van de grond!

Of neem de meer dan zeer ingetogen gezongen ‘Valse des lilas’, waarbij je je terug waant in de tijd dat Montmartre nog Montmartre was en de goedkope rode wijn niet alleen in de nachtelijke uurtjes rijkelijk vloeide.

Het duet uit Les parapluies de Cherbourg – gezongen met haar man, de bariton Laurent Naouri – is van een onwerkelijke schoonheid. Voor het eerst in mijn lange leven hoorde ik een versie die mij het origineel bijna liet vergeten.

Entre elle et lui
Natalie Dessay sings Michel Legrand
Warner Classics 0825646219179