Robin_Ticciati

La Clemenza di Tito in Glyndebourne

Tekst: Peter Franken

Vele ogen in de operawereld waren in de zomer van 2017 gevestigd op de spraakmakende productie van La clemenza di Tito in Salzburg. In Glyndebourne stond echter ook een nieuwe Clemenza op het programma, weliswaar publicitair wat in de luwte, maar niet minder interessant. De voorstelling is door Opus Arte op dvd uitgebracht.

Claus Guth heeft de voorbije jaren de nodige Mozart opera’s geregisseerd, waaronder de gehele Da Ponte serie. Zijn Don Giovanni was bij De Nationale Opera te zien, de productie met de bushalte in het bos. Die voorkeur voor het gebruik van de buitenruimte is ook tamelijk bepalend voor het toneelbeeld van zijn Clemenza in Glyndebourne.

Alles speelt zich af in een ruimte die het midden houdt tussen een slecht onderhouden rotstuin en een duinlandschap met helmgras. In het midden staat een plateau op palen dat via een trap bereikbaar is. Het suggereert het paleis van Tito en is spaarzaam gemeubileerd met design fauteuils. Op de achtergrond wordt tijdens de ouverture een video vertoond van twee jongens, boezemvriendjes, in jaren vijftig kledij. Zo nu en dan zullen ze tijdens de voorstelling terugkeren als Guth kennelijk vreest dat zijn publiek zich onvoldoende bewust is van het feit dat de band tussen Tito en Sesto heel lang teruggaat.

Afgezien van het wat merkwaardige toneelbeeld is de productie vrij klassiek, zonder politiek statement of een zelf verzonnen concept. Tito is de keizer, Sesto laat zich inpakken door het psychologisch sterkere geslacht in de persoon van de intrigante Vitellia – ‘Hell hath no fury like a woman scorned’ – en de drie bijfiguren worden gepresenteerd als keurige onderdanen. Iedereen loopt rond in eigentijdse kleren maar Romeinen zijn het.

In het gras zijn Vitellia en Sesto wat aan het rommelen tot zij haar kleren dichtknoopt ten teken dat de emotionele chantage een aanvangt neemt. Het kost enige moeite maar uiteindelijk bezwijkt Sesto en belooft een opstand te zullen ontketenen en zijn vriend Tito te vermoorden. Mooi gezongen duet van Alice Coote als Vitellia en Anna Stéphany als Sesto.

Op het plateau is te zien dat Tito afscheid neemt van Berenice, hier getoond als Afrikaanse prinses om haar allochtone status te verduidelijken. Tito is er kapot van, kan nauwelijks spreken als Annio op de stoep staat met bericht uit de senaat. De emotie en ontreddering van Tito worden prachtig geacteerd door Richard Croft, die zodoende het pleit al gewonnen heeft voor hij een noot heeft hoeven zingen. Bijna bevend wijst hij het voorstel af om een tempel voor hem te bouwen: het geld moet naar de slachtoffers van de uitgebarsten Vesuvius.

Als Vitellia er lucht van krijgt dat Berenice is weggestuurd krijgt ze even hoop alsnog door Tito uitverkoren te worden en draagt Sesto op om nog maar even te wachten met die moord. Maar als ze denkt dat niet zij maar Servilia de nieuwe keizerin zal worden, krijgt Sesto nieuwe marsorders. Hij beseft dat hij slechts de reserve man voor Vitellia is maar geeft toch toe aan haar psychologische oorlogvoering. In duet met een solerende basset klarinet zingt hij de aria ‘Parto, ma tu ben mio’, het eerste hoogtepunt van de voorstelling.

Na de mislukte aanslag treft Sesto zijn meester in de tuin, onthecht bezig wat helmgras te snoeien met een sikkel. De daarop volgende confrontatie van gemankeerde moordenaar en beoogd slachtoffer wordt wederom zeer goed geacteerd. Het onbegrip bij Tito gaat langzaam maar zeker over in irritatie en dan onverholen woede.

Tijdens de scène verschijnen de jongens uit de video in levende lijve, elk gekleed als zijn oudere zelf. Opdat we maar niet vergeten dat Sesto en Tito niet zo maar vrienden zijn. Het idee is aardig maar toch net iets teveel van het goede. Pas nadat Vitellia door Servilia is toegesproken – het ariaatje ‘S’altro che lacrime’, mooi gezongen door Joélle Harvey – geeft ze zichzelf rekenschap van wat ze heeft aangericht en biecht ze bij Tito haar verraad op.

Voor het zover is krijgen we een mooie weergave van ‘Non più di fiori’ met een solopartij voor basset hoorn. Tot ieders opluchting profiteert ze van de algehele amnestie die Tito net heeft verleend aan Sesto en de andere samenzweerders.

Alice Coote in ‘Non piu di fiori’:

Richard Croft – de keizer die uiteindelijk met lege handen achterblijft – is een zeer goede Tito, al zijn aria’s zijn uitstekend verzorgd en hij acteert zeer overtuigend. De Annio van Michèle Losier is adequaat, maar dat is natuurlijk ook geen rol waarin je echt kunt uitblinken. Clive Bayley zet een verzorgde Publio neer, mooie type cast.

Alice Coote komt goed tot haar recht in de weinig sympathieke rol van Vitellia. Ze heeft een groot bereik, bijna tot een lage alt en beschikt over veel expressiemogelijkheden.

Anna Stéphany komt als Sesto niet veel verder dan het tonen van frustratie en wanhoop maar maakt dat meer dan goed met haar zang, ze is samen met Croft de ster van de voorstelling. Het wat armzalige decor van Christian Schmidt lijkt uiteindelijk toch heel wat dankzij de uitgekiende belichting van Olaf Winter. Ook mooi gedaan is de manier waarop Winter het koor zodanig in het licht zet dat de zangers alleen vanaf schouderhoogte zichtbaar zijn wat een zeer vervreemdend effect heeft. Het Orchestra of the Age of Enlightenment onder leiding van Robin Ticciati levert een prima prestatie, evenals The Glyndbourne Chorus ingestudeerd door Jeremy Bines.

Trailer:



Fotomateriaal: © Tristram Kenton/The Guardian

Zie ook:

Transparante La Clemenza di Tito uit Edinburgh


La Clemenza di Tito


Glyndebourne’s Rusalka is een fraai schouwspel

Tekst: Peter Franken

 

Van de herneming van Glyndebourne’s productie van Rusalka in 2019 heeft Opus Arte een opname uitgebracht op Blu Ray. Het sprookje wordt inventief verbeeld en muzikaal is alles uitstekend verzorgd. Sally Matthews vertolkt de titelrol en krijgt overtuigend weerwerk van Evan Leroy Johnson als de Prins.

In een begeleidend schrijven vraagt Jan Smaczny zich af wat een reden kan zijn geweest om in een tijd dat Verismo de nieuwe trend was met een sprookje te komen over een waternimf. Het loopt natuurlijk niet goed af zoals in een echt sprookje behoort, maar toch. Librettist Jaroslav Kvapil zou wellicht geïnspireerd kunnen zijn door het lot van vele Moravische plattelandsmeisjes die dienst namen in Wenen. Omdat ze de taal niet spraken werd hen als het ware hun stem ontnomen, ze konden zich niet uiten. Eenmaal verleid door iemand uit de familie van hun werkgever werden ze dan zwanger terug naar huis gestuurd, het begin van een uitzichtloos bestaan. In die zin kan Rusalka worden begrepen als iemand die bezwijkt voor de verlokkingen van een leven onder beter gesitueerden en van een koude kermis thuis komt. Een sociaal drama verpakt als sprookje, herkenbaar voor het toenmalige publiek.

Regisseur Melly Still wil hier niets van weten, haar Rusalka is gewoon een sprookje met waternimfen, bosgeesten en een heks. En omdat waternimfen in het water rondzwemmen moet dat op het toneel worden getoond, geen concessies op dit punt.

Een stel van top tot teen in het zwart gestoken dansers creëert de suggestie van een vrij bewegende Rusalka door als het ware met haar te jongleren. Het toneel is hier bewust donker gehouden zodat deze bewegingsassistenten nauwelijks zichtbaar zijn. Aanvankelijk hebben Rusalka en haar zusters meterslange groene staarten waarbij die van de op de grond zittende Rusalka leuk kan zwiepen, dankzij zo’n onzichtbare helper. Overigens is hiervoor een double ingezet, Sally Matthews neemt de feitelijke vertolking voor haar rekening. Behalve een decorontwerper (Rae Smith) moest er natuurlijk ook een bewegingsregisseur aan te pas komen (Rick Nodine). De belichting van Paul Constable zorgt voor de kers op de taart.

In de tweede akte wordt het wat lichter, we zijn in het kasteel. De jachtopziener en de koksjongen roddelen wat over die vreemde vrouw die de prins heeft meegebracht. Overigens wordt hier als koksjongen gewoon een keukenmeisje opgevoerd, het nichtje van de jachtopziener. Rusalka draagt een eenvoudige jurk en probeert met haar ogen de Prins naar zich toe te trekken. Hij zingt hoezeer hij naar haar verlangt en zij geeft de enige respons die de zaak in haar voordeel kan beslissen: ze trekt haar slipje uit en laat hem de daad bij het woord voegen. Maar net op tijd verschijnt de Vreemde Prinses en direct gaat al zijn aandacht naar haar uit, als gastheer maar ook als vroegere lover in spé. Rusalka wordt weggestuurd om haar baljurk aan te trekken.

De gasten tijdens de balscène zijn exuberant gekleed, uitzinnige creaties in alle kleuren van de regenboog. Rusalka staat er tussen, onwennig in een asymmetrische jurk en op rode pumps. Ze weet zich niet te gedragen en evenmin kan ze zich gemakkelijk bewegen door die lastige jurk en die hoge hakken. In paniek vlucht ze weg nadat haar vader, onzichtbaar voor de mensen, haar heeft toegesproken. Het voorgenomen huwelijk is op het nippertje verijdeld door subtiele manipulatie van de kant van de Vreemde Prinses, de Prins blijft met lege handen achter.

De figuur van Jezibaba, zeer goed tot leven gebracht door Patricia Bardon, is minder venijnig dan te doen gebruikelijk. Rusalka wist waar ze aan begon, Jezibaba had haar voldoende gewaarschuwd, nu was er niets meer aan te doen. In de marge kan men denken aan die Moravische meisjes die zwanger terug naar huis werden gestuurd, ook dat was onomkeerbaar.

Colin Judson als de jachtopziener en Alix le Saux als keukenmeisje zorgen voor een komische noot als ze bibberend van angst op zoek zijn naar Jezibaba. Leuke vertolkingen van beiden.

De bosgeesten krijgen versterking van een stel figuranten die vrolijk mee hupsen als Dvorak er even de vaart inzet. Vuvu Mfopu zag ik in februari in Antwerpen als de zwarte duivelin Astarte in Der Schmied von Gent, overigens de laatste live voorstelling die ik dit kalenderjaar mocht meemaken. Ze krijgt hier gezelschap van Anna Pennisi en Alyona Abramova, een prima bezetting van dit drietal.

Alexander Roslavets maakt indruk als Vodnik, Rusalka’s vader die moet toezien hoe zijn dochter haar eigen ondergang over zich afroept en Zoya Tsererina haalt met gemak alle aandacht naar zich toe op de momenten dat ze op het toneel staat. Haar vertolking van de vreemde prinses, minder manipulatief dan ik gewend ben, is van grote klasse.

Sally Matthews is een geweldige Rusalka, haar zang is ontroerend mooi en haar acteren maakt het personage Rusalka zeer goed invoelbaar. De regie geeft haar alle mogelijkheden om te excelleren en Matthews grijpt die met beide handen aan. Evan Leroy Johnson is de mooiste Prins die ik tot op heden heb gezien, met name zijn zang in de slotscène zou een hart van steen kunnen doen smelten.

Het London Philharmonic Orchestra doet Dvoraks orkestpartij alle eer aan. De muzikale leiding is in handen van Robin Ticciati.

Uitgebracht door Opus Arte  2020

3 x RUSALKA: Kristine Opolais, Gabriela Beňačková en Ana María Martinéz

Jevgeni Onegin uit het ROH 2013: lang leve de dubbelganger!

onegin

Soms verdenk ik regisseurs ervan dat ze afspraken met elkaar maken. Zo van: nu komt er een rolstoelen jaar en het jaar daarop een van de wasmachines, om daarna plaats te maken voor alweer nieuwe ‘attributen’.

Nazi- symbolen zijn nog steeds gewild, maar beginnen een beetje uit de mode te raken want de regisseurs hebben iets nieuws bedacht: het gebruik van een dubbelganger voor de hoofdpersonen, waarvan de ene zingt en de ander danst of gewoon sierlijk beweegt.

De truc kán werken. Maar dat dat niet altijd lukt, heeft Stefan Herheim al in 2011 Amsterdam bewezen. En in 2013 deed Kasper Holten het hem na in Londen.

De opzet is in beide gevallen hetzelfde: de ouder geworden protagonisten kijken terug naar hun jeugd, vergetend dat de tijd onomkeerbaar is. Nu gaat Holten niet zo ver om dan meteen de hele Russische geschiedenis de revue te laten passeren en zijn regie is blij vlagen zeer ontroerend, maar mijn Onjegin is het niet.

Er wordt ontegenzeggelijk goed in gezongen, al vind ik Krassimira Stoyanova nu toch echt te oud voor Tatjana, althans optisch. Haar stem klinkt nog steeds als een klok en haar pianissimi zijn meer dan ontroerend, maar een echt jong meisje is zij niet. De dansende dubbelgangster was daarbij ook niet behulpzaam.

Voordat u mij ervan gaat beschuldigen dat ik de oudere zangers afschrijf: een paar jaar geleden hoorde ik de zeventigjarige (!) Mirella Freni in de rol, in de Metropolitan Opera. En geloof mij of niet: zij was Tatjana. Waar het aan lag? U mag het zeggen.

Simon Keenlyside weet zelfs van een telefoonboek een echt karakter maken, maar ook hij is Onjegin ontgroeid. Bij hem mis ik het ‘onnozele’, wat (voor mij) een onmiskenbare karaktertrek is van een dandy.

Pavol Breslik (Lensky) heeft de nodige elegantie, lyriek en de smachtende tonen paraat, maar hij doet mij Piotr Beczala niet vergeten.

Het orkest onder leiding van Robin Ticciati klinkt prima maar niet uitzonderlijk.

Kasper Holten over zijn productie van Onegin:

Trailer van de productie:

PYOTR IL’YICH TCHAIKOVSKY
Eugene Onegin
Simon Keenlyside, Krassimira Stoyanova, Pavol Breslik, Peter Rose, Elen Maximova, Diana Montague, Kathleen Wilkinson
Royal Opera Chorus, Orchestra of the Royal Opera House olv Robin Ticciati; regie: Kasper Holten
OPUS ARTE OA 1120 D

JEVGENI ONEGIN. Discografie

JEVGENI ONJEGIN van Stefan Herheim