Simon_Keenlyside

Kerstcadeautjes van Bryn Terfel

 Simple gifts luidde de titel van de cd die Bryn Terfel heeft uitgebracht in 2005. Het kwam precies op tijd voor de Kerst. En soms gebeurt het  dat de titel dekt de lading. Zeker in dit geval, want cadeautjes waren het en zijn het trouwens nog steeds. En al is het niveau van het gebodene niet altijd even hoog, het plezier om ze uit te pakken is even groot.

In 1989 won hij de “Singer of the World” competitie in de categorie liederen, een prijs die hij eigenlijk ‘op de groei’ had gekregen. Niet, dat hij het niet verdiende, zijn stem was toen al van een ongekende schoonheid, maar zijn jeugdige overmoed moest nog ietwat getemd worden, en aan zijn talen moest nog behoorlijk gewerkt worden – zelfs zijn Engels was niet helemaal vlekkeloos.

Tegenwoordig behoort hij tot de grootste baritons van onze tijd.. Niet alleen omdat hij een pracht van een stem heeft waar hij alles mee kan doen wat hij wil. Ook zijn acteertalent, fantastische tekstbegrip, muzikaliteit en een innemende persoonlijkheid zijn buitengewoon fenomenaal. Dat alles komt hem goed van pas op deze cd, waar hij van alles en nog wat op zingt: folksongs, populaire liedjes, klassiekers en evergreens.

Het lijkt net een feestje en een feestje is het. Bij een feestje moeten ook gasten uitgenodigd worden en die ontbreken dan ook niet. Met zijn bariton-collega, Simon Keenlyside zingt hij het eerste deel uit Pergolesi’s Stabat Mater en het, speciaal voor Terfel door Karl Jenkins gecomponeerde Ave Verum Corpus, tenor Aled Jones doet mee in Panis Angelicus, en de gitarist John Williams begeleidt hem in She Was Beautiful, een liedje gebaseerd op de Cavatina uit The Deer Hunter.

Terfel is een groots artiest, en alles wat hij aanraakt verandert in goud. Ook deze, op het eerste gezicht op een ratjetoe lijkende (wat het waarschijnlijk ook is), cd. Een waar geschenk. Maar even een kanttekening: het is echt niets voor de puristen.

Voor wie geen Spotify hebben: ook op Youtube te beluisterebn:

https://music.youtube.com/playlist?list=OLAK5uy_l4AH6mthxgiKspmcd5VRWJ4hSMS3q_Dzc

Simple Gifts
Bryn Terfel; London Symphony Orchestra olvBarry Wordsworth
DG 4775563

Isabel Leonard geeft visitekaartje af in The Tempest van Thomas Adès

TEKST: PETER FRANKEN

The Tempest ging in februari 2004 in première bij de Royal Opera. Het was de tweede opera van Adès (1971) na zijn kameropera Powder her face uit 1995.

Er werd reikhalzend uitgekeken naar de nieuwste schepping van ‘Britains new prodigy’ en het werk werd ontvangen als de grootste gebeurtenis in het nationale muziekleven sinds Britten’s Peter Grimes.

In 2012 werd het door de Met op het programma gezet, een nieuwe productie van Robert Lepage die Shakespeare’s toneelstuk al vele malen had geregisseerd en zodoende met het origineel zeer vertrouwd was. Uiteraard is het libretto van Meredith Oakes een zeer gecomprimeerde versie van dit beroemde theaterstuk, met korte goed rijmende pakkende zinnen in plaats van bloemrijke retoriek, maar de essentie komt goed tot zijn recht. Ik zag het stuk ooit in mijn schooltijd, we gingen er op instigatie van mijn docent Engels naar toe. Daar is me weinig van bijgebleven overigens, ik moest me echt even opnieuw verdiepen in de stof.

Centraal in de handeling staat Prospero, de verdreven hertog van Milaan, die in het bezit is gekomen van een toverstaf die hem uitgebreide magische krachten verschaft. Samen met zijn dochtertje Miranda, een heel klein kind nog, is hij door zijn jongere broer Antonio op een wrakke boot de zee op gestuurd met de expliciete bedoeling hem te laten verdrinken. Die twee zijn echter aangespoeld op een eiland dat slechts door één persoon bewoond werd, de half wilde Caliban. Prospero heeft Caliban d.m.v. zijn toverkracht aan zich weten te onderwerpen en als drietal hebben ze daar jaren geleefd. Dochter Miranda is inmiddels een meisje op huwbare leeftijd geworden en Caliban ziet al een leven voor zich waarin het eiland bevolkt zal worden door vele kleine Calibans.

Onzichtbaar voor iedereen behalve Prospero is de geest Ariel, uiteraard een ijl wezen en in de opera gezegend met een bijpassende stem. Die is eveneens gebonden door Prospero maar ziet verlangend uit naar het moment dat hij vrij zal zijn.

Antonio is bij zijn staatsgreep geholpen door het koninkrijk Napels en regeert Milaan feitelijk als vazal van koning Ferdinand. De beide hoven gaan op een pleziervaart die hen langs Prospero’s eiland voert en door een soort Daffy Duck storm die heel selectief het schip treft, laat deze magiër het zinken waarna iedereen geheel confuus het eiland veilig weet te bereiken.

Alleen koningszoon Ferdinand heeft het lot niet afgewacht toen iedereen dreigde te verdrinken en is in zee gesprongen. Zwemmend bereikt hij het eiland waar hij natuurlijk kennis maakt met Miranda die voor het eerst een ander mens ziet dan haar vader, nog een knappe man ook, die wil ze hebben.

De rest van de opera vormen ze een verliefd stelletje, aanvankelijk zeer tot ongenoegen van Prospero die uit is op wraak en nu kennelijk de zoon van zijn grote vijand het leven moet laten. Maar in elk geval kan hij zijn broer Antonio, koning Ferdinand en diens broer Sebastian een paar beproevingen laten ondergaan om zich vervolgens bekend te maken en hen daarna te doden.

Zover komt het niet, vooral op aandringen van Miranda die vlast op een huwelijk vergeeft Prospero uiteindelijk zijn vijanden en wordt hij in zijn waardigheid hersteld als hertog van Milaan en krijgt als goedmakertje ook de kroon van Napels erbij. Het schip blijkt helemaal niet echt vergaan maar ligt zeewaardig op het hele gezelschap te wachten. Caliban blijft alleen op het eiland achter, net als voorheen.

Simon Keenlyside:

Lepage heeft als plaats van handeling het 18e eeuwse theater La Scala genomen waarin Prospero als impresario alles en iedereen naar zijn pijpen laat dansen. We zien een theaterwand met loges, een deel van het auditorium en een klein verhoogd toneel waaronder oude theatertechniek waarneembaar functioneert. Personen gaan regelmatig af via het souffleurshok.

Caliban ziet er uit als een natuurmens, Ariel vliegt door de lucht in een paarse bodystocking en Prospero loopt erbij als een macho met open hangende kleding die zijn beschilderde bovenlijf toont.

Miranda is op en top gekleed, verschillende variaties op het thema sexy. We zijn dan wel op een vrijwel onbewoond eiland maar daar hoeven we in een theaterproductie niet onder te lijden. Het gestrande gezelschap is in vol ornaat, uniformen en baljurken, zonder kreukje aan wal gekomen dankzij Prospero’s magie.

Audrey Luna excelleert als Ariel, gezongen met ijle extreem hoge stem. Zoiets als Fiakermilli in Arabella en dan nog twee verdiepingen er bovenop. Eigenlijk niet om aan te horen maar zeer toepasselijk voor iemand uit het geestenrijk.

Miranda wordt vertolkt door de zeer aantrekkelijke Isabel Leonard die door Lepage wordt neergezet als de ingénu waar elke man op kan vallen. Haar zang is voortreffelijk en met deze rol gaf ze in de Met zo’n beetje haar visitekaartje af voor wat betreft het eigentijdse repertoire. Later zouden we haar terugzien als Blanche en Marnie.

Antonio en Sebastian zien er in hun gala uniformen uit als wat leeghoofdige Engelse koningszonen die helaas aan een oudere broer de kroon hebben moeten laten, helemaal in overeenstemming met hun rol natuurlijk. Goed gebracht door Toby Spence respectievelijk Christopher Feigum.

De oudere heren Ferdinand en zijn raadgever Gonzalo komen voor rekening van William Burden en John del Carlo, laatstgenoemde vertolkte eerde een geslaagde Don Pasquale in de Met. Alan Oke brengt Caliban tot leven en Simon Keenlyside geeft een mooie vertolking van de op wraak beluste Prospero die zich door zijn dochter overwonnen weet en tijdig overstag gaat.

Componist Adès heeft zelf de muzikale leiding tijdens de voorstelling die live from The Met werd uitgezonden en op dvd is verschenen.

Preview:

Meer Adès:
Pianowerken van Thomas Adès: niet vanzelfsprekend maar zeer de moeite waard

Thomas Adès door Thomas Adès: beter krijgt u het niet

THOMAS ADÈS: The Tempest

Twee maal Orfeo van Monteverdi op dvd

ROBERT WILSON

https://www.hdclub.ua/files/music_release/big/bigi4d3ed1a148ee5.jpg

Het komt niet vaak voor dat een (vroeg)barokopera uitgevoerd wordt in La Scala. Zeker in geval van Monteverdi heb je veel meer aan de intieme sfeer van een klein theater. Maar de in september 2009 in het Milanese toptheater opgenomen Orfeo van Robert Wilson bewijst dat het toch kan. En dat het werkt. Althans, op het scherm van je tv.

De beelden zijn zo zeer gestileerd dat je soms het gevoel hebt naar ‘film stills’ te kijken. Ik ben geen groot liefhebber van Robert Wilson, maar de voor hem zo typische bewegingen en gebaren werken hier wonderwel. Het klopt.

Het zeer statische maar o zo mooie bühnebeeld, met weinig decorstukken, geeft alle ruimte aan de muziek. De werkelijk betoverende belichting creëert heel veel sfeer en de kostuums zijn prachtig.

Rinaldo Alessandrini dirigeert gespierd, met nadruk op het dansante van de muziek. Zijn tempi zijn voortvarend, zonder gehaast te klinken.

Gerg Nigl is een mooie Orfeo. Nooit gedacht dat hij na zijn optredens als Wozzeck nog zo veel lyriek in zijn stem zou hebben.

Iedereen van de verder uitstekende cast verbleekt echter bij Sara Mingardo (Messagera/Speranza). Haar stem is warm en vol kleuren. Ook permitteert zij zich gezichtsuitdrukkingen (bij Wilson meestal niet toegestaan), waardoor alle aandacht, zeer terecht, naar haar gaat (Opus Arte OA 1044 D).

Hieronder een fragment:

TRISHA BROWN

https://img.discogs.com/UmxE5cMetLBH3MkVUKvBLZB_Ags=/fit-in/426x600/filters:strip_icc():format(jpeg):mode_rgb():quality(90)/discogs-images/R-10561841-1499946253-5600.jpeg.jpg

De Amerikaanse choreografe Trisha Brown heeft in 1998 in Brussel een zeer dansante Orfeo geregisseerd. Als u heel erg veel van ballet houdt en Madama Butterfly van Wilson tot uw lievelingsvoorstellingen telt, dan zult u er erg van genieten. In alle andere gevallen: zet het beeld uit en geniet van het prachtige geluid, want René Jacobs dirigeert meesterlijk en Simon Keenlyside is een kanjer van een Orfeo (ja, hij danst ook!).

Er zit bij deze uitgave een aparte dvd met ‘the making of’ en de opera is ook Nederlands ondertiteld (Harmondia Mundi HMD 9909003.004).

Hieronder een fragment:

De kunst van het verleiden oftewel Don Giovanni. Een kleine selectie uit de honderden dvd-opnamen

Giovanni film

Errol Flynn als Don Juan in ‘The adventures of Don Juan’ uit 1948. Beeld Hollandse Hoogte / REX features

 

Kan denken door verleiden worden vervangen? Kunnen we ‘ik (word) verleid dus ik ben’ als een soort variatie op ‘cogito ergo sum’ gebruiken? Is ons leven minder waard zonder verleiding? En zou dat een verklaring kunnen zijn voor het onmetelijke aantal uitvoeringen en opnamen van de ultieme verleidingsopera? Geen dag zonder Don Giovanni?

 

Giovanni

 

Toegegeven: de opera is gewoon volmaakt. Wat niet alleen de verdienste is van de muziek van Mozart, maar ook (of misschien zelfs voornamelijk?) het geniale libretto van Da Ponte. Daar staat al alles in wat je hoort te weten en voor de rest gebruik je eigen fantasie, want alleen zo kom de mythische verleider je verlangens tegenmoet.

 

Salzburg, 1954

 

Giovanni Fyrtwangler

In 1954 werd in Salzburg een jaar oude productie van Don Giovanni verfilmd (DG 0730199). Het was geen registratie met publiek, maar een heuse film, gedraaid tijdens vele, meestal nachtelijke, uren in een nagebouwde studio.

Historisch document of niet – het valt mij tegen. De tempi van dirigent Wilhelm Furtwängler zijn tergend langzaam, van een regie is amper sprake en het resultaat is hopeloos statisch en saai.

Ook de zangers zijn – op de werkelijk fenomenale Cesare Siepi (Giovanni), Lisa Della Casa (Elvira) en wellicht Anton Dermota (zijn ‘Dalla sua pace’ is geschrapt!) na – weinig idiomatisch en niet echt overtuigend.

 

 

Milaan, 1987 / Koln, 1991

 

Giovanni Allen La scala

 

Thomas Allen was beslist één van de beste Don’s van de laatste 25 jaar van de vorige eeuw. Zijn interpretatie is twee maal op dvd vastgelegd: in de Scala-productie uit 1987 (regie: Giorgio Strehler; Opus Arte OA LS3001) en in 1991 in Köln (regie: Michael Hampe; Arthaus Musik 100020).

 

Giovanni Allen Koln

 

Hieronder Thomas Allen en Susanne Mentzer (Zerlina) in ‘La ci darem la mano’ uit La Scala:

Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de Keulse versie, niet in de laatste plaats vanwege de intelligente regie van Hampe, de magistrale Elvira van Carol Vaness en de werkelijk onweerstaanbare Leporello van Feruccio Furlanetto.

Hieronder de complete tweede acte uit Keulen:

<iframe width=”560″ height=”315″ src=”https://www.youtube.com/embed/UykeN9HcHW8&#8243; title=”YouTube video player” frameborder=”0″ allow=”accelerometer; autoplay; clipboard-write; encrypted-media; gyroscope; picture-in-picture” allowfullscreen></iframe

 

Aix-en-Provence, 2001

https://i.ndcd.net/1/Item/500/1444.jpg
In de productie uit Aix-en-Provence (Bel Air BAC010) wordt veel aan de verbeelding overgelaten. De decors bestaan uit fel blauwe en rode houten bankjes, stoeltjes en tafeltjes, waaraan veel te sleutelen valt, en die zich voor van alles en nog wat lenen. Ook de rekwisieten zijn schaars; eigenlijk alleen maar stokjes, die naar gelang de situatie als dolken, zwaarden of pistolen dienen. Spannend om naar te kijken.

Peter Brook is een intelligente regisseur, hij ‘herïntepreteert’ niet, hij schept een eigen wereld, waarin Don Giovanni meer is dan alleen maar een gewetenloze verleider en Donna Anna niet zo onschuldig als ze beweert te zijn.

Peter Mattei is een volmaakte Giovanni: in zijn op maat gesneden pakken ziet hij er buitengewoon aantrekkelijk uit. Hij verleidt met zijn stem en zijn hele lichaam. Geen wonder dat niemand hem kan weerstaan.

Fantastisch is ook Masetto (Nathan Berg). Iedereen is eigenlijk goed, misschien op een iets te zwakke Elvira (Mireille Delunsch) en een mij maar matig overtuigende Ottavio (Mark Padmore) na.

Zürich, 2001

Giovanni Zurich Flimm

Ondanks de een beetje klungelig aandoende enscenering van Erich Wonder, is de Züricher productie uit 2001 (Arthaus Musik 100328) één van de spannendste die ik ooit heb gezien. Jürgen Flimm beschikte over de beste zangeracteurs van dit moment, en met een zeer adequate personenregie is het hem gelukt een spektakel van formaat neer te zetten.

Rodney Gilfry is de personificatie van Don Giovanni. Zijn aangenaam warme bariton is licht van timbre, zeer wendbaar en willig. Daar doet hij werkelijk wonderen mee. Zo kan hij naar gelang de situatie verleidelijk of beangstigend klinken. Zijn knappe verschijning is mooi meegenomen.

Cecilia Bartoli is zeer charismatisch als Donna Elvira. Lekker hysterisch, maar ook breekbaar en ontroerend.

Op papier had ik zo mijn twijfels over de bezetting van Donna Anna door Isabel Rey, maar in dit ensemble van kleine stemmen past zij wonderwel, al komt ze in ‘Non mi dir’ duidelijk aan haar grenzen.

Barcelona, 2002

Giovanni Bieito

De Catalaanse regisseur Calixto Bieito zorgde voor menig schandaal in de operawereld. Zijn producties – veelal geïnspireerd door de films van Almódovar, Bunuel en Kubrick – zijn alles behalve conventioneel.

Zo ook de in december 2002 in het Liceu in Barcelona verfilmde Don Giovanni (Opus Arte OA 0921). De voorstelling baarde veel opzien met de vele seks-, drugs- en geweldsscènes, wat in de Britse pers zorgde voor koppen als ‘coke-fuelled fellatio feas’.

Toch klopt het allemaal wel en het geheel laat zich als een bijzonder spannende film volgen. Des te meer daar alle zangers ook voortreffelijke acteurs zijn.

Voor de productie werd de oerversie van de partituur gebruikt. Verder is het zeer verheugend om in de rol van Don Ottavio de Nederlandse tenor Marcel Reijans te horen.

 

Londen, 2008

Giovanni Keenlyside Zambello
Een uitmuntende Don Giovanni werd in 2008 gemaakt door regisseur Francesca Zambello en dirigent Sir Charles Mackerras voor het Royal Opera House in Londen (Opus Arte OA 1009).

Dat kwam niet alleen door de prachtige Simon Keenlyside in de titelrol, maar ook door de sterke bezetting van de andere rollen. Iedere rol was bezet alsof het een titelrol was en heel karakteristiek uitgedacht door Zambello.

Naast Keenlyside schitterden ook Kyle Ketelsen als Leporello en Joyce DiDonato als Donna Elvira. En dan zijn Ramon Vargas, Marina Poplavskaya, Miah Persson, Robert Gleadow en Eric Halfvarson nog niet eens genoemd.

Een Don Giovanni dus om volop van te genieten. Geen vocale onvolkomenheden, wel fantastische aria’s en ensemblestukken, een indringende regie en fantastisch acteerwerk.

 

SALZBURG 2008

Giovanni Guth

Eerlijk is eerlijk: de zich in een weelderig en donker bos afspelende productie van Claus Guth (Salzburg 2008) is best spannend. Verder vind ik het één van de domste en slechtste Don Giovanni’s ooit. Zo erg als de Amsterdamse beddenpaleis wordt het niet, maar wat we krijgen is een totaal andere opera. Waar ook nog eens alle logica ontbreekt: heeft u ooit een bus (dus ook een bushokje) midden in een bos gezien?

Dacht u dat Giovanni continu achter de vrouwtjes aan zit? U hebt het mis. Het is juist andersom. De arme Anna moet hem zelfs verkrachten als hij aan haar probeert te ontsnappen. Giovanni zelf denkt voornamelijk aan zijn volgende shot heroïne en aan zijn dodelijke schotwond, opgelopen tijdens het gevecht met de Commendatore, die overigens helemaal niet dood is (waarom weet Anna dat niet?).

Vanwege het hoge flowerpowergehalte doet de productie mij sterk aan Easy Rider denken. Het verbaast me dan ook niet dat de Don gezellig met Zerlina en Masetto een stickie zit te roken.

Erwin Schrott (Leporello) lijkt sprekend op Sylvester Stallone en verrek: hij kan ook in de bomen klimmen! Maar op Schrott en de werkelijk prachtig zingende en acterende Christopher Maltman (Giovanni) na kan geen van de zangers me echt overtuigen. Iets wat grotendeels de regisseur te verwijten valt. Want hoe kunnen ze overtuigen als alles wat ze doen zo belachelijk is? En zo tegen de muziek ingaat?

Voor de productie werd de Weense versie van de partituur gebruikt, wat onder meer inhoudt dat ‘Il mio tesoro’ is geschrapt. En dat we het onbenullige en totaal onlogische duet van Zerlina en Masetto erbij krijgen.

Voor de muzikale directie van Bertrand de Billy kan ik niet warm lopen. De ouverture begint behoorlijk hakkelend, met vreemde accenten. Er wordt zelfs vals geïntoneerd, iets wat je je bij Weners niet echt kunt voorstellen. (EuroArts 2072548)

 

Salzburg, 2014

Giovanni SalzburgBechtolf

In 2014 mocht Salzburg weer een nieuwe productie van ’s werelds meest geliefde opera bewonderen. Nu ja, bewonderen… Was de rare Guth tenminste nog spannend, de voor het oog best aantrekkelijke enscenering van Eric Bechtolf is gewoon dodelijk saai. Daar kan zelfs de perfect gecaste latin lover Giovanni (een zeer aantrekkelijke Ildebrando D’Arcangelo) niets aan doen.

De actie speelt zich in de lobby van een hotel (nieuwe trend?) af en er is een komen en gaan van gasten, bruiloften, crime passionels en wat ook niet. Gedoe.

Luca Pisaroni (Leporello) stelt me een beetje teleur, zijn stem klinkt vaak vlak. Bovendien doet hij aan overacting. Donna Anna wordt gezongen door onze eigen Lenneke Ruiten, wat de opname meteen aantrekkelijker maakt. Anett Fritsch is een mooie, licht getimbreerde Elvira.

Helaas: ook in deze opname kan het orkest uit Wenen me niet echt bekoren. Eschenbach dirigeert nogal nogal sloom. (Unitel Classica 2072738)

 

Milaan, 2011

Giovanni MatteiGelukkig hebben we Robert Carsen nog. Eén van de weinige hedendaagse regisseurs die het verhaal intact weet te laten. Natuurlijk heeft ook hij zijn eigen ‘handtekening’: bij hem is het zijn liefde voor de (geschiedenis van) cinema en de grote sterren van weleer. Vaak past hij ook het concept ‘theater in het theater’ toe. Zo ook in deze Don Giovanni uit de Scala (2011).

De voorstelling ziet er prachtig, kleurig en weelderig uit en de kostuums zijn oogstrelend. Middels eindeloze doeken, die naar believen opzij schuiven en open- en dichtgaan, creëert hij een wereld die tussen verbeelding en werkelijkheid balanceert.

Anna Netrebko overtreft zichzelf als Donna Anna, die zich de liefdeskunsten van Giovanni laat welgevallen. Met haar looks à la Claudia Cardinale past ze zo in een maffiadrama uit de jaren vijftig. Haar ‘Chi mi dice mai’ is gewoonweg perfect.

Peter Mattei is een heerlijke Don: een echte dandy, die af en toe meer geeft om zijn garderobe (ach, die verkleedpartijen!) dan om de dames. Barbara Frittoli is – voornamelijk scenisch – een zeer overtuigende Elvira en Bryn Terfel een kostelijke Leporello. Het bruidspaar Zerlina en Massetto wordt zeer geloofwaardig gezongen en gespeeld door Anna Prohaska en Štefan Kocán: voor mij het beste ‘boerenkoppel’ sinds jaren.

Daniel Barenboim dirigeert bedeesd. Zijn trage tempi vallen het meest op bij ‘La ci darem la mano’. Geen nood: zo kun je er nog meer van genieten. Zeer aanbevolen! (DG 0735218)

 

George London

Giovanni London

Bij mijn weten bestaat er geen complete beeldopname van Don Giovanni met George London, één van de grootste bas-baritons uit de twintigste eeuw. Des te meer kan ik iedereen het portret van de zanger aanbevelen dat een paar jaar geleden bij Arthaus Musik (101473) verscheen. De documentaire draagt de alleszeggende titel Between Gods and Demons.

Behalve van zijn Don Giovanni was London voornamelijk beroemd van zijn Scarpia en zijn Boris Godoenov. Maar hij was ook een echte entertainer, die de populaire muziek serieus nam: voor hem waren het allemaal ‘artificial art songs’. Over zijn Giovanni was iedereen het eens: als je zo veel seks uitstraalt, dan kan het demonisch worden. Iets om over na te denken.


 

 

 

 

 

THOMAS ADÈS: The Tempest

untitled

De Brit Thomas Adès (1971) behoort tot de meest succesvolle jonge componisten. Geen wonder, want hij schrijft goede noten. Bovendien heeft hij wat te vertellen en dat verpakt het niet in een ontoegankelijke brij. Zijn muziek is spannend, prikkelend, vooruitstrevend en toch toegankelijk.

The Tempest, naar het toneelstuk van Shakespeare, beleefde zijn première in 2004. Bij de herneming in 2008 werd de opera live voor de cd opgenomen. Het is een beetje jammer dat we het beeld moeten missen, maar soms is het fijn om ook iets aan je fantasie over te laten.

De hoofdrol van de tovenaar Prospero wordt zeer overtuigend gezongen door Simon Keenlyside. Deze magnifieke  bariton klinkt, ondanks zijn lichte timbre, autoritair genoeg om vanaf het begin de hele (overigens schitterende!) cast te domineren.

Cyndia Sieden (Ariel) weet een esoterisch geluid met een weergaloos stemacrobatiek te combineren, een gave die je naar adem doet happen. Haar opkomstaria “Five fanthoms deep”, met maar liefst zeventien hoge e’s op een rij, maakt nog grotere indruk dan de beruchte aria van de Koningin van de Nacht.

Ik houd niet van Ian Bostridge’s gemaniëreerde, narcistische manier van zingen, maar voor de ijdeltuit van een Caliban klopt dat wonderwel.


Thomas Adès
The Tempest
Simon Keenlyside, Cyndia Sieden, Ian Bostridge, Kate Royal, Toby Spence, Philip Langridge, Donald Kaasch
The Orchestra of the Royal Opera House olv Thomas Adès
Warner Classics 5099969523427

Prachtige Hamlet uit Barcelona

cdq310c CD Label Europe

Ambroise Thomas heeft zijn opera van een happy end voorzien: aan het slot wordt Hamlet gekroond tot koning. Speciaal voor het Engelse publiek werd er ooit een meer toneelgetrouw einde gemaakt, maar zover gaan de regisseurs (Moshe Leiser en Patrice Caurier) niet. In hun versie wordt Hamlet verwond door Laërte (een beetje teleurstellende Daniil Shtoda), waardoor er een soort open einde ontstaat.

De decors zijn summier – een muurtje hier en een sofa daar, maar door de schitterende lichteffecten (overgangen tussen licht en donker, schaduwen op de muren) wordt er horrorfilmachtige spanning opgebouwd.

De waanzinscène is fysiek en seksueel geladen, zeer dramatisch van opbouw en ongekend virtuoos gezongen door Natalie Dessay. Fragiel en kwetsbaar, net een kindbruidje in een witte jurk en met van ongeloof wijd open gesperde ogen, strooit ze met bloemen, coloraturen en hoge noten alsof het niets is. En merkt niet eens, dat haar opengesneden polsen haar jurk met bloed besmeuren. Wat een actrice!

Hamlet is een paradepaardje voor goed uitziende- en acterende baritons met een makkelijke hoogte, die ook Billy Budd op hun repertoire hebben. Echt iets voor  Keenlyside: een buitengewoon aantrekkelijke zangeracteur met een warme sensuele stem. Zijn hoogte is moeiteloos en trillers soepel, en in al zijn optreden bijzonder indrukwekkend.

Ambroise Thomas
Hamlet
Simon Keenlyside, Natalie Dessay, Béatrice Uria-Monzon, Alain Vernhes, Daniil Shtoda e.a.
Symphony Orchestra and Chorus of the Gran Teatre del Liceu olv Bertrand de Billy
Warner Classics 59944791

Jevgeni Onegin uit het ROH 2013: lang leve de dubbelganger!

onegin

Soms verdenk ik regisseurs ervan dat ze afspraken met elkaar maken. Zo van: nu komt er een rolstoelen jaar en het jaar daarop een van de wasmachines, om daarna plaats te maken voor alweer nieuwe ‘attributen’.

Nazi- symbolen zijn nog steeds gewild, maar beginnen een beetje uit de mode te raken want de regisseurs hebben iets nieuws bedacht: het gebruik van een dubbelganger voor de hoofdpersonen, waarvan de ene zingt en de ander danst of gewoon sierlijk beweegt.

De truc kán werken. Maar dat dat niet altijd lukt, heeft Stefan Herheim al in 2011 Amsterdam bewezen. En in 2013 deed Kasper Holten het hem na in Londen.

De opzet is in beide gevallen hetzelfde: de ouder geworden protagonisten kijken terug naar hun jeugd, vergetend dat de tijd onomkeerbaar is. Nu gaat Holten niet zo ver om dan meteen de hele Russische geschiedenis de revue te laten passeren en zijn regie is blij vlagen zeer ontroerend, maar mijn Onjegin is het niet.

Er wordt ontegenzeggelijk goed in gezongen, al vind ik Krassimira Stoyanova nu toch echt te oud voor Tatjana, althans optisch. Haar stem klinkt nog steeds als een klok en haar pianissimi zijn meer dan ontroerend, maar een echt jong meisje is zij niet. De dansende dubbelgangster was daarbij ook niet behulpzaam.

Voordat u mij ervan gaat beschuldigen dat ik de oudere zangers afschrijf: een paar jaar geleden hoorde ik de zeventigjarige (!) Mirella Freni in de rol, in de Metropolitan Opera. En geloof mij of niet: zij was Tatjana. Waar het aan lag? U mag het zeggen.

Simon Keenlyside weet zelfs van een telefoonboek een echt karakter maken, maar ook hij is Onjegin ontgroeid. Bij hem mis ik het ‘onnozele’, wat (voor mij) een onmiskenbare karaktertrek is van een dandy.

Pavol Breslik (Lensky) heeft de nodige elegantie, lyriek en de smachtende tonen paraat, maar hij doet mij Piotr Beczala niet vergeten.

Het orkest onder leiding van Robin Ticciati klinkt prima maar niet uitzonderlijk.

Kasper Holten over zijn productie van Onegin:

Trailer van de productie:

PYOTR IL’YICH TCHAIKOVSKY
Eugene Onegin
Simon Keenlyside, Krassimira Stoyanova, Pavol Breslik, Peter Rose, Elen Maximova, Diana Montague, Kathleen Wilkinson
Royal Opera Chorus, Orchestra of the Royal Opera House olv Robin Ticciati; regie: Kasper Holten
OPUS ARTE OA 1120 D

JEVGENI ONEGIN. Discografie

JEVGENI ONJEGIN van Stefan Herheim

‘Big Brother is watching you’: 1984 als opera

1984

De vermaarde dirigent, violist, operadirecteur en componist Lorin Maazel (1930 – 2014) werd geboren in Frankrijk uit Amerikaanse ouders van Russisch-Joodse afkomst. In de laatste jaren van zijn leven legde hij zich steeds meer toe op het componeren. Op 3 mei 2005 ging bij het Londense Royal Opera House zijn eerste en enige opera, 1984 in première.

Maazel schetste zijn opera als volgt: “Een weerzinwekkend verhaal, dat me uit het hart gegrepen is. Het zet de wereld van Big Brother neer. Precies die wereld, vrees ik, waarin we nu leven. In tegenstelling tot de roman eindigt mijn opera met een sprankje hoop.”

Ruim vijf jaar werkte Maazel aan zijn compositie, en volgens The Guardian (die de opera maar niets vond) stak hij ruim 610.000 euro uit eigen zak in de productie. Niks mis mee, zou ik zeggen?

1984 is een typisch Amerikaanse opera geworden. Dat bedoel ik niet negatief; ik houd er juist van. Je hoort de invloeden van Giancarlo Menotti, Carlisle Floyd en Marvin David Levy, en ook John Harbison is nergens ver weg. En al moet Maazel in zijn componerende collega-dirigent André Previn zijn meerdere erkennen (A Streetcar Named Desire heeft veel meer power en zeggingskracht, en de muziek is beslist van een hoger niveau) is de opera echt heel erg spannend.

De Canadese regisseur Robert Lepage draagt bij aan die spanning met zijn enscenering. Rechttoe rechtaan, de muziek en het libretto nauwkeurig volgend.

De bezetting is werkelijk luxueus: Simon Keenlyside, Richard Margison, Nancy Gustafson, Diana Damrau, Lawrence Brownlee… een echte ‘Sternstunde’. Tel dan ook nog de ingesproken ‘telescreen voice’ van Jeremy Irons bij!.

Nancy Gustafson en Simon Keenlyside:

Hoe krijg je het voor elkaar? Verklaart dit misschien waar de eigen financiële inbreng van de componist aan werd uitgegeven?

Meesterwerk of geen meesterwerk: 1984 is zeer de moeite van het bekijken waard.

Ouverture:

Lorin Maazel
1984
Decca 0743289

BILLY BUDD: geniale muziek bij een geniaal libretto

1700602

Volmaakte goedheid, heeft het recht van bestaan? In zijn roman Billy Budd plaatste  Herman Melville het absolute kwaad tegenover de volmaakte goedheid en liet beiden ten onder gaan.

billy-melville

Het verhaal over de bloedmooie, eerlijke maar o zo simpele en naïeve Billy, dat zich op een schip met alleen maar met – en tussen – mannen afspeelt, had natuurlijk altijd al een dubbele bodem. Sommige dingen konden alleen maar gesuggereerd worden. Misschien goed ook, want het leverde een paar werkelijke meesterwerken op.

Onder meer een film van Peter Ustinov met Tenerence Stamp in de hoofdrol.

Hieronder trailer van de film:

 

Én één van de beste, althans voor mij, opera’s van de twintigste eeuw.

 britten

Voor Benjamin Britten was het een dankbaar thema. Elementen als individu tegenover de  maatschappij, corruptie, sadisme, vertwijfeling, verantwoordelijkheidsbesef en natuurlijk homo-erotiek werden vaker door hem in zijn werken gebruikt. Ook zijn pacifistische ideeën kon hij er in kwijt.

Het verhaal is gauw verteld: Billy Budd wordt door de provoost Claggart beschuldigd van verraad, slaat de aanklager dood, en wordt door kapitein Vere ter dood veroordeeld.  Maar op de achtergrond spelen gevoelens van liefde, onmacht en wraak de werkelijke hoofdrol.

Voor Claggart, de verpersoonlijking van het kwaad, staat het vast dat hij de schoonheid moet vernietigen, anders wordt het zijn eigen ondergang. “Nu ik je heb gezien, wat voor keus rest mij? Met haat en nijd bereik ik meer dan met liefde” zingt hij in zijn grote, een bijna Iago-achtige aria ‘Oh beauty, oh handsomeness, goodness’.

Kapitein Vere, zich bewust van zijn ware gevoelens voor de jonge matroos, brengt de moed niet op om zijn leven te redden. Pas jaren later, terugkijkend op de gebeurtenissen van toen, komt hij tot het besef dat hij anders had moeten handelen.

Wereldpremière, 1951

billy-uppman

Billy Budd is een rol die traditioneel bezet wordt door een (zeer) aantrekkelijke zanger.
Het moet ook wel, hij wordt ook niet voor niets een “beauty” en een “baby”genoemd. Bijna altijd wordt hij gedeeltelijk of zelfs helemaal hemdloos ten tonele gevoerd – geen wonder dat bijna alle als de “hotst” bestempelde baritons die rol tegenwoordig op hun repertoire hebben staan.

Daar is Britten zelf niet geheel schuldloos aan. Zijn allereerste Billy, Theodor Uppman werd persoonlijk door hem uitgezocht op zijn buitengewoon aantrekkelijke verschijning. Niet dat hij niet kon zingen, integendeel! De Amerikaanse bariton beschikte over een zeer aangenaam, warm timbre, waarin naïviteit hand in hand ging met verscholen sex-appeal.

De wereldpremière vond plaats op 1 december 1951 in het ROH in Covent Garden en de opname ervan is gelukkig bewaard gebleven (VAIA 1034-3). Het is bijzonder fascinerend om stemmen van de zangers te horen voor wie de opera oorspronkelijk werd gemaakt.

De rol van Captain Vere werd geschreven voor Britten’s partner, Peter Pears. Niet de fraaiste tenorstem ter wereld, maar wel één met karakter, body en groot vermogen om dingen duidelijk te maken. De rol van Claggart werd gezongen door een prima (maar niet meer dan dat) Frederic Dalberg en in de kleinere rollen van Mr. Redburn en Mr. Flint horen we de grootheiden in spe: Geraint Evans en Michael Langdon. Geluidskwaliteit is verbazingwekkend goed.

In 1952 werd Billy Budd met Upmann in de hoofdrolvoor de TV opgenomen. Er bestaat een video opname van:

 

In de jaren zestig heeft Britten zijn opera bewerkt en strakker gemaakt: van de vier akten maakte hij er twee. De nieuwe versie beleefde zijn première in 1964, onder Georg Solti.

 

BBC, 1966

billy-glossop

In 1966 heeft BBC het werk in haar studio’s voor TV opgenomen en een tijd geleden werd het op DVD uitgebracht (Decca 0743256). De rol van Captain Verre werd opnieuw gezongen door Peter Pears, nu hoorbaar ouder, maar ook doorleefder. En het beeld helpt hem een handje: zijn portrettering van de vertwijfelde en aan de schuldgevoelens zowaar ondergaande oude kapitein is van een ongekende intensiteit.

Voor de rol van Billy werd een jonge Engelse bariton, Peter Glossop gevraagd – men zegt dat Uppman inmiddels zichtbaar te oud voor de rol was geworden. Men zegt ook dat Britten overwoog om voor die rol Fischer-Dieskau te vragen. Ik weet niet of het waar is (aangezien Britten zelf een knappe, jonge man voor de rol wilde hebben, lijken mij de geruchten niet meer dan geruchten), maar stel je voor! Ik moet er niet aan denken!

Glossop is veel ruiger dan alle andere Billy’s die ik ken, hij is ook aan de stevige kant, maar het is nergens storend. Je kan hem moeilijk een “baby” noemen, maar aantrekkelijk is hij zeer zeker en hij bezit de kracht om met een uithaal van zijn arm iemand te doden.

Michael London is inmiddels van Mr. Flint naar Claggart bevorderd, een rol dat hem past als een handschoen. In de kleinere rollen treffen we alweer zangers van naam: John Shirley Quirk (Mr. Redburn), Benjamin Luxon (Novice’s Friend) en als Novice een werkelijk onnavolgbare jonge Robert Tear.

Het London Symphony Orchest staat onder leiding van de immer betrouwbare Charles Mackerras.

Het is gefilmd in zwart/wit en de zeer natuurgetrouwe, realistische, beelden maken dat je je midden in een oude klassieker waant, wat natuurlijk ook klopt. Het is een film. Zonder meer fascinerend en zonder meer een must, maar natuurlijk niet te vergelijken met een live opvoering in het theater.

 

English National Opera, 1988

billy-allen

Er zijn maar liefst bijna 20 jaar voorbij gegaan voordat de eerstvolgende Billy zich aandiende, althans op een officieel document: in 1988 ensceneerde Tim Albery de opera bij de ENO (Arthaus Musik 100 278)

De productie is zowel visueel als muzikaal bijzonder sterk. De regie is strak en to the point, de beelden zeer tot de verbeelding sprekend en het libretto wordt zeer getrouw gevolgd. Hier geen spectaculaire camera voeringen: het is ook gewoon gefilmd in het huis.

Wat de uitvoering betreft … Goed, het hoge woord moet eruit: het is de beste ooit en ik kan mij gewoon niet voorstellen dat het nog ooit wordt geëvenaard.

Thomas Allen is Billy. Hij heeft alles mee om de rol zich te kunnen toe-eigenen en hij zal er waarschijnlijk tot de eeuwigheid mee worden geassocieerd. Hij heeft de looks, hij kan acteren en hij heeft een stem, die doet dat je gaat smelten. Zijn ‘Look! Through the port comes the moonshine astray” (hij was de eerste die de aria ook “meenam” naar de liedrecitals – nu doet iedere bariton het) kan je niet onberoerd laten.

Philip Langridge (Vere) overtuigt mij nog meer dan Peter Pears en Richard Van Allan lijkt een duivel in persona. English National Opera Orchestra wordt voortreffelijk gedirigeerd door David Atherton.

Hieronder Thomas Allen als Billy:

 

Chandos, 2000

billy-keenlyside

12 jaar later, in 2000, werd de opera “semi-live” opgenomen voor Chandos (CHAN 9826(3)). Dat wil zeggen: het werd weliswaar in de studio opgenomen, maar dan wel na een serie concertante uitvoeringen in het Barbican Hall.

Richard Hickox is een voortreffelijk dirigent, maar geen partij voor Atherton of Mackerras. Maar de cast is alweer subliem en als ik één cd-opera naar een onbewoond eiland mocht nemen dan is de kans heel groot dat het deze Billy gaat worden.

John Tomlinson is wellicht de sterkste van alle Claggart’s ooit, zeker vocaal. Wat een dominantie en wat een autoriteit!  Philip Langridge herhaalt zijn geniale lezing van de rol van Vere en Simon Keenlyside is, althans voor mij, één van de beste Billy’s na Thomas Allen.

Hij is minder naïef dan Allen, ruiger dan Uppman maar veel zachter dan Glossop. Hij is de goedheid … Zo mooi! Een speciale vermelding verdient Mark Padmore als Novice.

Hieronder Simon Keenlyside als Billy:

 

Virgin Classics, 2008

billy-gunn

In 2008 werd de opera opgenomen door VirginClassics (50999 5190393). London Symphony Orchestra werd gedirigeerd door Daniel Harding. Zeker goed, maar mooier dan de opnames hierboven? Nou nee.

Hier wordt de rol van Billy gezongen door één van de grootste Amerikaanse “barihunks” van het moment, Nathan Gunn. Ik heb de zanger een paar keer live gehoord en weet hoe charismatisch hij is, kies ik toch liever voor één van zijn collega’s. Zijn Billy is voor mij te zelfverzekerd, te aanwezig ook.

Gidon Saks heeft een dijk van een stem, maar het is niet genoeg voor Claggart. Bovendien klinkt hij te jong. En over Ian Bostridge (Vere) kan ik kort zijn: gemaniëreerd. Zoals alles wat hij aanraakt is ook zijn Vere zijn narcistische alter ego en geen personage uit het verhaal.

Was de opname niet op cd maar op DVD uitgekomen dat had ik het wellicht hoger aangeslagen, zeker vanwege het aandeel van Nathan Gunn, want optisch is hij echt meer dan bewonderenswaardig.

Hieronder Nathan Gunn als Billy:

 

Glyndebourne 2010

dvd_bri_billybudd

In de in juni 2010 in Glyndebourne opgenomen productie van  Michael Grandage (Opus Arte OA 1051 D), bevinden we ons daadwerkelijk op het krijgsschip, midden op de zee. Ook de tijd van handeling is duidelijk: de achtiende eeuw.

De kostuums zijn zeer natuurgetrouw en alles, wat er op de bühne gebeurt, staat ook in het libretto. Het decor is schitterend mooi en laat een verpletterende indruk achter. Hier kan men alleen maar “ach” en och” roepen.

Maar het is niet alleen de entourage dat imponeert. Michael Grandage, die hiermee zijn operadebuut maakt, creëert een sfeer die psychologisch behoorlijk geladen is. De spanning is om te snijden. Ook over zijn personenregie kan ik niet uitgepraat raken. Zo’n intelligente productie maak je tegenwoordig nog zelden mee.

Jacques Imbrailo’s fenomenale Billy hebben we in maart 2011 in Amsterdam meegemaakt, maar hier, mede dankzij de close-ups, maakt hij nog meer indruk.

John Mark Ainsley is onnavolgbaar goed als Vere en Philip Ens overtuigt als de kwade geest Claggart. Ben Johnson is een zeer ontroerende Novice en Jeremy White een meer dan voortreffelijke Dansker.

Hieronder Jacques Imbrailo als Billy: