David_Parry

La Straniera: Bellini’s heavenly cantilenas

La straniera - Wikipedia
Henriette Meric-Lalande as Alaidein the original 1829 production

Admittedly, the libretto is so confusing that even the main characters themselves probably do not know who they are, and, with whom, or why, they are doing whatever they are doing. But the music! If angels existed, they would be singing Bellini’s cantilenas from La Straniera for all eternity (can one get bored by that?).

This is even more true because, apart from one or three times, there are no real arias, at least not in the old-fashioned way. It is more of a ‘conversation piece’ with many dialogues and very theatrical long scenes, which nevertheless follow each other in rapid succession.

Bellini composed La Straniera in 1929, three years before Norma and La Sonnambula, and you can already hear some early references  to his most famous music (‘Casta Diva!’). Strangely enough, I can also hear fragments from La Traviata here and there…


Straniera

All roles are excellently cast. Dari­o Schmunck with his pleasant sounding tenor is particularly suitable as a romantic lover and the lyrical baritone Mark Stone (remember that name!) is a warm-blooded Valdeburgo. The virtuoso mezzo Enkelejda Shkosa sings a moving Isoletta and for Patrizia Ciofi one word suffices: phenomenal.  Nowadays there is no other singer who can sing the role of Alaide better or with more commitment (ORC 38).

Patrizia Ciofi:

Ermione van Rossini in herhaling

Opera rara ermione

Ermione van Rossini verkeerde bijna 150 jaar lang in de vergetelheid. Pas in 1987 werd het werk echt in ere hersteld. Een uitstekende ‘prooi’ voor Opera Rara dus, dat onbekende opera’s op cd vereeuwigt.

Stof tot nadenken: men zegt ‘Rossini’, men denkt ‘lachen’. Terwijl meer dan de helft van zijn opera’s zogenaamde opera seria’s zijn!

Zo ook Ermione. Het werk werd voor het eerst in maart 1819 in Napels uitgevoerd en het is nog steeds niet bekend waarom het al in april dat jaar van het programma verdween.

Zijn (concertante) comeback maakte Ermione bijna 150 jaar later. Maar pas in 1987, na de eerste scenische uitvoering in Pesaro (met in de cast onder andere Montserrat Caballe als Ermione en Marylin Horne als Andromaca) werd het werk voor het eerst op zijn waarde geschat.

De (complete) opname uit Pesaro:

Het op Andromaque van Racine gebaseerde libretto van Andrea Leone Tottola is nogal verwarrend. Het is, althans voor mij, volstrekt onduidelijk wie van wie houdt en wie op wie wraak wil nemen. Maar aan het eind is zowat iedereen dood.

Het dramatische verhaal wordt muzikaal ondersteund door spannende aria’s en wondervolle duetten en nonetten, waar het sextet uit Lucia di Lammermoor peanuts bij is. En toch is het onmiskenbaar Rossini, met adembenemend vocaal trapezewerk en salto’s mortales in noten.

Daarvoor heb je zangers van formaat nodig en dat zijn ze ook. Allemaal. Het valt niet mee om tussen de mannelijke Pirro (Paul Nilon) en de lieflijke Oreste (Colin Lee) te kiezen. Laat staan tussen de dames: Carmen Giannattasio (Ermione) is één en al furie en Patricia Bardon een meelijwekkende tragédienne. (ORC42)


Carlo di Borgogna van Pacini: een ‘belcanto opname van het millennium’?

Carlo di Borgogna

Vierenzeventig opera’s heeft hij geschreven, maar voor een doorsnee operaliefhebber is hij niet meer dan een naam. Een enkele verzamelaar van Leyla Gencer kende zijn Sappho, een doorgewinterde belcanto bewonderaar heeft Margherita, Regina d’Inghilterra op zijn plank staan. Maar van Carlo di Borgogna heeft bijna niemand gehoord.

Geen wonder. De première in 1835 was een fiasco en de opera werd nooit meer uitgevoerd. Sterker: ook de partituur werd niet eerder uitgegeven. Is het terecht? Laat ik maar eerlijk zijn: een hoogvlieger is het niet.

De opbouw is heel traditioneel: cavattina, cabaletta, stretta en van enige psychologische ontwikkeling van de personages is absoluut geen sprake. Wat dat betreft blijft Paccini ver achter bij zijn tijdgenoten Donizetti en – voornamelijk – Bellini.

Maar de muziek is machtig mooi en er valt wanzinnig veel te genieten. Het is tenslotte niet voor niets dat Pacini ‘Il maestro di cabaletta’ werd genoemd!

Jennifer Larmore en Elizabeth Futral zingen het duet ‘Qual d’un angelo nel core, espulsa schernita’:

De uitvoering is van een onvoorstelbaar hoog niveau. Alle zangers, met Bruce Ford, Jennifer Larmore en Elizabeth Futral voorop beschikken over een formidabele techniek en een ongekende souplesse en David Parry dirigeert met verve en overgave.

Toen de opname in 2001 op de markt werd gebracht werd er in de connaisseurkringen gesproken over een ‘belcanto opname van het millennium’ en daar zat iets in (ORC21)


Over de Opera Rara opname van Il Pirata, één van de mooiste belcanto opera’s

Pirata

Il Pirata, voor mij één van de mooiste opera’s van Vincenzo Bellini is voor veel mensen niet meer dan een titel. Begrijpelijk, het wordt tegenwoordig nog maar zelden opgevoerd en de (studio)opnamen zijn schaars. Onbegrijpelijk, want die opera is niet alleen onbeschrijfelijk mooi maar ook waanzinnig goed!

Neem alleen de laatste scène: het behoort tot de beste wat Bellini ooit schreef. U hoort er al Donizetti’s Lucia di Lammermoor in. En het openingskoor uit de derde akte, ‘Che rechi tu’, kan je bijna letterlijk in Macbeth en Luisa Miller van Verdi terugvinden.

Tot voor kort kende ik maar drie (studio)opnamen van de opera, met als Imogene-vertolksters Montserrat Caballé, Maria Callas en Lucia Aliberti. Voor het gemak tel ik de ZaterdagMatinee-uitvoering met Nelly Miricioiu dan niet mee, die is tenslotte niet uitgebracht (ZONDE!).

Carmen Giannattasio’s timbre is veel lichter en minder dramatisch dan die van Callas en veel stroever dan die van Caballé, maar als je hun stemmen even uit je hoofd zet, kan je niet anders dan toegeven dat zij heel wat te bieden heeft, zeker in haar waanzinaria.

Meer moeite heb ik met de heren. Ludovic Tézier is een voortreffelijke zanger, maar belcanto… nee, daarvoor is zijn bariton niet soepel genoeg. In de passages waarin hij wat minder coloraturen te zingen heeft en gewoon autoritair mag zijn, is hij niettemin zonder meer overtuigend.

José Bros gold ooit als één van de meest veelbelovende jonge belcantozangers van zijn generatie, maar die belofte heeft hij eigenlijk nooit ingelost. Hij heeft een prima hoogte en goede coloraturen, maar zijn stem komt af en toe geknepen over.

David Parry, één van de grootste belcantospecialisten tegenwoordig, dirigeert meer dan bevlogen.


Vincenzo Bellini
Il Pirata
Carmen Giannattasio, José Bros, Ludovic Tézier, Victoria Simmonds e.a.
London Philharmonic Orchestra olv David Parry
Opera Rara ORC45

Over de Belcanto Zomerschool van 2011

belcantoIVC-Masterclass-Nelly-Miricioiu.-Fotografie-Hans-Hijmering-660x330

Nelly Miricioiu (foto: Hans Hijmering)

“ Van 3 tot en met 7 september biedt het IVC jonge zangers weer de kans om deel te nemen aan het IVC Belcanto Summer School. Wereldberoemde zangers Nelly Miricioiu en Jennifer Larmore dragen samen met dirigent Giuliano Carella hun kennis over aan twaalf deelnemende zangers. Op het programma staan drie erg belangrijke onderdelen van het zingen: techniek, interpretatie en rolpresentatie. Pianisten Hans Eijsackers, Somi Kim en Diego Mingolla ondersteunen daarbij. Dit jaar gaan de jonge zangers aan de slag met het repertoire van de Italiaanse grootheden Bellini, Rossini, Donizetti en de jonge Verdi.”

Het is niet de eerste keer dat het IVC een Summer School organiseert. In september 2015 verzorgden ze ‘zomerschool’ rond de Russische opera- en liedrepertoire en het Belcanto is ook al eerder aan de beurt geweest, in september 2011. Dat is wat ik er toen over heb geschreven.

belcanto IVC Matteuzzi-Hélène-van-Domburg-2

De vier masters in 2011, vlnr Luca Gorla, David Parry, Nelly Miricioiu en William Matteuzzi (foto: Hélène van Domburg).

Het Internationaal Vocalisten Concours (IVC) in Den Bosch is meer dan een concours. Veel meer. Veel wereldsterren hebben er hun eerste stappen gezet, denk alleen maar aan Elly Ameling, Robert Holl, Thomas Hampson, Ileana Cotrubas of Nelly Miricioiu, om een paar te noemen. Maar het is inmiddels veel meer dan een concours alleen.

Annett Andriessen wil werkelijk veel meer voor de jonge zangers betekenen dan het organiseren van de wedstrijd alleen. Zij doet alles om ze in hun carrière verder te helpen. Dit jaar heeft zij een Summer School in het leven geroepen: een week lang masterclassen in belcanto. Voor zangstudenten en jonge zangers, door de ‘belcanto-masters’: Luca Gorla, Nelly Miricioiu, David Perry en William Matteuzzi.

Afbeeldingsresultaat voor Gilbert den broeder

Gilbert den Broeder

Gilbert den Broeder (één van de twee pianisten die bij de masterclassen actief was en het slotconcert begeleidde): ,,Er waren 31 aanmeldingen voor de 16 plaatsen, dus er was een wachtlijst. Niet makkelijk, zeker ook omdat de selectie werd gemaakt door middel van het opsturen van beeld- en geluidsopnames. De leerlingen werden per vier ingedeeld en hadden dan elke ochtend les van een andere master. In de middag was er een groepsles.”

,,Het programma voor het slotconcert is twee dagen voor het concert samengesteld. Om het feestelijk te maken voor het publiek zijn er duetten, een kwartet en een sextet toegevoegd. De ene zanger had meer ervaring dan de andere en kon dus ook meer verantwoording dragen. De masters kwamen met de suggesties voor het repertoire en dat moest dan soms snel ingestudeerd worden, want het meeste was voor de zangers ook nieuw.”

belcanto Matteuzzi-Hélène-van-Domburg

Matteuzzi geeft les in Den Bosch (foto: Hélène van Domburg).

,,Het grote voordeel van Nelly Miricioiu en William Matteuzzi was dat ze veel konden voordoen en dat was een grote hulp. Zeker ook met bepaalde vocalen en consonanten die voor ons moeilijk zijn. Ook Luca Gorla en David Parry benadrukten het. Eerst de uitspraak en dan pas verder, daar werd echt op gehamerd. Zeer streng, maar liefdevol: de enkele medeklinker en de dubbele, doppioconsonante en dat de klank toch blijft stromen. En dat de ‘r’ tussen twee vocalen weer anders wordt uitgesproken, enzovoort. Zo belangrijk en ook zo onderschat”.

Ik was er niet bij, bij de masterclassen, dus vond ik het leuk en leerzaam om te weten hoe het in zijn werk ging. Maar ik was er wel zaterdagavond, bij het slotconcert. Voor mij was het ook een mooi weerzien met Luca Gorla, die van 1993 tot 2004 artistiek leider van het Belcanto Festival in Dordrecht is geweest.

Het concert vond plaats in het Sint-Jacobskerk, die na jaren leeg te hebben gestaan in 2007 omgetoverd werd tot het Jheronimus Bosch Art Center. De locatie was meer dan prachtig, al bezorgden de overal hangende ‘Bosch-figuren’ je af en toe een unheimlisch gevoel. Maar ik was er voor de muziek en de zang gekomen en ik werd niet teleurgesteld.

Het niveau was wisselend, maar in het algemeen toch wel echt hoog. Zeker als je in aanmerking nam dat er niet alleen maar – inmiddels – professionele zangers aan mee deden, maar ook de echte beginners en studenten. In dat kader was het optreden van de tweedejaars (!) Indonesische tenor, Farman Purnama, zeer opmerkelijk te noemen. Zijn stem was dan niet echt groot, maar zijn timbre bijzonder prettig.

 

Belcanto-Fiselier

Nicole Fiselier en Luca Gorla (foto: IVC).

De avond werd zeer sterk begonnen met een werkelijk fantastisch optreden van Nicole Fiselier (jaargang 1982). Haar ‘Saper vorreste’ uit Un Ballo in Maschera heeft mij onmiddellijk in feeststemming gebracht. Haar Oscar was precies wat hij moest zijn: een spring-in-het-veld opgewonden ventje. Daar zij er ook heel erg leuk uitzag in haar jongenspakje met de wapperende rode haren was natuurlijk een heerlijke bijkomstigheid.

Mijn hart werd gestolen door de zeer jonge (1985!) Letse bariton, Agris Hartmanis. Ik heb sterk het vermoeden dat hij richting bas-bariton kan gaan, maar dat moeten we natuurlijk nog afwachten. Vooralsnog: zijn ‘Come Paride Vezzoso’ (L’elisir d’amore) was meer dan alleen maar goed gezongen. Hij maakte ook contact met het publiek, iets wat absoluut niet onderschat mag worden.

Belcanto-Mitu

Sopraan Ioana Mitu in actie (foto: IVC).

Het contact met het publiek maken – daar win je de harten van je publiek mee. Daar weet de bloedmooie Roemeense sopraan Ioana Mitu (1985) alles van. Zij bespeelde ons waar bij zaten en wij gaven ons gewonnen. Ook operabusiness is een showbusiness.

De andere zanger die er alles van weet, is de Braziliaanse bariton Felipe Olivera. Geboren in 1977 was hij wellicht niet alleen de oudste deelnemer, maar wellicht ook iemand met de meeste bühne-ervaring. Met een ongekende charme sleepte hij ons door al zijn aria’s en duetten mee. Ook bij hem gaf ik mij gewonnen.

Bijzonder gecharmeerd werd ik ook door de Russische Elnara Shafigullina. Hoogzwanger wist zij ons (althans mij) te overtuigen, dat zij de onschuldige Mimi is. Haar oogopslag deed de helft van het werk.

Elnara Shafigullina:

’s Avonds laat, toen het bijna middernacht was, baadde de stad nog steeds in het felle licht. Er was volle maan (volgens de maankalender de helderste en meest schitterende dit jaar), de straten en cafés waren verlicht en om de paar minuten bliksemde het – de hemel leek door een flash van een fotograaf te zijn overgenomen. Gelukkig werd het donderen in ‘Keulen’ achterwege gelaten en viel er geen spatje regen.

Met de honderden mensen op straat en de statige Sint Jan op de achtergrond kreeg Den Bosch een grandeur en splendeur van een Italiaanse stad in de warme nazomerse avond. Een passende afsluiting voor een overheerlijke belcantoavond.

Gilbert den Broeder: ,,Ik vind deze cursus zeer belangrijk voor het doorgeven van de belcantokunst en kan Annet niet genoeg prijzen voor het initiatief. Ik hoop dat dit een vervolg krijgt. Geweldig dat er leerlingen van de verschillende conservatoria kwamen kijken, je zou ze allemaal er met hun leraren bij willen hebben, want het is zo inspirerend! Opera is een levende kunstvorm, en de passie waar hier mee werd gewerkt geeft hoop voor de toekomst”

Voor de informatie over de Zomerschool 2019:

https://www.ivc.nu/summer-school-belcanto

Het Internationaal Vocalisten Concours 2018: veel goede kandidaten, spannende halve finale en een teleurstellende finale

Internationaal Vocalisten Concours ‘s-Hertogenbosch 2014

IVC: RUSSISCHE SUMMERSCHOOL september 2015

ZANGCONCOURSEN: PRO’S EN CONTRA’S

 

 

David Parry dirigeert spannende en zeer muzikale Tosca

Tosca_NRO071

© Marco Borggreve

Na al die slechte berichten over de regie van de nieuwe Tosca door de Nederlandse Reisopera viel de productie mij alleszins mee. Goed: de eerste en (voornamelijk) de derde acte waren behoorlijk verwarrend, maar wie de opera goed kent kon er mee uit te voeten. We waren in een willekeurig politiestaat anno niet nader te bepalen beland, wat in contradictie was met de gezongen tekst (Napoleon? Slag om Marengo?), maar daar zijn we inmiddels aan gewend.

Veel meer moeite had ik met de logica – of gebrek er aan. Harry Fehr, de regisseur van dienst liet de opera met gesproken woorden beginnen: Scarpia geeft zijn assistenten de opdracht om beelden van bewakingscamera’s terug te draaien om eerder die dag gemaakte opnamebeelden te kunnen bekijken. Maar dan moeten ze toch weten waar Angelotti zich schuil houdt? Het staat duidelijk op hun camera’s vastgelegd: ‘nel pozzo del giardino’.

Als geen ander componist wist Puccini zijn opera’s in een paar akkoorden samen te vatten zodat je meteen in de juiste stemming werd gebracht. Ook bij Tosca, ja. Ik ga hier niet in details treden, maar de drie beginakkoorden van de opera:  Bes, As en E, die moeten een ‘duivel’ in de muziek verbeelden en die duivel, die heeft een naam. Scarpia. Dat is ook verder in de opera ‘Scarpia’s muziek’, daar heeft Puccini goed over nagedacht. Door de opera met gesproken tekst te laten beginnen en pas daarna de akkoorden te laten klinken haal je de angel uit het verhaal.

Tosca_NRO022

© Marco Borggreve

Wat ik ook jammer vond was de aankleding. Tosca is een diva die zich toch wel een spannendere jurken kan permitteren, laat staan de kleurloze en onflatteuze mantelpakje in de derde acte. Cavaradossi is iets meer dan een hippie in een korte broek: hij bezit immers een villa? En Scarpia, de belangrijkste man van de geheime politie, die zal nooit en te nimmer een uniform aan hebben gehad.

Tosca_NRO014

© Marco Borggreve

Maar wat de productie echter zeer de moeite maakte waren de zangers en, laten we wel zijn: daar gaat het in een opera voornamelijk om, om de zangers. Ik heb de uitvoering eerst op de radio gehoord en daar was ik best blij mee want zo kon ik de stemmen beoordelen zonder gestoord worden door beelden. En die stemmen, die waren echt, echt, echt TOP, allemaal! Gelukkig werd mijn eerste indruk ook live bevestigd: er werd werkelijk fantastisch goed gezongen.

Tosca_NRO009

Philip Rhodes (Scarpia) © Marco Borggreve

Allereerst was er een fenomenale Scarpia van de jonge Nieuw-Zeelandse bariton Phillip Rhodes. Goed: hij oogde (en klonk) een beetje jong voor die rol maar hij wist ontzettend goed zijn perverse emoties over te brengen. Hij zong dat hij van gewelddadige seks houdt en dat hoorde je terug in zijn stem. Zijn sonore bariton is groot en hij beschikt over een scala van kleuren en nuancen. Zijn buitengewoon aantrekkelijke en erotische stem deed mij in de verte een beetje aan Sherrill Milnes denken.

Tosca_NRO069

Noah Steward (Cavaradossi) © Marco Borggreve

De Amerikaan Noah Stewart was een uitstekende Cavaradossi. Niet alle noten waren helemaal zuiver en ik merkte dat hij af en toe kneep in de hoogte, maar zijn ‘E lucevan de stelle’ was precies dat, wat het moest zijn: een liefdesverklaring. Liefdesverklaring aan zijn minnares. En aan zijn leven, waar hij over enkele minuten afscheid van ging nemen. Zeer ontroerend.

Tosca_NRO058

Kari Postma (Tosca) © Marco Borggreve

De Noorse Kari Postma was een excellente Tosca. Ik kon het zonder meer waarderen dat zij de rol op een totaal andere manier benaderde dan haar grote voorgangsters, zij heeft er een eigen ‘Postma-Tosca’ van gemaakt.

Tosca_NRO004

© Marco Borggreve

Roman Ialcic wist mij zeer te imponeren als een indrukwekkend gezongen Angelotti (wat een stem!) en Oleksandr Pushniak was een voortreffelijke koster.

Michael J. Scott (Spoletta) viel mij een beetje tegen, zijn vertolking van de gemene spion en rechterhand van Scarpia vond ik een beetje kleurloos.

Schitterend daarentegen was de bijdrage van Bernaddeta Astari, hier geen herder maar een poetsvrouw (hoe verzin je dat?), die na de ontdekking van de moord (wie poetst kantoren om drie uur s ’ochtends? De logica, hè?) het lijk liet liggen.

Tosca_NRO041

© Marco Borggreve

Er waren goede bijdragen van Simon Wilding (Sciarrone) en Alexander de Jong (kerkermeester) en het kinderkoortje en het Consensus Vocalis klonken zeer goed.

Het Orkest van het Osten ontbrak het een beetje aan italianitá, maar David Parry wist de musici de essentie van de muziek van Puccini bij te brengen. Het was spannend, zinderend, erotisch en toch behoorlijk belcantesk.

Trailer van de productie:

Bezocht op 6 november 2018 in het Koninklijk Theater Carré in Amsterdam

Mijmeringen over Tosca

Fascinated by the unknown: a visit to Opera Rara

Opera Rara

Times have changed. Not that long ago anything in the recording industry seemed possible.  The major record companies released one opera after the next. Money was not an issue. Great new stars were introduced, and just as easily dropped. Yet another Aida and Traviata, the hundredth Rigoletto, the two hundredth Tosca or Don Giovanni…..

Smaller labels targeted the niche market of classical music enthusiasts. These collectors were interested in lesser-known works by Donizetti or Bellini, in long forgotten scores and in composers like Meyerbeer, Pacini and Mayr, who enjoyed considerable renown in the past.

One of those labels – fortunately still active today – was Opera Rara. It started out as a small business run by just two men. In their pioneering years their records were issued directly to subscribers. When Opera Rara planned to record an opera, those subscribers had to pay first. After a wait that could take as long as a year, the records were distributed. Highly exclusive! Over the years, Opera Rara became what is probably the largest (and certainly the most important) opera label.

opera rara poster

Twenty years ago I visited Opera Rara in London, where I met Patric Schmid* and conductor David Parry. Schmid was one of the founders of Opera Rara and its recording executive. Since the death of his partner Don White he also was the label’s artistic director.

It is raining quite heavily as I step out of Liverpool Street station. I have a few hours to spend and intend to visit a few bookstores. Because I get lost everywhere, it seemed a safer idea to first carefully map out my route. It turns out I am much closer by than I had thought.

Still, when I make my way there fifteen minutes before my appointment I get lost once again. The weather has turned completely, the sun shines and it is hot. Covered in sweat I enter the building on Curtain Road where Opera Rara resides.

I am received by Stephen Revell, the very friendly assistant of Patrick Schmid, who leads me into an enormous room. In the middle a grand piano, covered under a yellow sheet. On the shelves, thousands of scores, books and records.

We sit at a large wooden table. Patric Schmid enters: a handsome man in his fifties, with grey hair. He apologises David Parry has been delayed and will join us later. Coffee and tea are served, and the story behind the most adventurous opera label begins.

Opera Rara Nelly en Patrick

Patric Schmid with Nelly Miricioiu  © Voix des Arts

The love for belcanto started with Chopin. Schmid, as a young pianist, came under the spell of his enthralling  music and went on a search for more. A search that eventually led to belcanto. His fascination with belcanto became so big that he wanted to change the fact that this music was hardly ever performed. To achieve this, he founded an opera company in 1970 with his friend, the musicologist Don White, called Opera Rara.

 

The search for unknown opera’s was not easy. Schmid himself uses the expression “to dig up.” And since there were no photocopiers at the time, everything had to be produced by hand.

opera rara crociato

Pirate edition of Il Crociato in Egitto © Hans van Verseveld

In 1972 their first opera was performed: Myerbeer’s Il Crociato in Egitto. Several problems occurred. Shortly before opening night the tenor cancelled. Where on earth do you find a replacement for a highly obscure work on such short notice? Fortunately William McKinney saved the production by taking over the role two days before the premiere.

opera rara hugo

All the operas performed by Opera Rara were broadcast by the BBC. Afterwards, these performances were issued by various pirate labels.  In 1977 Schmid and White decided to record the operas themselves and founded the record label Opera Rara. The money to make the recordings was collected directly from their supporters on a subscription basis. The first recording was Donizetti’s Ugo Conte di Parigi, made in July 1977.  The conductor was Allun Francis, who has been one of their two regular conductors since.

Janet Price sings Bianca’s aria “No, che infelice appieno….” from the Donizetti rarity Ugo Conte di Parigi:

 

The other host, conductor David Parry, meanwhile has arrived and joins our conversation with much animation. This former pupil of, amongst others, Celibidache, started his career as a rehearsal pianist, something he believes to be absolutely indispensable for a conductor. His conducting career began in 1973 in Wexford. In 1975 he worked as a conductor’s assistant there in the first performance in 93 years of Orazi e Curiazi by Mercadente, an opera he would record twenty years later for Opera Rara.

Nelly Miricioiu sings ‘Di quai soavi palpiti’ from Orazi e Curiazi:

Not only conductors remain faithful to Opera Rara, singers as well. No wonder: they get the opportunity to make recordings, learn new repertory and work in a relaxed atmosphere. The greatest and most famous stars have worked (and still work) on their projects: Nelly Miriciou, Annick Massis, Jennifer Larmore, Joyce El-Khoury, Bruce Ford, Alaister Miles, Michael Spyres, Carmen Giannattassio  – just to name a few.

Opera Rara David Parry Courtain Road 98

Patric Schmid & David Parry © Basia Jaworski for Basia con fuoco

As a farewell I receive a special gift: the yellow sheet is removed from the grand piano, David Parry picks out a score and plays (and sings, helped by Patric Schmid) an aria from Margherita d’Anjou by Meyerbeer** for me.

*Patric Schmid died suddenly on November 6th, 2005. He was only 61 years old

**Margherita d’Anjou was issued in October 2003. It was one of Meyerbeer’s first operas, still from his Italian period. No complete score of the opera was preserved, so a lot was reconstructed, or “dug up” in the words of Patric Schmid. The excellent cast is headed by Annick Massis, Bruce Ford, Daniela Barcellona and Alastair Miles, and the London Philharmonic Orchestra under the inspired direction of David Parry (ORC25).

English traslation: Remko Jas

See also interviews (in English):

JENNIFER LARMORE interview (English translation)

Interview with JOYCE EL-KHOURY (English translation)

CARMEN GIANNATTASSIO interview in English

and in German:

Nelly Miricioiu – Keizerin van de ZaterdagMatinee

Opera Rara: Bellini en Verdi

BELLINI

IL PIRATA

Opera Rara Il Pirata

Il Pirata, één van de mooiste opera’s van Bellini, is voor de meeste mensen niet meer dan een titel. Logisch: het wordt bijna nooit meer opgevoerd en het wordt ook maar zelden opgenomen. Waarom, eigenlijk?

De laatste scène behoort tot de sterkste die Bellini ooit schreef. U hoort er al Donizetti’s Lucia di Lammermoor in. En het openingskoor uit de derde akte, ‘Che rechi tu’, kan je bijna letterlijk in Macbeth en Luisa Miller van Verdi terugvinden

Tot voor kort kende ik maar drie opnamen van de opera, met als Imogene-vertolksters Montserrat Caballé, Maria Callas en Lucia Aliberti. Voor het gemak tel ik de ZaterdagMatinee-uitvoering met Nelly Miricioiu dan niet mee, die is tenslotte niet uitgebracht (ZONDE!). Opera Rara voegt een opname toe aan de kleine discografie.

Bij Opera Rara zingt Carmen Giannattasio de rol van Imogene. Haar timbre is veel lichter en minder dramatisch dan dat van Callas en veel stroever dan dat van Caballé. Maar als je hun stemmen even uit je hoofd zet, kan je niet anders dan toegeven dat zij heel wat te bieden heeft, zeker in haar waanzinaria.

Meer moeite heb ik met de heren. Ludovic Tézier is een voortreffelijke zanger, maar belcanto … nee. Daarvoor is zijn bariton niet soepel genoeg. Toch – in de passages waarin hij wat minder coloraturen te zingen heeft en gewoon autoritair mag zijn, is hij zonder meer overtuigend.

José Bros gold ooit als één van de meest veelbelovende jonge belcantozangers van zijn generatie, een belofte die eigenlijk nooit is ingelost. Prima hoogte, goede coloraturen, maar zijn stem komt af en toe geknepen over.

David Perry dirigeert, één van de grootste belcanto specialisten tegenwoordig dirigeert meer dan bevlogen. (ORC45)

Promovideo met Carmen Giannattasio over (o.a.) haar opname van Il Pirata:

 

LA STRANIERA

Opera Rara La Straniera

Toegegeven, het libretto is zo warrig, dat zelfs de hoofdpersonen waarschijnlijk niet weten wie ze zijn, wat ze aan het doen zijn, met wie, en waarom. Maar de muziek! Als er engelen bestonden dan zouden ze Bellini’s cantilenen uit La Straniera tot vervelens toe (kan men daar verveeld van raken?) herhalen.

Dat geldt nog meer omdat er in de opera, op één of drie keer na, niet echt aria’s voorkomen, niet in de ouderwetse manier althans. Het is meer een ‘conversatiestuk’ met veel dialogen en zeer theatrale, lange scènes, die elkaar toch in een rap tempo opvolgen.

Bellini componeerde La Straniera in 1829, drie jaar voor Norma en La Sonnambula, en je hoort er al de kleine voorbodes in van zijn bekendste muziek (‘Casta Diva!’). Wonderlijk genoeg hoor ik ook flarden uit La Traviata tussendoor…

Alle rollen zijn voortreffelijk bezet. Darío Schmunck is met zijn aangenaam klinkende tenor bijzonder geschikt voor een romantische lover en de lyrische bariton Mark Stone (onthoud die naam!) is een warmbloedige Valdeburgo.

De virtuoze mezzo Enkelejda Shkosa zingt een ontroerende Isoletta en over Patrizia Ciofi volstaat één woord: fenomenaal. Er is geen enkele zangeres die de rol van Aleida tegenwoordig beter, en met meer betrokkenheid, zou kunnen zingen (ORC 38)

Patrizia Ciofi:

 

VERDI

MACBETH

opera rara macbeth

De première van Macbeth in 1847 was zeer succesvol en jarenlang beschouwde Giuseppe Verdi het werk als één van zijn beste opera’s. Toen hij echter in 1865 de partituur weer eens inkeek om een paar voorstellingen in Parijs voor te bereiden, was hij er minder gelukkig mee. Een geheel herziene versie was het resultaat. Het succes bleef echter uit en pas halverwege de vorige eeuw begon een voorzichtige ‘Macbeth-revival’. In die tweede, ‘verbeterde’ versie.

Eind jaren zeventig besloot de BBC om een paar Verdi-opera’s in de oorspronkelijke versie op te voeren en Macbeth was er één van. Dankzij Opera Rara, een firma die zich sterk maakt voor vergeten opera’s (dus waarom ook niet voor vergeten versies van bekende opera’s?), is de opname op de markt gekomen.

Het is fascinerend om al de verschillen zelf te kunnen horen. Want het zijn er behoorlijk wat, voornamelijk in de laatste twee aktes. De slaapwandelscène is hetzelfde gebleven, maar het openingskoor in de derde akte (hier bijna gelijk aan ‘Va pensiero’) en het slot zijn totaal anders. En ‘La luce langue’, de magnifieke aria van Lady Macbeth, heet hier ‘Trionfai! Securi alfine’ en klinkt heel wat minder dramatisch, met veel meer coloraturen.

De uitvoering met onder anderen Peter Glossop, Rita Hunter, John Tomlinson en Kenneth Collins is uitstekend en het BBC Concert Orchestra onder leiding van John Matheson speelt zeer bezield (Opera Rara ORCV301).

Hieronder ‘Trionfai! Securi alfine’ door Rita Hunter:

LE VÊPRES SICILIENNES

opera rara vespri

Les vêpres siciliennes’ was Verdi’s eerste Franse Grande Opéra, die hij – na lang aandringen door de Parijse Opera – componeerde op het libretto van Eugene Scribe en Charles Duyverier. Het is Verdi’s langste opera geworden, wat in de eerste plaats is te danken aan een half uur lange ballet in de derde acte.

The Four Seasons Ballet – I. Prelude & Winter:

Het verhaal speelt zich af in Palermo in 1282, tijdens de Franse bezetting van Sicilië. Henri, een jonge Siciliaan is verliefd op Hélène, een jonge Oostenrijkse hertogin, gevangen gehouden door Guy de Montfort, de Franse gouverneur in Sicilië. Als blijkt dat de Montfort de vader van Henri is, zijn de verwikkelingen niet te overzien, en aan het eind is zowat iedereen dood. De premiere in 1855 was een fiasco, en een paar jaar later bewerkte Verdi het tot I Vespri Siciliani.

Les vêpres siciliennes was de derde uitgave in de serie ‘originele versies’ van Opera Rara, na eerdere uitgaven van Macbeth en Simon Boccanegra. Het werd al in mei 1969 live opgenomen in The Camden Theatre in Londen en in februari 1970 door de BBC uitgezonden, maar de cd-uitgave kwam pas in 2004 op de markt.

De uitvoering, met in de hoofdrollen Jacqueline Brumaire, Jean Bonhomme en Neilson Taylor, is redelijk tot goed, maar als document is het van een buitengewoon belang. (ORCV303).

Gefascineerd door onbekende opera’s: op bezoek bij OPERA RARA.

 Opera Rara

Tijden veranderen. Nog niet zo vreselijk lang geleden kon de koek niet op. Grote platenmaatschappijen namen de ene na de andere opera op, op kosten werd niet gekibbeld, nieuwe grote sterren werden gelanceerd en met net zo veel gemak gedropt. Nog één Aida en La Traviata, de honderdste Rigoletto, de tweehonderdste Tosca of Don Giovanni

In de marge opereerden de kleinere, minder bekende firma’s, terend op een handjevol echte liefhebbers en verzamelaars die op zoek waren naar minder bekende titels van Donizetti of Bellini, naar verloren gewaande partituren en naar de ooit zo succesvolle en inmiddels vergeten componisten: Meyerbeer, Paccini, Mayr …

Eén van zulke firma’s was en nog steeds (!) is Opera Rara, ooit begonnen als een tweemansbedrijfje. In de pioniersjaren kon je je melden als een abonnee. Je kreeg dan een bericht over een op te nemen opera, je stortte het geld en het duurde soms meer dan een jaar eer je de platen thuis toegestuurd kreeg. Het was iets zeer exclusiefs. Inmiddels is Opera Rara uitgegroeid tot wellicht het grootste (en zeker het belangrijkste) opera label.

 

Opera Rara logo

 

Twintig jaar geleden bracht ik een bezoek aan  Opera Rara in Londen, waar ik een ontmoeting had met Patric Schmid* en dirigent David Parry. Schmid was één van de oprichters, de opnameleider en sinds het overlijden van zijn partner Don White tevens de artistiek manager van het label.

Als ik het metrostation Liverpool Street uitstap, regent het pijpenstelen. Ik heb nog een paar uur de tijd en ben vast van plan een paar boekwinkels op te zoeken, maar het lijkt mij een veilig idee om alvast de weg te verkennen, zeker omdat ik altijd en overal weet te verdwalen. Het is veel dichterbij dan ik dacht.

Niettemin, als ik er een kwartier voor de afgesproken tijd weer naartoe loop, verdwaal ik. Het weer is inmiddels omgeslagen; de zon schijnt en het is heet. Helemaal bezweet betreed ik het pand op Curtain Road, een vestiging van Opera Rara.

Ik word verwelkomd door Stephen Revell, de uiterst vriendelijke assistent van Patric Schmid die mij een enorme kamer binnenleidt. In het midden staat een vleugel, veilig geborgen onder een lap gele stof. Op de planken duizenden partituren, boeken en platen.

We nemen plaats aan een grote houten tafel. Patric Schmid komt binnen: een knappe vijftiger met grijze haren. David Parry wordt geëxcuseerd, hij is wat verlaat. Wij krijgen koffie en thee en het verhaal achter het meest avontuurlijke operalabel begint.

Opera Rara Nelly en Patrick

Patric Schmid met Nelly Miricioiu  © Voix des Arts

De liefde voor het belcanto begon met Chopin. Schmid raakte als jonge pianist zo in de ban van de betoverende klanken van deze componist dat hij op zoek ging naar meer. Een zoektocht die bij belcanto uitkwam. Daar raakte hij zo gefascineerd door dat hij besloot er wat aan te doen dat de muziek – toen –  vrijwel nooit werd uitgevoerd. Samen met zijn vriend, de musicoloog Don White, richtte hij in 1970 een operagezelschap op. Opera Rara.

 

Het zoeken naar de onbekende opera’s was niet makkelijk, Schmid  zelf heeft het over ‘uitgraven’. En aangezien het kopieerapparaat  nog uitgevonden moest worden, werd alles met de hand gedaan.

opera rara crociato

Piratenuitgave van Il Crociato in Egitto © Hans van Verseveld

In 1972 werd de eerste opera uitgevoerd: Il Crociato in Egitto van Meyerbeer. Zonder problemen ging het niet: een paar dagen voor de première zei de tenor af, en waar vind je een vervanger voor zo’n onbekend stuk? Gelukkig, William McKinney redde de productie door twee dagen van tevoren de rol over te nemen.

 opera rara hugo

Alle door de Opera Rara uitgevoerde opera’s werden uitgezonden door de BBC en door de ‘piraten’ op de plaat gezet. In 1977 besloten Schmid en White de opera’s zelf te gaan opnemen en richtten het platenlabel Opera Rara op. Het geld voor de opnamen werd direct ingezameld bij liefhebbera door middel van abonnementen. Als eerste werd Donizetti’s Ugo Conte di Parigi opgenomen, in juli 1977. De opera stond onder leiding van Alun Francis, sindsdien één van twee vaste dirigenten.

Janet Price sings Bianca’s aria “No, che infelice appieno….” from the Donizetti rarity “Ugo Conte di Parigi”:

De andere gastheer, de dirigent David Parry is inmiddels gearriveerd en neemt geanimeerd deel aan ons gesprek. De voormalige leerling van onder andere Celibidache begon zijn carrière als pianist en repetitor van zangers, wat volgens hem absoluut onmisbaar is voor een dirigent. Zijn loopbaan begon in 1973 in Wexford, waar hij in 1975 als assistent van de dirigent betrokken was bij de opvoering (voor het eerst na 93 jaar!) van de opera Orazi e Curiazi van Mercadante, een opera die hij 20 jaar later voor Opera Rara zou opnemen.

Nelly Miricioiu zingt ‘Di quai soavi palpiti’ uit Orazi e Curiazi:

Niet alleen de dirigenten, ook de zangers zijn de Opera Rara trouw. Geen wonder: zij worden in gelegenheid gesteld om opnames te maken, nieuw repertoire te leren en te werken in een ontspannen sfeer. De grootste en beroemdste sterren deden (en doen nog steeds) er aan mee: Nelly Miriciou, Annick Massis, Jennifer Larmore, Joyce El-Khoury, Bruce Ford, Alaister Miles, Michael Spyres, Carmen Giannattassio  – om een paar te noemen.

Opera Rara David Parry Courtain Road 98

Patric Schmid & David Parry © Basia Jaworski for Basia con fuoco

Als afscheid krijg ik een bijzonder cadeau: de gele lap gaat van de vleugel af, David Parry pakt een partituur en speelt (en zingt – geholpen door Patric Schmid) voor mij een aria uit Margherita d’Anjou  van Meyerbeer **

*Patric Schmid overleed plotseling op 6 november 2005. Hij was toen maar 61 jaar oud.

** Margherita d’Anjou werd in oktober 2003 uitgebracht. Het was één van Meyerbeers eerste opera’s, nog uit zijn Italiaanse tijd. Van die opera was geen complete partituur bewaard, heel veel was dus gereconstrueerd – “uitgegraven”, volgens de woorden van Patric Schmid. De voortreffelijke cast wordt aangevoerd door Annick Massis, Bruce Ford, Daniela Barcelona en Alastair Miles, en het London Philharmonic Orchestra staat onder de bezielde leiding van David Parry (ORC25).

Zie ook interviews met
Nelly Miricioiu – Keizerin van de ZaterdagMatinee
JENNIFER LARMORE
JOYCE EL-KHOURY
CARMEN GIANNATTASIO