Jennifer_Larmore

Over de Spaanse nachten en de mooie molenaarsvrouw

Liefde voor je geboorteland is voor veel componisten een inspiratiebron geweest. Zo ook voor Manuel de Falla. De Spaanse folklore diende als basis voor zijn meeste werken, en al  is de invloed van Debussy, Ravel en voornamelijk Dukas bespeurbaar, de Falla heeft zijn eigen stijl ontwikkeld en daar een stempel op gezet. Onmisbaar Spaans dus, maar ook onmisbaar de Falla!

Het humoristische libretto van El sombrero de tres picos is ontleend aan de gelijknamige novelle van Pedro Antonio de Alarcón. Het verhaal, over een mooie molenaarsvrouw en een naar haar gunsten smachtende ambtenaar, was oorspronkelijk bedoeld als een opera, maar een ontmoeting van de Falla met Diaghilev resulteerde in een ballet. Het is de folklore uit Andalusië, waaruit de Falla rijkelijk citeert, en de kern van  het ballet wordt gevormd door een aaneenschakeling van dansen zoals de fandango, de seguidilla en jota.

Ook de Noches en los jardines de España getuigen van liefde voor Andalusië. Vaak onterecht als een piano concert genoemd – de pianopartij dient hier meer voor de coloristische accenten – klinkt het als een eerbetoon voor de betoverende tuinen in Granada.

Noch Domingo, noch Barenboim zijn een vreemde keuze voor het uitvoeren van de Falla’s muziek: beiden zijn van kinds af vertrouwd met het Spaanse idioom. Dat Domingo de musici als zanger benadert, is duidelijk te horen in het transparante geluid van het orkest en Jennifer Larmore zet een vurige Spaanse neer.

Noches en los jardines de España; El sombrero de tres picosChicago Symphony Orchestra olv Plácido Domingo en Daniel Barenboim
Daniel Barenboim piano,  Jennifer Larmore mezzosopraan

Teldec 0630-17145-2

Queen Elisabeth, Leicester and Mary Stuart: history rewritten by Rossini

This opera is perhaps not one of Rossini’s most interesting works, but it is so very beautiful! The story? Leicester, Elisabetta’s lover, makes war in Scotland, secretly marries Matilde (a daughter of Mary Stuart) and takes her and her brother Enrico with him to England. He confides his secret to Norfolk, whom he considers his friend, but the latter betrays him. But it will all work out in the end, and – more importantly – it assures us of more than three hours of vocal pleasure.

It was the first of nine operas Rossini had written for the Teatro San Carlo in Naples. It was also his first opera for Isabella Colbran as well as his first opera in which all recitatives were accompanied by the strings.

For the recording by Opera Rara in 2002, a special edition was made from the manuscript. This was the first time that the work was recorded completely.

The scoring is phenomenal. Jennifer Larmore (Elisabetta) and Majella Cullagh (Matilde) are both irresistible. Bruce Ford is a beautiful, lyrical Leicester and Antonino Siragusa a truly sparkling Norfolk. Giuseppe Carella conducts the whole with great inspiration and verve.

And if the overture sounds familiar to you, then you are right: Rossini reused it for Il Barbiere di Sevilla (ORC22).


Queen Elisabeth, Leicester en Mary Stuart: de geschiedenis door Rossini herschreven

Opera Rara Elisabetta

Deze opera behoort wellicht niet tot de meest interessante werken van Rossini, maar wat is het mooi! Het verhaal? Leicester, de geliefde van Elisabetta voert oorlog in Schotland, trouwt daar in het geheim met Matilde (een dochter van Mary Stuart) en neemt haar en haar broer Enrico mee naar Engeland. Hij vertrouwt Norfolk, die hij als zijn vriend beschouwt zijn geheim toe, maar die verraadt hem. Het komt allemaal goed, en – nog belangrijker – het verzekert ons van ruim drie uur vocaal genot.

Het was de eerste van negen opera’s die Rossini voor het Teatro San Carlo in Napels had geschreven. Het was ook zijn eerste opera voor Isabella Colbran en ook zijn eerste opera waarin alle recitatieven door de strijkers werden begeleid.

Voor de opname door Opera Rara in 2002 werd een speciale editie vanuit het manuscript vervaardigd en het werk werd voor het eerst helemaal compleet opgenomen.

De bezetting is fenomenaal. Jennifer Larmore (Elisabetta) en Majella Cullagh (Matilde) zijn beiden onweerstaanbaar. Bruce Ford is een mooie, lyrische Leicester en Antonino Siragusa een werkelijk spetterende Norfolk. Giuliano Carella leidt het geheel zeer geïnspireerd en met verve.

En als de ouverture u bekend voorkomt dan heeft u gelijk: Rossini hergebruikte het voor Il Barbiere di Sevilla (ORC22)


Carlo di Borgogna van Pacini: een ‘belcanto opname van het millennium’?

Carlo di Borgogna

Vierenzeventig opera’s heeft hij geschreven, maar voor een doorsnee operaliefhebber is hij niet meer dan een naam. Een enkele verzamelaar van Leyla Gencer kende zijn Sappho, een doorgewinterde belcanto bewonderaar heeft Margherita, Regina d’Inghilterra op zijn plank staan. Maar van Carlo di Borgogna heeft bijna niemand gehoord.

Geen wonder. De première in 1835 was een fiasco en de opera werd nooit meer uitgevoerd. Sterker: ook de partituur werd niet eerder uitgegeven. Is het terecht? Laat ik maar eerlijk zijn: een hoogvlieger is het niet.

De opbouw is heel traditioneel: cavattina, cabaletta, stretta en van enige psychologische ontwikkeling van de personages is absoluut geen sprake. Wat dat betreft blijft Paccini ver achter bij zijn tijdgenoten Donizetti en – voornamelijk – Bellini.

Maar de muziek is machtig mooi en er valt wanzinnig veel te genieten. Het is tenslotte niet voor niets dat Pacini ‘Il maestro di cabaletta’ werd genoemd!

Jennifer Larmore en Elizabeth Futral zingen het duet ‘Qual d’un angelo nel core, espulsa schernita’:

De uitvoering is van een onvoorstelbaar hoog niveau. Alle zangers, met Bruce Ford, Jennifer Larmore en Elizabeth Futral voorop beschikken over een formidabele techniek en een ongekende souplesse en David Parry dirigeert met verve en overgave.

Toen de opname in 2001 op de markt werd gebracht werd er in de connaisseurkringen gesproken over een ‘belcanto opname van het millennium’ en daar zat iets in (ORC21)


Discografie: Il Barbiere di Siviglia

barbiere_di_Siviglia_Gioacchino_Rossini

Ik kan mij natuurlijk vergissen maar ik kan het mij niet voorstellen dat er operaliefhebbers bestaan die nog geen opname van Il barbiere di Siviglia in de kast hebben liggen. Er zijn er ook zoveel verschenen, waarvan de allereerste al in 1929. Gek is dat niet: het gaat om één van de meest geliefde opera’s uit de geschiedenis

CD’S:

ROBERTO SERVILE

Barbiere Naxos

Mocht u toch nog Barbier-loos door het leven gaan, dan doet u er goed aan om de opname op Naxos (8660027-29) aan te schaffen. Niet dat deze de beste is, want op veel punten kun je je een beter alternatief voorstellen, om te beginnen met de dirigent (een beetje saaie, maar verder goede Humburg). Maar de zangers zijn werkelijk heel erg goed, met de haast ideale Almaviva van Ramon Vargas voorop, die me qua elegantie en zangcultuur een beetje aan Luigi Alva doet denken

Sonia Ganassi schittert met perfecte coloraturen en Roberto Servile is een geestige Figaro. Het straalt een echt Italiaanse sfeer uit en in zijn geheel is het voor mij de meest bevredigende opname van het werk. Op cd althans.


GINO BECHI

Barbiere de los Angeles Bechi

Een paar jaar geleden werd de oude (1952) EMI-opname met Victoria de los Angeles, Nicola Monti, Gino Becchi en Nicola Rossi-Lemeni op het budgetlabel Regis  (RRC 2069) heruitgebracht. Het geluid is zeer genietbaar en het is een must voor de liefhebbers van De los Angeles en Gino Bechi.

Dezelfde opname staat ook op Naxos. Hieronder de tweede acte:

PLÁCIDO DOMINGO

Barbiere Domingo

In 1992 kwam Deutsche Grammophon (4357632) met een wel heel bijzondere opname van het werk: de rol van Figaro werd namelijk door niemand minder dan Plácido Domingo gezongen. Hij doet het zeer overtuigend en bewijst dat hij niet alleen over een prachtige stem, maar ook over een komisch talent beschikt.

Jammer alleen van de rest van de cast: Frank Lopardo is een matige Almaviva en Kathleen Battle (kan iemand zich haar nog herinneren?) een ronduit afschuwelijke, mauwende Rosina. Jammer des te meer daar het sprankelende Chamber Orchestra of Europe onder Claudio Abbado werkelijk de sterren van de hemel speelt.


DVD’S:

SIMONE ALAIMO

Barbiere Dario Fo

De Amsterdamse productie van Dario Fo met Jennifer Larmore, Richard Croft en Simone Alaimo werd in 1992 voor Arthous (100412) opgenomen. Zelf ben ik er niet zo kapot van, er gebeurt teveel, er zijn teveel grappen en grollen, en dat hele gedoe leidt alleen van de muziek af. Maar er zijn mensen die het allemaal prachtig vinden, een kwestie van smaak, zal ik zeggen.

MANUEL LANZA

Barbiere Zurich Kassarova

Veel leuker vind ik de productie uit Zürich (Euroarts 2051248) met Vesselina Kasarova, Manuel Lanza en Reinaldo Macias, voornamelijk vanwege de regie van Grischa Asagaroff.

Dat hij ooit een assistent van Jean-Pierre Ponnelle is geweest, is meer dan evident. De decors zijn overdadig, en absoluut ‘to the point’. De handelingen onderstrepen het libretto en alles loopt parallel met de muziek. Het huis van Bartolo is opgebouwd uit waaiers, wat niet alleen de plaats van handeling verraadt (Sevilla), maar ook de vrouwelijke overheersing suggereert. Al gebeurt het met zachte hand.

Er wordt ook zeer goed gezongen: Manuel Lanza is een geestige Figaro, Kasarova een brilliante Rosina, Macias een lyrische Almaviva,  en de oude, niet zo lang geleden overleden Ghiaurov (Basilio) liet zien, dat de tijd geen grip op zijn stem heeft gehad.

Trailer van de productie:

HERMANN PREY

Barbiere Abbado Prey

Mijn allerliefste opname is een film uit 1972 van Jean-Pierre Ponnelle. Ik heb hem voor het eerst gezien in een bioscoop, op een zonnige zondagmiddag in 1988 en nog dagen erna was ik in opperbeste stemming. De film is (als film) lichtelijk gedateerd, maar het zingen en acteren niet en de decors zijn nog steeds een lust voor het oog.

Teresa Berganza is een prachtig koninklijke Rosina en Luigi Alva schittert als Almaviva. Maar de erepalm, voor mij althans, gaat naar Hermann Prey, die voor mij zowat een synoniem is geworden van Figaro. Ook het orkest uit La Scala, gedirigeerd door Claudio Abbado, is werkelijk fenomenaal (DG 0734039).

en in het Duits

Barbiere Prey Wunderlich

De rol van Figaro was Hermann Prey werkelijk op het lijf geschreven. In 1959 zong hij hem in München en van de voorstelling op de eerste kerstdag werd een tv-opname gemaakt. Het was de allereerste live-opera-uitzending op de Duitse tv ooit en de spanning bij de zangers, maar ook bij het publiek is duidelijk voelbaar.

Lange tijd circuleerde het her en der op een video, waarvan de kwaliteit net zo obscuur was als de namen van de labels. De liefhebbers en verzamelaars namen het voor lief, het betrof namelijk één van de zeer weinige beeldopnamen van Fritz Wunderlich. Op 26 september 2005 zou de jong en tragisch gestorven tenor 75 jaar zijn geworden en naar aanleiding daarvan heeft Deutsche Grammophon (0734116) de opera op dvd uitgebracht.

De voorstelling zelf is legendarisch. Niet alleen waren alle zangers op elkaar ingespeeld (een teamgeest, tegenwoordig nog zelden te evenaren), maar ook hun individuele prestaties waren duizelingwekkend. Want waar vind je nog een coloratuurzangeres met de techniek van Erika Köth? Waar is er nog een Basilio met de autoriteit en (wie had dat nou gedacht?) het komische talent van Hans Hotter?

En waar ter wereld zijn er nog twee jonge zangers van nog geen 30 jaar, die zo een eenheid vormen (in het dagelijkse leven waren ze ook de beste vrienden) zoals Fritz Wunderlich en Hermann Prey?

Toegegeven: het orkest klinkt Duits en de dirigent is een beetje stijf. Maar de decors zijn heel erg leuk en de regie zeer bekwaam. Ook de opnamekwaliteit (het is zwart-wit) is prima. Het is geen kwestie meer van aanbeveling, deze dvd moet u kopen. En oh ja, er wordt in het Duits gezongen. So what?

Fascinated by the unknown: a visit to Opera Rara

Opera Rara

Times have changed. Not that long ago anything in the recording industry seemed possible.  The major record companies released one opera after the next. Money was not an issue. Great new stars were introduced, and just as easily dropped. Yet another Aida and Traviata, the hundredth Rigoletto, the two hundredth Tosca or Don Giovanni…..

Smaller labels targeted the niche market of classical music enthusiasts. These collectors were interested in lesser-known works by Donizetti or Bellini, in long forgotten scores and in composers like Meyerbeer, Pacini and Mayr, who enjoyed considerable renown in the past.

One of those labels – fortunately still active today – was Opera Rara. It started out as a small business run by just two men. In their pioneering years their records were issued directly to subscribers. When Opera Rara planned to record an opera, those subscribers had to pay first. After a wait that could take as long as a year, the records were distributed. Highly exclusive! Over the years, Opera Rara became what is probably the largest (and certainly the most important) opera label.

opera rara poster

Twenty years ago I visited Opera Rara in London, where I met Patric Schmid* and conductor David Parry. Schmid was one of the founders of Opera Rara and its recording executive. Since the death of his partner Don White he also was the label’s artistic director.

It is raining quite heavily as I step out of Liverpool Street station. I have a few hours to spend and intend to visit a few bookstores. Because I get lost everywhere, it seemed a safer idea to first carefully map out my route. It turns out I am much closer by than I had thought.

Still, when I make my way there fifteen minutes before my appointment I get lost once again. The weather has turned completely, the sun shines and it is hot. Covered in sweat I enter the building on Curtain Road where Opera Rara resides.

I am received by Stephen Revell, the very friendly assistant of Patrick Schmid, who leads me into an enormous room. In the middle a grand piano, covered under a yellow sheet. On the shelves, thousands of scores, books and records.

We sit at a large wooden table. Patric Schmid enters: a handsome man in his fifties, with grey hair. He apologises David Parry has been delayed and will join us later. Coffee and tea are served, and the story behind the most adventurous opera label begins.

Opera Rara Nelly en Patrick

Patric Schmid with Nelly Miricioiu  © Voix des Arts

The love for belcanto started with Chopin. Schmid, as a young pianist, came under the spell of his enthralling  music and went on a search for more. A search that eventually led to belcanto. His fascination with belcanto became so big that he wanted to change the fact that this music was hardly ever performed. To achieve this, he founded an opera company in 1970 with his friend, the musicologist Don White, called Opera Rara.

 

The search for unknown opera’s was not easy. Schmid himself uses the expression “to dig up.” And since there were no photocopiers at the time, everything had to be produced by hand.

opera rara crociato

Pirate edition of Il Crociato in Egitto © Hans van Verseveld

In 1972 their first opera was performed: Myerbeer’s Il Crociato in Egitto. Several problems occurred. Shortly before opening night the tenor cancelled. Where on earth do you find a replacement for a highly obscure work on such short notice? Fortunately William McKinney saved the production by taking over the role two days before the premiere.

opera rara hugo

All the operas performed by Opera Rara were broadcast by the BBC. Afterwards, these performances were issued by various pirate labels.  In 1977 Schmid and White decided to record the operas themselves and founded the record label Opera Rara. The money to make the recordings was collected directly from their supporters on a subscription basis. The first recording was Donizetti’s Ugo Conte di Parigi, made in July 1977.  The conductor was Allun Francis, who has been one of their two regular conductors since.

Janet Price sings Bianca’s aria “No, che infelice appieno….” from the Donizetti rarity Ugo Conte di Parigi:

 

The other host, conductor David Parry, meanwhile has arrived and joins our conversation with much animation. This former pupil of, amongst others, Celibidache, started his career as a rehearsal pianist, something he believes to be absolutely indispensable for a conductor. His conducting career began in 1973 in Wexford. In 1975 he worked as a conductor’s assistant there in the first performance in 93 years of Orazi e Curiazi by Mercadente, an opera he would record twenty years later for Opera Rara.

Nelly Miricioiu sings ‘Di quai soavi palpiti’ from Orazi e Curiazi:

Not only conductors remain faithful to Opera Rara, singers as well. No wonder: they get the opportunity to make recordings, learn new repertory and work in a relaxed atmosphere. The greatest and most famous stars have worked (and still work) on their projects: Nelly Miriciou, Annick Massis, Jennifer Larmore, Joyce El-Khoury, Bruce Ford, Alaister Miles, Michael Spyres, Carmen Giannattassio  – just to name a few.

Opera Rara David Parry Courtain Road 98

Patric Schmid & David Parry © Basia Jaworski for Basia con fuoco

As a farewell I receive a special gift: the yellow sheet is removed from the grand piano, David Parry picks out a score and plays (and sings, helped by Patric Schmid) an aria from Margherita d’Anjou by Meyerbeer** for me.

*Patric Schmid died suddenly on November 6th, 2005. He was only 61 years old

**Margherita d’Anjou was issued in October 2003. It was one of Meyerbeer’s first operas, still from his Italian period. No complete score of the opera was preserved, so a lot was reconstructed, or “dug up” in the words of Patric Schmid. The excellent cast is headed by Annick Massis, Bruce Ford, Daniela Barcellona and Alastair Miles, and the London Philharmonic Orchestra under the inspired direction of David Parry (ORC25).

English traslation: Remko Jas

See also interviews (in English):

JENNIFER LARMORE interview (English translation)

Interview with JOYCE EL-KHOURY (English translation)

CARMEN GIANNATTASSIO interview in English

and in German:

Nelly Miricioiu – Keizerin van de ZaterdagMatinee

Opera Rara: varia

GIOVANNI PACINI: CARLO DI BORGOGNA

Opera Rara Pacini Carlo

Vierenzeventig opera’s heeft hij geschreven, maar voor een doorsnee operaliefhebber is hij niet meer dan een naam. Een enkele verzamelaar van Leyla Gencer kende zijn Sappho, een doorgewinterde belcanto bewonderaar heeft Maria, Regina d’Inghilterra op zijn plank staan. Maar van Carlo di Borgogna heeft bijna niemand gehoord.

Geen wonder. De première in 1835 was een fiasco en de opera werd nooit meer uitgevoerd. Sterker: ook de partituur werd niet eerder uitgegeven. Is het terecht? Laat ik maar eerlijk zijn: een hoogvlieger is het niet.

De opbouw is heel traditioneel: cavattina, cabaletta, stretta en van enige psychologische ontwikkeling van de personages is absoluut geen sprake. Wat dat betreft blijft Paccini ver achter bij zijn tijdgenoten Donizetti en – voornamelijk – Bellini.

Maar de muziek  is machtig mooi en er valt wanzinnig veel te genieten. Het is tenslotte niet voor niets dat Pacini ‘Il maestro di cabaletta’ werd genoemd!

De uitvoering is van een onvoorstelbaar hoog niveau. Alle zangers, met Bruce Ford, Jennifer Larmore en Elizabeth Futral voorop beschikken over een formidabele techniek en een ongekende souplesse en David Parry dirigeert met verve en overgave.

Toen de opname op de markt werd gebracht werd er in de connaisseurkringen gesproken over een ‘belcanto opname van het millennium’. Niet onterecht! (ORC21)

Jennifer Larmore en Elizabeth Futral zingen het duet ‘Qual d’un angelo nel core, espulsa schernita’:

GIOVANNI SIMONE MAYR: GINEVRA DI SCOZIA

Opera Rara Mayr Ginevra

Wij kunnen het ons niet meer voorstellen maar Giovanni Mayr behoorde ooit tot de meest succesvolle opera componisten. Zijn Ginevra di Scozia ging in 1801 in Teatro Nuovo in Triest in première waar ze dertig jaar repertoire heeft gehouden, zelfs nadat Mayrs’ roem door de ‘nieuwkomers’ Rossini en Donizetti werd overschaduwd. Exact tweehonderd jaar later keerde Ginevra met veel succes terug naar Triest, alwaar zij live werd opgenomen.

Als basis voor het libretto diende een episode uit Orlando Furioso van Ariosto: Ariodante en Ginevra houden van elkaar en de jaloerse gemenerik Polinesso doet alles om ze uit elkaar te drijven. Drie cd’s lang zijn wij getuige van alle verwikkelingen, gelukkig loopt het allemaal goed af.

De bezetting is bijzonder sterk. Allereerst is er de titelrol van Elizabeth Vidal: een schitterende coloratuursopraan die met gemak en soepelheid al haar vereiste hoge E’s (en dat zijn er wat!) haalt en daarbij nog tot tranen toe weet te ontroeren. luister maar naar ‘Di mia morte’ ( een driedelige aria begeleid door cello obligato) aan het eind van de eerste acte.

Met haar warme en beweeglijke alt zet Daniela Barcellona een ontroerende Ariodante neer en Antonino Siragusa trekt alle registers open in zijn rol van de schurk Polinesso. (ORC23)

AMBROISE THOMAS: LA COUR DE CÉLIMÈNE

Opera Rara Thomas Celimene

Ooit van gehoord? Nee? Ik ook niet. Zo jammer want La Cour de Célimène van Thomas is werkelijk niet te versmaden! Het is een verrukkelijke, erotisch getinte komedie waarin een jonge, rijke weduwe maar liefst veertien (!) van haar bewonderaars tegen elkaar uitspeelt om uiteindelijk in een verstandshuwelijk met een oude commandeur te stappen.

Tussendoor krijgen we ook nog een duel, want Célimènes laatste aanwinst, de Chevallier (schitterende Sébastien Droy) is heetgebakerd, maar het komt allemaal goed en in ruil voor een comfortabel leven in haar landhuis is de commandeur maar al te bereid alle minnaars van zijn vrouw te accepteren.

La Comtesse (een rol geschreven voor de legendarische coloratuursopraan, Marie Miolan-Carvalho) wordt prachtig gezongen door een zeer virtuoze Laura Claycomb. Joan Rodgers geeft haar tegengas als haar meer serieuze zus en Alastair Miles is werkelijk kostelijk als de Commandeur.

Het is een amusement van het hoogste niveau en de sprankelende muziek is wonderschoon. Wat een feest!  (ORC 37)

 

IL PRIMO DOLCE AFFANNO

Opera Rara Il primo

De titel van deze cd, Il primo dolce Affanno (Mijn eerste zoete verdriet) is ontleend aan Benedetto sia ’l giorno, één van de sonnetten van Francesco Petrarca. In dit inmiddels al de zevende deel van de serie Il Salotto (Het Salon) presenteert Opera Rara een heerlijke selectie  van liederen, liedjes en duetten uit het midden- tot het einde van de negentiende-eeuwse repertoire. (ORR230)

De drie Petrarca-sonnetten in de onweerstaanbaar mooie zetting van Franz Liszt fungeren als de leidraad, voor de rest biedt de cd voornamelijk onbekende composities van Giacomo Meyerbeer, Camille Saint-Säens, Prins Józef Poniatowski, Federico Ricci, Antonio Carlos Gomes, Antonio Buzzolla en Giuseppe Verdi. Iets om even bij stil te staan, want: waarom worden die pareltjes bijna nooit uitgevoerd?

Alleen de ‘Barcarola’  voor drie stemmen van Buzzolla valt een beetje tegen, wat wellicht de schuld kan zijn door de onzeker intonerende William Matteuzzi.

Voor de rest zijn de zangers (Elizabeth Vidal, Laura Claycomb, Manuela Custer, Bruce Ford, Roberto Servile en Alastair Miles) zonder meer voortreffelijk. Ze worden dan ook uitstekend begeleid door David Harper op de piano

Elizabeth Vidal zingt ‘Theme varie for soprano’ van Camille Saint-Saens :

Meer Opera Rara opnamen:
LA COLOMBE
Les Martyrs
FANTASIO
Bruisende ‘Semiramide’ van Opera Rara

 

Opera Rara en drie onbekende ‘serieuze’ Rossini’s

ERMIONE

Opera rara ermione

Stof tot nadenken: men zegt ‘Rossini’, men denkt ‘lachen’. Terwijl meer dan de helft van zijn opera’s zogenaamde opera seria’s zijn!

Zo ook Ermione. Het werk werd voor het eerst in maart 1819 in Napels uitgevoerd en het is nog steeds niet bekend waarom het al in april dat jaar van het programma verdween.

Zijn (concertante) comeback maakte Ermione bijna 150 jaar later. Maar pas in 1987, na de eerste scenische uitvoering in Pesaro (met in de cast onder andere Montserrat Caballe als Ermione en Marylin Horne als Andromaca) werd het werk voor het eerst op zijn waarde geschat.

De (complete) opname uit Pesaro:

Het op Andromaque van Racine gebaseerde libretto van Andrea Leone Tottola is nogal verwarrend. Het is, althans voor mij, volstrekt onduidelijk wie van wie houdt en wie op wie wraak wil nemen. Maar aan het eind is zowat iedereen dood.

Het dramatische verhaal wordt muzikaal ondersteund door spannende aria’s en wondervolle duetten en nonetten, waar het sextet uit Lucia di Lammermoor peanuts bij is. En toch is het onmiskenbaar Rossini, met adembenemend vocaal trapezewerk en salto’s mortales in noten.

Daarvoor heb je zangers van formaat nodig en dat zijn ze ook. Allemaal. Het valt niet mee om tussen de mannelijke Pirro (Paul Nilon) en de lieflijke Oreste (Colin Lee) te kiezen. Laat staan tussen de dames: Carmen Giannattasio (Ermione) is één en al furie en Patricia Bardon een meelijwekkende tragédienne. (ORC42)

Carmen Giannattasio en Colin Lee zingen Un’ Empia mel rapi’:

ELISABETTA REGINA D’INGHILTERRA

Opera Rara Elisabetta

Deze opera behoort wellicht niet tot de meest interessante  werken van Rossini, maar wat is het mooi!

Het verhaal? Leicester, de geliefde van Elisabetta voert oorlog in Schotland, trouwt daar in het geheim met Matilde (een dochter van Mary Stuart) en neemt haar en haar broer Enrico mee naar Engeland. Hij vertrouwt  Norfolk, die hij als zijn vriend beschouwt zijn geheim toe, maar die verraadt hem. Het komt allemaal goed, en – nog belangrijker – het verzekert ons van ruim drie uur vocaal genot.

Het was de eerste van negen opera’s die Rossini voor het Teatro San Carlo in Napels had geschreven. Het was ook zijn eerste opera voor Isabella Colbran en ook zijn eerste opera waarin alle recitatieven door de strijkers werden begeleid.

Voor de opname door Opera Rara in 2002 werd een speciale editie vanuit het manuscript vervaardigd en het werk werd voor het eerst helemaal compleet opgenomen.

De bezetting is fenomenaal. Jennifer Larmore (Elisabetta) en Majella Cullagh (Matilde) zijn beiden onweerstaanbaar. Bruce Ford is een mooie, lyrische Leicester en Antonino Siragusa een werkelijk spetterende Norfolk. Giuseppe Carella leidt het geheel zeer geïnspireerd en met verve.

En als de ouverture u bekend voorkomt dan heeft u gelijk: Rossini hergebruikte het voor Il Barbiere di Sevilla (ORC22)


ZELMIRA

Opera Rara Zelmira

Halverwege de opera, als de door iedereen valselijk voor de moord op haar vader beschuldigde Zelmira haar zoon aan Emma toevertrouwt, krijgen beide dames een duet te zingen, die in zijn schoonheid alleen maar te vergelijken is met ‘Ovi Songe’ uit ‘Bianca e Falliero’ van Bellini. Begeleid door een harp en een Engelse hoorn, laten ze hun stemmen versmelten in de droevige melodieën, die ze in lange lijnen tot de mooiste borduursels laten spinnen.

Van het libretto moet de opera het niet hebben, maar de muziek is er niet minder mooi om. Het was de laatste, die Rossini voor Napels componeerde en valt te vergelijken met zijn andere ‘Napolitaanse opera’s’: Otello, bij voorbeeld. Of  Maometto II.

De opera werd in 2003 live opgenomen in Edinburgh. Het publiek was duidelijk overenthousiast, en terecht. Zelmira werd gezongen door Elizabeth Futral, een pracht van een zangeres met schitterende dramatische coloraturen, af en toe een tikje te scherp, maar dat past bij de rol van de gekwelde prinses.

Prachtig mooi is ook de Antenore van Bruce Ford, een solide zanger in het belcanto repertoire. De meeste bravo’s echter gingen naar Manuela Custer (Emma) en Antonino Siragusa (Ilo). Daar had ik graag bij willen zijn!  (ORC27)

Finale van de eerste acte ‘Sì fausto momento’:

Het verhaal achter Opera Rara Gefascineerd door onbekende opera’s: op bezoek bij OPERA RARA.

Interview met Jennifer Larmore JENNIFER LARMORE

Interview met Carmen Giannattasio CARMEN GIANNATTASIO

Interview with Jennifer Larmore

Jenny in Geneva

Jennifer Larmore © Audra Melton

Summer in Amsterdam seemed to have taken a vacation, but the afternoon we met in the canteen of the National Opera it was terribly stuffy. That did not seem to bother Jennifer Larmore in the least: the warmer the better!

She had come to our capital to sing Gräfin Geschwitz in Alban Berg’s Lulu, a role she has sung previously in London and Madrid, in a production by Christof Loy that I greatly admired.

jennifer

Jennifer Larmore & Mojca Erdmann in Amsterdam

The opera is brutal, and her role is heavy, but she had little time to recover. In between performances she was studying the part of Mère Marie in Poulenc’s Dialogues des Carmélites. The extremely complex part of the rather unsympathetic and radical nun was new to her, and she was totally immersing herself in it, even though there was only one performance scheduled.

Belcanto

“That is a bit of a shame, because I think the music is gorgeous, and the opera truly moves me”, she says. “I have absolutely no problems with learning a role for only one performance. I have done that before, when I was recording for the Opera Rara label.  I studied many unknown operas knowing I would never sing them again afterwards. But I was young and curious, and highly ambitious.”

The rehearsals were long, and the recording sessions always ended with a one-off concert performance. What pleasure they gave me! Besides, without those recordings, I probably would have never gotten the chance to get to know operas such as Rossini’s Elisabetta, regina d’Inghilterra or Pacini’s Carlo di Borgogna, let alone sing them! And the music is gorgeous!”

“Di Gioia Sorse Il Di,” aria from Carlo di Borgogna. When Opera rara brought out this  recording opera connoisseurs called it the ‘belcanto recording of the millennium.’

“Quant’e grato all’alma mia,”  from Elisabetta, regina d’Inghilterra.

In the meantime, Larmore has left the period of singing (unknown) belcanto roles behind her. “It was time to close that chapter. Once you are over forty, you are no longer a young girl. Simple as that! Even though your voice still sounds youthful, and you still sing very well: it no longer works, you need to be credible as well, and remain credible.”

Larmore as Rosina in Il Barbiere di Siviglia in Amsterdam:

It has always been my biggest dream to sing Marschallin in Strauss’s Rosenkavalier. I think the music is incredibly beautiful – Sometimes I secretly think it is the most beautiful opera in the world. It’s a role I definitely would love to sing. So… who knows? For Octavian it is simply too late.  That is the same story as with the Rosina’s and all the other belcanto heroines: I no longer have the proper age for them.

“Does this perhaps have something to do with the visualisation of opera?”   “Most certainly! The new media and the live movie-theater transmissions have given an extra dimension to the brand opera: credibility. It is no longer possible to sing Mimi when you are 65 like Mirella Freni did, even though your voice is still fresh. Looks are important too, especially with all those close-ups all the time.

Lulu, Loy and Kentridge

The part of Geschwitz took Larmore a very long time to prepare. What was more difficult for her: the text or the music?

“Good question! When I first laid eye on the score I thought: O my God, I cannot do anything with that, how awful! But you need to find a key for yourself. Once you connect with the work, everything goes by itself, you no longer have doubts. Then it is possible to concentrate more on the text, and you start to grasp the entire package.”

“I still remember my first Lulu rehearsal in London. We all had our doubts. Very nervously, I asked: has anyone sung this before? A huge silence followed. Then someone said: ‘Not me.’ and ‘Me neither.’  We all stood there, in a circle, afraid for what was to come. Until Tony Pappano arrived and reassured us with one hand gesture.”

“It is difficult to compare both Lulu productions. I love both of them. From the reviews I read, and from what I heard from people who saw the Amsterdam Lulu too much was going on on stage. There was too much to see, apparently, it was too busy, and because of that it was hard to recognize the opera. It did not feel like that to us. We were right in the middle of it, and formed part of the furniture.”

William Kentridge is of course a director who in the first place is visually oriented. He is mainly interested in the outside, the form, and in stimulating the senses. As a director, he gave us a lot of  freedom, also to improvise, which I like.”

“Christof Loy had a totally different approach. For him, the psychology and the motivation of the characters were the most important. Also the interaction. He is a person who knows exactly what he wants, and how to get there. It is true that with him the personality of Geschwitz was clearer. You found out more about what went on in her head.”

jennifer-lulu-cg

As Gräfin Geschwitz at the Royal Opera House in London

“But I love the Amsterdam production as well. We have all worked on it with so much fun. Conductor Lothar Zagrosek was also responsible for that atmosphere. He joined us at a very late stage, two weeks before opening night, but from day one on he worked intensively on the production, with the orchestra and the singers. He attended every rehearsal, and was always there. I had never worked with such a great, kind and understanding person before.”

jennifer-geschwitz

In her costume as Gräfin Geschwitz at the National Opera in Amsterdam

 

Jenůfa

Jenny Jenufa

With Hanna Schwarz in Jenufa at the Deutsche Oper Berlin

“Another role I am very happy with is Kostelnička in Janáček’s Jenůfa. It is very emotional role, remarkably similar to Geschwitz. Both women are deeply humane, and their love is so great it surpasses all boundaries. They really go too far in that! I believe for both parts you need someone who has lived a life herself. That type of role gives me a lot of satisfaction.”

Opus Five

Jenny IMG_0535

Jennifer Larmore with her husband Davide Vittone and dog Buffy

In 2008 my husband Davide Vittone, who plays the contrabass,  and I founded the ensemble Jennifer Larmore & Opus Five. By combining the sound of my voice with that of five string players we can experiment in different ways.

At our concerts we do everything: from purely classical concerts to ‘happenings’ with poetry, wine tastings, popular songs, crossovers….  Everything is possible. We perform all over the world: Dublin,  Bregenz, Mallorca, you name it. It often depends on Davide and his contracts.”

Trailer of the movie Le digressioni armoniche di Jennifer Larmore, in which a performance by Jennifer Larmore & Opus Five is combined with a choreography of Erica Cagliano.

Future plans

“I am studying hard at the moment! In the 2016/7 season I will add two new roles to my repertoire: Donna Elvira (in Don Giovanni) at the Theater an der Wien and Marie (Wozzeck) in Geneva.

Jenny MG_0476

Jenny marie ldd-GTG©CaroleParodi-8992

As Marie in Wozzeck in Geneva © Carole Parodi

Jenny 5182_Don_Giovanni_071 Werner Kmettisch

as Elvira at the Theater an der Wien © Werner Kmettisch

After that I will repeat my Geschwitz: the Amsterdam production will travel on to the Opera di Roma in May. But first a concert in Tuscany with Jennifer Larmore & Opus Five and then off to Luxembourg for a week of masterclasses. My book Una Voce will be presented there as well.”

Jenny boek

“I was asked for the role of Baba the Turk in Stravinsky’s The Rake’s Progress in Aix, a production that will travel to Amsterdam afterwards, but the director decided otherwise. Simon McBurney, who will stage the opera, came up with the idea to use a countertenor for the part, something with which the Aix direction saw no problems.”

“Nowadays directors have all the power. It used to be singers who had the final call,  but that was way before my time. It is a sign of the times: tickets have to be sold, and halls need to be filled. That seems impossible without creating a little spectacle. We live in a society that is highly oriented towards the visual, wanting more and more all the time. As long as it is sensational or crazy, because only then you get attention. Things have been like that for a long time, but never as much as now. I prefer the “less is more” approach, which you hardly encounter anymore these days.

English  translation: Remko Jas

Interview in Dutch: JENNIFER LARMORE

See also:

JENŮFA van Christoph Loy

LULU van Kentridge

LULU: discografie

LULU: discografie

Lulu Pandora

Filmaffiche van Die Büchse der Pandora

Wie is Lulu? Wat weten we van haar? Bestaat ze echt of is ze niet meer dan een hersenschim?

In de eerste akte wordt een portret van haar geschilderd dat daarna als een rode draad door de opera loopt, als een soort portret van Dorian Gray. Wat er ook met Lulu gebeurt, haar portret verandert nooit.

Lulu Tilly Wedekind als Lulu und Frank Wedekind als Dr. Schön

Frank Wiedekind als Dr.Schön en zijn vrouw Tilly als Lulu in’Der Erdgeist’ ©Bildarchiv EFW

Alban Berg was behoorlijk door haar personage, afkomstig uit Wedekinds toneelstukken Der Erdgeist en Die Büchse der Pandora, geobsedeerd. Dat had wellicht ook met zijn persoonlijke leven te maken. Zij zou de personificatie van de Tsjechische Hanna Fuchs, Bergs laatste grote liefde, kunnen zijn. Maar er zijn ook muziekpsychologen die in Lulu Berg zelf willen zien…

Lulu Hanna_Werfel_Fuchs_Robettin

Hanna Fuchs

Lulu Alban&HeleneBerg

Alban Berg met zijn vrouw Helena. Hun huwelijk gold als voorbeeldig

Berg heeft zijn opera niet afgemaakt: toen hij in 1935 stierf, bestond de derde akte alleen uit sketches. Het was de Oostenrijkse componist Friedrich Cerha die 1979 de onvoltooid gebleven derde akte instrumenteerde, tot die tijd werden alleen de eerste twee akten opgevoerd.

Hieronder een selectie van de beschikbare opnames:

CD’s:

Teresa Stratas

Lulu Stratas

Waar u absoluut niet zonder kunt, is de allereerste opname van de complete opera met de door Cerha nagecomponeerde derde akte. Deutsche Grammophon maakte in 1979 direct na de Parijse première een studio-opname (DG 4154892).

Alle fantastische Lulu’s ten spijt, niemand kan zich met Teresa Stratas meten. Zelfs zonder het tekstboekje erbij kun je ieder woord niet alleen verstaan maar ook begrijpen.

Robert Tear is een heerlijk naïeve schilder en Franz Mazura een ongeëvenaarde Dr. Schön. De Alwa van Kenneth Riegel is een kwestie van smaak, maar zijn inleving is zowat volmaakt.

De ogenschijnlijk koele en analytische benadering van Pierre Boulez laat het drama nog meer zinderen.


Op YouTube is de complete opname op video te vinden:

Anneliese Rothenberger

Lulu Rothenberger

De opname die in 1968 door EMI is gemaakt (91233028) mag eigenlijk in geen verzameling ontbreken. Anneliese Rothenberger is een heel erg lichte, springerige Lulu, echt een onschuldig meisje.

Vergeet Gerhard Unger (Alwa), maar de verrassend lichte en sarcastische Dr. Schön van Toni Blankenheim (Schigolch bij Boulez) is werkelijk niet te versmaden.

Wat de opname extra begerenswaardig maakt, is Benno Kusche in de kleine rol van Tierbändiger. Ook de opname zelf klinkt verrassend goed.


Ilona Steingruber

Lulu Steingruber

Bij de naam van Ilona Steingrubber rinkelt er tegenwoordig geen belletje, maar in haar tijd was ze een gevierd sopraan, met op haar repertoire onder anderen Mahler, Korngold, Strauss en Alban Berg.

Op de door Herbert Häfner gedirigeerde opname uit 1949 (Archipel Desert Island Collection ARPCD 0540) zingt Steingrubber een zeer sensuele Lulu: erotisch en opwindend in haar zang en opmerkelijk kinderlijk in de dialogen.

Otto Wiener is een zeer autoritaire Dr. Schön en Waldemar Kmentt een niet echt idiomatische maar wel zeer aanwezige Maler. De confrontatie tussen de twee, ‘Du hast eine halbe Million geheiratet’, is dan ook bijzonder spannend.



DVD’S

Evelyn Lear

Lulu-Lear

Met haar filmsterrenlook en stem als een engel werd Evelyn Lear in de pers aangeduid als ‘Elisabeth Taylor meets Elisabeth Schwarzkof’. Zelf vind ik de in de jaren ’60 tot ’80 zeer populaire Amerikaanse sopraan veel interessanter dan haar Duitse collega.

Lear was één van de grootste en beste pleitbezorgsters van de moderne muziek. Op 9 juni 1962 zong ze de rol van Lulu in de eerste Oostenrijkse productie van het werk, in het net heropende Theater an der Wien. Ik kan me indenken dat het chique premièrepubliek moeite had met de enkel in nauwsluitend korset en netkousen geklede prima donna, maar als dat zo was, dan lieten ze het niet merken.

De regie lag in handen van de toen nog piepjonge Otto Schenk, die het libretto op de voet volgde. Dat Paul Schöffler (Dr. Schön) mij aan professor Unrath uit Der blaue Engel deed denken, is natuurlijk geen toeval. Net zo min als zijn gelijkenis met Freud.

De laatste scène, beginnend met de smeekbede van Geschwitz, gevolgd door de beelden van Jack the Ripper, kon net zo goed uit één van de beste Hitchcocks zijn overgenomen. Zeker ook omdat Gisela Lintz, die de rol van de gravin zingt, veel weg heeft van één van de geliefde actrices van de regisseur.

Het is ook buitengewoon spannend om naar het dirigeren van Karl Böhm te kijken. Zo heftig gebarend heb ik hem nog nooit gezien. Een absolute must (Arthaus Musik 101 687).

Hieronder de trailer:

Julia Migenes

Lulu-Migenes

Nooit heb ik begrepen waarom men Julia Migenes niet vaker ‘echte’ opera’s liet zingen. Ze was een grote ster op Broadway en schitterde in verschillende muziekfilms, maar buiten Lulu heeft ze naar mijn weten maar weinig andere operarollen op de planken gebracht. Zowel haar verschijning als haar acteren zijn zo formidabel dat men het haar vergeeft dat ze niet altijd zuiver zingt.

Franz Mazura is een fenomenale Dr. Schön. In de scène waarin hij de afscheidsbrief aan zijn verloofde schrijft, kun je bijna zijn zweet ruiken. Wat een prestatie!

Als Geschwitz maakt de inmiddels ouder geworden maar nog steeds in alle opzichten prachtige Evelyn Lear haar opwachting.

De zeer fraaie productie van John Dexter werd in 1980 in de Metropolitan Opera opgenomen (Sony 88697910099). Op de website van JPC zijn fragmenten uit de productie te bekijken.

Agneta Eichenholz

Lulu-Eichenholz

Deze kale productie van Christof Loy werd in juni 2009 in het Londense Royal Opera House opgenomen. Loy heeft de opera helemaal gestript en teruggebracht tot de pure essentie, iets wat ik zeer fascinerend vind. Door zijn minimalistische aanpak kan alle aandacht besteed worden aan de personages, hun beweegredenen en hun ontwikkeling.

Wat u ook van de regie denkt: muzikaal zit het snor. Antonio Pappano doet met het orkest werkelijk wonderen; zo transparant en tegelijkertijd zo emotioneel geladen hoor je de muziek zelden.

Klaus Florian Vogt kan mij als Alwa niet echt overtuigen, maar Jennifer Larmore is een buitengewoon aantrekkelijke Geschwitz. En Agneta Eichenholz (met haar grote ogen zowat de reïncarnatie van Audrey Hepburn) is een in alle opzichten mooie Lulu. Michael Volle is voor mij, na Franz Mazura de beste dr.Schön Schön (Opus Arte OA 1034 D).

Hieronder een fragment uit de productie:

Patrizia Petibon

Lulu-Betibon

Ik ben geen fan van Patrizia Petibon: ik vind haar vaak aanstellerig. Haar stem is ook aan de kleine kant, waardoor ze vaak moet forceren. Niet bevorderlijk voor de zeer hoge en moeilijke noten die Berg zijn hoofdrolzangeres laat zingen. Ook fysiek vind ik haar niet bij de rol passen. Ze is geen ‘Lolita’, maar een als een klein meisje uitgedoste volwassen hoer met dito gedrag.

Ik heb ook moeite met Geschwitz (de mij onbekende Tanja Ariane Paumfartner), maar de rest van de zangers zijn meer dan excellent, met de onvolprezen Michael Volle als onnavolgbaar goede Dr. Schön.

Thomas Piffka is een voortreffelijke Alwa, onmiskenbaar een componist die continu aan zijn opera bezig is. Pavol Breslik is een geile Maler, Grundhebber een fantastische Schigolch en Cora Burggraaf een sprankelende Gymnasiast.

De productie van Vera Nemirova (Salzburg 2010) is kleurrijk en zeer expressionistisch. Marc Albrecht is voor het werk een perfecte dirigent: het Weense orkest laat zich onder zijn leiding van zijn allerbeste kant horen (Euroarts 2072564).

Hieronder de trailer:

Mojca Erdmann

Lulu Erdman

Wie op het onzalige idee is gekomen om voor deze productie in Berlijn in 2012 een onbekende en onbetekende componist (hebt u ooit van David Robert Coleman gehoord?) Lulu opnieuw te laten componeren, weet ik niet, maar ik denk het hem of haar niet in dank af.

Alleen de derde akte is aangepast, want aan de echte Berg durfde men niet komen. Althans… de proloog is wel geschrapt, waardoor de opera naar de sodemieter is geholpen. Daarvoor in de plaats krijgen we een man, die liggend Kierkegaard citeert: “Alles Erlebte tauche ich hinab.” Ja ja…

Andrea Breth, inmiddels op mijn ‘no-no-lijstje’ van regisseurs laat zich hier van haar slechtste kant zien. De productie is dodelijk saai. Noch de etherisch zingende Mojca Erdmann, noch de verschroeiende Deborah Polaski, noch Michael Volle of Thomas Piffka kunnen er iets aan doen dat hier een meesterwerk om zeep wordt geholpen (DG 0734934).