Riccardo_Chailly

Floria Hernandez lässt Floria Netrebko vergessen

Text Mordechai Aranowicz

Tosca La scala

Im Vorfeld der Nachmittagsvorstellung von Tosca an der Mailänder Scala vom 22.12.2019 war die Absage von Anna Netrebko bekannt geworden, auf deren Auftritte sich das Hauptinteresse der diesjährigen Inaugurazione konzentriert hatte. Saioa Hernandez, die seit ihren Auftritten als Odabella in Attila keine Unbekannte mehr ist, hatte jedoch bereits einen Teil der Tosca-Proben als Alternativbesetzung absolviert und war ohnehin für die drei Vorstellungen im Januar vorgesehen.

Tosca saioa-hernandez-ph-lourdes-balduque-gallery1

Saioa Hernandez © saioa-hernandez-ph-lourdes-balduque-gallery1

Da war es nur logisch, dass sie nach der Absage Netrebkos deren beide Dezember-Vorstellungen übernahm. Hernandez ist eine in jeder Hinsicht erstklassige Tosca. Eine klare, kräftige Stimme mit schöner Intonation,  sicher geführt in allen Lagen. Eine wahre Entdeckung und ein absolut würdiger Ersatz für Anna Netrebko, von dem man hoffentlich noch viel hören wird! Für ihre musikalische Darbietung, sowie die glaubhafte und berührende Darstellung wurde Hernandez auch entsprechend vom Publikum gefeiert.

01-Tosca-with-Francesco-Meli-photo-by-Brescia-e-Amisano-Teatro-alla-Scala-2019

Francesco Meli © © Marco Brescia & Rudy Amisano | Teatro alla Scala

Bei einer so großartigen Titelrollensängerin hatten die Männer es schwer: Francesco Meli zeigte insbesondere bei ‘Recondita Armonia’ noch Anzeichen von Nervosität, seine ‘Vittoria-Rufe’ im zweiten Akt klangen jedoch deutlich frei gesungen und höhensicher, das wunderbar innig vorgetragene ‘E lucevan le stelle’ vermochte dann auch emotional zu berühren.

Tosca-with-Luca-Salsi-photo-by-Brescia-e-Amisano-Teatro-alla-Scala-2019

Luca Salsi © © Marco Brescia & Rudy Amisano | Teatro alla Scala

Luca Salsi polterte als Scarpia etwas grob stimmig durch die Vorstellung, blieb dagegen darstellerisch jedoch eher zurückhaltend und fand erst kurz vor seiner Ermordung zu der Brutalität, die der römische Polizeichef idealerweise verkörpern sollte.

Tosca-TeDeum-photo-by-Brescia-e-Amisano-Teatro-alla-Scala-2019

© © Marco Brescia & Rudy Amisano | Teatro alla Scala

Davide Livermore hatte sich bei der Produktion für eine traditionelle Inszenierung entschieden, bei der (fast) alles so passiert, wie es im Textbuch steht. Die prachtvollen Bühnenräume des Mailänder Designstudios Gio Forma (aus drei Bühnenbildnern bestehend!), sorgten für viele Überraschungseffekte und optische Abwechslung, wobei die virtuose Bühnentechnik der Scala auf ein Maximum ausgereizt wurde. Allerdings wäre im ersten Akt etwas mehr Ruhe manchmal von Vorteil gewesen.

Gianluca Falaschis Kostüme waren dagegen weniger gelungen: Neben wirklich scheußlichen Kostümen für Tosca und Scarpia, wurden für dessen Agenten Ledermäntel entworfen, deren Schnitte der napoleonischen Zeit mit Nazi-Assoziationen kombinierten, welche in der sonst so stimmigen Produktion wie Fremdkörper wirkten.

Großartig gelöst auch die Schlussszene: Wenn sich Tosca von der Engelsburg stürzt, erleben wir perfekt koordiniert, wie eine Double in Lichtstrahlen gen Himmel schwebt.

30 Tosca photo by Brescia e Amisano, Teatro alla Scala 2019

© Marco Brescia & Rudy Amisano | Teatro alla Scala

Motor und Herz dieser wunderbaren Aufführung war Riccardo Chailly, dessen abwechslungsreiches Dirigat stets Spannung und Gefühlszustände kombinierte und so einen atemlosen Opernkrimi entstehen ließ. Als Besonderheit hatte sich Chailly für die Urfassung der Oper aus dem Jahr 1900 entschieden, welche an diversen Stellen Striche öffnete, wobei jedoch einzig ein kurzer Dialog zwischen Tosca und Scarpia in der Mitte des ‘Vissi d`arte’ etwas redundant wirkte. Ansonsten war es spannend, einmal mit dieser Alternativfassung konfrontiert zu sein. Am Ende großer, nicht enden wollender Jubel für alle Beteiligten.

Tosca eind

© Mordechai Aranowicz

I vespri siciliani/Les vêpres siciliennes. Een beetje een discografie maar niet heus

Vespri schilderij

Siciliaanse Vespers (1846), door Francesco Hayez

Les vêpres siciliennes was Verdi’s eerste Franse ‘grande opéra’, die hij, na lang aandringen door de Parijse Opera, componeerde op een libretto van Eugene Scribe en Charles Duyverier. Het is één van zijn langste opera geworden, wat onder meer te danken is aan het, voor het Parijs van toen, verplichte lange ballet in de derde akte (maar liefst een half uur!).

Het verhaal speelt zich af in Palermo in 1282, tijdens de Franse bezetting van Sicilië. De jonge Siciliaan Henri is verliefd op Hélène, een jonge Oostenrijkse hertogin, gevangen gehouden door Guy de Montfort, de Franse gouverneur van Sicilië. Als blijkt dat Montfort de vader van Henri is, zijn de verwikkelingen niet te overzien, en aan het eind is zowat iedereen dood.

De première in 1855 was een fiasco en een paar jaar later bewerkte Verdi het werk tot het Italiaanse I vespri Siciliani, waarmee hij veel meer succes boekte. Een echte kaskraker werd de opera echter nooit.

IN HET FRANS

Vespri Frans

Les vêpres siciliennes was de derde uitgave in de serie ‘originele versies’ van Opera Rara, na eerdere uitgaven van Macbeth en Simon Boccanegra. Het werd al in mei 1969 live opgenomen in The Camden Theatre in Londen en in februari 1970 door de BBC uitgezonden, maar de cd-uitgave kwam pas in 2004 op de markt.

De uitvoering, met in de hoofdrollen Jacqueline Brumaire, Jean Bonhomme en Neilson Taylor, is redelijk tot goed, maar als document is het van een buitengewoon belang. (ORCV303).

In juni 2002 heeft onze onvolprezen ZaterdagMatinee op Vrije Zaterdag Les vêpres siciliennes concertante op de planken gebracht. Het is bijzonder spijtig dat de opname ervan nooit op cd’s is verschenen, want de uitvoering (met onder andere Nelly Miricioiu, Francisco Casanova en Zeljko Lucic) was niet te versmaden.

IN HET ITALIAANS

Vespri Domingo Arroyo

Als u de Italiaanse versie van de opera wilt hebben, dan is de keuze iets groter, maar om te zeggen dat de markt er mee is overvoerd?

Eerlijk gezegd ken maar één _goede_ studio-opname van het werk (ooit RCA RD 80370). De cast bestaat uit onder andere Martina Arroyo, Plácido Domingo, Sherill Milnes en Ruggiero Raimondi. Het is zeer de moeite waard, zeker ook omdat de muziek vrijwel compleet is.


Vespri Cabbale Domingo

Voor de rest moeten we het (toegegeven, in de meeste gevallen op zijn minst zeer interessante) piratenopnames hebben. Zeer aan te bevelen is een opname met Montserrat Caballé en Plácido Domingo uit Barcelona 1974.

Dezelfde opname op een ander label (SRO is niet meer beschikbaar):

Vespri Callas

Vergeet ook La Divina (met onder andere Boris Christoff) niet, opgenomen in 1951 tijdens het Maggio Musicale Fiorentino (Testament SBT 21416).


Vespri Scotto

Fantastisch is ook de versie met Renata Scotto, Gianni en Ruggiero Raimondi uit La Scala 1970 |

De hele opera:

En dan zijn er nog een paar opnamen met Cristina Deutekom
Deze is uit Parijs 1974:

en Leyla Gencer.
Opname uit 1970:

Let op: de meeste opnames zijn (sterk) ingekort. Check ook voor alle zekerheid het internet, want piratenlabels komen en gaan en het verschil in prijs kan enorm zijn.

EN OP DVD

Vespri Dunn

In de jaren tachtig van de vorige eeuw was de Amerikaanse Susan Dunn immens populair. Men zag in haar de ultieme Verdi-sopraan. In haar ‘Bologna-jaren’ werd ze de lievelingszangeres en protégee van Riccardo Chailly, destijds de chef-dirigent aldaar. Met hem maakte zij heel wat cd-opnamen. Behalve Verdi ook Mahler, Schönberg en Beethoven, en er werden ook operavoorstellingen voor de video opgenomen.

Elena in I vespri Siciliani was één van haar glansrollen. Zij zong haar, met enorm succes, voor het eerst in 1986 (Warner Music Vision 504678029-2). De productie van Luca Ronconi is behoorlijk traditioneel en de decors zijn natuurgetrouw. Men waant zich als het ware tussen de cactussen op het broeierige Sicilië. Ook de kostuums laten niets te wensen over, maar de hele voorstelling is behoorlijk statisch.

Het publiek vindt het enig, en dat laten ze weten ook. Het ene open doekje volgt het andere en de zangers nemen ze dankbaar aan. Ook al zijn de protagonisten geen van allen echt grote acteurs – wat wellicht ook op het conto van de regisseur geschreven kan worden – gezongen wordt er op zeer hoog niveau. En er is ook een verrassing: Anna Caterina Antonacci in de kleine rol van Ninetta.

Hieronder zingt Susan Dunn “Arrigo! Ah, parli a un core”

 

Alexander Zemlinsky. Part 4: ‘Warum hast du mir nicht gesagt…’

EINE FLORENTINISCHE TRAGÖDIE

zemlinsky FT Wacik klein

Bianca, the attractive wife of the merchant Simone is having an affair with the beautiful prince Guido Bardi. Simone catches them and challenges Guido to a duel with swords and eventually strangles him with his bare hands.  His wife looks at him admirably: “Why didn’t you tell me that you were so strong?” In turn, Simone becomes aware of the beauty of his wife: “Why didn’t you tell me that you were so beautiful…”

Zemlinsky Oscar_Wilde_portrait

Oscar Wilde

Eine Florentinische Tragödie  is based on the last play by Oscar Wilde. The beginning of the play is missing: the manuscript was stolen when Wilde went to prison. Zemlinsky solved the problem by composing a prologue to suggest the love scene between Bianca and Guido.

The opera, which premiered in 1917, provided a lot of gossip. “Eine autobiografische Tragödie” (An autobiographical Tragedy) was the headline of the Vienna Zeitung article by Edwin Baumgartner. Alma Mahler was not amused. She was certain that Zemlinsky had depicted her affair with Walter Groppius.

Mathilde Schönberg Zemlinsky with child

and with her husband

The Viennese public, on the other hand, thought it was about Schönberg and his wife Mathilde, Zemlinsky’s sister. Mathilde had left her husband for the young painter Richard Gerstl.

Zemlinsky Gerstl_-_Bildnis_Mathilde_Schönberg

Mathilde Schönberg with child. Painting by Gerstl

When she returned to her husband, Gerstl committed suicide, he was only 25 years old

Zemlinsky Gerstl

Richard Gerstl: ‘Selbstbildnis (“Akt in ganzer Figur’) from 1908. Courtesy Leopold Museum / Neue Galerie

All in the family in the best tradition, so to speak.

But what do you think: can you consider a fictional character in a work of art as the alter ego of its creator? Do you want to project a composer’s course of life onto the opera he has composed? How far do you involve life in art?

In a letter to Alma Mahler, Zemlinsky wrote that “a life had to be sacrificed in order to save the lives of two others.” But does this immediately make this the central theme of this opera, as many critics write? I don’t know.

One thing is certain: Eine Florentinische Tragödie can be listened to as an exciting, dark thriller, in which you do not sympathize with any of the characters.

Zemlinsky Tragedie Chailly

In 1997 Decca included the opera in their now expired series ‘Entartete Musik’. Riccardo Chailly conducted the Royal Concertgebouw Orchestra (Decca 4551122).

In the same year there was also a (live) recording of the Cologne Gürzenich-Orchester conducted by their then chief conductor James Conlon (once on EMI).

ZemllinskyConlonFRONT-1

Both recordings are good and I wouldn’t know which one to choose. Chailly’s orchestral sound is fuller and the strings sound more pleasant, but Conlon is undeniably more exciting, perhaps because it was recorded live.

The sound of the Cologne orchestra is more sensual, the sound of the RCO is darker. The singers are equally good in both recordings, although I find David Kuebler (Guido at Conlon) much more pleasant than the slightly shrill Heinz Kruse for Chailly.

Iris Vermillion for Chailly sounds nicer and warmer than Deborah Voigt for Conlon, but the latter has more sex appeal. In the role of Guido, Albert Dohmen (Chailly) is by far preferable to the not entirely idiomatic Donnie Ray Albert.

ZemlinskyCD Jurowski

In 2010 Eine Florentinische Tragödie was recorded by the London Philharmonic Orchestra under the very inspiring leadership of Vladimir Jurowsky (LPO-0078). Albert Dohmen is back: his Simone sounds even more impressive than on Decca.

Sergey Skorokhodov’s Guido is a wimp and no match for the macho Dohmen. A Don Ottavio who will take on Hunding, so to speak. Heike Wessels (Bianca) is a mistake.

On YouTube you can find many (fragments) of live performances of the opera, among others from Lyon:

Frühlingsbegräbnis, the cantata that brought Zemlinsky into contact with Alma Mahler.

Zemlinsky cantate fruhling

This cantata is (was?) available on CD, performed very well by the Gürzenich-Orchester in Cologne, conducted by James Conlon, with the soprano Deborah Voigt and the baritone Donnie Ray Albert as soloists.  I love this work, it reminds me a little of Brahms’s Ein Deutsches requiem. The cantata was once coupled with several other unknown works by Zemlinsky, who all had their record premieres here: “Cymbeline”-Suite, after lyrics of Shakespeare and Ein Tanzpoem. Unfortunately…. Even YouTube has removed this recording, so second hand (or asking a friend who owns it for a copy) remains the only option.

Strangely enough Frühlingsbegräbnis by Conlon is on Spotify, but in combination with Psalms and Hochzeitgesang in a totally different performance:

On Spotify you can also listen to the recording under Antony Beaumont. The performance is less beautiful than that of Conlon but certainly not bad:

Cymbeline by Conlon can be found on You Tube:

James Conlon about Zemlinsky (and Ullmann):

“The music of Alexander Zemlinsky and Viktor Ullmann remained hidden for decades by the aftermath of the destruction caused by the Nazi regime […] Full recognition of their works and talent is still lacking, more than 70 years after their death […] Their lives and personal histories were tragic, but their music transcends it all. It is up to us to appreciate their story in its full historical and artistic context.”

Literature consulted:
Antony Beaumont: Zemlinsky
Michael Haas: Forbidden Music. The Jewish Composers banned by the Nazis

ALEXANDER ZEMLINSKY. Part 1: The Man

Alexander Zemlinsky. Part 2: ‘Du bist mein Eigen.’

Alexander Zemlinsky. Part 3: dreams and the happiness that needs to be hidden

Alexander Zemlinsky. Part 2: ‘Du bist mein Eigen.’

Zemlinsky LS partituur

It is very hard to believe, but the first post-war performance of the Lyrische Symphonie dates from the late 1970s. This absolute masterpiece was composed between 1922-23 and premiered in Prague on 4 June 1924. Like Mahler’s Das Lied von der Erde, it is a kind of cross between an orchestral song cycle and a symphony.

Zemmlinsky Rabindranath-Tagore+Der-Gärtner

Zemlinsky wrote the work on the text of the Bengal poet Rabindranath Tagore ‘The Gardener’, in a German translation by Hans Effenberger. The seven love poems are cast in the form of a dialogue between a prince (baritone) and a girl in love (soprano). Many musicologists consider the work to be autobiographical and there is certainly an element of truth in that.

Or was it the (still?) raw break with Alma Schindler, as some critics would have us believe? I don’t think so, I’m much more inclined to believe Antony Beaumont (the Zemlinsky connoisseur and biographer) that the work was about his relationship with Louise Sachsel, which had just begun at the time.

Zemlinsky Berg en Fuchs

Alban Berg and Hanna Fuchs

Seen in this context, it is perhaps interesting to know that Alban Berg quoted the third movement of the symphony (‘Du bist mein Eigen’) in the ‘Adagio Apassionato’ of his Lyrical Suite for string quartet. As you know, Berg had a secret love affair at the time with Hanna Fuchs, for whom he composed the work.

Below is the Adagio appassionato performed by the Galimir String Quartet. The recording dates from 1935:

There are quite a few performances of Zemlinsky’s once so mercilessly forgotten but now best-known and most frequently performed work. Two by James Conlon and Riccardo Chailly immediately stand out.

Zemlinsky LS Chailly

Chailly wins, mainly because of the unparalleled sound of the RCO, but in the fourth movement Conlon manages to elicit such sweet tones from the orchestra that I am totally won over by his performance.

Recording under Riccardo Chaillly:


Zemlinsky LS Conlon

The soloists are also better for Conlon. Bo Skovhus convinces me much more than Håkan Hagegård. The latter has a warm, round baritone with something soothing in his timbre and I find that a disadvantage here. The restlessness in the voice of Skovhus gives his words more impact.

I also find Skovhus’s interpretation more transparent and his pronunciation better. Listen how he sings the words “Du bist mein Eigen, mein Eigen, du, die meinen endlosen Träumen wohnt”… !

Soile Isokoski is also preferable to Chailly’s soprano, Alexandra Marc, however beautifully she sings.

Recording with James Conlon:


Bo Skovhus has always been an artist with a more than warm heart for ‘Entartete Musik’. He showed this by, among other things, the choices he made for the works he sang.

Lyrische Symphonie was often featured in his concert programmes all over the world, including in Amsterdam (March 2007, with Hillevi Martinpelto and the Royal Concertgebouw Orchestra conducted by Donald Runnicles). In addition to the EMI recording with Conlon, Skovhus recorded the work also for RCA, this time with the incredibly beautiful lyrical soprano Luba Orgonasova.

Zemlinsky LS Flor

The conducting of Claus Peter Flor is a bit unbalanced, but the six extra songs, sung by Skovhus and beautifully accompanied on the piano by Helmut Deutsch, make up for a lot.

Below is a recording with Bo Skovhus, Maria Bengtsson and the Staatskapelle Berlin conducted by Kirill Petrenko, recorded in the Berlin Philharmonic on 30 December 2011:

In the recording on BBC Classics from 1996 the vocal parts are sung with great understanding and even more nuances by Thomas Allen and Elisabeth Söderström. Michael Gielen shows an enormous affinity for the score.

Zemlinsky LS Allen

In Dutch: EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 2: ‘Du bist mein Eigen’

ALEXANDER ZEMLINSKY. Part 1: The Man

Igor Stravinsky: The Rake’s Progress. Discografie

Stravinsky Hoggarth

Schilderijen van William Hogarth in het Sir John Soane’s Museum in Londen

Kent u de gravures van William Hogarth? De zeer tot de verbeelding sprekende prenten van de Engelse kunstenaar (1697-1764) kun je beschouwen als stripverhalen avant la lettre.

In 1735 werd zijn A Rake’s Progress uitgegeven, een verhaal in acht tekeningen over een jonge man die zich in Londen overgeeft aan alles wat God verboden heeft om uiteindelijk in een gekkenhuis te eindigen.

Stravinsky hogarth_w_rakesprogress

Op dit ‘stripverhaal’, op verzoek van de componist door W.H. Auden en Chester Kallmann bewerkt, is de opera van Stravinsky gebaseerd. De librettisten hebben het verhaal lichtelijk veranderd en een nieuw, zeer belangrijke personage aan toegevoegd, Nick Shadow. Hij is de ‘schaduw’ – of het alter ego van – Tom Rakewell, maar tevens ook de personificatie van de duivel.

Stravinsky La Fenice

Stravinsky en La Fenice

De première onder leiding van de componist vond plaats op 11 september 1951 in La Fenice (Venetië). Dat het geen denderend succes werd lag aan de onevenwichtige directie van Stravinsky en een niet helemaal adequate cast, met o.a. Elisabeth Schwarzkopf als Anne.

Stravinsky premiere

Het publiek in La Fenice tijdens de première van The Rake’s Progress

De New Yorkse Met volgde in 1953, Fritz Reiner dirigeerde en zie: een succes!

Wist u trouwens dat The Rakes Progress meer producties heeft gehad dan welke opera ook, sinds die van Puccini?

CD’S

FRITZ REINER 1953

Stravinsky Reiner

De première-uitvoering onder Reiner is bewaard gebleven, er bestaat een redelijk klinkende  opname van op een piratenlabel Datum (90003).

Eugene Conley is niet de subtielste onder de zangers maar zijn portrettering is zeer zeker overtuigend. Bovendien: wat een strot!

StravinskyGudena

Stravinsky en Hilde Gueden tijdens de repetities in New York

Hilde Gueden is een prachtig zingende maar helaas moeilijk verstaanbare Anne en Blanche Thebom een magnifieke Baba the Turk.

Ook Nick Shadow van Mack Harell kan mij bekoren, het is zo verschrikkelijk jammer dat er zo weinig opnamen van de prachtige bariton (vader van de cellist Lynn) zijn bewaard. Reiner dirigeert groots en meeslepend.


IGOR STRAVINSKY 1964

Stravinski Raskin

Stravinsky zelf heeft de opera drie keer opgenomen en de versie met het Londense Royal Philharmonic Orchest vind ik zelf het meest geslaagd. Het ligt voornamelijk aan de prachtige Anne van Judith Raskin en een fenomenale John Reardon als Nick.

De opname is in 1991 op de markt gebracht als onderdeel van de ‘Igor Stravinsky Edition’ (Sony SM2K 46299)

RICCARDO CHAILLY 1983

Stravinsky Chailly

Deze opname koester ik voornamelijk vanwege – misschien de mooiste en ontroerendste ooit – Tom Rakewell van Philip Langridge.

Maar ook Samuel Ramey (Nick Shadow) is werkelijk niet te weerstaan: geef de man de rol van een duivel en daar weet hij de raad mee! (Decca 4757005)


JOHN ELIOT GARDINER 1997

Stravinsky Gardiner

Gardiner zou Gardiner niet zijn als hij de tempi niet flink zou opvoeren. Het resultaat is, voor mij althans, iets te haastig, maar het sprankelt wel. En het heeft iets verfrissends.

Jonge Ian Bostridge had iets zeer sympathieks, iets wat hij in de loop der jaren helaas kwijt is geraakt. In 1997 was hij in ieder geval een zeer overtuigende Tom.

Bryn Terfel weet zich geen raad met de rol van Nick: in jeugdig overmoed (?) slaat hij behoorlijk aan het chargeren. Anne Sofie von Otter is een zeer goede Baba the Turk (DG 4596482)


DVD’S

ROBERT LEPAGE/KAZUSHI ONO/De Munt 2007

Stravinsky de Munt

De productie van Lepage is ontegenzeggelijk leuk om te zien, spannend ook, maar het heeft zo verschrikkelijk weinig te maken met het oorspronkelijk verhaal en nog minder met de gravures! Als je dat idee loslaat dan kun je zeer zeker van de ‘Yankee-zetting’ van de regisseur genieten; mij maakt dat nagemaakte ‘amerikanisme’ met al zijn clichés niet blij.

Maar de rol van Nick Shadow is bezet door één van de schitterendste zanger-acteurs ooit, de Britse bariton William Shimell en dat maakt veel goed. Hij was één van de allerbeste en aantrekkelijkste don Giovanni’s en de meest cynische don Alfonso’s ooit (kent u niet? Echt de moeite waard om het op You Tube op te zoeken,) wat geen wonder mag heten als je ziet hoe ontzettend manipulerend zijn stijl van zingen en acteren is! Alleen voor hem zou je de dvd willen, wat zeg ik, moeten hebben.

Laura Claycomb (Anne) en Andrew Kennedy zingen mooi en Dagmar Pecková is een prima Baba the Turk (Opus Arte OA 0991D.)

 

VLADIMIR JUROWSKI/ JOHN COX, DAVID HOCKNEY /Glyndebourne 2011

Stravinsky Glyndebourne

Dit is een werkelijk schitterende productie. De fameuze productie uit Glyndebourne in de regie van John Cox waarvoor David Hockney decors en kostuums ontwierp, ging voor het eerst in 1975 in première. Hockney liet zich inspireren door de originele Hogarths gravures waardoor een ongeëvenaard effect is ontstaan: het lijkt zowaar alsof je naar bewegende prenten kijkt.

Topi Lehtipuu (Tom) en Miah Persson (Anne) zijn werkelijk fantastisch, Susan Gorton schittert als Mother Goose en het sterke Russische accent van Elena Manistina (Baba the Turk) werkt bevreemding in de hand.

Matthew Rose is onweerstaanbaar als de niet zo zeer demonische als charmante Nick Shadow. Een must. (Opus Arte OA BD7094D)

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE : ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 4: ‘Warum hast du mir nicht gesagt..’

EINE FLORENTINISCHE TRAGÖDIE

 

Bianca, de aantrekkelijke vrouw van de koopman Simone heeft een affaire met de mooie prins Guido Bardi. Simone betrapt ze en daagt Guido uit tot een duel met degens en zwaarden om hem uiteindelijk met zijn blote handen te wurgen.  Bewonderend kijkt zijn vrouw hem aan: ” Waarom heb je mij niet verteld dat je zo sterk bent?”. Op zijn beurt wordt Simone zich bewust van de schoonheid van zijn vrouw: ”Waarom heb je mij niet verteld dat je zo mooi …”.

Zemlinsky Oscar_Wilde_portrait

Oscar Wilde

 

Eine Florentinische Tragödie van Zemlinsky is gebaseerd op het laatste toneelstuk van Oscar Wilde. Het begin van het stuk ontbreekt: het manuscript werd gestolen toen Wilde in de gevangenis belandde. Zemlinsky heeft het probleem opgelost door een proloog te componeren, die de liefdesscène tussen Bianca en Guido moest suggereren.

De opera, die in 1917 in première is gegaan heeft voor veel gossip gezorgd. ‘Eine autobiografische Tragödie’ kopte het Wiener  Zeitung boven het artikel van Edwin Baumgartner. Alma Mahler was not amused. Zij was er zeker van dat Zemlinsky haar affaire met Walter Groppius had verbeeld.

                           Mathilde Schönberg Zemlinsky met kind en met haar man

Het Weense publiek daarentegen dacht dat het om Schönberg en zijn vrouw Mathilde, de zus van Zemlinsky, ging. Mathilde had haar man verlaten voor de jonge schilder Richard Gerstl.

Zemlinsky Gerstl_-_Bildnis_Mathilde_Schönberg

Mathilde Schönberg met kind. Schilderij van Gerstl

Toen ze naar haar echtgenoot terugkeerde heeft Gerstl zelfmoord gepleegd, hij was toen maar 25 jaar oud.

 

Zemlinsky Gerstl

Richard Gerstl: ‘selbstporträt (nackt in ein voll figur’) uit 1908. Courtesy Leopold Museum / Neue Galerie

 

All in the family in de beste traditie, aldus.

Maar wat denkt u: mag je een fictief personage in een kunstwerk als het alter ego van zijn schepper beschouwen? De levenswandel van een componist op de door hem gecomponeerde opera projecteren? Hoe ver betrek je het leven bij de kunst?

In een brief aan Alma Mahler schreef Zemlinsky dat “een leven moest geofferd worden om het leven van twee anderen te redden”. Maar maakt dit dan meteen tot het centrale thema van deze opera, zoals veel critici schijven? Ik weet het niet.

Een ding is zeker: Eine Florentinische Tragödie laat zich beluisteren als een spannende, donkere thriller, waarin je met geen van de personages meevoelt.

Zemlinsky Tragedie Chailly

In 1997 heeft Decca de opera opgenomen in de hun inmiddels vervallen serie ‘Entartete Musik’. Riccardo Chailly dirigeerde het Koninklijk Concertgebouworkest (Decca 4551122).


In hetzelfde jaar kwam ook een (live) opname van het Keulse Gürzenich-Orchester gedirigeerd door hun toenmalige chef-dirigent James Conlon (ooit EMI).

ZemllinskyConlonFRONT-1

Beide opnamen zijn goed en ik zou waarlijk niet weten welke te kiezen. De orkestklank bij Chailly is voller en de strijkers klinken aangenamer, maar Conlon is ontegenzeggelijk spannender, wellicht omdat het live is.

De klank van het Keulse orkest is sensueler, die van het KCO donkerder. De zangers zijn bij beide opnamen aan elkaar gewaagd, al vind ik David Kuebler (Guido bij Conlon) veel aangenamer dan een beetje schelle Heinz Kruse bij Chailly.

Iris Vermillion bij Chailly klinkt mooier en warmer dan Deborah Voight bij Conlon, maar de laatste heeft dan weer meer sexappeal. In de rol van Guido is Albert Dohmen (Chailly) verreweg te prefereren boven de niet helemaal idiomatische Donnie Ray Albert.

ZemlinskyCD Jurowski

In 2010 werd Eine Florentinische Tragödie door het London Philharmonic Orchestra opgenomen onder zeer inspirerende leiding van Vladimir Jurowsky (LPO-0078). Albert Dohmen is weer van de partij: zijn Simone klinkt nog indrukwekkender dan op Decca.

Sergey Skorokhodov is een ‘lulletje rozenwater’ Guido, met geen mogelijkheid tegen de macho Dohmen opgewassen. Zeg maar: een don Ottavio die het tegen Hunding gaat opnemen. Heike Wessels (Bianca) is een vergissing.


Op You Tube zijn er inmiddels veel (fragmenten) van de live uitvoeringen van de opera te vinden, o.a. uit Lyon:

Frühlingsbegräbnis, de cantate die Zemlinsky in contact bracht met Alma Mahler


Zemlinsky cantate fruhling

 

Van die cantate bestaat (bestond?) een hele mooie uitvoering door het Gürzenich-Orchester uit Keulen onder leiding van James Conlon, met als solisten de sopraan Deborah Voight en de bariton Donnie Ray Albert.  Ik vind het werk schitterend, het doet mij in de verte denken aan Ein Deutsches requiem  van Brahms. De cantate was ooit gekoppeld aan meer onbekende werken van Zemlinsky, die hier allemaal hun plaatpremières beleefden: Cymbeline – suite, naar de tekst van Shakespeare en Ein Tanzpoem. Helaas…. Zelfs You Tube heeft de opname van de internet weggehaald, dus tweedehands (of een vriend die het in zijn bezit heeft om een kopie vragen) blijft de enige optie.

Merkwaardig genoeg staat Frühlingsbegräbnis door Conlon wél op Spotify, maar dan in combinatie met Psalms en Hochzeitgesang in een totaal andere  uitvoering:


Op Spotify kunt u ook de opname onder Antony Beaumont te beluisteren. De uitvoering is minder mooi dan die van Conlon maar beslist niet slecht:

 


Cymbeline van Conlon is wel op You Tube te vinden:

James Conlon over Zemlinsky (en Ullmann):

“De muziek van Alexander Zemlinsky en Viktor Ullmann bleef decennia lang verborgen door de nasleep van de vernietiging, aangericht door het beleid van het nazi-regime […] Volledige erkenning van hun werken en talent ontbreekt nog steeds, meer dan 70 jaar na hun dood […] Hun leven en persoonlijke geschiedenissen waren tragisch, maar hun muziek overstijgt het allemaal. Het is aan ons om hun verhaal te waarderen in zijn volle historische en artistieke context.”

Geraadpleegde literatuur:
Antony Beaumont: Zemlinsky
Michael Haas: Forbidden Music. The Jewish Composers banned by the Nazis

Zie ook

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 1: de man

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 2: ‘Du bist mein Eigen’

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 3: dromen en het geluk dat verborgen dient te worden

 

 

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 2: ‘Du bist mein Eigen’

Zemlinsky LS partituur

Wij kunnen het ons niet meer voorstellen, maar de allereerste naoorlogse uitvoering van de Lyrische Symphonie dateert uit eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Dit absolute meesterwerk werd gecomponeerd tussen 1922-23 en beleefde zijn première in Praag 4 juni 1924. Het is, net als Das Lied von der Erde van Mahler een soort kruising tussen een orkestrale liederencyclus en een symfonie.

Zemmlinsky Rabindranath-Tagore+Der-Gärtner

Zemlinsky schreef het werk op de tekst van de Bengaalse dichter Rabindranath Tagore The Gardener, in de Duitse vertaling van Hans Effenberger. De zeven liefdesgedichten zijn gegoten in de vorm van een dialoog tussen een prins (bariton) en een verliefd meisje (sopraan). Veel musicologen beschouwen het werk als autobiografisch en daar zit zeer zeker iets in.

Of het om de (nog steeds?) onverwerkte breuk met Alma Schindler ging, zoals sommige critici willen geloven? Dat denk ik niet, zelf ben ik veel meer geneigd om Antony Beaumont (dé Zemlinsky kenner en biograaf) te geloven dat het om zijn in die tijd net begonnen relatie met Louise Sachsel ging.

Zemlinsky Berg en Fuchs

Alban Berg en Hanna Fuchs

In dit kader bezien is het misschien leuk te weten dat Alban Berg het derde deel van de symfonie (‘Du bist mein Eigen’) in het Adagio Apassionato van zijn Lyrische Suite voor strijkkwartet citeerde. U weet toch wel dat Berg in die tijd een heimelijke liefdesaffaire had met Hanna Fuchs, voor wie hij het werk componeerde?

Hieronder het Adagio appassionato uitgevoerd door het Galimir String Quartet. De opname dateert uit 1935:

Van het ooit zo genadeloos vergeten maar inmiddels het bekendste en het vaakst uitgevoerde werk van Zemlinsky bestaan best veel uitvoeringen. Daar springen er meteen twee uit, van  James Conlon en Riccardo Chailly.

Orkestraal wint Chailly het, voornamelijk vanwege de ongeëvenaarde klank van het KCO, maar in het vierde deel weet Conlon zijn orkest zulke zoete tonen te ontlokken dat ik er helemaal voor ga.

Zemlinsky LS Chailly

Opname onder Riccardo Chaillly:


Zemlinsky LS Conlon

Ook de solisten vind ik bij Conlon geschikter. Bo Skovhus overtuigt mij veel beter dan Håkan Hagegård. De tweede heeft een warme, ronde bariton met iets rustgevends in zijn timbre en dat vind ik hier een nadeel, de rusteloosheid in de stem van Skovhus geeft zijn woorden wat meer impact.

Zijn voordracht vind ik ook helderder en zijn uitspraak duidelijker. Luister hoe hij de woorden  “Du bist mein Eigen, mein Eigen, du, die in meinen endlosen Träumen wohnt...zingt! Ook Soile Isokoski is te prefereren boven de (prachtig zingende, dat wel) sopraan van Chailly, Alexandra Marc.

Opname onder James Conlon:


Bo Skovhus is altijd iemand geweest die de Entartete Musik een meer dan een warm hart toedraagt. Dat liet hij merken door – onder andere – de keuzes voor de door hem gezongen werken.

De Lyrische Symphony stond vaak in zijn concertprogramma’s overal ter wereld, ook in Amsterdam (maart 2007, met Hillevi Martinpelto en het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van Donald Runnicles) en behalve voor EMI heeft hij het werk ook voor RCA opgenomen, deze keer met een onvoorstelbaar mooie lyrische sopraan Luba Orgonasova.

Zemlinsky LS Flor

De directie van Claus Peter Flor is een beetje onevenwichtig, maar de zes liederen die er aan vastzitten, door Skovhus gezongen en schitterend op piano begeleid door Helmut Deutsch, maken een boel goed.

Hieronder een opname met Bo Skovhus, Maria Bengtsson en het Staatskapelle Berlin onder leiding van Kirill Petrenko, opgenomen in het Berlijnse Philharmonie op 30 december 2011:

https://www.youtube.com/watch?v=C9G0J9Ljt7E

In de opname van BBC Classics uit 1996 worden de zangpartijen met veel begrip en nog meer nuancen gezongen door Thomas Allen en Elisabeth Söderström. Michael Gielen toont enorm veel affiniteit voor de partituur.

Zemlinsky LS Allen

Zie ook: deel 1
EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 1: de man

deel 3: EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 3: dromen en het geluk dat verborgen dient te worden

deel 4: EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE : ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 4: ‘Warum hast du mir nicht gesagt..’

Lyrische Suite van Alban Berg: Renée Fleming zingt BERG, WELLESZ en ZEISL

EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 1: de man

Zemlinsky

Alexander Zemlinsky aan zijn werktafel


De vrouwen

Zemlinsky Alma Mahler

Alma Schindler in 1900

Het was 11 februari 1900, tijdens de wereldpremière van de Frühlingsbegräbnis, een cantate ter nagedachtenis van Brahms, dat Alexander Zemlinsky en Alma Schindler elkaar voor het eerst ontmoetten.

Zij vond zijn uiterlijk verschrikkelijk (in haar autobiografie heeft zij het over een ‘hideous gnome’), maar als een aankomend componiste wilde ze maar al te graag kennis met hem maken: Zemlinsky werd bewonderd niet alleen voor zijn composities, hij had ook de reputatie van de beste compositie en harmonieleraar. Tegen het einde van dat jaar was Schindler niet alleen zijn leerlinge maar ook zijn geliefde.

Zemlinsky portret

Het lag niet voor de hand, Zemlinsky was namelijk niet echt wat wij een aantrekkelijke man kunnen noemen. Zelf leed hij er behoorlijk onder: “Kort en broodmager (slechte punten: onvoldoende.) Gezicht en  neus: niet te doen; elk ander onderdeel van het gezicht: dito. Te lang haar, maar daar kan nog iets aan gedaan worden. Ik bekeek mezelf eens nauwkeuriger in bad (met uw verlof!!): geen uitwassen of misvormingen, spieren niet al te zwak, potentiepotentieel verbazingwekkend goed ontwikkeld! Al de rest zoals boven vermeld. Vandaar de slotsom: afschuwelijk.”*

Doet de beschrijving u aan Der Zwerg denken, de lelijke, misvormde persoon uit de gelijknamige opera die zijn eigen spiegelbeeld niet herkent?

En toch had Zemlinsky de reputatie van een echte womaniser en zijn ettelijke minnaressen zijn niet te tellen.

In 1907 trouwde hij met Ida Guttmann, de jongere zus van zijn eerdere verloofde Melanie. Het was geen gelukkig huwelijk, Zemlinsky was een verstokte vreemdganger.

 

Zemlinsky Luise Sachsel

Louise Sachsel

 Rond 1914 leerde hij de toen viertienjarige Louise Sachsel kennen. Het negenentwintig jaar jonger meisje, behalve een aankomend zangeres ook een begaafd schilderes, kwam bij hem om zanglessen te nemen. Zes jaar later werden ze geliefden en in 1930, een jaar na de dood van Ida zijn ze getrouwd.

Multiculturele achtergrond

Alexander Zemlinsky werd in 1871 in Wenen geboren in een zeer multiculturele familie. Zijn Slovaakse grootvader en de Oostenrijkse grootmoeder van vaders kant waren beiden rooms-katholiek. Zijn andere oma was een Bosnische moslima en zijn opa een Sefardische Jood en toen zijn ouders trouwden is de hele familie belijdend Joods geworden. Alexander is al als Jood geboren en zo werd hij ook opgevoed, hij bespeelde ook orgel in zijn synagoge.  In 1884 is hij met zijn studie aan het Conservatorium van Wenen begonnen. Hij studeerde piano met Anton Door, muziektheorie met Robert Fuchs en compositie met Johann Nepomuk Fuchs en Anton Bruckner. Het was ook toen dat hij begon te componeren.

Behalve als componist was Zemlinsky ook gewaardeerd als één van de beste dirigenten van zijn tijd, zijn opmerkelijke interpretaties van Mozart werden alom geprezen.

 Zemlinski dirigeert de ouverture uit Don Giovanni. Opname dateert zeer waarschijnlijk uit 1926:

Hij was een groot pleitbezorger van de composities van Gustav Mahler en zijn zwager Arnold Schoenberg, en gold als voorvechter van de hedendaagse muziek. Zijn composities kun je het beste beschouwen als een soort brug tussen de late romantiek en het modernisme.  

Philharmonic Chorus in 1912 in Praag tijdens de uitvoering van de achtste symfonie van Mahler. Zemlinsky, Schönberg en Schreker staan vooraan links op de foto

Zemlinsky was ook een grote liefhebber en kenner van de literatuur. Dat zijn afkomst en opvoeding hem daarin hebben beïnvloed is nogal voor de hand liggend: zowel zijn grootvader als zijn vader waren journalisten en de familie van zijn moeder telde diverse uitgevers. Zijn vader had ook de geschiedenis van Sefardische gemeenschap in Wenen op zijn naam staan.  Veel van zijn composities baseerde Zemlinsky op de literaire werken, wat onder andere resulteerde in Der König Kandaules naar André Gide en in Eine florentinische Tragödie en Der Zwerg naar Oscar Wilde.

 ‘Entartet’

Na de opkomst van de Nazi’s in 1933 werd Alexander Zemlinsky ‘Entartet’ verklaard en zijn werken werden verbannen en verboden. In 1936 ontvluchtte hij Berlijn: eerst naar Wenen en na de Anschluss in 1938 verder naar de Verenigde Staten, waar hij grote moeite had om te kunnen aarden. Hij overleed op 15 maart 1942 in de buurt van New York, aan zijn dood werd door niemand aandacht besteed.

Zemlinsky_aWien_11_Zentralfriedhof_Grab

Zemlinsky’s Memorial op de Zentralfriedhof in Wenen

En daarna werd hij vergeten, het lot dat hij deelde met de meeste Joodse componisten die door de Nazi’s in de ban werden gedaan. Zijn muziek verdween uit de concert- en opera-programma’s, en zijn naam loste op in de mist, alsof hij nooit heeft bestaan. Het was pas eind jaren tachtig, dat er besef kwam dat Korngold meer was dan een componist van Hollywod-scores; dat zonder Schreker en Zemlinski er waarschijnlijk ook geen Strauss was geweest en dat Boulez en Stockhausen niet de eersten waren die met serialisme speelden.

Na een kortstondige renaissance in de jaren negentig, voornamelijk te danken aan James Conlon en Riccardo Chailly, is het een beetje stil geworden rond één van de allergrootste Jugendstil-componisten van het fin de siècle. Vraag het maar aan een doorsnee muziekliefhebber: verder dan de ‘Lyrische symfonie’ komt hij niet. Mocht hij überhaupt de naam Zemlinsky kennen.

Zemlinsky en Schönberg

Maar: wie weet? Zijn zwager, vriend en collega Arnold Schönberg zei “Zemlinsky kan wachten”. Het lijkt er de laatste jaren dan ook op dat Schönberg zo langzamerhand gelijk gaat krijgen met zijn bewering

* Dit citaat is afkomstig van het artikel van Ronald Van Kerckhoven in Erfgoedklassiek

Lees ook:

deel 2 (over de Lyrische Symphonie): EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 2: ‘Du bist mein Eigen’

deel 3 (over Der Zwerg, Traumg:orge en König Kandaules):  EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE: ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 3: dromen en het geluk dat verborgen dient te worden

deel 4 (over Eine Florentinische Tragödie): EINE (AUTO)BIOGRAFISCHE TRAGÖDIE : ALEXANDER ZEMLINSKY. Deel 4: ‘Warum hast du mir nicht gesagt..’

 

SCHÖNBERG: GURRE-LIEDER. Discografie

Gurre

Reproductie van de fascimile uitgave uit 1912

Voor mij behoren de Gurre-Lieder tot de één van de mooiste werken ooit gecomponeerd. Op het moment dat de muziek zachtjes begint te zwellen, voel ik mij in de zevende hemel. De muziek, gelijk een Dibbuk, neemt mij volledig in beslag en er is geen ontkomen meer aan.

Niet, dat ik het erg vind. Je volledig ergens ondergedompeld voelen, je ergens mee vereenzelvigen, dat geeft je een onwerkelijk gevoel van zweven. Een beetje eng, dat wel, maar (sorry voor de uitdrukking) ook een beetje zalvend. Liefde, moord, een immens verdriet dat je gek maakt, het gevecht tegen God, de kracht van de natuur: alles staat er in en is volledig in de muziek geïntegreerd.

De beroemde Weense criticus Julius Korngold noemde het werk ‘een bloeiende cactus”. Een mooie metafoor.

In ‘Seht die Sonne’, het laatste stuk van het werk, bereikt Schönberg iets werkelijk ongehoords, al weet hij het zelf (nog) niet: hij bouwt een brug tussen vroeger en nu. Denk aan het slot van Iris van Mascagni. En denk aan Schönbergs eigen meesterwerk, de na de oorlog gecomponeerde De overlevende uit Warschau.

Hieronder ‘Sehnt die Sonne’ in de uitvoering van het (hier niet besproken) Berliner Philharmoniker olv Simon Rattle:

De première, op 23 februari 1913 in Wenen, werd gedirigeerd door Franz Schreker, er werkten toen 757 musici aan mee. De Nederlandse première onder leiding van Schönberg zelf vond plaats in maart 1921. Het idee om het werk scenisch uit te voeren is niet echt nieuw, het schijnt dat er al in 1927 plannen voor bestonden, maar Schönberg heeft zich er altijd tegen verzet.

Het is een cliché, weet ik, maar de Gurre-Lieder moet je tenminste één keer in je leven live hebben gehoord. Geen enkele opname, hoe geweldig ook, kan de overweldiging van het live concert evenaren.

LEOPOLD STOKOWSKI 1952

Gurre Stokowski

De allereerste commerciële opname stamt, voor zo ver ik weet, uit 1932. Het was niemand minder dan Leopold Stokowski, die op 8 april dat jaar de Amerikaanse première van het werk verzorgde. Het werd door RCA opgenomen en met een beetje zoeken is er wellicht aan te komen (al is het mij niet gelukt).

In 1961 nam Stokowski de Gurre-Lieder mee naar Edinburgh, waar hij een ware sensatie veroorzaakte. De uitvoering werd  door de radio opgenomen en later op Guild  (GHCD 2388/89) uitgebracht. Zijn affiniteit met het werk is duidelijk hoorbaar, het is alsof het zijn liefdeskind is: zijn benadering is strelend, aaiend, knuffelend, maar wel met terechte woede-uitbarstingen als het kind weerbarstig wil worden. Prachtig vind ik dat, echt prachtig.

Gré Brouwenstein is een goede Tove. Mooi van stem, al vind ik haar soms wat afstandelijk. James McCracken is een beetje zware Waldemar, maar nergens ontaardt hij in brullen, iets wat later veel van zijn opnamen ontsierde. Persoonlijk hoor ik liever een stem die wendbaarder is, maar de lyrische benadering van Stokowski slaat ook over op zijn solisten, dus ook op McCracken.

Het concert begint met de aankondiging van de omroeper van de BBC, waarna het ‘God save the Queen’ weerklinkt. Toch wel leuk en sfeerverhogend.

Hieronder de Prelude, gevolgd door het eerste lied van Waldemar (James McCracken):

 

SEIJI OZAWA 1979

Gurre Ozawa

In 1979 was Mc Cracken al lang over zijn top heen. Jammer, want het is de enige smet op de verder prachtige uitvoering door Seiji Ozawa (Philips 4125112).

De jonge Jessye Norman kon met haar stem werkelijk alle kanten op, en haar donkere sopraan met een enorme wijdte was zeer sensueel. Klein beetje dominant, dat wel, niet echt een onschuldige deerne, maar ik mag het wel.

Jessye Norman zingt “Du sendest mir einen Liebesblick” :

Tatjana Troyanos is een zeer het hart aansprekende Waldtaube. Het geheel is live opgenomen in het Boston Symphony Hall.


RICCARDO CHAILLY 1985

Gurre Chailly

De lezing van Riccardo Chailly (Decca 4737282) vind ik enigszins teleurstellend. Het is een “studio” opname (in 1985 opgenomen in Jesus-Christus-Kirche in Berlijn), maar het geluid komt op mijn speakers niet echt over. Ik vind Chailly ook een beetje “lawaaierig”, met weinig nuancen.

Siegfried Jerusalem klinkt gewoon Wagneriaans, en dat is, in dit geval, geen compliment. Ook Susan Dunn, in de tijd een Chailly protégee, vind ik niet adequaat, soms heb ik het gevoel dat zij niet weet wat zij zingt. Maar dan komt Brigitte Fassbaender (Tove) voorbij en weg zijn de twijfels!


 

ESA-PEKKA SALONEN 2009

gurre-salonen

In 2009 zorgde Esa-Pekka Salonen (SIGCD173) voor een ware sensatie met zijn uitvoering in het Royal Festival Hall in Londen. Terecht. De uitvoering is zeer zinderend en de solisten met de zowat mooiste Tove ooit, Soile Isokoski voorop, fantastisch.

Stig Andersen is zonder meer een goede Waldemar en Monica Groop een hartverscheurende Waldtaube. Helaas is de opname abominabel. De geluidsbalans is ver te zoeken, je volumeknopen moeten steeds versteld worden. Nou beschik ik niet over een SACD-speler, maar mijn boxen wisten zich er geen raad mee. Jammer.


 

MARKUS STENZ 2014

gurre stenz

De in juni 2014 onder Markus Steinz voor Hyperion (CDA68081/2) opgenomen uitvoering, behoort volgens mij tot de besten die er zijn. Het Gürzenich-Orchester Köln voelt zich blijkbaar als een vis in het water in het laatromantische idioom en – versterkt door de zes verschillende koren – schuwen ze geen enkel middel om tot de luisteraar en zijn hart door te dringen. De ‘Zemlinsky-jaren’ van James Conlon zitten ze blijkbaar voorgoed in hun genen…..

De, op zich warme mezzo van Claudia Mahnke (Waldtaube) heeft helaas wel scherpe randjes. Voor mij had het wat lyrischer gemogen – minder Wagner en meer Zemlinsky, zeg maar – maar haar voordracht is meer dan indrukwekkend. Een echte stemactrice.

De Nederlandse sopraan Barbara Haveman is een zeer sensuele Tove, maar de beste van allemaal vind ik Brandon Jovanovich. Als Waldemar loopt hij tegen zijn grenzen aan, maar overschrijdt ze nergens. Zeer masculien en tegelijk zeer breekbaar. Voor mij is zijn vertolking meer dan sensationeel.

De bariton Johannes Martin Kränzle is een fantastische spreker. Zijn voordracht is gespeend van elk maniërisme, iets waaraan zich veel vertolkers van die rol (Sunnyi Melles in Amsterdam!) schuldig maken.

REINBERT DE LEEUW 2011

Gurre de leeuw

Dr Anton Philipszaal na afloop van de uitvoering van de Gurre-Lieder

Voordat ik mijn absolute favoriet onthul (er gaat niets boven spanning, niet waar?), even over de uitvoering van Reinbert de Leeuw, door de KRO op 26 maart 2011 opgenomen in de uitverkochte Dr Anton Philipszaal in Den Haag. Het orkest werd gehalveerd, er deden ‘maar’ 356 musici er aan mee. De solisten vielen mij niet mee, maar het blijft een document uit eigen bodem. Internet biedt genoeg (al of niet) piratenopnamen. Anders zoek het even op youtube.

Reinbert de Leeuw vertelt over de Gurre-lieder:

 

EN DE WINAAR IS: RENÉ LEIBOWITZ 1953

Gurre-Leibowitz

René Leibowitz. Heeft u ooit van hem gehoord? In de jaren vijftig van de vorige eeuw behoorde hij tot de “ijzeren garde”van de beste dirigenten, die allemaal hun eigen stempel zetten op alles wat ze onderhanden namen. In 1953 dirigeerde hij de ‘Gurrelieder’ in Parijs. Toen ik de cd (Preiser 90575) in handen kreeg dacht ik: curieus, laat maar komen… Nou… een paar uur later wist ik het wel: beter, mooier, ontroerender bestaat niet, althans niet voor mij. Bij Leibowitz hoor je zelfs het klapwieken van de vleugels van de duif!

Richard Lewis zingt een Waldemar zoals ik hem altijd al wilde horen: gevoelig en sensibel. Ethel Semser (Tove) was goed bekend met het oeuvre van Schönberg, zij had al eerder ook zijn Pierrot Lunaire opgenomen.

Nell Tangemann (Waldtaube) blijft een grote onbekende, ondanks de rollen die zij gecreëerd heeft: Mother Goose bijvoorbeeld. Of Dinah in de wereldpremière van Trouble in Tahiti van Bernstein. Ook Ned Rorem heeft het een en ander voor haar gecomponeerd. Helaas bestaan er geen opnamen van, de ‘Gurrelieder’ kan je dan ook beschouwen als een document en een eerbeton aan de onbekende mezzosopraan die beter verdiende. Een absolute must.


 BONUS

Een curiositeit: Schönberg dirigeert zijn “Lied der Waldtaube”, hier gezongen door Rose Bampton. De opname dateert uit 1934:

Gurre-Lieder scenisch, in de regie van Pierre Audi:
GURRE-LIEDER van Audi in Amsterdam

Amsterdamse Gurre-Lieder op dvd:
GURRE-LIEDER uit Amsterdam (regie: Pierre Audi) op dvd

Chailly dirigeert Verdi: het spettert, het zindert en het bubbelt

verdi

Vertrouw een opera Riccardo Chailly toe en dan komt het goed. Het is hem aangeboren en het zit in zijn bloed. Net als Nederlanders, die – bij wijze van spreken dan – slapend kunnen fietsen zonder brokken te maken, kan Chailly slapend opera dirigeren en het resultaat wordt niet minder dan verbluffend.cHij heft zijn stokje op en …. daar gaan we!

Men zou de quote uit de film All about Eve kunnen citeren: “Fasten your seatbelts, it’s going to be a bumby night”. Dat is ook precies wat er in deze opname gebeurt. Het spettert, het zindert en het bubbelt, maar ook de ontroering is niet ver weg. Chailly is namelijk ook een lyricus zonder weerga. Dat hoor je al bij het eerste nummer op de cd: sinfonia uit I Vespri Siciliani. Je weet bij voorbaat al wat er gaat gebeuren. En dan noem ik de prelude tot de eerste akte van La Traviata niet eens!

Gelukkig heeft Chailly zich niet tot de bekende nummers beperkt en trakteert ons ook op balletscènes uit Jérusalem en ‘sinfonia’s’ uit  Alzira, Il Corsaro en Giovanna d’Arco.

Wat een muziek en wat een uitvoering! Voor mij was deze cd één van de beste bijdragen aan het Verdi jaar 2013. Met dank aan Riccardo Chailly en Filarmonica Della Scala.


GIUSEPPE VERDI
Ouvertures en Preludes
Filarmonica Della Scala olv Riccardo Chailly
Decca 4783559 • 71’