Opera_Rara

Queen Elisabeth, Leicester and Mary Stuart: history rewritten by Rossini

This opera is perhaps not one of Rossini’s most interesting works, but it is so very beautiful! The story? Leicester, Elisabetta’s lover, makes war in Scotland, secretly marries Matilde (a daughter of Mary Stuart) and takes her and her brother Enrico with him to England. He confides his secret to Norfolk, whom he considers his friend, but the latter betrays him. But it will all work out in the end, and – more importantly – it assures us of more than three hours of vocal pleasure.

It was the first of nine operas Rossini had written for the Teatro San Carlo in Naples. It was also his first opera for Isabella Colbran as well as his first opera in which all recitatives were accompanied by the strings.

For the recording by Opera Rara in 2002, a special edition was made from the manuscript. This was the first time that the work was recorded completely.

The scoring is phenomenal. Jennifer Larmore (Elisabetta) and Majella Cullagh (Matilde) are both irresistible. Bruce Ford is a beautiful, lyrical Leicester and Antonino Siragusa a truly sparkling Norfolk. Giuseppe Carella conducts the whole with great inspiration and verve.

And if the overture sounds familiar to you, then you are right: Rossini reused it for Il Barbiere di Sevilla (ORC22).


Acht minder bekende opera’s van Donizetti

葛塔諾·多尼采蒂wiki | TheReaderWiki
Portret van Gaetano Donizetti door Giuseppe Rillosi, 1848

75 opera’s heeft hij geschreven, de belcanto reus uit Bergamo. Vijfenzeventig! Tel daarbij, ik citeer: 16 symfonieën, 19 strijkkwartetten, 193 liederen, 45 duetten, 28 cantates en nog wat soloconcerten, sonates en kamermuziek. En hoeveel van al dat moois horen we tegenwoordig? Een doorsnee muziekliefhebber komt niet verder dan Lucia di Lamermoor, L’Elisir d’amore, Don Pasquale… Wellicht nog de Tudor-drieluik (Anna Bolena, Maria Stuarda en Roberto Devereux. En, o ja, La Fille du Regiment, vanwege al die hoge C’s op een rijtje.

PIA DE TOLOMEI

Opera rara Pia

Het verhaal van Salvatore Cammarano, auteur van o.a. Maria di Rudenz en Il Trovatore over een ten onrechte van overspel beschuldigde echtgenote van een kasteelheer speelt zich af tegen de achtergrond van een oorlog tussen Florence en Siena en is door Donizetti voorzien van de mooiste aria’s en duetten.

De bezetting, met een werkelijk weergaloze Majella Cullagh als Pia en Manuela Custer als haar broer Rodrigo voorop, is zoals altijd bij Opera Rara, werkelijk subliem. (ORC 30)

ROSMONDA D’INGHILTERRA

Opera Rara Rosmonda

Het verhaal speelt zich in het Engeland van de twaalfde eeuw af. Koning Henry II is getrouwd met Leonora van Aquitanië, maar houdt ook nog een maîtresse op na. Deze minnares (Rosmonda) zit opgesloten in een toren, en de page Arturo, die op haar moet letten is zelf verliefd op haar geworden. Een – heerlijke, dat wel – draak van een verhaal, maar de muziek is goddelijk mooi: lyrische passages worden afgewisseld met heftige ensembles.

Renée Fleming is de zoetgevooisde Rosmonda, en Nelly Miricioiu de verbitterde koningin Leonora. Beide dames komen elkaar tegen in de laatste scène, wat resulteert in een van de spannendste duetten. (ORC 13)

PARISINA

Opera Rara Parisina

Hergebruiken… Daar was vroeger niemand vies van, ook Donizetti niet. Zeker als de première voor de deur stond en het libretto op zich liet wachten. Voor Parisina heeft hij het een en ander van zichzelf geleend, en voor het gemak ‘knipte en plakte’ hij de (schitterende, overigens) ouverture die hij eerder voor Ugo, Conte di Parigi componeerde. Ondanks de krappe componeertijd (Donizetti heeft er niet meer dan een paar weken over gedaan) werd de opera zeer enthousiast ontvangen en bleef regelmatig op het repertoire staan, ook in het buitenland. Terecht. Felice Romani was een werkelijk begenadigd dichter, en met Parisina heeft hij een van zijn mooiste libretto’s afgeleverd. Alles zit erin: liefde, moord, opoffering, bedrog … En met de prachtige cantilenen van Donizetti erbij kan je niet anders dan snotteren en genieten.

Parisina is tegen haar wil uitgehuwelijkt aan een oude man, Azzo. Al jaren is zij (wederzijds, doch platonisch) verliefd op Ugo, die, naar later blijkt, de zoon is van Azzo en zijn eerste, door hem uit jaloezie vermoorde vrouw. Parisina verraadt haar gevoelens tijdens haar slaap (kunt u zich nog de droom van Cassio in Otello van Verdi herinneren?), Ugo wordt omgebracht en zij sterft van verdriet.

Carmen Giannattasio, José Bros en Dario Solari zingen hun rollen zeer verdienstelijk. Een onmisbare cd voorvoor een Donizetti (en niet alleen) verzamelaar (Opera Rara(ORC 40).

IMELDA DE’LAMBERTAZZI

Imelda

De opera speelt zich af in het door oorlogen tussen de Ghibellijnen en de Welfen verscheurde Bologna. Imelda en Bonifacio worden verliefd op elkaar, maar zij is een Ghibellijn en hij een Welf, dus op een goede afloop hoef je niet te rekenen.

Nicole Cabell zingt een mooie titelheldin, en haar stem mengt goed met James Westman’s lichte, bijna tenorale bariton.

Hun bijdrage verbleekt echter bij de formidabele prestaties van beide tenoren. Frank Lopardo’s stem is in de loop der jaren donkerder en mannelijker geworden, toch heeft hij niets aan zijn souplesse verloren. Massimo Giordano beschikt over een pracht van een lyrische tenor, waarmee hij ook overtuigend weet te acteren.

Het perfect spelende Orchestra of the Age of Enlightment wordt met verve gedirigeerd door Mark Elder (Opera Rara ORC36)

LES MARTYRS

martyrs

Les Martyrs is zijn leven als Poliuto begonnen. Het libretto van Eugène Scribe was gebaseerd op het toneelstuk Polyeucte van Pierre Corneille uit 1642 en droeg sterk de levensvisie van de schrijver uit: de wil is een bepalende factor in het leven. De première in Napels werd afgelast: het verbeelden van de Christenvervolging op toneel was toen in Napels verboden.

In Parijs heeft Donizetti bij Scribe een nieuw libretto besteld en componeerde er een nieuwe ouverture en een paar solo’s voor de hoofdrol bij. Hij veranderde de finale van de eerste acte en voegde de, in Parijs onmiskenbare balletmuziek toe. Daarbij heeft hij de romantische verwikkelingen behoorlijk afgezwakt en legde nog meer nadruk op het religieuze aspect.

Ondanks het aanvankelijk succes zijn ‘De Martelaren’ van de affiche verdwenen: daarvoor kwam weer, al is het mondjesmaat, ‘Poliuto’ voor terug. Na de 1920 werd de opera nog maar sporadisch uitgevoerd (een curiosum: in 1942 werd de opera opgevoerd ter gelegenheid van het bezoek van Hitler aan Mussolini, de hoofdrol werd toen gezongen door Benjamino Gigli).

Joyce El-Khory is een perfecte Pauline: dromerig, liefhebbend en als een leeuw (nomen omen) vechtend voor het leven van haar christen geworden echtgenoot. Een echtgenoot die zij niet eens liefheeft, want in de veronderstelling dat haar voormalige verloofde dood is, liet zij zich aan de protegé van haar vader uithuwelijken.

Michale Spyres is een zeer heroïsche Polyeucte en in  “Oui, j’irai dans leurs temples” laat hij een perfecte, voluit gezongen hoge “E” horen.

Michael Spyres in cavatina and cabaletta ” Mon seul trésor” & “Oui, j’irai dans les temples”:

Het orkest onder leiding van Sir Mark Elder speelt de sterren van hemel (Opera Rara ORC52)

LE DUC D’ALBE

duc

Het verhaal in het kort: hertog Alva, de bloederige afgezant van koning Philips, bestiert het Vlaanderen met ijzeren hand. Hij heeft de graaf van Egmond laten onthoofden en Hélène, Egmond’s dochter, zweert wraak. Haar geliefde Henri de Bruges blijkt in werkelijkheid de zoon van Alva te zijn en als Hélène de tiran wil vermoorden, werpt hij zich tussenbeide. Henri dood, Hélène verbouwereerd en de naar Lissabon vertrekkende Alva wanhopig van verdriet. Einde opera. Als het libretto u enigszins bekend voorkomt dan heeft u gelijk. Verdi gebruikte het ook in zijn Les vêpres siciliennes.

Donizetti componeerde de opera in 1839 voor Parijs, maar het werk is onafgemaakt gebleven. Al een paar jaar na de dood van de componist werden er pogingen gedaan om de opera te voltooien: men ging toen uit van de Italiaanse vertaling van het libretto. Her en der waren er opvoeringen, maar echt populair werd de opera nooit. Jammer eigenlijk, want hiermee is de weg naar Verdi en zijn Don Carlo geplaveid.

Opera Rara (Opera Rara ORC54) beperkt zich met deze opname tot het onaffe origineel, waardoor het verhaal eindigt met de arrestatie van Henri. De rest moeten wij er bij fantaseren.

Met Laurent Naouri is de rol van Alva meer dan perfect bezet. Zijn bariton klinkt autoritair en bij vlagen angstaanjagend. Maar ook smekend. Je zou medelijden met hem hebben!

Angela Meade is een zeer ferme Hélène. Haar coloraturen zijn stevig en secuur maar verwacht geen flauwvallende heldin a’la Lucia of Elvira: deze dame heeft guts!

Wat niet zegt dat zij ook niet fluisterend lief kan hebben, maar dat wraak haar prioriteit is, is nogal wiedes. Luister even naar het liefdesduet in de tweede akte: “Ah! Oui, longtemps en silence” en de daaropvolgende heldhaftige “Noble martyr de la patrie”, waarin Hélène de boventoon voert.

Michael Spyres’ Henri is, ondanks zijn heroïsche timbre, het meest softe personage. Niet in zijn zangprestaties, o nee, want met zijn rol zet hij een nieuwe maatstaf voor belcanto in het Frans; maar als karakter. In confrontatie met zijn vader laat hij zich van zijn meest gevoelige kant zien. De scéne is trouwens één van de hoogtepunten van de opera. Donizetti op zijn best, hier had Verdi zich niet voor hoeven te schamen.

ENRICO DI BORGOGNA

Donizetti Enrico

Wat de opname werkelijk onweerstaanbaar maakt is de enscenering. Nu is ‘theater in het theater’ niet echt iets nieuws, maar Silvia Paoli weet er een eigen draai aan te geven en het resultaat is niet alleen hilarisch maar ook echt goed. Tel de prachtige kostuums er bij…. Schitterend!

Waar gaat de opera over? Liefde, wraak en gerechtigheid, uiteraard. Enrico’s vader werd van de troon gestoten door zijn broer Ulrico wiens zoon Guido nu niet alleen de troon maar ook Elisa, de geliefde van Enrico voor zich wil houden. Bent u er nog? Mooi, want wees gerust: het komt allemaal goed.

Maar het is niet alleen de enscenering die de opname zo ontzettend de moeite waard maakt, ook de zangers zijn zonder meer goed. Anna Bonitatibus zingt een voortreffelijke Enrico en zijn tegenstander Guido wordt uitstekend vertolkt door Levy Sekgapane. Sonia Ganassi zingt een zeer virtuoze Elisa.

Alessandro de Marchi laat de Academia Montis Regalis spetteren. (Dynamic 37833)



Fascinated by the unknown: a visit to Opera Rara

Opera Rara

Times have changed. Not that long ago anything in the recording industry seemed possible.  The major record companies released one opera after the next. Money was not an issue. Great new stars were introduced, and just as easily dropped. Yet another Aida and Traviata, the hundredth Rigoletto, the two hundredth Tosca or Don Giovanni…..

Smaller labels targeted the niche market of classical music enthusiasts. These collectors were interested in lesser-known works by Donizetti or Bellini, in long forgotten scores and in composers like Meyerbeer, Pacini and Mayr, who enjoyed considerable renown in the past.

One of those labels – fortunately still active today – was Opera Rara. It started out as a small business run by just two men. In their pioneering years their records were issued directly to subscribers. When Opera Rara planned to record an opera, those subscribers had to pay first. After a wait that could take as long as a year, the records were distributed. Highly exclusive! Over the years, Opera Rara became what is probably the largest (and certainly the most important) opera label.

opera rara poster

Twenty years ago I visited Opera Rara in London, where I met Patric Schmid* and conductor David Parry. Schmid was one of the founders of Opera Rara and its recording executive. Since the death of his partner Don White he also was the label’s artistic director.

It is raining quite heavily as I step out of Liverpool Street station. I have a few hours to spend and intend to visit a few bookstores. Because I get lost everywhere, it seemed a safer idea to first carefully map out my route. It turns out I am much closer by than I had thought.

Still, when I make my way there fifteen minutes before my appointment I get lost once again. The weather has turned completely, the sun shines and it is hot. Covered in sweat I enter the building on Curtain Road where Opera Rara resides.

I am received by Stephen Revell, the very friendly assistant of Patrick Schmid, who leads me into an enormous room. In the middle a grand piano, covered under a yellow sheet. On the shelves, thousands of scores, books and records.

We sit at a large wooden table. Patric Schmid enters: a handsome man in his fifties, with grey hair. He apologises David Parry has been delayed and will join us later. Coffee and tea are served, and the story behind the most adventurous opera label begins.

Opera Rara Nelly en Patrick

Patric Schmid with Nelly Miricioiu  © Voix des Arts

The love for belcanto started with Chopin. Schmid, as a young pianist, came under the spell of his enthralling  music and went on a search for more. A search that eventually led to belcanto. His fascination with belcanto became so big that he wanted to change the fact that this music was hardly ever performed. To achieve this, he founded an opera company in 1970 with his friend, the musicologist Don White, called Opera Rara.

 

The search for unknown opera’s was not easy. Schmid himself uses the expression “to dig up.” And since there were no photocopiers at the time, everything had to be produced by hand.

opera rara crociato

Pirate edition of Il Crociato in Egitto © Hans van Verseveld

In 1972 their first opera was performed: Myerbeer’s Il Crociato in Egitto. Several problems occurred. Shortly before opening night the tenor cancelled. Where on earth do you find a replacement for a highly obscure work on such short notice? Fortunately William McKinney saved the production by taking over the role two days before the premiere.

opera rara hugo

All the operas performed by Opera Rara were broadcast by the BBC. Afterwards, these performances were issued by various pirate labels.  In 1977 Schmid and White decided to record the operas themselves and founded the record label Opera Rara. The money to make the recordings was collected directly from their supporters on a subscription basis. The first recording was Donizetti’s Ugo Conte di Parigi, made in July 1977.  The conductor was Allun Francis, who has been one of their two regular conductors since.

Janet Price sings Bianca’s aria “No, che infelice appieno….” from the Donizetti rarity Ugo Conte di Parigi:

 

The other host, conductor David Parry, meanwhile has arrived and joins our conversation with much animation. This former pupil of, amongst others, Celibidache, started his career as a rehearsal pianist, something he believes to be absolutely indispensable for a conductor. His conducting career began in 1973 in Wexford. In 1975 he worked as a conductor’s assistant there in the first performance in 93 years of Orazi e Curiazi by Mercadente, an opera he would record twenty years later for Opera Rara.

Nelly Miricioiu sings ‘Di quai soavi palpiti’ from Orazi e Curiazi:

Not only conductors remain faithful to Opera Rara, singers as well. No wonder: they get the opportunity to make recordings, learn new repertory and work in a relaxed atmosphere. The greatest and most famous stars have worked (and still work) on their projects: Nelly Miriciou, Annick Massis, Jennifer Larmore, Joyce El-Khoury, Bruce Ford, Alaister Miles, Michael Spyres, Carmen Giannattassio  – just to name a few.

Opera Rara David Parry Courtain Road 98

Patric Schmid & David Parry © Basia Jaworski for Basia con fuoco

As a farewell I receive a special gift: the yellow sheet is removed from the grand piano, David Parry picks out a score and plays (and sings, helped by Patric Schmid) an aria from Margherita d’Anjou by Meyerbeer** for me.

*Patric Schmid died suddenly on November 6th, 2005. He was only 61 years old

**Margherita d’Anjou was issued in October 2003. It was one of Meyerbeer’s first operas, still from his Italian period. No complete score of the opera was preserved, so a lot was reconstructed, or “dug up” in the words of Patric Schmid. The excellent cast is headed by Annick Massis, Bruce Ford, Daniela Barcellona and Alastair Miles, and the London Philharmonic Orchestra under the inspired direction of David Parry (ORC25).

English traslation: Remko Jas

See also interviews (in English):

JENNIFER LARMORE interview (English translation)

Interview with JOYCE EL-KHOURY (English translation)

CARMEN GIANNATTASSIO interview in English

and in German:

Nelly Miricioiu – Keizerin van de ZaterdagMatinee

Opera Rara: varia

GIOVANNI PACINI: CARLO DI BORGOGNA

Opera Rara Pacini Carlo

Vierenzeventig opera’s heeft hij geschreven, maar voor een doorsnee operaliefhebber is hij niet meer dan een naam. Een enkele verzamelaar van Leyla Gencer kende zijn Sappho, een doorgewinterde belcanto bewonderaar heeft Maria, Regina d’Inghilterra op zijn plank staan. Maar van Carlo di Borgogna heeft bijna niemand gehoord.

Geen wonder. De première in 1835 was een fiasco en de opera werd nooit meer uitgevoerd. Sterker: ook de partituur werd niet eerder uitgegeven. Is het terecht? Laat ik maar eerlijk zijn: een hoogvlieger is het niet.

De opbouw is heel traditioneel: cavattina, cabaletta, stretta en van enige psychologische ontwikkeling van de personages is absoluut geen sprake. Wat dat betreft blijft Paccini ver achter bij zijn tijdgenoten Donizetti en – voornamelijk – Bellini.

Maar de muziek  is machtig mooi en er valt wanzinnig veel te genieten. Het is tenslotte niet voor niets dat Pacini ‘Il maestro di cabaletta’ werd genoemd!

De uitvoering is van een onvoorstelbaar hoog niveau. Alle zangers, met Bruce Ford, Jennifer Larmore en Elizabeth Futral voorop beschikken over een formidabele techniek en een ongekende souplesse en David Parry dirigeert met verve en overgave.

Toen de opname op de markt werd gebracht werd er in de connaisseurkringen gesproken over een ‘belcanto opname van het millennium’. Niet onterecht! (ORC21)

Jennifer Larmore en Elizabeth Futral zingen het duet ‘Qual d’un angelo nel core, espulsa schernita’:

GIOVANNI SIMONE MAYR: GINEVRA DI SCOZIA

Opera Rara Mayr Ginevra

Wij kunnen het ons niet meer voorstellen maar Giovanni Mayr behoorde ooit tot de meest succesvolle opera componisten. Zijn Ginevra di Scozia ging in 1801 in Teatro Nuovo in Triest in première waar ze dertig jaar repertoire heeft gehouden, zelfs nadat Mayrs’ roem door de ‘nieuwkomers’ Rossini en Donizetti werd overschaduwd. Exact tweehonderd jaar later keerde Ginevra met veel succes terug naar Triest, alwaar zij live werd opgenomen.

Als basis voor het libretto diende een episode uit Orlando Furioso van Ariosto: Ariodante en Ginevra houden van elkaar en de jaloerse gemenerik Polinesso doet alles om ze uit elkaar te drijven. Drie cd’s lang zijn wij getuige van alle verwikkelingen, gelukkig loopt het allemaal goed af.

De bezetting is bijzonder sterk. Allereerst is er de titelrol van Elizabeth Vidal: een schitterende coloratuursopraan die met gemak en soepelheid al haar vereiste hoge E’s (en dat zijn er wat!) haalt en daarbij nog tot tranen toe weet te ontroeren. luister maar naar ‘Di mia morte’ ( een driedelige aria begeleid door cello obligato) aan het eind van de eerste acte.

Met haar warme en beweeglijke alt zet Daniela Barcellona een ontroerende Ariodante neer en Antonino Siragusa trekt alle registers open in zijn rol van de schurk Polinesso. (ORC23)

AMBROISE THOMAS: LA COUR DE CÉLIMÈNE

Opera Rara Thomas Celimene

Ooit van gehoord? Nee? Ik ook niet. Zo jammer want La Cour de Célimène van Thomas is werkelijk niet te versmaden! Het is een verrukkelijke, erotisch getinte komedie waarin een jonge, rijke weduwe maar liefst veertien (!) van haar bewonderaars tegen elkaar uitspeelt om uiteindelijk in een verstandshuwelijk met een oude commandeur te stappen.

Tussendoor krijgen we ook nog een duel, want Célimènes laatste aanwinst, de Chevallier (schitterende Sébastien Droy) is heetgebakerd, maar het komt allemaal goed en in ruil voor een comfortabel leven in haar landhuis is de commandeur maar al te bereid alle minnaars van zijn vrouw te accepteren.

La Comtesse (een rol geschreven voor de legendarische coloratuursopraan, Marie Miolan-Carvalho) wordt prachtig gezongen door een zeer virtuoze Laura Claycomb. Joan Rodgers geeft haar tegengas als haar meer serieuze zus en Alastair Miles is werkelijk kostelijk als de Commandeur.

Het is een amusement van het hoogste niveau en de sprankelende muziek is wonderschoon. Wat een feest!  (ORC 37)

 

IL PRIMO DOLCE AFFANNO

Opera Rara Il primo

De titel van deze cd, Il primo dolce Affanno (Mijn eerste zoete verdriet) is ontleend aan Benedetto sia ’l giorno, één van de sonnetten van Francesco Petrarca. In dit inmiddels al de zevende deel van de serie Il Salotto (Het Salon) presenteert Opera Rara een heerlijke selectie  van liederen, liedjes en duetten uit het midden- tot het einde van de negentiende-eeuwse repertoire. (ORR230)

De drie Petrarca-sonnetten in de onweerstaanbaar mooie zetting van Franz Liszt fungeren als de leidraad, voor de rest biedt de cd voornamelijk onbekende composities van Giacomo Meyerbeer, Camille Saint-Säens, Prins Józef Poniatowski, Federico Ricci, Antonio Carlos Gomes, Antonio Buzzolla en Giuseppe Verdi. Iets om even bij stil te staan, want: waarom worden die pareltjes bijna nooit uitgevoerd?

Alleen de ‘Barcarola’  voor drie stemmen van Buzzolla valt een beetje tegen, wat wellicht de schuld kan zijn door de onzeker intonerende William Matteuzzi.

Voor de rest zijn de zangers (Elizabeth Vidal, Laura Claycomb, Manuela Custer, Bruce Ford, Roberto Servile en Alastair Miles) zonder meer voortreffelijk. Ze worden dan ook uitstekend begeleid door David Harper op de piano

Elizabeth Vidal zingt ‘Theme varie for soprano’ van Camille Saint-Saens :

Meer Opera Rara opnamen:
LA COLOMBE
Les Martyrs
FANTASIO
Bruisende ‘Semiramide’ van Opera Rara

 

Opera Rara: Bellini en Verdi

BELLINI

IL PIRATA

Opera Rara Il Pirata

Il Pirata, één van de mooiste opera’s van Bellini, is voor de meeste mensen niet meer dan een titel. Logisch: het wordt bijna nooit meer opgevoerd en het wordt ook maar zelden opgenomen. Waarom, eigenlijk?

De laatste scène behoort tot de sterkste die Bellini ooit schreef. U hoort er al Donizetti’s Lucia di Lammermoor in. En het openingskoor uit de derde akte, ‘Che rechi tu’, kan je bijna letterlijk in Macbeth en Luisa Miller van Verdi terugvinden

Tot voor kort kende ik maar drie opnamen van de opera, met als Imogene-vertolksters Montserrat Caballé, Maria Callas en Lucia Aliberti. Voor het gemak tel ik de ZaterdagMatinee-uitvoering met Nelly Miricioiu dan niet mee, die is tenslotte niet uitgebracht (ZONDE!). Opera Rara voegt een opname toe aan de kleine discografie.

Bij Opera Rara zingt Carmen Giannattasio de rol van Imogene. Haar timbre is veel lichter en minder dramatisch dan dat van Callas en veel stroever dan dat van Caballé. Maar als je hun stemmen even uit je hoofd zet, kan je niet anders dan toegeven dat zij heel wat te bieden heeft, zeker in haar waanzinaria.

Meer moeite heb ik met de heren. Ludovic Tézier is een voortreffelijke zanger, maar belcanto … nee. Daarvoor is zijn bariton niet soepel genoeg. Toch – in de passages waarin hij wat minder coloraturen te zingen heeft en gewoon autoritair mag zijn, is hij zonder meer overtuigend.

José Bros gold ooit als één van de meest veelbelovende jonge belcantozangers van zijn generatie, een belofte die eigenlijk nooit is ingelost. Prima hoogte, goede coloraturen, maar zijn stem komt af en toe geknepen over.

David Perry dirigeert, één van de grootste belcanto specialisten tegenwoordig dirigeert meer dan bevlogen. (ORC45)

Promovideo met Carmen Giannattasio over (o.a.) haar opname van Il Pirata:

 

LA STRANIERA

Opera Rara La Straniera

Toegegeven, het libretto is zo warrig, dat zelfs de hoofdpersonen waarschijnlijk niet weten wie ze zijn, wat ze aan het doen zijn, met wie, en waarom. Maar de muziek! Als er engelen bestonden dan zouden ze Bellini’s cantilenen uit La Straniera tot vervelens toe (kan men daar verveeld van raken?) herhalen.

Dat geldt nog meer omdat er in de opera, op één of drie keer na, niet echt aria’s voorkomen, niet in de ouderwetse manier althans. Het is meer een ‘conversatiestuk’ met veel dialogen en zeer theatrale, lange scènes, die elkaar toch in een rap tempo opvolgen.

Bellini componeerde La Straniera in 1829, drie jaar voor Norma en La Sonnambula, en je hoort er al de kleine voorbodes in van zijn bekendste muziek (‘Casta Diva!’). Wonderlijk genoeg hoor ik ook flarden uit La Traviata tussendoor…

Alle rollen zijn voortreffelijk bezet. Darío Schmunck is met zijn aangenaam klinkende tenor bijzonder geschikt voor een romantische lover en de lyrische bariton Mark Stone (onthoud die naam!) is een warmbloedige Valdeburgo.

De virtuoze mezzo Enkelejda Shkosa zingt een ontroerende Isoletta en over Patrizia Ciofi volstaat één woord: fenomenaal. Er is geen enkele zangeres die de rol van Aleida tegenwoordig beter, en met meer betrokkenheid, zou kunnen zingen (ORC 38)

Patrizia Ciofi:

 

VERDI

MACBETH

opera rara macbeth

De première van Macbeth in 1847 was zeer succesvol en jarenlang beschouwde Giuseppe Verdi het werk als één van zijn beste opera’s. Toen hij echter in 1865 de partituur weer eens inkeek om een paar voorstellingen in Parijs voor te bereiden, was hij er minder gelukkig mee. Een geheel herziene versie was het resultaat. Het succes bleef echter uit en pas halverwege de vorige eeuw begon een voorzichtige ‘Macbeth-revival’. In die tweede, ‘verbeterde’ versie.

Eind jaren zeventig besloot de BBC om een paar Verdi-opera’s in de oorspronkelijke versie op te voeren en Macbeth was er één van. Dankzij Opera Rara, een firma die zich sterk maakt voor vergeten opera’s (dus waarom ook niet voor vergeten versies van bekende opera’s?), is de opname op de markt gekomen.

Het is fascinerend om al de verschillen zelf te kunnen horen. Want het zijn er behoorlijk wat, voornamelijk in de laatste twee aktes. De slaapwandelscène is hetzelfde gebleven, maar het openingskoor in de derde akte (hier bijna gelijk aan ‘Va pensiero’) en het slot zijn totaal anders. En ‘La luce langue’, de magnifieke aria van Lady Macbeth, heet hier ‘Trionfai! Securi alfine’ en klinkt heel wat minder dramatisch, met veel meer coloraturen.

De uitvoering met onder anderen Peter Glossop, Rita Hunter, John Tomlinson en Kenneth Collins is uitstekend en het BBC Concert Orchestra onder leiding van John Matheson speelt zeer bezield (Opera Rara ORCV301).

Hieronder ‘Trionfai! Securi alfine’ door Rita Hunter:

LE VÊPRES SICILIENNES

opera rara vespri

Les vêpres siciliennes’ was Verdi’s eerste Franse Grande Opéra, die hij – na lang aandringen door de Parijse Opera – componeerde op het libretto van Eugene Scribe en Charles Duyverier. Het is Verdi’s langste opera geworden, wat in de eerste plaats is te danken aan een half uur lange ballet in de derde acte.

The Four Seasons Ballet – I. Prelude & Winter:

Het verhaal speelt zich af in Palermo in 1282, tijdens de Franse bezetting van Sicilië. Henri, een jonge Siciliaan is verliefd op Hélène, een jonge Oostenrijkse hertogin, gevangen gehouden door Guy de Montfort, de Franse gouverneur in Sicilië. Als blijkt dat de Montfort de vader van Henri is, zijn de verwikkelingen niet te overzien, en aan het eind is zowat iedereen dood. De premiere in 1855 was een fiasco, en een paar jaar later bewerkte Verdi het tot I Vespri Siciliani.

Les vêpres siciliennes was de derde uitgave in de serie ‘originele versies’ van Opera Rara, na eerdere uitgaven van Macbeth en Simon Boccanegra. Het werd al in mei 1969 live opgenomen in The Camden Theatre in Londen en in februari 1970 door de BBC uitgezonden, maar de cd-uitgave kwam pas in 2004 op de markt.

De uitvoering, met in de hoofdrollen Jacqueline Brumaire, Jean Bonhomme en Neilson Taylor, is redelijk tot goed, maar als document is het van een buitengewoon belang. (ORCV303).

Opera Rara en drie onbekende ‘serieuze’ Rossini’s

ERMIONE

Opera rara ermione

Stof tot nadenken: men zegt ‘Rossini’, men denkt ‘lachen’. Terwijl meer dan de helft van zijn opera’s zogenaamde opera seria’s zijn!

Zo ook Ermione. Het werk werd voor het eerst in maart 1819 in Napels uitgevoerd en het is nog steeds niet bekend waarom het al in april dat jaar van het programma verdween.

Zijn (concertante) comeback maakte Ermione bijna 150 jaar later. Maar pas in 1987, na de eerste scenische uitvoering in Pesaro (met in de cast onder andere Montserrat Caballe als Ermione en Marylin Horne als Andromaca) werd het werk voor het eerst op zijn waarde geschat.

De (complete) opname uit Pesaro:

Het op Andromaque van Racine gebaseerde libretto van Andrea Leone Tottola is nogal verwarrend. Het is, althans voor mij, volstrekt onduidelijk wie van wie houdt en wie op wie wraak wil nemen. Maar aan het eind is zowat iedereen dood.

Het dramatische verhaal wordt muzikaal ondersteund door spannende aria’s en wondervolle duetten en nonetten, waar het sextet uit Lucia di Lammermoor peanuts bij is. En toch is het onmiskenbaar Rossini, met adembenemend vocaal trapezewerk en salto’s mortales in noten.

Daarvoor heb je zangers van formaat nodig en dat zijn ze ook. Allemaal. Het valt niet mee om tussen de mannelijke Pirro (Paul Nilon) en de lieflijke Oreste (Colin Lee) te kiezen. Laat staan tussen de dames: Carmen Giannattasio (Ermione) is één en al furie en Patricia Bardon een meelijwekkende tragédienne. (ORC42)

Carmen Giannattasio en Colin Lee zingen Un’ Empia mel rapi’:

ELISABETTA REGINA D’INGHILTERRA

Opera Rara Elisabetta

Deze opera behoort wellicht niet tot de meest interessante  werken van Rossini, maar wat is het mooi!

Het verhaal? Leicester, de geliefde van Elisabetta voert oorlog in Schotland, trouwt daar in het geheim met Matilde (een dochter van Mary Stuart) en neemt haar en haar broer Enrico mee naar Engeland. Hij vertrouwt  Norfolk, die hij als zijn vriend beschouwt zijn geheim toe, maar die verraadt hem. Het komt allemaal goed, en – nog belangrijker – het verzekert ons van ruim drie uur vocaal genot.

Het was de eerste van negen opera’s die Rossini voor het Teatro San Carlo in Napels had geschreven. Het was ook zijn eerste opera voor Isabella Colbran en ook zijn eerste opera waarin alle recitatieven door de strijkers werden begeleid.

Voor de opname door Opera Rara in 2002 werd een speciale editie vanuit het manuscript vervaardigd en het werk werd voor het eerst helemaal compleet opgenomen.

De bezetting is fenomenaal. Jennifer Larmore (Elisabetta) en Majella Cullagh (Matilde) zijn beiden onweerstaanbaar. Bruce Ford is een mooie, lyrische Leicester en Antonino Siragusa een werkelijk spetterende Norfolk. Giuseppe Carella leidt het geheel zeer geïnspireerd en met verve.

En als de ouverture u bekend voorkomt dan heeft u gelijk: Rossini hergebruikte het voor Il Barbiere di Sevilla (ORC22)


ZELMIRA

Opera Rara Zelmira

Halverwege de opera, als de door iedereen valselijk voor de moord op haar vader beschuldigde Zelmira haar zoon aan Emma toevertrouwt, krijgen beide dames een duet te zingen, die in zijn schoonheid alleen maar te vergelijken is met ‘Ovi Songe’ uit ‘Bianca e Falliero’ van Bellini. Begeleid door een harp en een Engelse hoorn, laten ze hun stemmen versmelten in de droevige melodieën, die ze in lange lijnen tot de mooiste borduursels laten spinnen.

Van het libretto moet de opera het niet hebben, maar de muziek is er niet minder mooi om. Het was de laatste, die Rossini voor Napels componeerde en valt te vergelijken met zijn andere ‘Napolitaanse opera’s’: Otello, bij voorbeeld. Of  Maometto II.

De opera werd in 2003 live opgenomen in Edinburgh. Het publiek was duidelijk overenthousiast, en terecht. Zelmira werd gezongen door Elizabeth Futral, een pracht van een zangeres met schitterende dramatische coloraturen, af en toe een tikje te scherp, maar dat past bij de rol van de gekwelde prinses.

Prachtig mooi is ook de Antenore van Bruce Ford, een solide zanger in het belcanto repertoire. De meeste bravo’s echter gingen naar Manuela Custer (Emma) en Antonino Siragusa (Ilo). Daar had ik graag bij willen zijn!  (ORC27)

Finale van de eerste acte ‘Sì fausto momento’:

Het verhaal achter Opera Rara Gefascineerd door onbekende opera’s: op bezoek bij OPERA RARA.

Interview met Jennifer Larmore JENNIFER LARMORE

Interview met Carmen Giannattasio CARMEN GIANNATTASIO

Opera Rara en vijf vergeten Donizetti’s

ROSMONDA D’INGHILTERRA

Opera Rara Rosmonda

Het verhaal speelt zich in het Engeland van de twaalfde eeuw af. Koning Henry II is getrouwd met Leonora van Aquitanië, maar houdt ook nog een maîtresse op na. Deze minnares (Rosmonda) zit opgesloten in een toren, en de page Arturo, die op haar moet letten is zelf verliefd op haar geworden. Een – heerlijke, dat wel – draak van een verhaal, maar de muziek is goddelijk mooi: lyrische passages worden afgewisseld met heftige ensembles.

De uitvoering kan niet beter: Renée Fleming is de zoetgevooisde Rosmonda, en Nelly Miricioiu de verbitterde koningin Leonora. Beide dames komen elkaar tegen in de laatste scène, wat resulteert in een van de spannendste duetten. (ORC 13)

PIA DE TOLOMEIOpera rara Pia

Opera Rara kan trots zijn op haar ontdekkingen. Pia de Tolomei, een totaal vergeten juweeltje van Donizetti, doet de harten van de belcanto verzamelaars (en liefhebbers sneller kloppen.

Het verhaal van Salvatore Cammarano, auteur van o.a. Maria di Rudenz en Il Trovatore over een ten onrechte van overspel beschuldigde echtgenote van een kasteelheer speelt zich af tegen de achtergrond van een oorlog tussen Florence en Siena en is door Donizetti voorzien van de mooiste aria’s en duetten.

De bezetting, met een werkelijk weergaloze Majella Cullagh als Pia en Manuela Custer als haar broer Rodrigo voorop, is zoals altijd bij Opera Rara, werkelijk subliem. (ORC 30)

L’immenso mio contento non s’esprime con l’accento” :

IMELDA DE’LAMBERTAZZI

opera rara imelda

Met de volkomen vergeten opera Imelda de’ Lambertazzi doet Opera Rara zijn naam eer aan. De zeldzame opera zit vol prachtige melodieën, die uitstekend uitgevoerd worden door de solisten.

Imelda de’Lambertazzi speelt zich af in het door oorlogen tussen de Ghibellijnen en de Welfen verscheurde Bologna. Imelda en Bonifacio worden verliefd op elkaar, maar zij is een Ghibellijn en hij een Welf, dus op een goede afloop hoef je niet te rekenen.

Niet echt een verrassend gegeven, en toch is Imelda anders dan de meeste opera’s uit die tijd. Er is geen ouverture en de mannelijke hoofdrol wordt gezongen door een bariton.

Nicole Cabell zingt een mooie titelheldin en haar stem mengt goed met James Westmans lichte, bijna tenorale bariton.

Hun bijdrage verbleekt echter bij de formidabele prestaties van beide tenoren. Frank Lopardo’s stem is in de loop der jaren donkerder en mannelijker geworden, maar hij heeft niets aan souplesse verloren. Massimo Giordano (onthoud die naam!) beschikt over een pracht van een lyrische tenor, waarmee hij ook overtuigend weet te acteren.

Het perfect spelende Orchestra of the Age of Enlightment wordt met verve gedirigeerd door Mark Elder.

Of het echt een meesterwerk is, weet ik niet, maar de opera zit barstensvol prachtige melodieën en de sterfscène van Imelda (bewaar de appendix voor later) behoort tot de ontroerendste in de operaliteratuur. (ORC36)

PARISINA

Opera Rara Parisina

Hergebruiken… Daar was vroeger niemand vies van. Ook Donizetti niet. Zeker als de première voor de deur stond en het libretto op zich liet wachten. Voor Parisina heeft hij het een en ander van zichzelf geleend en voor het gemak knipte en plakte hij de (overigens schitterende) ouverture die hij eerder voor Ugo, Conte di Parigi componeerde ervoor.

Ondanks de krappe componeertijd (Donizetti heeft er niet meer dan een paar weken over gedaan) werd de opera zeer enthousiast ontvangen en bleef regelmatig op het repertoire staan, ook in het buitenland. Terecht.

Felice Romani was een werkelijk begenadigd dichter en met Parisina heeft hij één van zijn mooiste libretto’s afgeleverd. Alles zit erin: liefde, moord, opoffering, bedrog… En met de prachtige cantilenen van Donizetti erbij kan je niet anders dan snotteren en genieten.

Parisina verraadt haar gevoelens tijdens haar slaap (kunt u zich nog de droom van Cassio in Otello van Verdi herinneren?) Ugo wordt omgebracht en zij sterft van verdriet.

Carmen Giannattasio, José Bros en Dario Solari zingen hun rollen zeer verdienstelijk. Een onmisbare cd voor een (Donizetti-)verzamelaar. (ORC 40)

Carmen Giannattasio zingt ‘Sogno talor di correre’:


LINDA DI CHAMOUNIX

Opera rara Linda

Linda di Chamounix is één van de laatste opera’s van Donizetti. Een doorsnee operaganger kent er waarschijnlijk maar één aria uit: ‘O luce di quest’anima’, een zeer virtuoos trapezewerk, waarmee menig coloratuursopraan stemmencompetities onveilig maakt

Merkwaardig genoeg werd de aria pas na de première aan de opera toegevoegd, speciaal voor Eugenia Tadolini, de tweede vertolkster van de titelrol. Van haar wordt verteld dat haar lyrische coloratuursopraan zeer expressief was en over veel kleuren beschikte.

Daar moest ik, luisterend naar Eglise Gutiérrez, aan denken, want zo moest Tadolini waarschijnlijk geklonken hebben. Zeer virtuoos, maar ook met zeer veel gevoel voor drama zingt Gutiérrez de gekwelde titelheldin die zeer spectaculair haar verstand verliest en het niet minder spectaculair hervindt.

Stephen Costello (onthoud de naam!) is een nieuwkomer aan de ‘lyrische-tenoren-horizon’. Zijn timbre is zeer prettig en zijn hoogte soepel en aangenaam. In zijn rol van de schilder Carlo, die eigenlijk De Sirval heet en een burggraaf is (daar word je inderdaad gek van) is hij bijzonder overtuigend.

Marianna Pizzolato beschikt over een mooi, rond, licht en een zeer wendbaar mezzo. Meer een sopraan eigenlijk, maar dan iets donkerder getimbreerd. Het is ook buitengewoon aangenaam naar haar te luisteren waardoor ze zowat een perfecte cast is voor Pierotto, Linda’s vriend en vertrouweling.

Zowel Ludovic Tézier (vader van Linda) als Bálint Szabó (de prefect) zijn aan elkaar gewaagd en de oudgediende Alessandro Corbelli weet perfect raad met de buffa-rol van markies di Boisfleury. (ORC 43)

Eglise Gutierrez & Stephen Costello zingen ‘Non so; quella canzon’:

Meer Donizetti van Opera Rara:
Les Martyrs
LE DUC D’ALBE

Great recording of Donizetti’s Les Martyrs

martyrs

Les Martyrs, an almost forgotten grand opera by Donizetti started its life as Poliuto. The French libretto by Eugène Scribe was based on Polyeucte by Pierre Corneille from 1642 which was impregnated by the vision of its author that free will is a deciding factor in life.

Martyrs Polyeuctus_of_Meletine_in_Armenia_(Menologion_of_Basil_II)

Polyeuctus of Melitene in 10th-century Byzantine miniature from the Menologion of Basil II

Because of the choice of the topic – the life and martyrdom of Saint Polyeuctus – the censor had Poliuto banned, and opening night was cancelled. It was forbidden to show the persecution of Christians on stage in Naples at the time.

After Donizetti arrived in Paris he commissioned a new libretto from Scribe and rewrote and expanded the overture and composed several new arias for the title character.

He also changed the first act finale and added the required ballet music. He then considerably toned down the romantic entanglements and stressed the religious aspects even more.

In his big aria at the end of the second act Poliuto complains about the supposed disloyalty of his wife and speaks about the jealousy that torments him. His “Let me die in peace, I do not want anything to do with you, you have been unfaithful to me” from Polyeucte has been changed to the credo (now at the end of the third act): “I believe in God, the almighty father, creator of heaven and earth….”

Despite its early successes the Martyrs failed to hold the stage. Instead Poliuto made it’s return, albeit on few occasions. After 1920 the opera was performed only sporadically (a remarkable fact: in 1942 Poliuto was performed on the occasion of Hitler’s visit to Mussolini, the title role sung by Benjamino Gigli).

Thanks to Callas, who rediscovered the opera in 1960,  a short revival came about. Her live recording from La Scala with Franco Corelli left me cold. The reason for that I only understood later when I heard the live recording with Katia Ricciarelli and José Carreras. In an opera with vulnerability as its main theme big dramatic voices sound out of place.

In October 2016 Opera Rara recorded Les Martyrs in the studio, followed by a concert performance in November.

53b45-les-martyrs-joyce-el-khou-012

Joyce El-Khoury and Michael Spyres

Joyce El-Khoury, clearly following in the footsteps of Leyla Gencer, is the perfect Pauline: dreamy, loving and fighting like a lioness (nomen est omen) for the life of her husband who turned into a Christian. A husband she does not even love. Only because she believed her former fiancé was dead she has agreed to be married off to her father’s protégé.

In “Qu’ici ta main glacée” she sounds very vulnerable,  moving me to tears (her pianissimi!). “Dieux immortels, témoins de mes justes alarmes,” her confrontation scene with Sévère, her lover she believes to be dead (a very impressive David Kempster) is simply heartbreaking.

Michael Spyres is a very heroic Polyeucte. In “Oui, j’irai dans leurs temples” he sings a fully voiced, perfect high “E.”

The orchestra under Sir Mark Elder is on fire. The three ballet scenes halfway though the second act lighten up the mood a little, however briefly.

Much praise as well for the perfect singing of the Opera Rara Chorus (chorus master Stephen Harris).


English translation: Remko Jas

GAETANO DONIZETTI
Les Martyrs
Joyce El-Khoury, Michael Spyres, David Kempster, Brindley Sherratt, Clive Bayley, Wynne Evans a.o.
Opera Rara Chorus; Orchestra of the Age of Enlightenment under Sir Mark Elder
Opera Rara ORC52

Interview with Joyce El-Khoury: Interview with JOYCE EL-KHOURY (English translation)

See also: POLIUTO

Offenbach’s Bavarian Romp “FANTASIO” – Finally On Disc And Complete

fantasio_front_cover_final

Offenbach aficionados may rejoice. Here is the first complete recording of his opéra comique in 3 acts, 4 tableaux, Fantasio It is based on Alfred de Musset 1834 stage play of ther same title. The musical version was not a big success at the time of its premiere at the Salle Favart in Paris, in January 1872, but like so many Offenbach titles, Fantasio was nonetheless produced at the Theater an der Wien a month later, it was also seen in Graz and Prague in October 1872, and Berlin in 1873. A revival, in a new version, was mounted in Magdeburg in June 1927 as Der Narr der Prinzessin. Then, it seems, it was forgotten for a long time.

Offenbach later re-used the chorus of students from the first act of Fantasio in The Tales of Hoffmann, where it becomes the famous student chorus in the prologue, and the voice of Antonia’s mother in act 3 of Hoffmann enters with a theme from the overture of Fantasio. So at least two tunes from Fantasio have become very well known, in a new context.

12 years ago, Anne Sofie von Otter recorded two numbers from Fantasio for her wonderful Offenbach album on Deutsche Grammophon. I remember thinking, back then, how much I would love to hear the complete score after von Otter’s dazzling rendition of the “Ballad to the Moon” and the big love duett. What fascinating music!

It was only a question of time, I guess, till someone heard my prayers and answered them. Master of Offenbach reconstructions, Jean-Christophe Keck, had also taken an interest in Fantasio. It had been revived in October 2000 at the Opéra de Rennes in a version reassembled by him. The production by Vincent Vittoz went to Tours as well, then onto Nantes and Angers. The show was also performed at the summer festival of Opernbühne Bad Aibling in 2003.

Keck argues that one reason for the long neglect of Fantasio was that it has been difficult to locate a performing edition; only a vocal score was published at the time of the premiere, along with a “corrupt” and re-orchestrated German version.

Keck went back to the first Parisian version from 1872. His “final” re-assembled score was performed live in December 2013 London, in a concert organized by Opera Rara. They then sent their team into the studio to record the show. Just in time for christmas, the label now released the double disc. Thus making Fantasio available for all the world to hear.

The story, in a nut shell, is this: to be close to his love, Princess Elsbeth, the young Munich student Fantasio dresses up as a court jester and enters the palace. En passant he stops the war with Mantua (on the other side of the Bavarian Alps), a deed for which he is given a royal title in the end.

Sarah Connolly is a warm, melancholic and at times decisive Fantasio. Not particularly “Bavarian,” nor typically French. But a joy to listen to. As her Elsbeth, Opera Rara could not have chosen a more beautiful soprano voice than Brenda Rae. In their big duet, the voices melt into one, caress one another and glow next to each other. It is breathtakingly beautiful to listen to them!

All other soloists are also wonderful to listen to, I find, together with the great Opera Rara Chorus they are fabulously accompanied by Sir Marc Elder and the Orchestra of the Age of Enlightenment.

All of you who enjoyed L’Etoile (1877) at De Nationale Opera in Amsterdam: listen to the number “Quand l’ombre des arbres,” that starts with the chorus and is followed by Elsbeth’s aria “Cachons l’ennui” at the start of act 2. You’ll realize where most of Chabrier’s great ideas come from. For operetta and Offenbach fans, this double CD is a must have.


English translation: Kevin Clarke

For the oiginal Dutch/ versie in het Nederlands:

FANTASIO

Interview with Carmen Giannattasio

carmen-grazia-fortuna-ward-victor-santiago

Photo: Victor Santiago

She is a strong woman. Like Leonora in Il trovatore, the role she performed in October 2015 at the National Opera in Amsterdam. A conversation with the Italian soprano Carmen Giannattasio. “I don’t owe anybody anything. I did it all by myself.”

Unter recently Dutch operagoers mainly knew her as the strict museum director in Damiano Michieletto’s production of Il Viaggio a Reims for the National Opera.

carmen-giannattasio-viaggio-a-reims-clarchen-matthias-baus

Photo: Clärche & Matthias Baus

Trailer from Michieletto’s production:

But Carmen Giannattasio’s fame extends far beyond that. She is one of the most famous belcanto sopranos emerging over the last few years.

The soprano, born on April 24, 1975, in Avellino, southern Italy, has a repertory consisting of dozens of familiar and less familiar roles, and her discography is much larger than one would expect. In October 2015 Giannattasio returned to Amsterdam for Leonora in Verdi’s Il Trovatore, a role she has sung previously in Zürich, Venice, and New York.

carmen-trov

As Leonora in Amsterdam with Francesco Meli as Manrico. Photo: Ruth Walz

Giannattasio studied the role of Leonora with Leyla Gencer, her teacher and mentor. It was also Gencer who prepared her for her La Scala debut in 2001, while she was still a student at the conservatory.

“Leyla Gencer perhaps was the most important person in my life. She coached and stimulated me. She believed in me unconditionally, and gave me the extra push I needed to go to La Scala. She was present when I made my debut there as Giulietta in Il Giorno di Regno.

Music in the convent

“I was two years old when I first discovered music. I’ll never forget that day, it will be etched on my memory forever.”

“It happened in a convent. I went to nursery school there, and was bored to death. You have to understand that I was a difficult child at the time, not very social. “Peculiar” would probably describe me best.  Our family had just been blessed with a new child, and I was fiercely jealous of my baby brother. I teased him, and nothing could be done with me. My parents wanted me to become more sociable, and learn how to get on with other children, that is why they sent me to nursery school at such an early age. And right there, in that convent nursery school, I heard music for the very first time.”

“It came from behind a closed door. When I opened it, I saw a piano. Sitting at it, was mother superior. It was she who was responsible for those divine sounds. I wanted to be able to do that too: I wanted to be part of the enchantment. So I kept begging for piano lessons at home until my parents gave in.”

“It was my piano teacher who discovered my voice, and who sent me to the conservatory. I was not so certain myself.  It did not help I did not care much for opera, which did not really touch me. I greatly preferred the piano! My father agreed with me: as a piano teacher at least I could make a living. It took three years before I suddenly saw the light. From that moment on, I acquired a real taste for singing.”

“Music was never enough for me. I also studied English and Russian literature, and even got my degrees. I speak Russian very well, and would love to sing Russian operas. Unfortunately, I am never asked to do so. Apparently people think those works can only be sung by Russians, and Italians can do no justice to them. A pity!”

carmengiannattasio-top

Photo: Opera Base


Operalia and Opera Rara

At the Operalia-contest in Paris in 2002 Giannattasio won both the first prize, and the audience prize. Did this help her to get on?

“Let me put it this way: everything you achieve, you do by yourself. Plácido Domingo is very kind and supportive, and after I won, he invited me to Los Angeles to participate in a gala, where I sang Desdemona in the fourth act of Otello, with Roberto Alagna. But in fact I don’t owe anybody anything. I did it all on my own, without any help from others.”

Carmen Giannattassio at the Operalia 2002:

The phrase ‘nobody has ever helped me, I did it on my own’ is repeated like a mantra throughout our conservation. Giannattasio repeats it once more when we discuss the unfamiliar Belcanto roles she has recorded for Opera Rara.

“I am really very proud I have done those recordings. Not everyone is willing to, for a good reason. You have to work extremely hard for just one performance, and one recording.”

“It is rather weird to study roles you will never sing a second time. You know it is a one-off, and after that, basta. Well, in most cases, anyhow. But I did it with a lot of pleasure. I was very young then, and more than willing to do it.  And I am really proud of that. I did it!”

Carmen Giannattasio discusses her recording of Bellini’s Il pirata for Opera Rara:

Elisabetta and Leonora

One of her most important recent roles is Elisabetta in Donizetti’s Maria Stuarda. She sang the role in London and Paris, in the same production, but with two different partners: in London, mezzo-soprano Joyce DiDonato, and in Paris the (light) soprano Aleksandra Kurzak. Does she sing and colour the role differently with another partner?

“No, of course not. The role remains the same, after all. You sing the notes and the words, and your partner is just your partner. Nothing changes. Well, perhaps a little, but not for me. DiDonato is a mezzo, and they transposed the score down for her. To me, that did not matter at all. Kurzak is a very temperamental woman. She is bursting with energy, and I like that very much, because it is important to have a partner who challenges you.”

Giannattasio and Kurzak in Maria Stuarda:

Giannattasio’s interpretation of Leonora reminds me a lot of Leyla Gencer, and I am not alone in that. On YouTube an admirer wrote under a video from Zürich: “Degna studentessa della Gencer… È stata una Leonora belissima. Finalmente una voce veramente verdiana. Mamma, è divino senza più aggettivi.”

I am particularly struck by the determination in her voice. Is Leonora a strong woman?

“O yes, certainly! But more importantly, she is young, not older than seventeen, eighteen at the most. Leonora is a teenager, and teenagers are the same throughout history. The moment they are in love, they think it is the most important thing in the world. Their love is everything to them! On top of it, they are impulsive, and think the world comes to an end when something stands between them and their love. And of course they all want to die, to die of and for love. Adolescents! Don’t forget Leonora is extraordinarily fascinated by a mysterious man she hardly knows anything about, not even his real name.”

‘The fondest memories I have of Il Trovatore are of a Metropolitan Opera production in 2012. David McVicar is a director I greatly admire. He is not really traditional, quite progressive, actually, but in his case, everything makes sense.  I have nothing against updating, by the way! It just as well possible to sing a role in a T-shirt and jeans, that does not affect the character at all.”

“I love to be challenged, otherwise things can get monotonous. You cannot endlessly repeat yourself. There are limits, however. Don’t touch the music or the libretto, those things should never be tampered with. Also, I don’t like extremes. I don’t think I would do anything a director asks of me, but I am willing to go far, yes. Fortunately, I have never been asked to cross my own boundaries yet.”

Trailer from Il Trovatore in Amsterdam:

 

Fashion and the future

carmen-it

Photo courtesy The IT Magazine

Giannattasio is one of the few opera stars who also works as a model. She is the face of Alberta Ferretti, Antonio Riva en Antonio Grimaldi, amongst others.

“Yes, I guess you could say I am a fashionista. I am fortunate there are people around who want to invest in me, and that certain brands have made me their ambassador. I am not really a model, and do not look like a model. I am a normal woman, like millions of others.”

Future plans? Dreams?

“I speak Russian, English, French, and Spanish. Not German, so no German repertoire for me. I could never sing an opera in a language I do not speak. Doing that, you are nothing more than a parrot, which is not for me. But I am still young, and who knows what will come on my path.”

“Norma always has been my dream role, because you can prove yourself with it not only as a singer, but as an actress as well. Now I have learned Norma, I don’t have any big wishes left anymore. One day I might sing Lady Macbeth, or Tosca, but not for the moment.”

Giannattasio sings ‘Casta Diva’ from Norma:

“I am more than happy with how my life, including my personal life, looks right now. I am also extremely proud of myself, because I did everything myself, no one ever helped me. Life is short, and I don’t want to plan anything.  I live by the day, and it feels just great like that.”

English translation: Remko Jas