Christof_Loy

De Nationale Opera presenteert seizoen 2023/24




Het nieuwe seizoen is bekend gemaakt. Ik heb er een paar dagen over gedaan om er iets van te vinden, want eigenlijk vond ik er niets van. Een oneliner? Ja, zeker, vandaar dat ik ga toelichten. Want: moeten we juichen? Nee. Mogen we teleurgesteld zijn? Ja. Zijn er veel herhalingen en te veel van hetzelfde? Ja. Zijn er dan helemaal geen verrassingen en leuke dingen? Ja, die zijn er, maar heus?

Om met de ‘verrassingen’ te beginnen: we krijgen voor het eerst sinds… dertig ? Veertig jaar ? Il Trittico van Puccini.  Ik heb het in ieder geval hier nog nooit gezien, althans niet op de planken, want Riccardo Chailly bracht Puccini’s juweeltjes mee naar de Kerst Matinees (waar is die tijd gebleven?)

Wel hebben wel Gianni Schicchi gehad, als onderdeel van een “Florentijns tweeluik”. Het was een mooie productie, dat wel, maar zo hoort het niet. Althans zo denk ik… Puccini heeft het niet voor niets aan elkaar geknoopt en daar had hij zijn bedoelingen mee. Maar wie heeft er nog een oog (en oor) voor de bedoelingen van de schrijver, componist, schilder? Juist.

Hoe de productie gaat worden, dat moeten we maar afwachten, maar met de wetenschap  wat Barrie Kosky met Tosca en Turandot heeft geflikt hou ik mijn hart vast. Maar wie weet? Weet hij ons te verrassen? Een ding is zeker: de cast is om te zoenen!

EINE FLORENTINISCHE TRAGÖDIE/GIANNI SCHICCHI. Amsterdam november 2017

Waar ik persoonlijk echt naar uit kijk, is de Innocnce van Kaija Saariaho. Ik hou immens veel van deze Finse componiste en wat ik over haar nieuwste opera heb gehoord (en gelezen, het ging in Aix en Provence in première) belooft veel spanning, goed libretto en fantastische muziek. Goede bezetting ook.



We krijgen ook Oedipus Rex van Stravinsky, die hebben wij, bij mijn weten hier ook nooit gehad. De cast ziet veelbelovend uit  en het wordt gekoppeld aan Antigone, een nieuwe opera van de mij onbekende Samy Moussa, in ieder geval iets om in de gaten te houden

Ook Agrippina van Händel is hier nooit eerder geweest. Regie is in handen van Barrie Kosky, afwachten dan maar. Maar gezien de foto.. Ik zwijg

En dan komt deel drie van de ‘Tudor-trilogie’, Roberto Devereux. Op Ismael Jordi na ken ik de andere zangers niet. Of niet goed en de foto doet mij denken aan mierikswortel.

Verder?  
Die meer dan afschuwelijke  La Traviata  van Tatjana Gürbaca mag weer lekker terug.
Peter Franken had het al gezien:

Gürbaca’s Traviata is spijkerhard

Die Zauberflöte in de regie Simon McBurney komt nu voor de vierde (vijfde? keer terug  . Ik heb er nooit iets aan gevonden, maar mensen hebben gelachen.



Ook Beethovens Fidelio komt weer eens langs. Weliswaar een nieuwe productie, maar die opera hebben we hier al zo vaak gehad!
De regisseur ken ik niet. En Eric Cutler als de heldentenor?


En dan Lohengrin, toch een van mijn geliefde Wagners komt voor de zoveelste keer terug. Weliswaar in een nieuwe productie van Loy die ik zeer waardeer  maar ik had hem graag tegen Andrea Chenier gewisseld. Of Fedora. De cast is, althans op papier, ook niet om over naar huis te schrijven


Terug naar het begin. De allereerste productie is Kurt Weill’s  Mahagony, geregisseerd  door Ivo van Hove, geleend uit Antwerpen. Daar was Peter van Franken niet echt blij mee

Redelijk geslaagde Mahagonny bij Opera Vlaanderen

Maar er is ook goed nieuws: voor het eerst sinds 40 jaar krijgen we Der Rosekavalier niet!



Voor meer info, details en speeldata kijk op de site van DNO

https://www.operaballet.nl/nieuws/nationale-opera-ballet-presenteert-seizoen-20232024


Die Königskinder, de opera van Elsa Bernstein-Porges en Engelbert Humperdinck

Tekst: Neil van der Linden

Eerst wat achtergronden en het verhaal van de opera. Was het met vooruitziende blik dat de Joodse librettist Elsa Bernstein-Porges een tekst schreef over uitsluiting, met zelfs dood als gevolg? In het feit dat ze het onder een pseudoniem schreef, namelijk Ernst Rosmer, komen twee indertijd gebruikelijke vormen van discriminatie en erger tot uiting: de schuilnaam verhult dat ze Joods en dat ze vrouw was.  In feite kun je het verhaal van Die Königskinder uitleggen als een aanklacht tegen uitsluiting van minderheden en vrouwen.

Het is een onbekende opera, en om die en wat er in deze opvoering mee is gedaan te begrijpen geef ik graag een synopsis.Een jong meisje, Die Gänsemagd, een ganzenhoedster, is jarenlang diep in een bos opgevoed door een pleegmoeder, Die Hexe, en ze heeft nog nooit andere mensen gezien. Tot op een zomerdag Der Königssohn passeert, zoon van de overleden koning van een nabije stad, die als bedelaar de wijde wereld introk om het leven beter te begrijpen.

De jongen en het meisje worden verliefd. Het meisje kan echter door een toverspreuk van haar pleegmoeder het bos niet uit. De jongen vat dat op als onwil en reist teleurgesteld naar de stad, waar hij zich incognito onder de mensen begeeft. Maar een langstrekkende troubadour, Der Spielmann, helpt het meisje de betovering te verbreken. Ze reist haar geliefde achterna en klopt aan bij de stadspoort, juist op het moment dat volgens een voorspelling van de oude vrouw de stad haar nieuwe heerser tegemoet kan zien.

De bewoners hadden een prins verwacht die met pracht en praal zou aankomen, en accepteren het armoedige meisje niet. De koningszoon wil zich bekend maken maar niemand gelooft hem en het jonge paar wordt verdreven. Alleen de kinderen van de stad beseffend dat de twee het echte koninklijke paar zijn.

De volgende maanden gaat het slecht met de stad, honger, ziekten en een burgeroorlog breken uit. Het volk wijdt dit aan de voorspelling van de oude vrouw en ze belandt op de brandstapel. De speelman woont nu berooid in het huisje van de oude vrouw. Het is midden in de winter als de kinderen uit de stad hem komen vragen te helpen het koningspaar terug te vinden. Hij gaat met hen mee, een houthakker en een bezembinder, die de kinderen hadden vergezeld, in het huis achterlatend.

De jonge paar komt na lange omzwervingen uitgehongerd en verward aan bij het huisje. De koningszoon klopt aan. De houthakker en de bezembinder, symbool voor hebzucht en eigenbelang, ruilen zijn gouden kroon voor een brood. Het blijkt een betoverd brood dat de ganzenhoedster zelf samen met haar pleegmoeder had gebakken, een brood met kruiden die eerst een staat van euforie  teweegbrengen en daarna de dood. De twee eten ieder ervan. Wanneer de speelman en de kinderen terugkomen van hun zoektocht, vinden ze de lichamen en maken voor het paar een koningsgraf.

Dit verhaal past prachtig in de Wagneriaanse traditie van mislukkende kunstenaars, verlossers en helden die hun levensdoel pas bereiken door een transformatie, vaak in de dood als verlossing: Tannhäuser, Lohengrin, Tristan und Isolde, Siegfried en Brünnhilde. Een thema dat vervolgens door vele componisten, en de eerste expressionistische filmers is voortgezet, door Schreker, in Schmidts Notre Dame, Korngolds Die Tote Stadt, Zemlinsky’s Der Zwerg, Hindemiths Matis der Maler, Bergs Wozzeck en Lulu, films als Nosferatu, Dr Caligari, Der müde Tod en op een parodistische manier bij Kurt Weill, een leerling trouwens van Humperdinck.

Elsa Bernstein-Porges ging in zekere zin verder dan de meeste van haar tijdgenoten door de vrouwelijke protagonist centraal te stellen, en dan niet als slachtoffer, zoals de Italianen deden, maar als verlosser. En ze plakt er ook nog eens een klassenverschil aan vast, iets dat Berg pas veel later weer zou doen in Lulu.

Bij Wagner is iedereen van goddelijke of adellijke komaf. De ganzenhoedster blijkt niet eens van koninklijke bloede te zijn zoals in zoveel sprookjes, of de bastaard-prinses in Von Kleists Das Kätchen von Heilbronn; ze is de dochter van de beulsknecht, die zelf ter dood werd veroordeeld, en een beulsdochter, die van ellende ook stierf. Een proletarische vrouwelijke Messias. Maar een mislukte Messias.

Humperdincks eerdere opera Hänsel und Gretel eindigt met de verkondiging “Wenn die Not aufs Höchste steigt, Gott der Herr die Hand uns reicht”. (‘Wanneer de nood het hoogst is, reikt God ons een helpende hand’). In Die Königskinder blijkt daar niets van waar.  Het koningspaar ligt tot vergetelheid gedoemd in een graf in een bos. Tenzij de kinderen van de stad hier lering uit hebben getrokken?

Christof Loy benadrukt op verschillende momenten in zijn regie de religie in het werk. Hij laat het volksfeest ter gelegenheid van de verwachte aankomst van de beoogde nieuwe leider er uit zien als de voorbereidingen voor Christus’ Intocht in Jerusalem. Ik moest bij het beeld ook denken aan Ari Asters film Midsommar, waarin de protagoniste, gespeeld door Florence Pugh, tegen wil en dank tot koningin van een gruwelijke sekte wordt gekroond.

In de prachtige als Theodor Dreyers La Passion de Jeanne d’Arc gestileerde zwartwit-film tijdens het voorspel van de derde acte zien we de executie van de pleegmoeder en de gevangenneming en marteling van de speelman. Tussen de roerige meute doemt telkens een Jezus-achtig figuur, die echter niet ingrijpt. Of is hij in zijn zwarte pij de dood? Die komt vanzelf wel aan zijn trekken.

En als de kinderen het gestorven koningspaar aantreffen zijgen er twee op hun knieën neer zoals de engelen en gelovigen in laat-Middeleeuwse en Renaissancistische schilderijen van de aanbidding van Christus. Misschien zullen zij in de toekomst de missie van de koningskinderen niet vergeten zijn.

Het leven van Elsa (!) Bernstein-Porges was nauw verweven met de Wagner-familie. Haar vader was Wagners assistent en muziekarchivaris (Wagner, bekend als antisemiet, had vele Joodse medewerkers; Hermann Levi was een levenslange goede vriend en Wagners favoriete dirigent). Elsa zat als tienjarige in de zaal toen de Ring des Nibelungen voor het eerst werd opgevoerd in Bayreuth.

Eigenlijk was deze opera haar idee. Via haar vader legde ze contact met Humperdinck, ook lid van Wagners entourage, met de vraag om muziek te schrijven bij de tekst van een toneelstuk dat ze in 1894 had voltooid. Dat werd eerst een ‘Melodrama’, met Sprechgesang, ‘spraakzang’, waarbij acteurs hun teksten in aangegeven toonhoogtes voordragen. Deze versie ging in 1897 in première.

Toen Humperdinck door de Metropolitan Opera was uitgenodigd om er een opera op te voeren, stelde hij voor om van Die Königskinder een volledig gezongen opera te maken. Die ging in 1910 in première in New York en kreeg in 1911 in Berlijn de Europese première.

De verknooptheid met de Wagner familie ging later nog veel verder. In 1937 dreigde een uithuiszetting, wat op het laatste moment werd voorkomen door tussenkomst van Wagners schoondochter Winifred, virulent antisemiet en fervent aanhanger en goede vriendin van Adolf Hitler. Elsa was inmiddels al jaren weduwe en blind, en woonde samen met haar zuster. In 1941 wilden de twee Duitsland ontvluchten. Elsa deed een beroep op Winifred Wagner om een uitreisvisum naar de Verenigde Staten te verkrijgen. Elsa Bernstein kreeg een visum, haar zuster niet. Daarop besloten de twee in Duitsland te blijven.

Op 26 juni 1942 werden ze naar Theresienstadt gedeporteerd, waar haar zuster binnen een maand aan een infectie overleed. Dankzij opnieuw tussenkomst van Winifred Wagner werd Elsa op de ‘prominentenlijst’ geplaatst. Ze verhuisde van de barakken naar het zogenaamde ‘Prominentenhaus’, werd van de deportatielijsten naar vernietigingskamp Auschwitz af gehouden en mocht bijvoorbeeld  correspondentie onderhouden met de buitenwereld.

Na haar bevrijding uit het kamp tekende Bernstein haar memoires op. Deze werden in 1999, lang na haar dood in 1949, uitgegeven onder de titel ‘Das Leben als Drama: Erinnerungen an Theresienstadt’.

Maar dat achter het pseudoniem Ernst Rosmer een Joodse vrouw schuilging wist het publiek toen niet, en ook niet hoe het Duitsland en haar zou vergaan. Toch moet haar pleidooi tegen uitsluiting en vooroordelen duidelijk zijn geweest, en ook haar aanklacht tegen hebzucht en uitbuiting, in de tijd socialisme en Marxisme in zwang raakten.

De muziek is zeker Wagneriaans. Maar je hoort ook dat er tussen de tijd van de eerste versie, waarin de instrumentale delen waren geschreven, en de tijd dat de hele opera af er was muzikaal al veel was veranderd. In het jaar van de New Yorkse première waren de Gurrelieder af, Salome vierde triomfen en de Rosenkavalier kwam eraan, Schreker was bezig met Der Ferne Klang. En doet de derde acte als het koningspaar in kommer en kwel sterft niet stiekem aan La Bohème denken? Vlak voor Die Königskinder ging Puccini’s La Fanciulla del West in première in de Metropolitan Opera. En het is bekend dat Puccini Die Königskinder prachtig vond.

Loy voert alles op in een simpel wit met zwarte bovenrand, in het derde bedrijf naar grijs en geheel zwart overgaand decor. Het monumentale wit en zwart zagen we eerder ook in Loy’s Tannhäuser regie en deels ook in zijn Khovanshchina, maar hier werkt dat alles nog beter.

Rechts staat in elk van de bedrijven een lindeboom, die eerst in blad staat, maar in het derde, winterse bedrijf kaal is. Zo geslaagd als de scenische uitvoering is, zo geslaagd was de muzikale uitvoering; tot in de kleinste rollen, namelijk letterlijk, de kinderen.

Op de CD-opname onder Sebastian Weigle was tenor Daniel Behle al sterk, en hoewel hij nu negen jaar verder is dan toen, overtuigt hij nog steeds, stem technisch, en ook als adolescent koningskind.

Sopraan Olga Kulchynska was ook fraai, lyrisch-dramatisch en tegelijkertijd licht genoeg, af en toe een meisje, af en toe ook de jonge vrouw die het heft in handen neemt.

Doris Soffel als Die Hexe is geweldig voor deze rol; ze werd nou juist niet een Hans en Grietje-heks, met de zanggebruiken van dien, maar een net zo tragische heldin als haar pleegdochter en de regisseur laat haar in de sterfscène van de derde acte terugkeren als een medelijdende geestverschijning, Der Wanderer meets Kundry. En bariton Josef Wagner was een mooie Spielmann. Nergens bij niemand een onvertogen noot, iedereen ingeleefd gepassioneerd.

Aparte vermelding verdient ook violiste Camille Joubert die als een door Loy bedacht personage als Die Liebe, op het toneel, een aantal van de (virtuoze) obligaat-solopartijen voor haar rekening neemt. Is ze misschien het alter ego van de Spielmann? En interessant: tot en met de sterfscène van de koningskinderen draagt ze echter een zwart kostuum. Is Die Liebe dus ook de dood? Tijdens de begrafenisscene speelt ze de aangrijpende vioolsolo in het wit; een Liebestod?

Regisseur Loy gaat mooi ver in het aanreiken van interpretatiemogelijkheden.
En ja, dirigent Marc Albrecht was weer op de juiste plek, met een partituur die helemaal zijn ding was.

Regie, choreografie en regie film Christof Loy
Muzikale leiding Marc Albrecht
Decor Johannes Leiacker
Dramaturgie Klaus Bertisch

Der Königssohn Daniel Behle
Die Gänsemagd Olga Kulchynska
Der Spielmann Josef Wagner
Die Hexe Doris Soffel
Die Liebe Camille Joubert, viool
Koor van De Nationale Opera
Nieuw Amsterdams Kinderkoor
Nederlands Philharmonisch Orkest

Gezien 6 oktober, Muziektheater, Amsterdam

Trailer van de productie:

Foto’s Monika Rittershaus, A24 films, Wikipedia.

Discografie;

Onder Fabio Luisi, uitgebracht in 2005, met Thomas Moser, Dagmar Schellenberger, Dietrich Henschel, Marilyn Schmiege

Een prachtige passage uit de CD-opname met Jonas Kaufmann, nog in optima forma, 2006, onder Armin Jordan.

J

Jonas Kaufmann zingt ook in een opname uit Zürich in 2020, onder Ingo Metzmacher, hier al eerder besproken door Peter Franken:

Aantrekkelijke Königskinder uit Zürich op Bluray

Uit 2013 stamt een opname onder Sebastian Weigle, met Daniel Behle, die ook bij de Nederlandse Opera zingt en die niet echt voor Kaufmann onderdoet:

De meest evenwichtig bezette is de eerste stereo opname met Helen Donath, Adolf Dallapozza, Hermann Prey, Hannah Schwartz  en dirigent Heinz Wahlberg, uit 1976, en die klinkt ook geweldig.

Petit bourgeois verismo recognisably displayed in Zazà

TEXT: PETER FRANKEN


Leoncavallo is often seen as a one-day-wonder: after his opera debut with I Pagliacci, he did not achieve any lasting success. And because of the content of that one-acter, Leoncavallo is of course easily dismissed as a verismo composer.



In his La Bohème from 1897, there is still some verismo, but Zazà, with which the composer was successful for a while after its premiere in 1900, is no more than a small middle-class drama. Albeit with a singer as instigator which makes it a bit bohemian and thus we are already moving towards the harsh reality of life. In 2020, the work was on the programme of Theater an der Wien and a DVD recording was made of it, with Svetlana Aksenova in the title role.



In the end, nothing terrible happens in Zazà, nobody dies and the main character does not succumb to heartbreak, at least on stage. She is the star of a small musical theatre in Saint Etienne and has set her sights set on Milio, an unremarkable businessman who likes to hang around the dressing room to get a flavour of the artistic life. Milio is not looking for an affair which only makes him more attractive to Zazà. During a scene in which she is alone with him for the first time, she sets off an assault in which she literally climbs the man.



The delightful Svetlana Aksenova shows a completely different side here than I was used to seeing. In Amsterdam, she played some modest sweet girls like Fevronja, Lisa and Elisabeth, but here she is a tigress on the warpath. She acts so naturally and moves so easily that it is fun to watch. Seductress and comedienne all in one and of course, in the meantime, she just keeps on singing.



Milio manages to prolong his presence in Saint Etienne for six months during which he has a stormy affair with Zazà. But he must return to his family in Paris and then emigrate to America. When Zazà is tipped off by her former lover and colleague Cascart that Milio is married, she hurries to Paris to try and disprove the story. Or to confirm it, but then of course with the expectation to hear that he has for a long time wanted to get rid of his wife and that he only loves her, Zazà. But, alas, things turn out differently.

She manages to get hold of the address and pays a visit, just as Milio’s wife is taking her husband to the station for a final business trip to Saint Etienne. But their daughter Totò is at home and by talking to her, Zazà realises that she is in the process of upsetting a happy marriage.


Nevertheless, on her return she tries to make Milio choose her after all, but when she announces that she has spoken to his wife and child and told them everything, Milio goes crazy. Zazà knows enough, her great love has chosen for his family, it is over. In a real verismo opera, this last scene would, of course, be accompanied by the necessary violence, with one of the two stabbing the other. But here we are dealing with bourgeois verismo and thus the drama is limited to distress and grief. It is quite exciting, by the way, and it is very intense.



The stage setting is simple, a few scantily furnished rooms on a revolving stage, that are supposed to represent the dressing room, the love nest and the living room of Milio’s Parisian flat. The costuming is fairly contemporary and Zazà in particular is given a series of beautiful dresses which, of course, always have to be taken off with the help of a man. She wants to be the centre of attention, as a singer on stage and as a woman behind the scenes. Lack of attention from her mother has scarred this fatherless girl for life.


Aksenova is on stage singing for about 100 minutes, an absolute marathon that she seems to be able to complete with ease. Not showing a trace of fatigue from beginning to end, she is in excellent voice and gives a wonderful interpretation of the title heroine.



Nikolai Schukoff has considerably less to sing as Milio, but he certainly makes his mark on the scenes in which he is present. His aria at the beginning of the third act is moving: ‘O mio piccolo tavolo….Mai più, Zazà’.



Christopher Maltman attracts attention with his interpretation of Cascart, beautifully acted and beautifully sung. For a moment, he is on stage together with Zazà when the audience asks for ‘The Kiss’ as an encore. It is a playful scene with a different musical idiom, sounding something like Léhar. In the rest of the opera, with some imagination, we can hear short fragments of Pagliacci and musical lines reminiscent of Leoncavallo’s Bohème. It is all very pleasant but the music does not stick.

This recording is not one of a forgotten masterpiece but rather it is a curiosity and as such highly recommended. And if not because of Leoncavallo, then definitely because of Aksenova’s interpretation!

My ‘old friend’ Stefan Soltesz is the musical director. I have sat in the audience countless times in Antwerp and Essen when he was conducting there. I always held him in high esteem and it is a pleasure to hear him again.

Photo’s © Monica Rittershaus

Interview with Svetlana Aksenova from 2016

Bellini’s I Capuleti e i Montecchi uit Zürich

TEKST: PETER FRANKEN

Het libretto van Felice Romani lijkt oppervlakkig op Shakespeare’s toneelstuk maar maakt gebruik van oudere bronnen. Zo zijn de Capuleti en de Montecchi rivaliserende politieke groeperingen in plaats van twee in aanzien gelijkwaardige families die gescheiden worden door een vete. De Capuleti staan voor de Guelfen, de Montecchi voor de Ghibellijnen. Giulietta is verloofd met Tebaldo maar in het geheim verliefd op Romeo, iemand uit het andere kamp. Om het ingewikkeld te maken heeft Romeo per ongeluk Giulietta’s broer vermoord tijdens een degengevecht waarna hij uit Verona is verbannen.

De gehele opera speelt zich af in en om het paleis van de Capuleti waarvan het familiehoofd de naam Capellio draagt. Bij aanvang zien we een spoedvergadering in de vroege ochtend. De Ghibellijnen onder aanvoering van de gehate Romeo bereiden een aanval voor. Romeo is al zo lang niet meer in de stad gezien dat niemand nog weet hoe hij eruit ziet. Dat hij toegang heeft gehad tot Giulietta kan alleen met hulp van binnenuit het geval zijn geweest. Daar speelt Lorenzo, de lijfarts van de familie, een grote rol.

Romeo komt naar Capellio’s paleis om over vrede te praten. Het moet nu maar eens afgelopen zijn met die eeuwige strijd, temeer daar hij er nu ook persoonlijk belang bij heeft. Hij komt echter als Romeo’s afgezant en niemand doorziet dit. Als hij vrede voorstelt onder voorwaarde dat de Ghibellijnen en Guelfen gelijke rechten krijgen in de stad en ter bezegeling daarvan Romeo met Giulietta mag trouwen, ontsteekt Capellio in grote woede. De moordenaar van zijn zoon als schoonzoon? Dat nooit. Sowieso heeft hij al een schoonzoon klaar staan in de persoon van Tebaldo die zwaar verliefd is op Giulietta. De ontmoeting eindigt met een ongeremde oproep tot nieuw geweld: dood aan de Ghibellijnen.

In de volgende scènes zien we Romeo via een geheime ingang in Giulietta’s slaapkamer doordringen. Hij ziet haar voor het eerst sinds lange tijd maar de liefde is allerminst gedoofd. Maar toch weigert ze met hem het paleis te ontvluchten. Letterlijk zegt ze dat ze wordt tegengehouden door een macht die sterker is dan de liefde. Dan gaat het om familie eer, loyaliteit, gehoorzaamheid aan de wet. Feitelijk is hier sprake van een meisje dat de facto gegijzeld is door haar vader en aan een Stockholm syndroom leidt. Die enorm sterk gevoelde dwang om aan al haar vaders wensen en vooral eisen te voldoen (zijn wil is haar wet) komt duidelijk naar voren als ze in een later stadium zijn begrip en vergeving vraagt voor de omgang met Romeo, en hij dat ondanks alle smeekbeden hardvochtig afwijst.

Lorenzo wil Giulietta te hulp komen door middel van een drank die haar schijndood zal maken waardoor het huwelijk met Tebaldo kan worden verijdeld. Hij zal Romeo op de hoogte stellen van deze situatie zodat die zijn geliefde kan ontvoeren zodra ze weer bij kennis is. Maar Capellio vertrouwt de lijfarts niet meer en geeft opdracht hem goed in de gaten te houden. Zodoende loopt alles anders met de bekende afloop. De dood van die twee wordt overigens al ruim tevoren getelegrafeerd als we de moeite nemen goed naar de tekst te kijken. Voortdurend spreekt Giulietta over de dood als haar enige uitweg, over dat een huwelijk met Tebaldo haar dood betekent enzovoort. Ook Romeo heeft maar weinig vertrouwen in een goede afloop tijdens zijn aardse leven. Hij ervaart de dood als zijn permanente metgezel, altijd nabij waar hij ook gaat. In dat opzicht vertoont het gebeuren veel overeenkomsten met de tweede akte van Tristan und Isolde.

Het componeren van dit werk uit 1830 was een haastklus voor Bellini en hij loste dit op door een tiental complete stukken uit zijn mislukte opera Zaira in omgewerkte vorm te gebruiken. Als we de muziek vergelijken met zijn latere werk dan valt op dat belcanto hier vooral de betekenis heeft van mooie zang, zonder die opgeklopte uithalen in de hoogte die zo kenmerkend zijn voor La Sonnambula en vooral I Puritani. Het valt te betreuren dat de componist niet verder is gegaan op deze weg maar zich heeft aangepast aan de kennelijke smaak van het publiek, met dank aan Rossini. Opmerkelijk is ook de keuze van een mezzo voor de rol van de minnaar, geen tenor-sopraan duetten hier. Tebaldo neemt in dat opzicht de honneurs waar en Capellio vervult de rol van de bariton die er een stokje voor steekt.

Uit Zürich komt een opname op dvd van een productie uit 2015 van Christof Loy. Op een draaitoneel zijn verschillende binnenruimtes van Capellio’s paleis te zien, waaronder Giulietta’s slaapkamer. Het idee van een opgesloten meisje dat geheel is overgeleverd aan de nukken en grillen van een overheersende vader – nergens een moeder met mitigerende invloed te bekennen – staat centraal in Loys benadering. Romeo is voortdurend vergezeld van een figurant: de Dood, wat sommige scènes extra beklemmend maakt.

De Guelfen zijn gestoken in avondkleding, de Ghibellijnen zien er uit als boeren en buitenlui. De vertrekken ogen sober, vergane glorie uit het interbellum. Opvallend is dat de Guelfen die als één man achter Capellio staan in hun afwijzing van de Ghibellijnen en die walgelijke Montecchi, nadrukkelijk pleiten voor een minder harde aanpak van Giulietta, zelfs Tebaldo staat allesbehalve op zijn strepen. Hij wil haar alleen trouwen als dat uit vrije wil is, van een gedwongen gesleep naar het spreekwoordelijke altaar wil hij niets weten. De muziek verloopt heel rustig en dat geeft de protagonisten alle gelegenheid hun teksten over het voetlicht te brengen. En die zijn een stuk interessanter dan in Gounods versie.

Joyce DiDonato schittert als Romeo, absoluut perfect, fantastisch optreden. Haar Giulietta is Olga Kutchynska die uitstekend partij weet te geven. Alexei Botnarciuc oogt als Capellio een beetje als Marlon Brando in The Godfather. Zijn zang is goed verzorgd, acterend tikje eenzijdig.

Mooie invulling van de rol van Giulietta’s officiële verloofde Tebaldo door tenor Benjamin Bernheim. Roberto Lorenzi is een sympathieke Lorenzo.

Fabio Luisi heeft de muzikale leiding.

Foto’s © Monika Rittershaus

discografie: Over Romeo en Julia van Bellini

Donizetti’s Lucrezia Borgia, Edita Gruberova in memoriam

Edita Gruberová - Hilbert Artists Management

Lucrezia Borgia, once a seldom-performed opera, is being performed more and more often today. The leading role has been a showpiece for the greatest bel canto singers of history: Caballe, Gencer, Sutherland …

lucrezia-grub


In 2009, Edita Gruberova, at 63!, added this role to her repertoire. Her particularly dramatic portrayal of the poisoner with the maternal heart was recorded in Munich. Her voice sounds crystal clear on the recording and her ornamentation is impeccable. She really has no equal! Just listen to ‘Comé è bello’, if that is not bel canto singing, I don’t know what is.

The young Slovakian tenor Pavol Breslik is ideally cast as Gennaro. He is a good-looking, charismatic singer, with an expressive and supple voice. He sounds and acts like an adolescent, exactly as the role is meant to be.


Alice Coote is a very impressive Orsini and Franco Vassallo is imposing as the vicious Don Alfonso. His very intense singing of ‘Vieni! La mia vendetta’, rightly earns him an open curtain call.

I love the modern production directed by Christof Loy. It is simple and effective, and very moving too.
Included as a bonus there is an extremely interesting documentary about the diva, The Art of Bel Canto.

Wonderlijke productie van Das wunder der Heliane uit Berlijn

Heliane dvd

“Selig sind die Liebenden. Die der Liebe sind, sind nicht des Todes”. Met die twee zinnen kun je eigenlijk Das Wunder der Heliane samenvatten. Het libretto van Hans Müller-Einigen dat gebaseerd is op het toneelstuk ‘Die Heilige’ van Hans Kaltneker lijkt een beetje bizar, maar je moet het door de ogen van de tijdgeest bekijken. Het mysterieuze, onaardse, buitennatuurlijke, het goddelijke, de uitvergrote emoties, de decadentie en de onverholen erotiek… dat zie je in veel kunstwerken uit die tijd. Ook de opofferingsgezindheid en het motto dat liefde alles overwint: zo niet nu, dan in het hiernamaals.

De jarenlang genegeerde opera’s van Korngold zijn tot mijn grote vreugde met een grote inhaalmanoeuvre bezig (nee, nog steeds niet in Nederland) en de Deutsche Oper Berlin bracht de opera – na negentig jaar negeren – in 2018 op de planken. Marc Albrecht dirigeerde en de regie was in handen van Christof Loy.

De enscenering is typisch Loy: heb je er twee of drie gezien dan heb je ze allemaal gezien. En: nee, ik bedoel het niet negatief. Loy is één van de weinige hedendaagse regisseurs die hun eigen weg gaan zonder het libretto (laat staan de muziek) geweld aandoen. Naar deze voorstelling heb ik met ingehouden adem gekeken. En geluisterd, want de zangers zijn allemaal gewoon onvoorstelbaar goed.

De rol van Heliane, de enige personage in de opera die een naam heeft wordt formidabel gezongen door de Amerikaanse sopraan Sara Jakubiak.

Brian Jagde is een zowat gedroomde Vreemdeling, nog nooit heb ik die rol zo waanzinnig goed gezongen gehoord. Krachtig, maar ook lyrisch en voornamelijk zeer humaan.

Joseph Wagner is een Herrescher uit je ergste nachtmerries, Derek Welton is een ware ontdekking in zijn rol van Der Pförtner en Okka von der Damerau is een uitstekende Botin. Marc Albrecht laat de muziek vloeien, zoals het hoort. Top.

Trailer van de productie:

ERICH WOLFGANG KORNGOLD
Das Wunder der Heliane
Sara Jakubiak, Brian Jagde, Josef Wagner, Okka von der Damerau, Derek Welton e.a.
Chorus and the orchestra of the Deutsche Oper Berlin olv Marc Albrecht
Regie: Christof Loy
Naxos 2110584-85

Das Wunder der Annemarie Kremers ‘Heliane’

Aanbeden, genegeerd, vergeten: over Erich Wolfgang Korngold en ‘Die Tote Stadt’

Asmik Grigorian als Fedora: verismo op zijn best.

Tekst: Peter Franken

 

Aan de Koninklijke Opera in Stockholm ging op 10 december 2016 jaar een nieuwe productie van Fedora in première. Asmik Grigorian triomfeerde in de titelrol.

 

2 Fedora

Umberto Giordano componeerde Fedora in 1898, ruim een jaar na zijn grote succes Andrea Chenier. Van de ruim tien opera’s die Giordano schreef zijn dit de twee die repertoire hebben gehouden, al moet gezegd dat Fedora lange tijd een marginaal bestaan heeft geleid. Maar de voorbije 25 jaar mag het werk zich weer in de belangstelling van grote operahuizen verheugen met voorstellingen in onder meer Milaan, Wenen en New York.

MEV-11679926 - © - © The Michael Diamond Collection / Mary Evans Pict

Het libretto van de hand van Arturo Colautti is gebaseerd op het toneelstuk Fédora van Victorien Sardou, de toneelschrijver die in 1887 al eens succes had met La Tosca, in 1900 op het operatoneel gebracht door Puccini. Beide stukken draaien om een verliefde vrouw die ongewild haar geliefde in levensgevaar brengt.

Prinses Fedora is een rijke Russische weduwe die op het punt staat in het huwelijk te treden met graaf Vladimir Andrejevich, een losbol die haar bedriegt met een andere vrouw. Als zij hem de avond voor het huwelijk komt opzoeken in zijn woning, is hij afwezig. Kort daarna wordt hij echter zwaargewond binnengebracht en overlijdt nog diezelfde nacht. Zij zweert hem te zullen wreken.

Hieronder een opname uit 1903: Gemma Bellincioni, de allereerste  Fedora zingt ‘O grandi occhi lucenti’

Graaf Loris Ipanov wordt direct verdacht van de moord op Fedora’s aanstaande en hij vlucht naar Parijs. Fedora betrekt daar een woning en als belangrijk persoon binnen de Russische expat community kost het haar weinig moeite hem in te palmen. Voor ze de Russische geheime politie op hem afstuurt wil ze echter zekerheid hebben of hij werkelijk de gezochte moordenaar is.

Caruso

In een emotioneel gesprek verklaart Loris haar zijn liefde, die zij afwijst. Zijn repliek is dat de liefde zelf haar verbiedt om te weigeren: ‘Amor ti vieta’. Deze korte aria is het enige gedeelte van de opera dat grote bekendheid geniet. Caruso zong het bij de première op 17 november 1898:

Omdat Loris niet ontkent Andrejevich te hebben gedood geeft Fedora hem aan bij de autoriteiten in Rusland. Haar brief gaat nog dezelfde avond mee met een gereedliggend schip. Als Loris haar de volgende dag confronteert met bewijzen dat Andrejevich haar bedroog, en wel met Loris’ eigen geliefde, krijgt Fedora direct spijt van haar poging tot wraakneming. Loris had Andrejevich betrapt, deze had op hem geschoten waarop Loris het vuur had beantwoord. Complicatie is verder dat Fedora inmiddels verliefd is geworden op Loris en hem uit handen van de politie wil houden.

Het verliefde stel vlucht naar Zwitserland en alles gaat goed tot Fedora te horen krijgt dat de broer van Loris is opgepakt op verdenking van medeplichtigheid aan wat men voor een politieke moord houdt. Hij is in zijn cel overleden waarop zijn moeder is gestorven aan een hartaanval. Daarmee is Fedora indirect verantwoordelijk voor twee doden in Loris’ familie.

Als deze bericht krijgt dat de brief van een vrouw deze gebeurtenissen heeft veroorzaakt, zweert hij zich op haar te zullen wreken. Fedora maakt zich na enige aarzeling bekend als degene die hij zoekt maar ondanks haar smeekbeden weigert hij haar te vergeven. Ze pleegt zelfmoord door gif in te nemen, Loris vertwijfeld achterlatend.

Gepantserde prinses

Regisseur Cristof Loy is er met zijn team in geslaagd een goed ogende voorstelling te maken die het verhaal volledig recht doet. Met uitzondering van Fedora loopt iedereen in min of meer eigentijdse kledij rond, maar voor het overige is de gehele enscenering trouw aan het tijdsbeeld: prerevolutionair Rusland, een Russische expat salon met Poolse pianovirtuoos, fietsen als nouveauté etc.

1 Fedora

Fedora is in de eerste akte gekleed in chique lange jurk met bontstola en draagt een blonde pruik. In de tweede akte is dat een cocktail dress en draagt ze aanvankelijk een rossige pruik. Daarna zien we de zwartharige Asmik Grigorian zonder pruik. Zodoende wordt het personage als het ware afgepeld van een gepantserde prinses tot een gewone vrouw.

3 Fedora

Een grote lijst achter op het toneel toont videobeelden van de handeling. Als iemand even het toneel verlaat krijgt de toeschouwer te zien wat die persoon daar aantreft. Zo kijken we met Fedora naar de stervende Vladimir. Later verandert het raamwerk in een grote opening waardoor op het achtertoneel de party in Fedora’s Parijse salon te zien is. Zodoende wordt de alles bepalende discussie tussen Fedora en Loris op het voortoneel mooi uitgelicht.

Asmik Grigorian

Deze uit Litouwen afkomstige sopraan speelde Fedora bij wijlen als een tijgerin met klinkende stem, maar wisselde dat af met een prachtig portret van een onzekere vertwijfelde vrouw. Met hoog oplopende emoties zette ze een ware veristische heldin neer. Haar sterfscène was van een heftigheid die deed denken aan Magda Olivero’s vertolking van de rol. Schitterend gespeeld en zo mogelijk nog beter gezongen. Zij die haar gehoord hebben als Rachel in La Juive weten wat voor een geluid uit deze fantastische sopraan kan komen, zo ook hier als Fedora. Brava, brava, brava!

Loris Ipanov werd uitstekend vertolkt door de Italiaanse tenor Andrea Carè. Carè was goed opgewassen tegen het zang- en acteergeweld van Grigorian en oogste het eerste open doekje van de voorstelling met zijn ‘Amor ti vieta’.

Andrea Caré en Asmik Grigorian:

Grote bijrollen waren er voor de Franse diplomaat De Siriex, mooi neergezet door Ola Eliasson, en voor gravin Olga Sukarev. Sofie Asplund maakte met prima zang maar vooral met fantastisch lenig acteerwerk een echte party animal van Olga. Vlinderend van de ene man naar de ander eiste ze alle aandacht op en zodra dat even niet lukte, bijvoorbeeld na het Russische folksong intermezzo van De Siriex, kreeg ze de pest in en zette dan onmiddellijk alle zeilen bij om de aandacht weer op zich gevestigd te krijgen: ‘It’s about ME, ME, ME!’

4 Fedora

De overige rollen en de bijdrage van het koor waren goed verzorgd. De Koninklijke Hofkapel stond onder de leiding van Tobias Ringborg, die met dit orkest een bijna perfecte weergave van het werk wist te brengen. Groot compliment.

Ik was er speciaal voor naar Stockholm gereisd – Fedora en Asmik op één avond, dat wil je niet missen. Het was alleszins de moeite waarde, een fantastische avond en na afloop was ik ‘très ému’. Dat is verismo op zijn best.

Trailer van de productie:

Deze recensie is (met kleine aanpassingen) eerder verschenen op Place de l’Opera:

https://www.operamagazine.nl/featured/38841/fedora-in-stockholm-verismo-op-zijn-best/

Foto’s: © Monika Rittershaus en Matthias Horn

Is verismo dood? Deel 2: Plácido Domingo als Andrea Chénier en Loris Ipanov

‘Wozzeck’ uit Salzburg: veel Kentridge, weinig Berg

Asmik Grigorian steelt de show als Marie in uitmuntende WOZZECK

La forza del destino bij De Nationale Opera in Amsterdam

La forza del Destino

© Foto Petrovsky&Ramone

Als geen ander wist Verdi wat noodloot was. Kort na elkaar verloor hij zijn beide kinderen en zijn vrouw en aangezien zijn eerste opera’s hem niet het succes brachten waar hij van droomde dacht hij al aan opgeven. Toch verzoende hij zich met zijn lot en ging dapper verder, wat hem geen windeieren heeft gelegd. Of hij iets van zichzelf aan het personage van Alvaro, de held van La forza del destino (De macht van het noodloot) heeft gegeven, dat weten we natuurlijk niet, maar echt uitgesloten is het niet.

La forza_037

© Monika Rittershaus

Het noodlot is voor Alvaro zeer ongenadig; ondanks zijn beste bedoelingen loopt alles in de soep. Per ongeluk doodt hij zijn schoonvader in spe en in een door hem ongewild duel verwondt hij dodelijk de broer van zijn geliefde die, voor hij sterft, nog de kans ziet om zijn zus te vermoorden.

lEonora (Eva-Maria Westbroek) & aLVARO (Roberto Aronica)

Roberto Aronica (Alvaro) en Eva-Maria Westbroek (Leonora) © Monika Rittershaus

Iedereen dood en hoe nu verder? In de eerste versie van de opera liet Verdi zijn held zelfmoord plegen, maar bij nader inzien liet hij hem zich met het (nood)lot verzoenen en het verder in Gods handen leggen. Het noodlot waar niet aan valt te ontsnappen, het kinderlijk naïeve vertrouwen in God en – of misschien voornamelijk – moeder Maria: zie hier de belangrijkste thema’s van de opera.

 

La Forza christof loy

Christoph Loy © De Nationale Opera

Christoph Loy heeft het goed begrepen en trakteerde ons op een onwaarschijnlijk goede, mooie, logische en librettogetrouwe productie. Wanneer zie je nog dat als er zwaarden getrokken moeten worden er ook daadwerkelijk zwaarden worden getrokken, en als er een pistool moet afgaan er ook daadwerkelijk een pistool afgaat? Om maar iets te noemen?

Het zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar dat is het helaas niet (meer). Dat alleen maakt het reisje richting Waterlooplein meer dan waard. Maar er is natuurlijk veel meer, want laten we eerlijk zijn: voor de regie ga je niet naar de opera, althans ik niet.

 

La Forza Michele_Mariotti_I4Q5944©Rocco_Casaluci_2015-copia

Michele Mariotti © Rocco Casaluci

Met het orkest en het koor zat het meer dan snor. Maestro Michelle Mariotti ontlokte het Nederlands Philharmonisch Orkest de mooiste en zoetste klanken. Hij liet het orkest fluisteren en waar nodig brullen, het voelde als een openbare masterclass Verdi-dirigeren.

Muti-achtig volgde hij de partituur op de voet en voorzag elke noot van de juiste kleur, maar de glans en schittering en de soms iets extreem geaccentueerde tempi en accenten, die deden mij het meest aan de jonge Abbado denken. Het voelde alsof de beide maestri samen Amsterdam aandeden om het Nederlandse publiek een avondje echte Verdi voor te schotelen. Mamma mia! Dat hoor je niet iedere dag, gelooft u mij maar!

Leonora (Eva-Maria Westbroek)

Eva-Maria Westbroek (Leonora) © Monika Rittershaus

Eva-Maria Westbroek (Leonora) gaf ons alles wat ze had. Of eigenlijk meer, want bij ‘Pace, pace, mio Dio’ aangekomen kwam ze een beetje in ademnood en haar krachten lieten haar in de steek. Desalniettemin: zeer bewonderenswaardig! Haar Leonora was voornamelijk kwetsbaar en o zo makkelijk te verwonden. Dat hoorde je zeer goed aan het einde van de eerste akte: haar ‘La Vergine degli Angeli’ was meer dan ontroerend. Geholpen door de mannen van het Koor van de Nationale Opera liet ze mij de pauze ingaan met tranen in de  ogen.

Alvaro is één van de zwaarste Verdi-rollen en ik betwijfelde het of Roberto Aronica het aan zou kunnen. Ik kende hem alleen van licht lyrische rollen, Nemorino (L’Elisir d’amore) en Rodolfo (La Bohéme) en daarmee vergeleken is Alvaro een ware Mont Everest. Nou, geloof mij, Aronica deed het en hoe! Zijn stem heeft zich enorm ontwikkeld tot een echte spinto-formaat, waarmee hij alle hoeken van de zaal makkelijk bereikte, ook waanneer hij pianissimo zong. Buitengewone prestatie.

Alvaro (Roberto Aronica) & Carlo (Franco Vassallo)

Roberto Aronica (Alvaro) en Franco Vassalo (Carlo) © Monika Rittershaus

 

Zijn grote aria ‘La vita è inferno all’infelice’ gaf hij – geholpen door de prachtige klarinet solo –  de nodige weemoed en klaagtonen mee. En je wist het: deze Alvaro heeft het allemaal al gezien, hij wilt echt  niet meer. Toch hoorde je in zijn interpretatie voldoende heroïek om er zeker van te zijn dat, mocht het nodig zijn hij tot het bittere einde zal vechten.

Wat hij ook deed. Eerst op het slagveld waar hij gewond raakte en daarna, jaren later, in het duel met Carlo, met wie hij eerst vrienden voor het leven werd en met wie hij de vriendschap met een schitterend gezongen duet bezegelde.

Carlos (Franco Vassallo) en Alvaro (Roberto Aronica)

Franco Vassalo (Carlo) en Roberto Aronica (Alvaro) © Monika Rittershaus

Dat je die Carlo niet echt moest vertrouwen, dat had Alvaro best kunnen weten, ook zonder de ware identiteit van de man te kennen. Een gokkende zuipschuit en een vechtersbaas, niet echt materiaal voor de beste vriend zou je zeggen. Franco Vassalo zette die rol uitstekend neer. Hij beschikt over een grote, warme Verdi-bariton waarmee hij mij volledig wist te overtuigen

Preziosilla (Veronica Simeoni), dansers en Koor van de Nationale Opera

Veronica Simeoni (Preziosilla) © Monika Rittershaus

Veronica Simeoni (Preziosilla) viel mij helaas tegen. In plaats van een ronde en kruidige mezzo met een vibrerende laagte hoorde ik een dunne sopraan die haar krachten werkelijk tot het uiterste moest spannen om nog iets van haar ‘Viva la guerra’ te maken. Voor het ‘Rataplan’ heeft de regisseur haar een Turks haremkostuum aangemeten en haar heeft laten dansen, waardoor haar stemgebreken minder opvielen. En het moet gezegd: zij zag er mooi uit en in het dansen deed ze niet onder voor de mannen van het ballet (choreografie Otto Pichler).

 

Leonora (Eva-Maria Westbroek) & Guardiano (Vitalij Kowaljow)

Vitalij Kowaljow (Padre Guardiano) en Eva-Maria Westbroek © Monika Rittershaus

Vitalij Kowaljow zong een warme, meevoelende Padre Guardiano en Allessandro Corbelli wist het publiek te bespelen met zijn semi komische rol van Fra Melitone.

 

La forza_368-1

Alessandro Corbelli (Fra Melitone) © Monika Rittershaus

Alle kleine rollen waren meer dan voorbeeldig bezet en dat mag toch echt een unicum heten. Carlo Bosi zette een voortreffelijke Mastro Trabuco neer, wat een zanger en wat een acteur! Peter Arink was een uitmuntende chirurg en de rol van un alcade lag voortreffelijk in handen (of moet ik zeggen stembanden?) van de – zoals altijd – meer dan de betrouwbare Roger Smeets.

Leonora (Eva-Maria Westbroek) & Curra (Roberta Alexander)

Eva-Maria Westbroek en Roberta Alexander (Curra) © Monika Rittershaus

Toch moesten ze allemaal verbleken bij Roberta Alexander (Curra). Met haar 68 jaar gaf ze een zowat openbare les in een rol zingend acteren en men kan alleen maar betreuren dat haar rol zo klein was. Beste DNO: mogen we mevrouw Alexander nog wat vaker op de Amsterdamse planken meemaken? Alstublieft?

 

La Forza

Peter Arink (un chirurgo) en Roberta Alexander (Curra) bij het slotapplaus © Lieneke Effern

Bij de nazit kwam ik Antonio Pappano tegen, toch niet iemand die de DNO-premières platloopt. Daar was een simpele verklaring voor: de productie gaat richting het Londense ROH, waar hij het zal dirigeren. Het is natuurlijk afwachten of Pappano de opera nog beter zou kunnen laten klinken dan Mariotti in Amsterdam heeft laten horen, maar dat denk ik eerlijk gezegd niet. Maar één ding weet ik zeker: zo’n (mannen)koor, dat krijgen ze daar, in Londen, zeer zeker niet. Zo’n koor vind je gewoon nergens.

Mensen: op naar het Waterlooplein, deze productie mag u niet missen!

Zie voor meer informatie: http://www.operaballet.nl/nl/opera/2017-2018/voorstelling/la-forza-del-destino

Discografie: GIUSEPPE VERDI: LA FORZA DEL DESTINO

 

 

Interview with Jennifer Larmore

Jenny in Geneva

Jennifer Larmore © Audra Melton

Summer in Amsterdam seemed to have taken a vacation, but the afternoon we met in the canteen of the National Opera it was terribly stuffy. That did not seem to bother Jennifer Larmore in the least: the warmer the better!

She had come to our capital to sing Gräfin Geschwitz in Alban Berg’s Lulu, a role she has sung previously in London and Madrid, in a production by Christof Loy that I greatly admired.

jennifer

Jennifer Larmore & Mojca Erdmann in Amsterdam

The opera is brutal, and her role is heavy, but she had little time to recover. In between performances she was studying the part of Mère Marie in Poulenc’s Dialogues des Carmélites. The extremely complex part of the rather unsympathetic and radical nun was new to her, and she was totally immersing herself in it, even though there was only one performance scheduled.

Belcanto

“That is a bit of a shame, because I think the music is gorgeous, and the opera truly moves me”, she says. “I have absolutely no problems with learning a role for only one performance. I have done that before, when I was recording for the Opera Rara label.  I studied many unknown operas knowing I would never sing them again afterwards. But I was young and curious, and highly ambitious.”

The rehearsals were long, and the recording sessions always ended with a one-off concert performance. What pleasure they gave me! Besides, without those recordings, I probably would have never gotten the chance to get to know operas such as Rossini’s Elisabetta, regina d’Inghilterra or Pacini’s Carlo di Borgogna, let alone sing them! And the music is gorgeous!”

“Di Gioia Sorse Il Di,” aria from Carlo di Borgogna. When Opera rara brought out this  recording opera connoisseurs called it the ‘belcanto recording of the millennium.’

“Quant’e grato all’alma mia,”  from Elisabetta, regina d’Inghilterra.

In the meantime, Larmore has left the period of singing (unknown) belcanto roles behind her. “It was time to close that chapter. Once you are over forty, you are no longer a young girl. Simple as that! Even though your voice still sounds youthful, and you still sing very well: it no longer works, you need to be credible as well, and remain credible.”

Larmore as Rosina in Il Barbiere di Siviglia in Amsterdam:

It has always been my biggest dream to sing Marschallin in Strauss’s Rosenkavalier. I think the music is incredibly beautiful – Sometimes I secretly think it is the most beautiful opera in the world. It’s a role I definitely would love to sing. So… who knows? For Octavian it is simply too late.  That is the same story as with the Rosina’s and all the other belcanto heroines: I no longer have the proper age for them.

“Does this perhaps have something to do with the visualisation of opera?”   “Most certainly! The new media and the live movie-theater transmissions have given an extra dimension to the brand opera: credibility. It is no longer possible to sing Mimi when you are 65 like Mirella Freni did, even though your voice is still fresh. Looks are important too, especially with all those close-ups all the time.

Lulu, Loy and Kentridge

The part of Geschwitz took Larmore a very long time to prepare. What was more difficult for her: the text or the music?

“Good question! When I first laid eye on the score I thought: O my God, I cannot do anything with that, how awful! But you need to find a key for yourself. Once you connect with the work, everything goes by itself, you no longer have doubts. Then it is possible to concentrate more on the text, and you start to grasp the entire package.”

“I still remember my first Lulu rehearsal in London. We all had our doubts. Very nervously, I asked: has anyone sung this before? A huge silence followed. Then someone said: ‘Not me.’ and ‘Me neither.’  We all stood there, in a circle, afraid for what was to come. Until Tony Pappano arrived and reassured us with one hand gesture.”

“It is difficult to compare both Lulu productions. I love both of them. From the reviews I read, and from what I heard from people who saw the Amsterdam Lulu too much was going on on stage. There was too much to see, apparently, it was too busy, and because of that it was hard to recognize the opera. It did not feel like that to us. We were right in the middle of it, and formed part of the furniture.”

William Kentridge is of course a director who in the first place is visually oriented. He is mainly interested in the outside, the form, and in stimulating the senses. As a director, he gave us a lot of  freedom, also to improvise, which I like.”

“Christof Loy had a totally different approach. For him, the psychology and the motivation of the characters were the most important. Also the interaction. He is a person who knows exactly what he wants, and how to get there. It is true that with him the personality of Geschwitz was clearer. You found out more about what went on in her head.”

jennifer-lulu-cg

As Gräfin Geschwitz at the Royal Opera House in London

“But I love the Amsterdam production as well. We have all worked on it with so much fun. Conductor Lothar Zagrosek was also responsible for that atmosphere. He joined us at a very late stage, two weeks before opening night, but from day one on he worked intensively on the production, with the orchestra and the singers. He attended every rehearsal, and was always there. I had never worked with such a great, kind and understanding person before.”

jennifer-geschwitz

In her costume as Gräfin Geschwitz at the National Opera in Amsterdam

 

Jenůfa

Jenny Jenufa

With Hanna Schwarz in Jenufa at the Deutsche Oper Berlin

“Another role I am very happy with is Kostelnička in Janáček’s Jenůfa. It is very emotional role, remarkably similar to Geschwitz. Both women are deeply humane, and their love is so great it surpasses all boundaries. They really go too far in that! I believe for both parts you need someone who has lived a life herself. That type of role gives me a lot of satisfaction.”

Opus Five

Jenny IMG_0535

Jennifer Larmore with her husband Davide Vittone and dog Buffy

In 2008 my husband Davide Vittone, who plays the contrabass,  and I founded the ensemble Jennifer Larmore & Opus Five. By combining the sound of my voice with that of five string players we can experiment in different ways.

At our concerts we do everything: from purely classical concerts to ‘happenings’ with poetry, wine tastings, popular songs, crossovers….  Everything is possible. We perform all over the world: Dublin,  Bregenz, Mallorca, you name it. It often depends on Davide and his contracts.”

Trailer of the movie Le digressioni armoniche di Jennifer Larmore, in which a performance by Jennifer Larmore & Opus Five is combined with a choreography of Erica Cagliano.

Future plans

“I am studying hard at the moment! In the 2016/7 season I will add two new roles to my repertoire: Donna Elvira (in Don Giovanni) at the Theater an der Wien and Marie (Wozzeck) in Geneva.

Jenny MG_0476

Jenny marie ldd-GTG©CaroleParodi-8992

As Marie in Wozzeck in Geneva © Carole Parodi

Jenny 5182_Don_Giovanni_071 Werner Kmettisch

as Elvira at the Theater an der Wien © Werner Kmettisch

After that I will repeat my Geschwitz: the Amsterdam production will travel on to the Opera di Roma in May. But first a concert in Tuscany with Jennifer Larmore & Opus Five and then off to Luxembourg for a week of masterclasses. My book Una Voce will be presented there as well.”

Jenny boek

“I was asked for the role of Baba the Turk in Stravinsky’s The Rake’s Progress in Aix, a production that will travel to Amsterdam afterwards, but the director decided otherwise. Simon McBurney, who will stage the opera, came up with the idea to use a countertenor for the part, something with which the Aix direction saw no problems.”

“Nowadays directors have all the power. It used to be singers who had the final call,  but that was way before my time. It is a sign of the times: tickets have to be sold, and halls need to be filled. That seems impossible without creating a little spectacle. We live in a society that is highly oriented towards the visual, wanting more and more all the time. As long as it is sensational or crazy, because only then you get attention. Things have been like that for a long time, but never as much as now. I prefer the “less is more” approach, which you hardly encounter anymore these days.

English  translation: Remko Jas

Interview in Dutch: JENNIFER LARMORE

See also:

JENŮFA van Christoph Loy

LULU van Kentridge

LULU: discografie

Eva-Maria Westbroek als Minnie in Frankfurt

fanciulla-frankfurt

Minnie in La fanciulla del West is niet alleen Eva-Maria Westbroeks favoriete rol, het is ook één van haar beste rollen. Oehms Classics heeft de vertolking die de Nederlandse sopraan in 2013 in Frankfurt gaf op cd gezet, met naast haar nog veel meer imponerende spelers.

Wellicht weet u waarom La fanciulla del West, samen met Edgar en Le Villi, tot de minst gewaardeerde en gespeelde opera’s van Puccini behoort? Ik niet. Vlak na de première in 1910 schreef een anonieme Amerikaanse criticus: “The first act is the best Puccini ever wrote, the second a more passionate evolution of the musical ideas of the first.”

Hoe waar! De muziek is vol onvervalste passie en het verhaal verhult een psychologisch drama dat zelfs in de beste Bergman-film niet zou misstaan (mocht hij zijn stiltes voor muziek willen inruilen).

In de maanden mei en juni 2013 werd La Fanciulla door de Oper Frankfurt opgevoerd. Tot mijn grote vreugde werden de voorstellingen opgenomen en op cd uitgebracht. Vraag is wel: waarom niet op dvd? Naar de foto’s en trailer te oordelen betrof het één van de mooiste en spannendste Fanciulla’s van de afgelopen tijd (geregisseerd door Christof Loy). En aangezien de concurrentie toch al zo klein is…

Hieronder de trailer uit Frankfurt:

Ook zonder visie valt er echter waanzinnig veel te genieten. Eva-Maria Westbroek behoort tegenwoordig tot de allerbeste vertolksters van de hoofdrol en in de Uruguayaanse tenor Carlo Ventre treft zij een Dick Johnson van vlees en bloed. Waar vind je nog zulke spintostemmen, die in staat zijn een veristische opera te zingen?

Ashley Holland toont zich hun gelijkwaardige partner in de rol van Jack Rance, waardoor de ‘pokerscène’ uitgroeit tot wat het zijn moet: een hoogtepunt van de opera.

Ook alle kleine rollen zijn voortreffelijk bezet en het Frankfurter Opern- und Museumorchester onder leiding van Sebastian Weigle speelt met veel gevoel voor drama. Zeer aanbevolen!


Giacomo Puccini
La Fanciulla del West
Eva-Maria Westbroek, Carlo Ventre, Ashley Holland, Peter Marsch, Afred Reiter, Simon Bailey, Bálint Szabó e.a.
Frankfurter Opern- und Museumorchester, Chor der Oper Frankfurt olv Sebastian Weigle
Oehms Classiscs  OC 945

Minnie (LA FANCIULLA DEL WEST) van Frazzoni en Steber

EVA-MARIA WESTBROEK als Sieglinde.