Markus_Stenz
‘Zij was toch de mijne, of was zij het niet’?
Aan het woord is de mismaakte rijke edelman Alviano Salvago. Liefde heeft hij afgezworen, want er is geen vrouw ter wereld die haar leven met hem zou willen delen. En toch: daar komt hij Carlotta tegen, een bloedmooie vrouw die hem haar liefde verklaart. Tegen beter weten in trapt hij er in. Wat hij niet weet is dat de fascinatie van Carlotta, die zelf ook als ‘getekend’ door het leven gaat (zij heeft een hartkwaal waardoor zij alle emoties, zeker de erotische moet vermijden) alles te maken heeft met haar streven om een ‘ziel’, in dit geval zijn ziel in haar schilderij te vangen. Dat lukt haar wonderwel, waarna ze alle belangstelling voor hem verliest.
Maar ook Carlotta is niet tegen het verlangen bestand, in haar geval het verlangen naar de erotiek en de extase, iets wat zij met de buitengewoon aantrekkelijke graaf Tamare wil beleven. Dat zij het juist op het eiland ‘Elysium’ doet, de plek waar Alviano zijn idealen van schoonheid en volmaaktheid dacht te verwezenlijken en waar hij dacht met haar verbonden te kunnen worden maakt het verhaal extra wrang. Afijn: Carlotta overleeft de extase niet, waarna de tot de waanzin gedreven Alviano zijn rivaal vermoordt.
Het libretto van de hand van Franz Schreker zelf is niet op een bestaand verhaal, boek of zelfs een gedicht gebaseerd. Mocht je toch op zoek willen gaan naar invloeden – niets staat immers op zichzelf – denk dan aan Oscar Wilde meets André Gide.
Op zaterdag 1 juni 2019 werd de bedwelmende opera van Schreker op een onnavolgbare wijze tijdens de NTR ZaterdagMatinee uitgevoerd en als u er niet bij was dan mag u er oprecht spijt van hebben. Zo onvoorstelbaar goed heb ik de partituur nog niet eerder uitgevoerd horen worden. Markus Stenz had er niet alleen affiniteit mee, hij leek er midden in te wonen. Alsof hij het zelf had gecomponeerd.

Markus Stenz © Lieneke Effern
Stenz leek de muziek te aaien, nee, dat is het woord niet.. te omhelzen? Liefhebben? Liefde mee bedrijven? De volmaakte klank waar Schreker altijd op zoek naar was, die klank, die heb ik voor het eerst in het echt gehoord. Toen de muziek aan het einde van de eerste acte zachtjes vervaagde, leek het het meest op een stervensproces. Daarin hoorde je al wat er komen gaat. Wat ook gebeurde. En omdat er geen regisseur tussen de muziek en het libretto zat kon het publiek zich aan de pure schoonheid van de opera laven.
Ook de zangers waren allemaal voortreffelijk. Allemaal. Aanvankelijk had ik een beetje (let op: een beetje!) moeite met Marco Jentzsch (Alviano): hij klonk te mooi en te krachtig, waardoor dat lelijke en kreupele enigszins verloren ging. Gelukkig is de zware rol zijn tol gaan eisen waardoor zij stem vermoeid werd. Aan het eind was hij oprecht gebroken.
Markus Eiche was een meer dan uitstekende Vitelozzo Tamare. Zijn zeer aantrekkelijke bariton klonk buitengewoon erotisch. Geen wonder dat Carlotta zich aan hem wilde geven.

Markus Eiche © Konstantin Unger Artists. Michael Poeh
Carlotta werd gezongen door de Engelse sopraan Allison Oakes. Zij gaf de rol alles wat het nodig had: schoonheid, breekbaarheid en het ongekende verlangen, zelfs als het haar dood zou betekenen.

Allison Oakes © Lieneke Effern
Steven Humes (Lodovico Nardi, de vader van Carlotta) was voor mij een ware ontdekking en Michael Kupfer-Radecky was een perfecte Hertog Adorno. Ook alle kleine rollen waren tot in de puntjes verzorgd. Het is onmogelijk om ze allemaal te noemen, maar voor één wil ik wel een uitzondering maken, de Egyptische mezzosopraan Gala El Hadidi (Martuccia) die mijn hart wist te stelen. Van haar gaan we veel meer horen, wat een zangeres!

Gala El Hadidi © Lieneke Effern
De partituur werd helemaal compleet uitgevoerd, er waren geen coupures. Dat alleen, plus de fenomenale uitvoering maakte de Matinee tot ‘once in the lifetime” ervaring. Vandaar dat ik meer dan verbaasd was dat ik, op één of twee na mijn schrijfcollega’s heb gemist, hun gebruikelijke persplaatsen waren leeg. Ik neem aan dat ze allemaal voor een spektakel hadden gekozen en in de helikopters zaten. Ze hebben heel erg veel gemist.
Allison Oakes, Michael Kupfer-Radecky, Markus Eiche, Steven Humes, Marco Jentzsch, Lucas van Lierop, Emilio Pons, Gurgen Baveyan, Miljenko Turk, Nikki Treurniet, Gala El Hadidi, Wiebe-Pier Cnossen, Jeannette van Schaik, Henk Neven, Martijn Sanders, Ruben Budding e.a.
Groot Omroepkoor (koordirigent Peter Dijkstra)
Radio Filharmonisch Orkest olv Markus Stenz
Gehoord op 1 juni 2019 in het Concertgebouw in Amsterdam
De uitzending is terug te beluisteren op:
https://www.nporadio4.nl/gids-gemist/2019-06-1
Foto’s van het slotapplaus © Lieneke Effern
Le rossignol et la rose : interview with Chen Reiss

© Paul Marc Mitchell
In march 2015 Chen Reiss appeared on the stage of the National Opera in Amsterdam. She kindly took some time off from her heavy rehearsal schedule to answer my questions.
The evening we meet in the canteen of the National Opera, Chen Reiss is tired, very tired. It was a long day of rehearsals, from 10:30 until 18:00!!! With a break, but nonetheless…
She had arrived in Amsterdam six weeks earlier to study Pamina in Die Zauberflöte, and Simon McBurney’s staging requires great physical efforts of the entire cast.
Not easy, especially not if you happen to be a mother as well, travelling with a daughter who is almost two years old. It is impossible to keep up with the daily news this way, which is a blessing, in a way, because most of that news does not exactly cheer Reiss up.

© Paul Marc Mitchell
“I am extremely pessimistic and scared. As a Jewish and an Israeli woman I feel less and less at home in Europe. I am deeply worried, and fear everything will go awry. Not a very nice perspective, certainly not for a parent. Fortunately enough I am too busy to listen to the news. I have breakfast at eight, with my daughter, after which rehearsals start. In the evening, when I get home, it is simply too late. I am tired, and often I need to study…”
“I love Mozart with all of my heart: his sacred music perhaps even more than his operas. Those works I love singing above everything else, the music is so beautiful! Full of passion, but stylish and elegant at the same time. Which Mozart roles I love the most? Ilia (Idomeneo), I think, but in fact I love them all equally!”
Chen Reiss reveales her Top 5 Mozart soprano arias:
“Pamina passive? I don’t believe so, on the contrary! She is extremely brave and full of initiative. So much is happening to her. First she is kidnapped, then almost raped. Then her mother tells her to kill her own father. When she refuses she is scorned and cursed. She then escapes rape for a second time… Just when you think not much else could happen to her the man she loves no longer wants to speak to her! She goes to hell and back and gets so desperate she can only think of suicide. The decision to undergo the trials and follow the man she loves to the end was made entirely by herself. She is a hard act to follow!”

Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Monostatos), Chen Reiss (Pamina) © Hans van den Bogaard
Is it eternal love, I ask?
My question makes her laugh out loud. In opera, which love is not eternal, after all?
Reiss finds the Amsterdam production by Simon McBurney truly charming. “It all looks very exciting and beautiful, and in addition I work with fantastic colleagues. And this is the third time I get to fly!

Maximilian Schmitt (Tamino), Chen Reiss (Pamina) © Hans van den Boogaard
In Vienna I was a very high flying Waldvogel in Siegfried, which not only gave me high anxiety quite a bit but made it hard for me to follow the conductor as well …. In my last Idomeneo production I was lifted into the air for a moment, which was rather fun.
Trailer of the Viennese Idomeneo:
“Do I ever refuse a role? Yes, surely, but only when it does not suit my voice. It is harder to decide which productions you should avoid. Often you do not know the concept until a week before rehearsals start. Then it is too late to refuse. Refusing anyhow is difficult, because you no longer will be booked, especially if you are a young singer.
This also happens to great stars, by the way. Anna Netrebko recently left a production because she could not agree with the director. Apparently it is easier to replace a world famous singer than a director. The director is felt to be the most important figure, and everything revolves around him or her.”
“I was once made to wear a very heavy hat, which physically I could not do. Not even a letter from my doctor helped: I was fired, and the concept remained. Will this ever change? Who knows. Perhaps if people would stop buying tickets?”
Chen Reiss is also very popular with audiences who never go to the opera or to classical concerts. She sang Et Incarnatus Est in 2014 in front of the Pope during the Christmas Eve Mass in the Vatican. One of the papers the next day came up with the following headline: ‘How a Jewish Israeli soprano found holiness in front of the Pope’.

Chen Reiss performing at the Christmas Mass at the Vatican’s St. Peter Basilica.
“It was a special experience, yes. I only met the Pope very briefly, not longer than thirty seconds, but he sent me a long thank you letter afterwards. Really special. It moved me a lot, and gave me a warm feeling. I also believe the Pope genuinely loves music, he knows so much about it!”
“Why I was invited? Two years ago I sang that piece during the Sacred Music Weeks in Vienna, and I believe he heard me there. Or someone told him about me, because shortly afterwards I got the news I was selected to sing during the mass.”
Reiss singing during the Christmas Eve Mass:
Reiss’s discography includes five solo albums, amongst others. One of them is Le Rossignol et la Rose. I tell her how incredibly beautiful and moving I find that CD. She is genuinely happy with the compliment.
“I selected the songs and made the program myself, which is all about love, pain and sadness, but about happiness as well. When I was selecting the program I was happily in love, but during the recording sessions my partner and I broke up. I was devastated, and even thought of giving up entirely, but I did finish the recording. That was the right decision, because the recording sessions had a therapeutic effect on me which was beneficial. They helped me so much, in fact, that I opened up to something new and met my current husband. So things have come full circle. For this reason, the CD is very dear to me.
I would love to record more, which is something I will soon do, in fact: first Bach cantates, followed by more Lieder. Yes, all for Onyx. Such a great company! They are very helpful and sweet, they simply let me do whatever I wanted for the Rossignol disc.
In the future I intend to focus more on concerts and recitals. I have discovered that that is what I love doing the most. I will sing the Sieben frühe Lieder by Berg soon, and then perhaps the Vier Letzte Lieder by Strauss.”

© artefact-berlin.de
“I love Amsterdam dearly. On my first visit here I sang Mahler’s Fourth Symphony, with the Radio Philharmonic Orchestra under Markus Stenz. He is such an incredibly lovely conductor!
Chen Reiss in Mahler’s Fourth Symphony:
At that time I already wished I could stay a little longer in the city. It is so strikingly beautiful, for me it is the most beautiful city in Europe, perhaps even in the world. There is so much culture too: the Concertgebouw, the museums…. And the people here are very friendly. I enjoy all of that very much.
Le rossignol et la rose
This recital-cd is a fine example of a perfectly put together recital. Like a nightingale and a rose, it is a match made in heaven.
The recital’s motto: “The nightingale has sung throughout the night, making the roses spring up by the sweet sound of her echoing song” introduces a story in five chapters; a story of love, longing, loneliness and sorrow. And humor too, because even in foggy romanticism funny things do occur occasionally.
The title of the CD is taken from Saint Saëns’s vocalise. In this song Reiss presents her full potential on a platter, which is quite something.
‘Le rossignol et la rose’ by Saint-Saens, illustrated with fragments from old movies:
I was particularly moved by ‘Die Nachtigall’ by Krenek, a song I did not know, and would not associate with this composer straight away. The beautiful text is by Karl Kraus, a poet who, according to Krenek, had a great influence on him. Reiss makes you gasp in admiration, her high notes are both impeccable and sweet.
Bellini’s ‘Vanne o rosa fortunata’ is a lovely piece of fluff, but it is impossible not to be moved by ‘La Rosa y el sauce’ by Guastavino. It is a song about a rose which blossomed in the shadow of a willow, but which was plucked by a young girl, leaving the willow to mourn. Reiss grieves with the willow, and so do we.
In ‘Shnei shoshanim’ by Mordechai Zeira Reiss shows the darker side of her voice. She reminds me a little of Nethania Devrath, one of the most famous Israeli sopranos from the sixties, with Victoria de los Angeles not looming far in the background.
Pianist Charles Spencer is truly the saving angel here. He is much more than just an accompanist. Listen to his intro to Krenek’s ‘Die Nachtigall’ or to his pearly notes in Meyerbeer’s ‘Rosenblätter’. BRAVI!
Le Rossignol et la Rose
Purcell, Hahn, Mahler, Meyerbeer, Strauss, Bellini, Guastavino, Berg a.o.
Chen Reiss (soprano), Charles Spencer (piano)
Onyx 4104 • 72’
English translation: Remko Jas
SCHÖNBERG: GURRE-LIEDER. Discografie

Reproductie van de fascimile uitgave uit 1912
Voor mij behoren de Gurre-Lieder tot de één van de mooiste werken ooit gecomponeerd. Op het moment dat de muziek zachtjes begint te zwellen, voel ik mij in de zevende hemel. De muziek, gelijk een Dibbuk, neemt mij volledig in beslag en er is geen ontkomen meer aan.
Niet, dat ik het erg vind. Je volledig ergens ondergedompeld voelen, je ergens mee vereenzelvigen, dat geeft je een onwerkelijk gevoel van zweven. Een beetje eng, dat wel, maar (sorry voor de uitdrukking) ook een beetje zalvend. Liefde, moord, een immens verdriet dat je gek maakt, het gevecht tegen God, de kracht van de natuur: alles staat er in en is volledig in de muziek geïntegreerd.
De beroemde Weense criticus Julius Korngold noemde het werk ‘een bloeiende cactus”. Een mooie metafoor.
In ‘Seht die Sonne’, het laatste stuk van het werk, bereikt Schönberg iets werkelijk ongehoords, al weet hij het zelf (nog) niet: hij bouwt een brug tussen vroeger en nu. Denk aan het slot van Iris van Mascagni. En denk aan Schönbergs eigen meesterwerk, de na de oorlog gecomponeerde De overlevende uit Warschau.
Hieronder ‘Sehnt die Sonne’ in de uitvoering van het (hier niet besproken) Berliner Philharmoniker olv Simon Rattle:
De première, op 23 februari 1913 in Wenen, werd gedirigeerd door Franz Schreker, er werkten toen 757 musici aan mee. De Nederlandse première onder leiding van Schönberg zelf vond plaats in maart 1921. Het idee om het werk scenisch uit te voeren is niet echt nieuw, het schijnt dat er al in 1927 plannen voor bestonden, maar Schönberg heeft zich er altijd tegen verzet.
Het is een cliché, weet ik, maar de Gurre-Lieder moet je tenminste één keer in je leven live hebben gehoord. Geen enkele opname, hoe geweldig ook, kan de overweldiging van het live concert evenaren.
LEOPOLD STOKOWSKI 1952
De allereerste commerciële opname stamt, voor zo ver ik weet, uit 1932. Het was niemand minder dan Leopold Stokowski, die op 8 april dat jaar de Amerikaanse première van het werk verzorgde. Het werd door RCA opgenomen en met een beetje zoeken is er wellicht aan te komen (al is het mij niet gelukt).
In 1961 nam Stokowski de Gurre-Lieder mee naar Edinburgh, waar hij een ware sensatie veroorzaakte. De uitvoering werd door de radio opgenomen en later op Guild (GHCD 2388/89) uitgebracht. Zijn affiniteit met het werk is duidelijk hoorbaar, het is alsof het zijn liefdeskind is: zijn benadering is strelend, aaiend, knuffelend, maar wel met terechte woede-uitbarstingen als het kind weerbarstig wil worden. Prachtig vind ik dat, echt prachtig.
Gré Brouwenstein is een goede Tove. Mooi van stem, al vind ik haar soms wat afstandelijk. James McCracken is een beetje zware Waldemar, maar nergens ontaardt hij in brullen, iets wat later veel van zijn opnamen ontsierde. Persoonlijk hoor ik liever een stem die wendbaarder is, maar de lyrische benadering van Stokowski slaat ook over op zijn solisten, dus ook op McCracken.
Het concert begint met de aankondiging van de omroeper van de BBC, waarna het ‘God save the Queen’ weerklinkt. Toch wel leuk en sfeerverhogend.
Hieronder de Prelude, gevolgd door het eerste lied van Waldemar (James McCracken):
SEIJI OZAWA 1979
In 1979 was Mc Cracken al lang over zijn top heen. Jammer, want het is de enige smet op de verder prachtige uitvoering door Seiji Ozawa (Philips 4125112).
De jonge Jessye Norman kon met haar stem werkelijk alle kanten op, en haar donkere sopraan met een enorme wijdte was zeer sensueel. Klein beetje dominant, dat wel, niet echt een onschuldige deerne, maar ik mag het wel.
Jessye Norman zingt “Du sendest mir einen Liebesblick” :
Tatjana Troyanos is een zeer het hart aansprekende Waldtaube. Het geheel is live opgenomen in het Boston Symphony Hall.
RICCARDO CHAILLY 1985
De lezing van Riccardo Chailly (Decca 4737282) vind ik enigszins teleurstellend. Het is een “studio” opname (in 1985 opgenomen in Jesus-Christus-Kirche in Berlijn), maar het geluid komt op mijn speakers niet echt over. Ik vind Chailly ook een beetje “lawaaierig”, met weinig nuancen.
Siegfried Jerusalem klinkt gewoon Wagneriaans, en dat is, in dit geval, geen compliment. Ook Susan Dunn, in de tijd een Chailly protégee, vind ik niet adequaat, soms heb ik het gevoel dat zij niet weet wat zij zingt. Maar dan komt Brigitte Fassbaender (Tove) voorbij en weg zijn de twijfels!
ESA-PEKKA SALONEN 2009
In 2009 zorgde Esa-Pekka Salonen (SIGCD173) voor een ware sensatie met zijn uitvoering in het Royal Festival Hall in Londen. Terecht. De uitvoering is zeer zinderend en de solisten met de zowat mooiste Tove ooit, Soile Isokoski voorop, fantastisch.
Stig Andersen is zonder meer een goede Waldemar en Monica Groop een hartverscheurende Waldtaube. Helaas is de opname abominabel. De geluidsbalans is ver te zoeken, je volumeknopen moeten steeds versteld worden. Nou beschik ik niet over een SACD-speler, maar mijn boxen wisten zich er geen raad mee. Jammer.
MARKUS STENZ 2014
De in juni 2014 onder Markus Steinz voor Hyperion (CDA68081/2) opgenomen uitvoering, behoort volgens mij tot de besten die er zijn. Het Gürzenich-Orchester Köln voelt zich blijkbaar als een vis in het water in het laatromantische idioom en – versterkt door de zes verschillende koren – schuwen ze geen enkel middel om tot de luisteraar en zijn hart door te dringen. De ‘Zemlinsky-jaren’ van James Conlon zitten ze blijkbaar voorgoed in hun genen…..
De, op zich warme mezzo van Claudia Mahnke (Waldtaube) heeft helaas wel scherpe randjes. Voor mij had het wat lyrischer gemogen – minder Wagner en meer Zemlinsky, zeg maar – maar haar voordracht is meer dan indrukwekkend. Een echte stemactrice.
De Nederlandse sopraan Barbara Haveman is een zeer sensuele Tove, maar de beste van allemaal vind ik Brandon Jovanovich. Als Waldemar loopt hij tegen zijn grenzen aan, maar overschrijdt ze nergens. Zeer masculien en tegelijk zeer breekbaar. Voor mij is zijn vertolking meer dan sensationeel.
De bariton Johannes Martin Kränzle is een fantastische spreker. Zijn voordracht is gespeend van elk maniërisme, iets waaraan zich veel vertolkers van die rol (Sunnyi Melles in Amsterdam!) schuldig maken.
REINBERT DE LEEUW 2011

Dr Anton Philipszaal na afloop van de uitvoering van de Gurre-Lieder
Voordat ik mijn absolute favoriet onthul (er gaat niets boven spanning, niet waar?), even over de uitvoering van Reinbert de Leeuw, door de KRO op 26 maart 2011 opgenomen in de uitverkochte Dr Anton Philipszaal in Den Haag. Het orkest werd gehalveerd, er deden ‘maar’ 356 musici er aan mee. De solisten vielen mij niet mee, maar het blijft een document uit eigen bodem. Internet biedt genoeg (al of niet) piratenopnamen. Anders zoek het even op youtube.
Reinbert de Leeuw vertelt over de Gurre-lieder:
EN DE WINAAR IS: RENÉ LEIBOWITZ 1953
René Leibowitz. Heeft u ooit van hem gehoord? In de jaren vijftig van de vorige eeuw behoorde hij tot de “ijzeren garde”van de beste dirigenten, die allemaal hun eigen stempel zetten op alles wat ze onderhanden namen. In 1953 dirigeerde hij de ‘Gurrelieder’ in Parijs. Toen ik de cd (Preiser 90575) in handen kreeg dacht ik: curieus, laat maar komen… Nou… een paar uur later wist ik het wel: beter, mooier, ontroerender bestaat niet, althans niet voor mij. Bij Leibowitz hoor je zelfs het klapwieken van de vleugels van de duif!
Richard Lewis zingt een Waldemar zoals ik hem altijd al wilde horen: gevoelig en sensibel. Ethel Semser (Tove) was goed bekend met het oeuvre van Schönberg, zij had al eerder ook zijn Pierrot Lunaire opgenomen.
Nell Tangemann (Waldtaube) blijft een grote onbekende, ondanks de rollen die zij gecreëerd heeft: Mother Goose bijvoorbeeld. Of Dinah in de wereldpremière van Trouble in Tahiti van Bernstein. Ook Ned Rorem heeft het een en ander voor haar gecomponeerd. Helaas bestaan er geen opnamen van, de ‘Gurrelieder’ kan je dan ook beschouwen als een document en een eerbeton aan de onbekende mezzosopraan die beter verdiende. Een absolute must.
BONUS
Een curiositeit: Schönberg dirigeert zijn “Lied der Waldtaube”, hier gezongen door Rose Bampton. De opname dateert uit 1934:
Gurre-Lieder scenisch, in de regie van Pierre Audi:
GURRE-LIEDER van Audi in Amsterdam
Amsterdamse Gurre-Lieder op dvd:
GURRE-LIEDER uit Amsterdam (regie: Pierre Audi) op dvd
Karl Amadeus Hartmann en zijn Simplicius Simplicissimus

Karl Amadeus Hartmann
De dertigjarige oorlog heeft aan acht miljoen Duitsers het leven gekost, tweederde van de gehele bevolking. Tweederde ….. Kunt u zich er iets bij voorstellen? Ik niet. En bedenk maar dat u een simpele ziel bent en uw wereld niet verder gaat dan uw ouders, uw dorp, uw kudde schapen en …. de wolf.
De wolf zelf heeft u nog nooit gezien, maar het is u verteld dat hij het ultieme kwaad is. Hij is een charmeur, hij houdt zich schuil boven in de boom, hij moordt, verbrandt de dorpen en verkracht de vrouwen. Hij is alles waar u bang voor bent en waar u geen verklaring voor hebt.
Hans Jacob Christoffel von Grimmelshausen (1621 – 1676) zou op zijn dertiende gekidnapt zijn door de Kroatische en Hessische huursoldaten. Hij vocht mee in de Dertigjarige Oorlog en zijn ervaringen verwerkte hij in zijn roman Simplicius Simplicissimus. Drei Scenen aus seiner Jugend. Een leuk weetje: hij is ook de auteur van Mutter Courasche (ja, ‘die van Brecht’).

von Grimmelshausen
Het was de beroemde dirigent Hermann Scherchen, die bij de jonge Hartmann met het idee kwam om van het boek een opera te maken. De eerste versie (er bestaan er twee) ontstond tussen 1934 en 36 en de première heeft (uiteraard) pas na de oorlog plaatsgevonden, in 1949.

Hermann Scherchen
In 1956 reviseerde Hartmann het werk. De vele gesproken dialogen werden geschrapt en een paar van de belangrijkste op muziek gezet. In de eerste versie deed Hartmann een aantal verwijzingen naar de actualiteit van toen, die na de oorlog, volgens zijn eigen zeggen, er eigenlijk niet meer toe deden.
De ouverture is wel hetzelfde gebleven, maar er is veel muziek bijgekomen. En die muziek is niet eenvoudig te vatten. Hartmann bedient zich niet alleen van veel stijlen en hij strooit rijkelijk met citaten. Bach is alom vertegenwoordigd, maar je hoort ook jazz, Kurt Weill, Stravinsky (Le Sacre!) en Sjostakovitsj (de muziek bij de ‘Drie dansen met de Dame’ lijkt sprekend op diens seksscène uit Lady Macbeth van Mtsensk). Ook Joodse melodieën ontbreken niet.
Hans Werner Henze en zijn L’upupa

Hans Werner Henze. Foto: Berliner Philharmoniker
Merkwaardige man, die Henze. Links georiënteerd, sociaal betrokken en politiek geëngageerd. Ooit flirtte hij met het communisme en droomde van een wereldrevolutie. Maar hij was ook een estheet en een erudiet. Lichtelijk snobistisch, dat wel, maar ook zeer aimabel, makkelijk benaderbaar, lief, aardig en … zeer controversieel.
In 1953 verhuisde Henze naar Italië. Niet zozeer om Duitsland, als wel om de Duitse avant-garde muziek te ontvluchten. Hij heeft het er nooit zo op gehad met de strenge regels van het serialisme; en het twaalftoons systeem combineerde hij zeer eigengereid met het expressionisme en een behoorlijke dosis romantiek. En sensualiteit, want Henze’s muziek is bovenal sensueel.
“Men vindt mijn muziek vulgair” zei hij ooit. “Wellicht omdat ik zo van ritme, van dans en springen houd? Ik ben opgegroeid met een enorme sehnsucht naar de muziek, en de muziek betekent voor mij voornamelijk novocento. En Mozart. Dat hele strenge, dat heb ik nooit gewild”.
Zijn muziek is altijd zeer theatraal geweest. Ook voelde hij zich nauw verbonden met de opera, die hij, in tegenstelling tot de toenmalige hardliners van de avant-garde, nooit als verouderd had bestempeld. Zijn discografie vermeldt dan ook meer dan twintig muziektheaterwerken, die met grote regelmaat worden opgevoerd.
Zijn eerste grote succes bereikte hij met de Boulevard Solitude (zeg maar: een moderne versie van Manon Lescaut) en Der Prinz von Homburg. En in 1964 ging met een groot succes zijn wellicht grootste meesterwerk, het beklemmende Die Bassariden, in Salzburg in première.
Bijna veertig jaar later werd er in Salzburg een nieuwe opera van Henze opgevoerd: L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe. De bijna 80-jarige, zieke componist beweerde dat het zijn laatste zou zijn, maar dat bleek gelukkig niet waar te zijn.
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: wij mogen ons enorm gelukkig prijzen met de ZaterdagMatinee, die ons de grootste operaschatten uit de geschiedenis in de best mogelijke uitvoeringen op een presenteerblaadje aanbiedt.
Op 17 maart was het de beurt aan Henze’s L’Upupa, één van mijn meest geliefde opera’s van één van mijn meest geliefde hedendaagse componisten. En alweer was er feest, al heeft het Nederlandse publiek de voorstelling een beetje links laten liggen. De zaal was niet goed gevuld en na de pauze werden de lege plekken pijnlijk zichtbaar.
Hoe onterecht! De muziek is niet moeilijk, met de zeer romantische strijkers-partijen, indrukwekkende orgelklanken, slagwerken (alleen al de gong aan het begin!) en de ettelijke vogelgeluiden.
Het libretto, een op Syrisch-Persische verhalen gebaseerd sprookje, werd door Henze zelf geschreven. De drie zonen van De Oude Man gaan op zoek naar L’Upupa (een hop), een door de man verloren vogel met de gouden veren. De twee oudsten laten het meteen afweten en vermaken zich met drinken en kaartspelen.
De jongste, Kasim, bijgestaan door een Demon (een soort Papageno) doorstaat allerlei avonturen, waaronder ook de aanslag op zijn leven door zijn broers, vindt de vogel en terloops ook nog een geliefde (een Joodse Prinses), en keert naar zijn oude vader terug. Om meteen weer te vertrekken, deze keer om een gedane belofte na te komen. Een open eind dus, dat ook voor een ontroerende muziek zorgt.

Markus Stenz. Foto: Concertgebouw Amsterdan
Het weergaloos spelende Radio Filharmonisch Orkest werd zeer liefdevol gedirigeerd door hun nieuwe chef dirigent, Markus Stenz. Men kon duidelijk horen, dat hij affiniteit heeft met de muziek van Henze. Geen wonder – zijn operadebuut maakte hij in La Fenice met diens Elegy for Young Lovers, waarna nog meer Henze volgde, inclusief L’Upupa in Salzburg.
De zangers waren, bijna allemaal, zonder meer voortreffelijk. De enige met wie ik moeite had, was Annette Schönmüller, last minute invalster in de rol van Malik de Sultan. Ik vond haar “zeer ruime vibrato” nogal storend, gelukkig was haar rol niet zo groot.
Edith Haller was werkelijk betoverend als de Joodse Prinses Badi’at. Niet alleen zag zij er in haar paars/blauw/rode avondjurk als een echte prinses uit, ook haar stem was een echte prinses waardig. Warm, rond, soepel en zeer romig van timbre – daar kon je niet anders dan verliefd op worden.
Detlef Roth was een goede Kasim en Wolfgang Schöne een zeer memorabele Alte Man, maar niemand kon zich met John Mark Ainsley (Der Dämon) meten.

John Mark Ainslay
Alle noten (en geloof mij, er waren er een paar zeer moeilijke tussen!) nam hij met het grootste gemak en intelligentie. En aangezien hij de opera goed kende (hij was er ook bij de première in Salzburg) kon hij ook zonder blad zingen en kwam zo aan acteren toe.
Mocht u, net als ik, van de prachtige muziek van Henze hebben genoten en wilt u het ook scenisch zien – de Salzburger voorstelling uit 2003 is op EuroArts (2053929) uitgekomen.
De decors en kostuums van Jürgen Rose zijn werkelijk oogverblindend, en de regie zeer intelligent.
Van harte kan ik u ook de, door Barrie Gavin in 1994 gemaakte documentaire over Henze aanbevelen. Aan het woord komen – behalve uiteraard Henze zelf en zijn Italiaanse vriend – ook Simon Rattle en Oliver Knussen, die openhartig bekent, dat zijn muziek nooit hetzelfde was geworden zonder de invloed van Henze. Dat alles is doorspekt met muziekfragmenten en met prachtige archiefbeelden. Als toegift krijgt u een schitterende uitvoering van Henze’s Requiem (Arthaus Musik 100360)
Hans Werner Henze
L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe
Edith Haller, John Mark Ainsley, Wolfgang Schöne, Annette Schönmüller, Martin Busen, Detlef Roth, Maarten Engeltjes en Ashley Holland
Leden van het Groot Omroepkoor (koordirigent: Edward Caswell) en het Radio Filharmonisch Orkest olv Markus Stenz
Bezocht op 17 maart 2012 in het Concertgebouw – Amsterdam
Asmik Grigorian steelt de show als Marie in uitmuntende Wozzeck

Asmik Grigorian foto: Rytis Seskaitis
Het is een waargebeurd verhaal. In 1824 werd de soldaat Johann Christian Woyzeck schuldig bevonden aan de moord op zijn vriendin Johanna Christiane Woost en ter dood veroordeeld. Op de markt van Leipzig werd het vonnis voltrokken: Woyzeck werd met het zwaard gedood. Aan de veroordeling ging een brede maatschappelijke discussie vooraf (sociale media avant la lettre?). Men vroeg zich af of Woyzeck toerekeningsvatbaar kon worden verklaard.
Het verhaal heeft de jonge Duitser Georg Büchner geïnspireerd tot het schrijven van zijn toneelstuk, dat onafgemaakt is gebleven: Büchner is in 1837 op 24-jarige leeftijd aan tyfus overleden. Het manuscript werd pas in 1879 gedrukt, het toneelstuk moest tot 1913 wachten tot het op de planken werd gebracht. Componist Alban Berg bezocht het toneelstuk een jaar later in Wenen en besloot er een opera van te maken. Door het uitbreken van de oorlog duurde het een paar jaar eer hij de partituur had voltooid, de première in 1925 in Berlijn was een overweldigend succes.
“Fragmentarisch, hallucinerend en uiterst pessimistisch”. Zo werd het toneelstuk omschreven en zo is de opera ook. Dit werk – misschien wel de aangrijpendste opera van de vorige eeuw – weet zich immer te vergezellen van een evenredige ongenaakbaarheid. De muziek is zeer expressief en niet in één definitie samen te vatten: Berg gebruikte zowel de dodekafonie als de zoetste vioolklanken, en wisselde het sprechgesang af met melancholieke “aria’s”.
Meesterwerk of niet (meesterwerk!): alles staat of valt met de uitvoering. Wat dat betreft hebben we geen reden tot klagen: de uitvoering van ZaterdagMatinee op 4 juni kan tot de absolute top gerekend worden. Dat het zo geweldig werd is voornamelijk aan de zangers te danken. En aan de dirigent, al had hij het orkest bij sommige scenes wat zachter mogen laten spelen.
Er waren ook een paar minpunten. Zo vond ik het constante geloop van de zangers (en van de orkestleden!) bij vlagen behoorlijk irritant: het was storend en het leidde de aandacht af. Logisch was het ook niet, want soms was de zanger al de bühne af, terwijl er nog woorden tegen hem gericht werden. Af en toe moest ik aan het vroegere ‘komt op, zingt, gaat af’-principe denken.
Voor de rest niets dan lof. Florian Boesch (Wozzeck) en Asmik Grigorian (Marie) hadden hun rollen al eerder en ook samen (Keulen 2011) vertolkt. Ze waren op elkaar ingespeeld en de chemie tussen de twee zangers was voelbaar.

Florian Boesch foto: Lukas Beck