Het komt niet vaak voor dat een (vroeg)barokopera uitgevoerd wordt in La Scala. Zeker in geval van Monteverdi heb je veel meer aan de intieme sfeer van een klein theater. Maar de in september 2009 in het Milanese toptheater opgenomen Orfeo van Robert Wilson bewijst dat het toch kan. En dat het werkt. Althans, op het scherm van je tv.
De beelden zijn zo zeer gestileerd dat je soms het gevoel hebt naar ‘film stills’ te kijken. Ik ben geen groot liefhebber van Robert Wilson, maar de voor hem zo typische bewegingen en gebaren werken hier wonderwel. Het klopt.
Het zeer statische maar o zo mooie bühnebeeld, met weinig decorstukken, geeft alle ruimte aan de muziek. De werkelijk betoverende belichting creëert heel veel sfeer en de kostuums zijn prachtig.
Rinaldo Alessandrini dirigeert gespierd, met nadruk op het dansante van de muziek. Zijn tempi zijn voortvarend, zonder gehaast te klinken.
Gerg Nigl is een mooie Orfeo. Nooit gedacht dat hij na zijn optredens als Wozzeck nog zo veel lyriek in zijn stem zou hebben.
Iedereen van de verder uitstekende cast verbleekt echter bij Sara Mingardo (Messagera/Speranza). Haar stem is warm en vol kleuren. Ook permitteert zij zich gezichtsuitdrukkingen (bij Wilson meestal niet toegestaan), waardoor alle aandacht, zeer terecht, naar haar gaat (Opus Arte OA 1044 D).
Hieronder een fragment:
TRISHA BROWN
De Amerikaanse choreografe Trisha Brown heeft in 1998 in Brussel een zeer dansante Orfeo geregisseerd. Als u heel erg veel van ballet houdt en Madama Butterfly van Wilson tot uw lievelingsvoorstellingen telt, dan zult u er erg van genieten. In alle andere gevallen: zet het beeld uit en geniet van het prachtige geluid, want René Jacobs dirigeert meesterlijk en Simon Keenlyside is een kanjer van een Orfeo (ja, hij danst ook!).
Er zit bij deze uitgave een aparte dvd met ‘the making of’ en de opera is ook Nederlands ondertiteld (Harmondia Mundi HMD 9909003.004).
Drie cd’s gevuld met alleen maar countertenoren (en één castraat), is dat niet iets te veel van het goede? Niet dus. Het is een prachtige bloemlezing, die laat zien hoezeer de techniek van falsetto zingen is veranderd.
Sommige van de zangers klinken erg gedateerd (James Bowman), sommige nog steeds verrassend fris (René Jacobs, Paul Esswood), maar met de hedendaagse sterren (David Daniels, Philippe Jaroussky of Lawrence Zazzo) kunnen ze niet concurreren.
Ook de begeleiding heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Van het valse, amateuristisch aandoende doorzagen, zuchten en steunen zijn ze tot sprankelende, muzikale en professioneel volmaakt spelende ensembles geworden.
Het gezongen repertoire is zeer verrassend, want naast de geijkte countertenorstof (oude muziek, Britten) valt ook een riedeltje van o.a. Schubert, Bellini en Berlioz te horen. Vooral ‘Sur les lagunes’ (Les nuits d’été) van de laatste, zeer sensitief gezongen door David Daniels, is een juweeltje.
Alfred Deller, de oudgediende en pionier in het stemvak ontroert met de gevoelig gezongen ‘Greenleaves’. Maar ook de ‘Silent Night’ ontbreekt er niet, prachtig vertolkt door de in de jaren negentig immens populaire (en door mij zeer geliefde) Derek Lee Ragin.
De volgorde van de zangers en gezongen werken is volstrekt willekeurig, en met het voorkantje wordt duidelijk op een bepaalde bevolkingsgroep gemikt.
Altus. From castrato to countertenor
Brian Asawa, James Bowman, Max Emanuel Cencic, Michael Chance, David Daniels, Alfred Deller, René Jacobs, Philippe Jarousky, Andreas Scholl, Lawrence Zazzo e.a.
Erato 23547629 (3 cd’s)