The title of this CD, Il primo dolce affanno (The first sweet sorrow) is taken from Benedetto sia ‘l giorno, one of the sonnets by Francesco Petrarca. With this, already, seventh part of the series Il Salotto (The Salon), Opera Rara presents a delightful selection of songs, tunes and duets from the middle to the end of the nineteenth century repertoire. (ORR230)
Bruce Ford sings ‘I’ vidi in terra angelici costumi’:
The three Petrarca sonnets in Franz Liszt’s irresistibly beautiful setting serve as the guiding principle; for the rest, the CD mainly offers unknown compositions by Giacomo Meyerbeer, Camille Saint-Säens, Prince Józef Poniatowski, Federico Ricci, Antonio Carlos Gomes, Antonio Buzzolla and Giuseppe Verdi. And, something to think about: why are these gems hardly ever performed?
Only Buzzolla’s ‘Barcarola’ for three voices is a little disappointing, which may be because of William Matteuzzi’s uncertain intonation.
For the rest, the singers (Elisabeth Vidal, Laura Claycomb, Manuela Custer, Bruce Ford, Roberto Servile and Alastair Miles) are absolutely excellent. They are also exceptionally well accompanied .
Elisabeth Vidal zingt ‘Theme varie for soprano’ van Camille Saint-Saens :
This opera is perhaps not one of Rossini’s most interesting works, but it is so very beautiful! The story? Leicester, Elisabetta’s lover, makes war in Scotland, secretly marries Matilde (a daughter of Mary Stuart) and takes her and her brother Enrico with him to England. He confides his secret to Norfolk, whom he considers his friend, but the latter betrays him. But it will all work out in the end, and – more importantly – it assures us of more than three hours of vocal pleasure.
It was the first of nine operas Rossini had written for the Teatro San Carlo in Naples. It was also his first opera for Isabella Colbran as well as his first opera in which all recitatives were accompanied by the strings.
For the recording by Opera Rara in 2002, a special edition was made from the manuscript. This was the first time that the work was recorded completely.
The scoring is phenomenal. Jennifer Larmore (Elisabetta) and Majella Cullagh (Matilde) are both irresistible. Bruce Ford is a beautiful, lyrical Leicester and Antonino Siragusa a truly sparkling Norfolk. Giuseppe Carella conducts the whole with great inspiration and verve.
And if the overture sounds familiar to you, then you are right: Rossini reused it for Il Barbiere di Sevilla (ORC22).
Halverwege de opera, als de door iedereen valselijk voor de moord op haar vader beschuldigde Zelmira haar zoon aan Emma toevertrouwt, krijgen beide dames een duet te zingen die in zijn schoonheid alleen maar te vergelijken is met ‘Ovi Songe’ uit ‘Bianca e Fernando’ van Bellini. Begeleid door een harp en een Engelse hoorn, laten ze hun stemmen versmelten in de droevige melodieën, die ze in lange lijnen tot de mooiste borduursels laten spinnen.
Van het libretto moet de opera het niet hebben, maar de muziek is er niet minder mooi om. ‘Zelmira’ was de laatste opera die Rossini voor Napels componeerde en de muzikale taal valt te vergelijken met zijn andere ‘Napolitaanse opera’s’: Otello, bij voorbeeld. Of Maometto Secondo.
Deze opname werd in 2003 live vastgelegd in Edinburgh. Het publiek was duidelijk overenthousiast, volkomen terecht. Zelmira werd gezongen door Elizabeth Futral, een pracht van een zangeres met schitterende dramatische coloraturen. Af en toe klinkt zij een tikje (te) scherp, maar dat past bij de rol van de gekwelde prinses.
Prachtig mooi is ook de Antenore van Bruce Ford, een solide zanger in het belcanto repertoire. De meeste bravo’s echter gingen naar Manuela Custer (Emma) en Antonino Siragusa (Ilo). Daar had ik graag bij willen zijn! (ORC27)
Stof tot nadenken: men zegt ‘Rossini’, men denkt ‘lachen’. Terwijl meer dan de helft van zijn opera’s zogenaamde opera seria’s zijn!
Zo ook Ermione. Het werk werd voor het eerst in maart 1819 in Napels uitgevoerd en het is nog steeds niet bekend waarom het al in april dat jaar van het programma verdween.
Zijn (concertante) comeback maakte Ermione bijna 150 jaar later. Maar pas in 1987, na de eerste scenische uitvoering in Pesaro (met in de cast onder andere Montserrat Caballe als Ermione en Marylin Horne als Andromaca) werd het werk voor het eerst op zijn waarde geschat.
De (complete) opname uit Pesaro:
Het op Andromaque van Racine gebaseerde libretto van Andrea Leone Tottola is nogal verwarrend. Het is, althans voor mij, volstrekt onduidelijk wie van wie houdt en wie op wie wraak wil nemen. Maar aan het eind is zowat iedereen dood.
Het dramatische verhaal wordt muzikaal ondersteund door spannende aria’s en wondervolle duetten en nonetten, waar het sextet uit Lucia di Lammermoor peanuts bij is. En toch is het onmiskenbaar Rossini, met adembenemend vocaal trapezewerk en salto’s mortales in noten.
Daarvoor heb je zangers van formaat nodig en dat zijn ze ook. Allemaal. Het valt niet mee om tussen de mannelijke Pirro (Paul Nilon) en de lieflijke Oreste (Colin Lee) te kiezen. Laat staan tussen de dames: Carmen Giannattasio (Ermione) is één en al furie en Patricia Bardon een meelijwekkende tragédienne. (ORC42)
Carmen Giannattasio en Colin Lee zingen Un’ Empia mel rapi’:
ELISABETTA REGINA D’INGHILTERRA
Deze opera behoort wellicht niet tot de meest interessante werken van Rossini, maar wat is het mooi!
Het verhaal? Leicester, de geliefde van Elisabetta voert oorlog in Schotland, trouwt daar in het geheim met Matilde (een dochter van Mary Stuart) en neemt haar en haar broer Enrico mee naar Engeland. Hij vertrouwt Norfolk, die hij als zijn vriend beschouwt zijn geheim toe, maar die verraadt hem. Het komt allemaal goed, en – nog belangrijker – het verzekert ons van ruim drie uur vocaal genot.
Het was de eerste van negen opera’s die Rossini voor het Teatro San Carlo in Napels had geschreven. Het was ook zijn eerste opera voor Isabella Colbran en ook zijn eerste opera waarin alle recitatieven door de strijkers werden begeleid.
Voor de opname door Opera Rara in 2002 werd een speciale editie vanuit het manuscript vervaardigd en het werk werd voor het eerst helemaal compleet opgenomen.
De bezetting is fenomenaal. Jennifer Larmore (Elisabetta) en Majella Cullagh (Matilde) zijn beiden onweerstaanbaar. Bruce Ford is een mooie, lyrische Leicester en Antonino Siragusa een werkelijk spetterende Norfolk. Giuseppe Carella leidt het geheel zeer geïnspireerd en met verve.
En als de ouverture u bekend voorkomt dan heeft u gelijk: Rossini hergebruikte het voor Il Barbiere di Sevilla (ORC22)
ZELMIRA
Halverwege de opera, als de door iedereen valselijk voor de moord op haar vader beschuldigde Zelmira haar zoon aan Emma toevertrouwt, krijgen beide dames een duet te zingen, die in zijn schoonheid alleen maar te vergelijken is met ‘Ovi Songe’ uit ‘Bianca e Falliero’ van Bellini. Begeleid door een harp en een Engelse hoorn, laten ze hun stemmen versmelten in de droevige melodieën, die ze in lange lijnen tot de mooiste borduursels laten spinnen.
Van het libretto moet de opera het niet hebben, maar de muziek is er niet minder mooi om. Het was de laatste, die Rossini voor Napels componeerde en valt te vergelijken met zijn andere ‘Napolitaanse opera’s’: Otello, bij voorbeeld. Of Maometto II.
De opera werd in 2003 live opgenomen in Edinburgh. Het publiek was duidelijk overenthousiast, en terecht. Zelmira werd gezongen door Elizabeth Futral, een pracht van een zangeres met schitterende dramatische coloraturen, af en toe een tikje te scherp, maar dat past bij de rol van de gekwelde prinses.
Prachtig mooi is ook de Antenore van Bruce Ford, een solide zanger in het belcanto repertoire. De meeste bravo’s echter gingen naar Manuela Custer (Emma) en Antonino Siragusa (Ilo). Daar had ik graag bij willen zijn! (ORC27)