Over Caryatids uit 2021 van de in Autralië geboren Canadese Veronika Krausas wil ik kort zijn: dertien in een dozijn. Orkestrale klankblokken, neotonaal, ‘barok’ zegt het KCO er zelf over, niet eens verrassend georkestreerd, goed uitgevoerd natuurlijk, maar het ene oor in het andere uit. Vergeetbaar. Het werk is opgedragen aan vele invloedrijke vrouwen, onder meer uit Detroit, waar de compositieopdracht vandaan komt, maar vooral aan haar moeder.
Het pianoconcert van de Thomas Adès, al eerder met solist Kirill Gerstein in Boston uitgevoerd en op CD gezet, is een andere zaak. Het eerste deel lijkt pianisten een alternatief te willen bieden om net zo te kunnen epateren als in de eerste delen van de bekende pianoconcerten van Tchaikovski, Rachmaninov en Prokofiev, maar doet dat op een eigentijdse overtuigende manier. Dit deel is nog niet zo eigen als sommige van Adès expressiefste werken, maar wel geheel coherent, met lyrische turbulenties in de pianopartij afgewisseld met orkestrale erupties vol koper en slagwerk.
De opname van Adès pianoconcert met Kirill Gerstein bij het Bo
In het langzame deel komt de meer typische Adès lyriek naar boven die we kennen van zijn kamermuziek en pianosolo-werk. Er zitten ook toonclusterpassages in die weggelopen lijken uit de toonclusterpassages ronde de tiende minuut uit het eerste deel van Prokofievs tweede pianoconcert dat 99 jaar geleden in première ging, honderd jaar geleden, behorend tot de meest avontuurlijke muziek uit het eerste kwart van de vorige eeuw.
Het derde deel had hier en daar de jubelende extatiek van één van mijn favoriete werken van Adès, zijn opera The Tempest, maar ook contemplatiever momenten, die het deel meer diepgang gaven dan sommige andere finales van pianoconcerten.
Mede op grond van het enthousiasme waarmee Gerstein en orkest speelden zou dit concert wel eens kunnen uitgroeien tot een lieveling voor solisten, orkesten én publiek, ook om nog weer eens iets anders paraat te hebben dan de kolossen van Tchaikovski, Rachmaninov en Prokofiev. Kandidaten voor het Brusselse Koning Elisabeth concours moeten het in overweging nemen.
In plaats van een toegift speelde een onvermoeibare Gerstein en orkest na de pauze ook nog een geweldige uitvoering van Liszts Totentanz, in een extra lange uitvoering. Hoewel dit werk vaak wordt benaderd als een vehikel voor pianistisch vertoon, is het werk, waaraan de componist in 1839 begon en waarvan hij in 1849 een concertversie publiceerde, maar waarin hij tot aan 1859 passages toevoegde, is het ook een cruciaal werk in de ontwikkeling van Liszt als, naast pianoreus, ook origineel en vernieuwend componist.
De opening met bijna als slagwerk gebruikte akkoorden op de piano lijkt vooruit te blikken op landgenoot Bartók een eeuw later. (Wat me op het idee brengt dat het eerste deel van Adès pianoconcert ook Bartok-elementen in zich draagt.) In 1850 dirigeerde Liszt de première van Wagners Lohengrin en misschien is het daaraan te danken dat hij op twee-derde van het werk een prachtige passage voor afwisselend koper en houtblazers toevoegde, die zelden wordt uitgevoerd, en die het werk nog meer diepgang verleent.
Liszt was ondanks het feit dat hij als pianoster midden in het leven stond ook van jongs af aan, tot aan het eind van zijn leven, gefascineerd door de dood, hij bezocht kerkhoven en was voor de Totentanz naar verluidt geïnspireerd door het fresco in Pisa Triomf van de Dood van Francisco Traini (waarvan mijn toen dacht dat het was geschilderd naar aanleiding van de grote Europese pestepidemie van 1348, maar dat naar onlangs uit 1333-1336 stamt.
Het is een fraaie helaas tijdens WOII beschadigd geraakte voorloper van Brueghels Triomf van de Dood, dat wél over de pest ging, en over oorlog, en dat naar eigen zeggen van de Spanjaarden aan het lot van zoveel kunstwerken tijdens de Nederlandse Beeldenstorm van 1566 is ontkomen doordat ze het meenamen naar Spanje.) Liszt gebruikt, net zoals Berlioz al eerder in diens Symphonie Fantastique uit 1830, de Gregoriaanse Dies Irae melodie.
Vele componisten zouden nog volgen in het gebruik van het thema, zoals het KCO onlangs liet horen in Dallapicola’s Partita, en verder met name Rachmaninov uitentreuren. Maar bij Liszt, na Berlioz de eerste romantische componist die het toepaste, elke van de vele variaties op het thema weer verrassend.
De Totentanz is naast Adès pianoconcert nog een werk dat Gerstein zich geheel eigen heeft gemaakt; hijzelf nam de aanvullingen bij de versie zoals die al bekend was van Ferrucio Busoni voor zijn rekening, en daarbij gaat her er blijkens de toevoeging van de fraaie Wagneriaanse blazerspassage er zoals blijkt niet om om nog meer van zijn virtuoze pianistiek te kunnen tonen.
Het concert werd afgesloten met Stravinsky’s Symfonie in driedelen uit 1945, het eerste grote werk in het oeuvre van de componist nadat hij was geëmigreerd naar de Verenigde Staten (na overigens in de jaren dertig nog bij de Nazi’s te hebben bepleit dat hij geen Entartete componist was.
Het is een op televisie- en documentairebeelden geïnspireerde reflectie op de Tweede Wereldoorlog, met beelden van de Japanse ‘verschroeide aarde’ tactiek in China, marcherende Duitse soldaten en veldslagen. In die tijd werkt hij ook aan een revisie van de Sacre du Printemps, en dat moet hem hebben geïnspireerd bij het schrijven van enkele fraaie martiale turbulente passages, terwijl in het tweede deel ook flarden The Rake’s Progress voorbijkomen. Componist en inmiddels volleerd dirigent Thomas Adès wist al het raffinement uit de partituur te halen.
Vanavond, 9 december, treden Gerstein en Adès weer op met het Concertgebouworkest, met in plaats van Liszt Adès eigen The Exterminating Angel symfonie. Voor degenen die twijfelen vanwege de wedstrijd met Nederland in het Qatar WK: ga naar het Concertgebouw. De uitslag is misschien al in de pauze te zien via de smartphone. Misschien heeft Adès zijn mooie jasje met roze voering weer aan.
n de jaren ’60 kwam het geregeld voor dat je de bioscoop uitkwam en je afvroeg wat de regisseur nu eigenlijk met die film bedoeld zou kunnen hebben. Dat kon overigens tot aardige discussies leiden die vooral bedoeld waren om het eigen diepe inzicht in de materie te etaleren. Bij de films van Luis Buñuel was dit natuurlijk vaste prik, denk aan Le journal d’une femme de chambre, Belle de jour, Tristana, La voie lactée en Le charme discret de la bourgeoisie.
El ángel exterminador uit 1962 was helaas voor mijn tijd als zelfstandig bioscoopbezoeker en de opera die door Thomas Adès en librettist Tom Cairns hiervan is gemaakt was zodoende mijn eerste kennismaking met dit magische, surrealistische, ongerijmde verhaal.
Zoals in het merendeel van de genoemde films speelt ook hier het leven vol voetangels en klemmen van de zeer gegoede burgerij en lagere adel de hoofdrol. Film en opera volgen elkaar op de voet de inhoud laat zich als volgt samen vatten.
Na afloop van een voorstelling van Lucia di Lammermoor nodigt het welgestelde echtpaar Edmundo en Lucia de Nobile een groep gasten uit voor het souper met de zangeres Leticia Maynar, de Lucia van die avond, als eregast. Vlak voor aankomst van de groep wordt het personeel ongedurig, als dieren op een erf die onweer voelen aankomen. Iedereen neemt de benen met uitzondering van de butler Julio die er plotseling alleen voor staat. Gelukkig voor hem was het eten al klaar.
Aanvankelijk beperkt het ongemak zich tot het ontbreken van een huisknecht om de jassen aan te nemen maar dat wordt bekwaam door Lucia de Nobile gladgestreken. Afgezien van het gemiste voorgerecht, Julio gaat languit op de grond als hij met een schaal Maltese ragout binnenkomt, wordt het toch een geslaagde avond. Maar als het moment is gekomen dat de gasten zo langzamerhand zouden moeten vertrekken, gebeurt het tegendeel. Mannen doen hun smokingjasje uit en trekken hun das los, de vrouwen proberen het zich op vergelijkbare wijze iets gemakkelijker te maken. Edmundo en Lucia zien het met stijgende verbazing aan maar volharden in hun rol, men moet het de gasten altijd zoveel als mogelijk naar de zin maken en vooral beleefd blijven. Er worden voorbereidingen getroffen zodat zij die dat willen kunnen blijven slapen.
Al gauw wordt duidelijk dat het geen bewuste onwil is maar een zekere lethargie die het iedereen onmogelijk maakt de huiskamer te verlaten, laat staan naar huis te gaan. Men zit opgesloten en dus ook met elkaar opgescheept. Als ontbijt krijgt men de restjes van het souper voorgezet, verder is er koffie. Maar naarmate de tijd verstrijkt en na een lange dag opnieuw een overnachting lopen de spanningen binnen het gezelschap snel op.
Het begon al met het niet in acht nemen van de burgerlijke schone schijn, zomaar je jasje uittrekken, really. Maar allengs wordt het erger en na verloop van tijd verdwijnt het laagje vernis dat graag voor beschaving wordt aangezien en begint men dierlijke gedragsuitingen te vertonen. Daarnaast wordt de oorzaak en de oplossing van de problemen door sommigen in het occulte gezocht. Er moet een bloedoffer worden gebracht en de gastheer, die natuurlijk verantwoordelijk is voor alles, moet worden gedood.
Zo ver komt het niet maar het scheelt maar weinig. Leticia merkt net op tijd op dat iedereen op dezelfde plaats staat als aan het begin en ze herhalen alles dat er toen is gezegd en gedaan. Het werkt, de ban wordt verbroken en men kan het huis verlaten.
Inmiddels staat buiten een menigte die er lucht van heeft gekregen dat het in dat huis niet pluis is. De politie moet ingrijpen om ongeregeldheden te voorkomen. Men zingt ‘verlos ons van de eeuwige dood’. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat de groep vanuit het voorgeborchte in de hel terecht is gekomen. Uiteraard blijft het antwoord op die vraag uit, het was immers een film uit de jaren zestig?
Trailer van de film van Luis Buñuel:
De opera had zijn wereldpremière tijdens de Salzburger Festspiele van 2017 en later dat jaar was het werk wereldwijd te zien vanuit New York in de serie Live from the Met. Adès zelf had de muzikale leiding en librettist Cairns was verantwoordelijk voor deze première productie.
Intermezzo
De muziek is eclectisch en als zodanig zeer herkenbaar postmodern al geef ik de voorkeur aan The tempest in dit verband. Adès krijgt vaak het milde verwijt dat hij de partijen voor de zangers een overdreven hoge ligging geeft.
Dat valt niet te ontkennen, zeker als je denkt aan Ariel in The tempest en nu weer de partij van Leticia. Net als in de première productie van The tempest wordt deze hier gezongen door Audrey Luna die er zelfs een A boven de reguliere hoge C uit weet te persen. Met zingen heeft dat weinig van doen, een schril piepje, meer is het niet en de meerwaarde ontgaat me.
De belangrijkste ‘normale‘ rol voor een sopraan komt voor rekening van Sally Matthews als Silvia de Ávila, ook een hoge ligging maar in lijn met veel van Adès’ collega’s. Een zeer belangrijk personage is dokter Carlos Conde die ‘the voice of reason’ vertegenwoordigt en lange tijd in staat blijkt de gemoederen te sussen. Maar zonder ingrijpen van Leticia had ook hij het offeren van Edmundo niet kunnen voorkomen. John Tomlinson leek deze rol op het lijf geschreven.
Amanda Echalaz als Lucia de Nobile:
Christine Rice als Blanca Delgado
De overige rollen waren goed bezet, met de countertenor van Iestyn Davies als Francisco de Ávila de opvallende uitzondering op een verder vrij voor de hand liggende stemkeuze voor de personages.
Een opname van de uitzending is op dvd uitgebracht zodat ik het later nog eens allemaal opnieuw kon beleven. Interessant maar vermoedelijk geen ‘blijvertje’
Er werd reikhalzend uitgekeken naar de nieuwste schepping van ‘Britains new prodigy’ en het werk werd ontvangen als de grootste gebeurtenis in het nationale muziekleven sinds Britten’s Peter Grimes.
In 2012 werd het door de Met op het programma gezet, een nieuwe productie van Robert Lepage die Shakespeare’s toneelstuk al vele malen had geregisseerd en zodoende met het origineel zeer vertrouwd was. Uiteraard is het libretto van Meredith Oakes een zeer gecomprimeerde versie van dit beroemde theaterstuk, met korte goed rijmende pakkende zinnen in plaats van bloemrijke retoriek, maar de essentie komt goed tot zijn recht. Ik zag het stuk ooit in mijn schooltijd, we gingen er op instigatie van mijn docent Engels naar toe. Daar is me weinig van bijgebleven overigens, ik moest me echt even opnieuw verdiepen in de stof.
Centraal in de handeling staat Prospero, de verdreven hertog van Milaan, die in het bezit is gekomen van een toverstaf die hem uitgebreide magische krachten verschaft. Samen met zijn dochtertje Miranda, een heel klein kind nog, is hij door zijn jongere broer Antonio op een wrakke boot de zee op gestuurd met de expliciete bedoeling hem te laten verdrinken. Die twee zijn echter aangespoeld op een eiland dat slechts door één persoon bewoond werd, de half wilde Caliban. Prospero heeft Caliban d.m.v. zijn toverkracht aan zich weten te onderwerpen en als drietal hebben ze daar jaren geleefd. Dochter Miranda is inmiddels een meisje op huwbare leeftijd geworden en Caliban ziet al een leven voor zich waarin het eiland bevolkt zal worden door vele kleine Calibans.
Onzichtbaar voor iedereen behalve Prospero is de geest Ariel, uiteraard een ijl wezen en in de opera gezegend met een bijpassende stem. Die is eveneens gebonden door Prospero maar ziet verlangend uit naar het moment dat hij vrij zal zijn.
Antonio is bij zijn staatsgreep geholpen door het koninkrijk Napels en regeert Milaan feitelijk als vazal van koning Ferdinand. De beide hoven gaan op een pleziervaart die hen langs Prospero’s eiland voert en door een soort Daffy Duck storm die heel selectief het schip treft, laat deze magiër het zinken waarna iedereen geheel confuus het eiland veilig weet te bereiken.
Alleen koningszoon Ferdinand heeft het lot niet afgewacht toen iedereen dreigde te verdrinken en is in zee gesprongen. Zwemmend bereikt hij het eiland waar hij natuurlijk kennis maakt met Miranda die voor het eerst een ander mens ziet dan haar vader, nog een knappe man ook, die wil ze hebben.
De rest van de opera vormen ze een verliefd stelletje, aanvankelijk zeer tot ongenoegen van Prospero die uit is op wraak en nu kennelijk de zoon van zijn grote vijand het leven moet laten. Maar in elk geval kan hij zijn broer Antonio, koning Ferdinand en diens broer Sebastian een paar beproevingen laten ondergaan om zich vervolgens bekend te maken en hen daarna te doden.
Zover komt het niet, vooral op aandringen van Miranda die vlast op een huwelijk vergeeft Prospero uiteindelijk zijn vijanden en wordt hij in zijn waardigheid hersteld als hertog van Milaan en krijgt als goedmakertje ook de kroon van Napels erbij. Het schip blijkt helemaal niet echt vergaan maar ligt zeewaardig op het hele gezelschap te wachten. Caliban blijft alleen op het eiland achter, net als voorheen.
Simon Keenlyside:
Lepage heeft als plaats van handeling het 18e eeuwse theater La Scala genomen waarin Prospero als impresario alles en iedereen naar zijn pijpen laat dansen. We zien een theaterwand met loges, een deel van het auditorium en een klein verhoogd toneel waaronder oude theatertechniek waarneembaar functioneert. Personen gaan regelmatig af via het souffleurshok.
Caliban ziet er uit als een natuurmens, Ariel vliegt door de lucht in een paarse bodystocking en Prospero loopt erbij als een macho met open hangende kleding die zijn beschilderde bovenlijf toont.
Miranda is op en top gekleed, verschillende variaties op het thema sexy. We zijn dan wel op een vrijwel onbewoond eiland maar daar hoeven we in een theaterproductie niet onder te lijden. Het gestrande gezelschap is in vol ornaat, uniformen en baljurken, zonder kreukje aan wal gekomen dankzij Prospero’s magie.
Audrey Luna excelleert als Ariel, gezongen met ijle extreem hoge stem. Zoiets als Fiakermilli in Arabella en dan nog twee verdiepingen er bovenop. Eigenlijk niet om aan te horen maar zeer toepasselijk voor iemand uit het geestenrijk.
Miranda wordt vertolkt door de zeer aantrekkelijke Isabel Leonard die door Lepage wordt neergezet als de ingénu waar elke man op kan vallen. Haar zang is voortreffelijk en met deze rol gaf ze in de Met zo’n beetje haar visitekaartje af voor wat betreft het eigentijdse repertoire. Later zouden we haar terugzien als Blanche en Marnie.
Antonio en Sebastian zien er in hun gala uniformen uit als wat leeghoofdige Engelse koningszonen die helaas aan een oudere broer de kroon hebben moeten laten, helemaal in overeenstemming met hun rol natuurlijk. Goed gebracht door Toby Spence respectievelijk Christopher Feigum.
De oudere heren Ferdinand en zijn raadgever Gonzalo komen voor rekening van William Burden en John del Carlo, laatstgenoemde vertolkte eerde een geslaagde Don Pasquale in de Met. Alan Oke brengt Caliban tot leven en Simon Keenlyside geeft een mooie vertolking van de op wraak beluste Prospero die zich door zijn dochter overwonnen weet en tijdig overstag gaat.
Componist Adès heeft zelf de muzikale leiding tijdens de voorstelling die live from The Met werd uitgezonden en op dvd is verschenen.
Het blijft een hels karwei om de mooiste en de beste tien cd’s van het jaar te kiezen. Ten eerste: ook een recensent is maar een mens en gaat meestal subjectief te werk. Al doe ik werkelijk mijn best om objectief te blijven. Ook het aanbod is enorm, nog steeds, al moet je het nog maar zelden van ‘majors’, de grote labels hebben. En toch: dit jaar hebben ‘ze’ ook mij verrast met een paar gewaagde uitgaven.
Ik moet ook toegeven: niet alles heb ik beluisterd en dat speet mij zeer. Er liggen nog een heleboel cd’s die ik had moeten beluisteren en er niet aan toe kwam. Wie weet, waren ze ook op mijn lijst gekomen?Er zijn ook cd’s die ik al beluisterd had en ze schitterend bevonden maar door omstandigheden nog niet aan toe kwam om er over te schijven. Die titels hebben jullie nog te goed.
Het lijstje is opgesteld in alfabetische volgorde naar de componist, uitvoerende of de titel.
1. Thomas Àdes
De voorliggende opname werd in Boston in 2016 live gemaakt en ik kan mij niet voorstellen dat er een betere uitvoering mogelijk is.
Waar hij het vandaan haalt weet ik niet, maar zijn spel maakt dat het voelt alsof ik de concerten voor het eerst hoor, terwijl ik ze eigenlijk kan dromen.
Ik moet eerlijk bekennen: toen ik die cd in mijn speler duwde hoopte ik dat ik het zou overleven. De verrassing – en dat plezier – kon niet groter zijn geweest. Wat een cd!
Nee, het is niet zo dat je meteen aan Ravi Shankar moet denken, maar de Indiase invloed is onmiskenbaar. En dat, terwijl je overduidelijk met de westerse muziek uit de jaren twintig/dertig te maken hebt.
Medtner zingen is niet makkelijk! Dat komt door de complexiteit van de muziek. De pianopartij is nadrukkelijk aanwezig en dat terwijl zanglijnen voornamelijk lyrisch en ingetogen zijn en dat is wat de muziek van Medtner aantrekkelijk én uitdagend maakt.
Neem alleen de fluitsonate van Poulenc, als je daar niet blij van wordt dan weet ik het niet. […] Dat ze ontzettend veel plezier hebben in hun spel is nogal wiedes en dat plezier geven ze door aan de luisteraars. Heerlijke cd!
De Amerikaanse, in Nederland wonende Katharine Dain beschikt over een heldere sopraan en haar voordracht is niet alleen zeer expressief maar ook warm. In haar uitvoering zijn al de liederen niets minder dan kleine drama’s. Drama’s die passen in een afgesloten kamer die je voorlopig niet mag verlaten en waar geen buiten bestaat.
Waar ik wel kapot van ben is het onweerstaanbare spel van de pianist. Marcel Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.
Thomas Àdes (1971) is one of my beloved contemporary composers. In contrast to many of his (older, I admit) colleagues, he writes music that is not too complicated, without it becoming a tapestry of sound. His music is exciting, stimulating, progressive and yet accessible. In one sentence, he has brought the ‘classic’ and the ‘innovative’ to each other and melted them together. In addition, he does not shy away from horror-like outbursts and even dodecaphony, which makes his music extremely visual and often terrifying.
This is also the case with Totentanz, a composition for mezzo-soprano, baritone and orchestra based on an anonymous text from the fifteenth century, a story about the struggle between Life and Death. The latter always wins. Adès dedicated the work to Witold Lustoslawski and his wife. It was first performed at the Proms in 2013, with Christianne Stotijn and Simon Keenlyside.
This recording was made live in Boston in 2016 and I can’t imagine a better performance is possible. Mark Stone (Death) and Christianne Stotijn sing their roles chilling, melancholic, provocative and resigned. Just listen to the last two parts: it’s as if Schubert and Mahler run into each other and find each other in a deadly embrace. With the dying copper sound like the exhaling of the last breath.
Adès composed his piano concerto for the Russian master pianist Kirill Gerstein, an unprecedented virtuoso who combines his romantic beat with an enormous gift for improvisation. I had to listen to it a few times because the concert does not show itself quickly. Mainly because of the many colors and ‘intermediate colors’, which means more than just nuances.
The transitions between the parts are great, so the tension makes you gasp for breath. The fact that the composer himself stands in front of the really impressive performing orchestra from Boston can only be regarded as an enormous advantage. What a CD!
English translation: Frans Wentholt
THOMAS ADÈS
Concerto for Piano and Orchestra; Totentanz
Kirill Gerstein (piano)
Christianne Stotijn (mezzo-soprano)
Mark Stone (baritone)
Boston Symphony Orchestra conducted by Thomas Adès
DG 48379989
Deze cd moet men een paar keer beluisteren. Niet omdat de composities van Thomas Adès zo gecompliceerd zijn of zo moeilijk in het gehoor liggen, dat is beslist niet het geval, maar ze zijn zo ongelofelijk divers dat je het niet een twee drie kunt bijbenen.
De overgang van ‘Concert Paraphrase on Powder Her Face’ (goedemorgen Liszt!) naar ‘Still Sorrowing en Darknesse Visible (goedemorgen Dowland!) naar Mazurka’s (goedemorgen Chopin!) is gewoon zo groot dat je je hersenen zowat opnieuw moet laten programmeren.’
Daar komt nog bij dat het pianospel van Han Chen je eerst op het verkeerde been brengt. Op het eerste gehoor klinkt alles mechanisch, met weinig structuur en dynamiek en dan denk je: laat maar. Dat is althans wat met mij gebeurde. Maar het liet mij niet los dus ik draaide de cd keer op keer totdat het mij te pakken kreeg. En toch…
Ik ben een enorme Adès bewonderaar, niet alleen als componist (dat voornamelijk, uiteraard) maar ook als pianist. Ik heb hem een paar keer live horen spelen en vraag mij oprecht af hoe al die werken onder zijn handen geklonken zouden hebben. Of (ik verzin nu even iets): als Kirill Gerstein zich erover had ontfermd. Pure speculatie uiteraard, want misschien zou het resultaat veel slechter zijn geweest? Vooralsnog: koop de cd en geniet.
Thomas Adès
Works for Solo Piano
Han Chen (piano)
Naxos 8574109
Thomas Àdes (1971) behoort tot mijn geliefde hedendaagse componisten. In tegenstelling tot veel van zijn (oudere, dat geef ik toe) collega’s schrijft hij muziek dat niet te ingewikkeld is, zonder dat het tot klanktapijt verwordt. Zijn muziek is spannend, prikkelend, vooruitstrevend en toch toegankelijk. In één zin: hij heeft het ’klassieke’ en het ‘vernieuwende’ naar elkaar toegebracht en ze in elkaar laten smelten. Daarbij schuwt hij horror-achtige uithalen en zelfs de dodecafonie niet waardoor zijn muziek uiterst beeldend en vaak angstaanjagend is.
Zo ook Totentanz, een compositie voor mezzosopraan, bariton en orkest die gebaseerd is op een anonieme tekst uit de vijftiende eeuw, een verhaal over de strijd tussen Leven en Dood. Waarbij de laatste het altijd wint. Adès droeg het werk op aan Witold Lustoslawski en zijn vrouw. Het werd op de Proms in 2013 voor het eerst uitgevoerd, met Christianne Stotijn en Simon Keenlyside.
De voorliggende opname werd in Boston in 2016 live gemaakt en ik kan mij niet voorstellen dat er een betere uitvoering mogelijk is. Mark Stone (de Dood) en Christianne Stotijn zingen hun rollen ijzingwekkend, melancholiek, uitdagend en berustend. Luister even naar de laatste twee delen: het is alsof Schubert en Mahler elkaar tegenkomen en elkaar vinden in een dodelijke omhelzing. Met de stervende koperklank als het uitblazen van de laatste adem.
Zijn pianoconcert componeerde Adès voor de Russische meesterpianist Kirill Gerstein, een ongekende virtuoos die zijn romantische slag combineert met een enorme improvisatiegave. Ik moest er een paar keer naar luisteren want het concert laat zich niet snel kennen. Voornamelijk vanwege de vele kleuren en ‘tussenkleuren’, wat meer inhoudt dan alleen maar nuancen.
De overgangen tussen de delen zijn groot, waardoor de spanning je naar adem doet happen. Dat de componist zelf voor het, werkelijk imponerend spelend orkest uit Boston staat kan alleen maar als een enorme pre worden beschouwd. Wat een cd!
THOMAS ADÈS
Concerto for Piano and Orchestra; Totentanz
Kirill Gerstein (piano)
Christianne Stotijn (mezzosopraan)
Mark Stone (bariton)
Boston Symphony Orchestra olv Thomas Adès
DG 48379989
De Brit Thomas Adès (1971) behoort tot de meest succesvolle jonge componisten. Geen wonder, want hij schrijft goede noten. Bovendien heeft hij wat te vertellen en dat verpakt het niet in een ontoegankelijke brij. Zijn muziek is spannend, prikkelend, vooruitstrevend en toch toegankelijk.
The Tempest, naar het toneelstuk van Shakespeare, beleefde zijn première in 2004. Bij de herneming in 2008 werd de opera live voor de cd opgenomen. Het is een beetje jammer dat we het beeld moeten missen, maar soms is het fijn om ook iets aan je fantasie over te laten.
De hoofdrol van de tovenaar Prospero wordt zeer overtuigend gezongen door Simon Keenlyside. Deze magnifieke bariton klinkt, ondanks zijn lichte timbre, autoritair genoeg om vanaf het begin de hele (overigens schitterende!) cast te domineren.
Cyndia Sieden (Ariel) weet een esoterisch geluid met een weergaloos stemacrobatiek te combineren, een gave die je naar adem doet happen. Haar opkomstaria “Five fanthoms deep”, met maar liefst zeventien hoge e’s op een rij, maakt nog grotere indruk dan de beruchte aria van de Koningin van de Nacht.
Ik houd niet van Ian Bostridge’s gemaniëreerde, narcistische manier van zingen, maar voor de ijdeltuit van een Caliban klopt dat wonderwel.
Thomas Adès
The Tempest
Simon Keenlyside, Cyndia Sieden, Ian Bostridge, Kate Royal, Toby Spence, Philip Langridge, Donald Kaasch
The Orchestra of the Royal Opera House olv Thomas Adès
Warner Classics 5099969523427