GIUSEPPE VALDENGO
Hilde_Gueden
Decca’s Most Wanted Recitals: deel 2
GIUSEPPE VALDENGO
In mei 2014 zou Giuseppe Valdengo 100 jaar zijn geworden. Een feit dat iedereen is ontgaan, want de in in Turijn geboren bariton is tegenwoordig vrijwel helemaal vergeten. Hoe triest! En dan te bedenken dat hij één van de geliefde zangers van Arturo Toscanini was! Hij is nog te bewonderen op live-radio-opnamen van Aida, Otello en Falstaff, onder leiding van de grote maestro.
Opera News schreef over Valdengo: “Although his timbre lacked the innate beauty of some of his baritone contemporaries, Valdengo’s performances were invariably satisfying — bold and assured in attack but scrupulously musical.” Hoe waar!
Hieronder een hommage aan de bariton, gemaakt naar aanleiding van zijn honderdste verjaardag:
Ik kende hem van zijn optreden in de film Great Caruso met Mario Lanza, maar hij viel mij pas echt op in zijn rol van Alfio in de door RAI gefilmde Cavalleria rusticana, met de onnavolgbare Carla Gavazzi als Santuzza.
Alfio ontbreekt op de in 1949 voor London opgenomen cd, maar zijn Tonio uit Pagliacci, een rol waarmee hij ongekende triomfen vierde, staat er wel op. Verder klinken twee zeer ontroerend gezongen aria’s uit Rigoletto, plus de in het Italiaans gezongen Hamlet en Valentin.
Het grootste gedeelte van zijn recital wordt echter in beslag genomen door Italiaanse liedjes van Tosti, Brogi, Denza en Leoncavallo. Repertoire dat hem past als een handschoen.
MADO ROBIN
De Franse coloratuursopraan zou je eigenlijk als het achtste wereldwonder kunnen beschouwen. Haar stem was van het type soubrette met een zeer aangenaam meisjesachtig timbre en haar coloratuur techniek meer dan subliem, maar er was meer: haar hoge noten waren extreem hoog. Met haar stem bereikte zij zonder problemen niet alleen de f’’’, maar zelfs de c’’’’ – de allerhoogste noot ooit door een menselijke stem bereikt – had zij binnen haar bereik.
Al haar hoge noten op een rij, voorzien van de beschrijving:
In de jaren vijftig was zij een zeer gevierde radio- en TV ster in Frankrijk, maar haar roem reikte ver over haar landsgrenzen. Haar grootste triomfen vierde zij als Lakmé en Leïla (Parelvissers), maar ook haar Lucia en Olympia waren spreekwoordelijk.
Mireille van Gounod is niet echt een rol die wij van haar zouden verwachten, maar het past wonderwel bij haar kinderlijk naïeve timbre. Van die fragmenten heb ik dan ook het meest genoten, veel meer dan van haar Lucia en Bellini’s.
GERARD SOUZAY
De in alle opzichten mooie bariton Gérard Souzay heeft de grote fout begaan om veel te lang door te zingen. Zijn laatste Philips-opnamen zijn niet om aan te horen en zijn pikzwart geverfd haar maakte hem nogal zielig en pathetisch. Doodzonde, want als je zijn vroegere opnamen beluistert, dan kun je niet anders dan verliefd op hem en zijn stem worden.
Souzay was zonder meer één van de grootste vertolkers van het Franse lied en zijn Fauré’s en Ravels zijn om van te smullen. Maar onderschat ook zijn Duitse lieder niet! Luisterend naar zijn opname van Liederkreis van Schumann uit 1965 ontkom je niet aan de gedachte dat het zo moet, zo en niet anders. Zet alleen maar zijn ‘In der Fremde’ op; ik wil met u wedden dat u niet kunt ontkomen aan het gevoel ontheemd te zijn.
Hieronder Liederkreis:
Net zo prachtig is zijn Dichterliebe: met zijn lichte bariton en zijn lieve, zoete klank doet hij je daadwerkelijk verliefd worden. De opname stamt uit 1953 en behalve de cyclus staan er nog drie losse liederen van Schumann op, waaronder de tot tranen toe roerende interpretatie van ‘Nussbaum’:
In deze opnamen begeleidt Souzays toenmalige vaste begeleidster Jacqueline Bonneau hem. Na 1954 maakte zij plaats voor Dalton Baldwin (Bonneau reisde niet graag). Met Baldwin had Souzay een soort muzikaal huwelijk. Hun samenwerking staat garant voor ultieme schoonheid.
Hieronder Dichterliebe:
VIRGINIA ZEANI
De in 1925 geboren Zeani heeft op haar 23ste debuut gemaakt als Violetta in Bologna, een rol die haar handelsmerk zou worden. Zij had maar liefst 69 rollen op haar repertoire, waarvan veel premières – zo creëerde zij in 1957 de rol van Blanche in “Dialogues van les Carmélites’ van Poulenc. Haar repertoire reikte van Haendel via Bellini, Donizetti, Massenet en Gounod tot Wagner . En uiteraard de nodige Verdi’s en Puccini’s.
Haar in 1958 onder leiding van Giuseppe Patané opgenomen Puccini aria’s zijn – gekoppeld aan een recital door Graziella Sciutti – al eerder door Decca uitgebracht geweest; maar haar Donizetti’s, Bellini’s en Verdi’s uit 1956 (dirigent: Gianandrea Gavazzeni) beleven hun cd – première.
INGVAR WIXELL
De Zweed Ingvar Wixell was en blijft een meer dan fenomenale Verdi bariton, en zijn Rigoletto behoort tot de beste creaties van de rol.
Hieronder zingt Ingvar Wixell ‘Cortigiani, vil razza dannata’ in de Rigoletto-film van Jean-Pierre Ponnelle uit 1982:
Hij beschikte over een sonore geluid die het meeste aan een stevige eik deed denken, op het eerste gezicht onwankelbaar en toch gevoelig voor wind en regen. Het mooist hoor je het in ‘Tregua è cogi’ uit Attila:
HILDE GUEDEN
Hilde Gueden was naast Lisa Della Casa één van de beste vertolksters van de liederen van Richard Strauss. Op deze cd doet zij mijn hart kraaien van plezier, geflankeerd door niemand minder dan pianist Friedrich Gulda. De mono-opname is in 1956 gemaakt in de beroemde Sofiensaal in Wenen, onder supervisie van de legendarische John Culshaw.
Als bonus horen we één van Guedens heerlijke Zdenka’s, in duet met Lisa Della Casa als Arabella, afkomstig uit een minder bekende opname van de Strauss-opera onder Rudolf Moralt (1953). Ook klinken er twee scènes uit één van de mooiste Rosenkavalier-opnames die ik ken, die onder Silvio Varviso uit 1964.
Hieronder de laatste scène uit die opname. Naast Gueden klinken Régine Crespin en Elisabeth Söderström.
Denkend aan Gérard Souzay
DE STIEFZUSSEN VAN MARIA CALLAS
IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana
Igor Stravinsky: The Rake’s Progress. Discografie

Schilderijen van William Hogarth in het Sir John Soane’s Museum in Londen
Kent u de gravures van William Hogarth? De zeer tot de verbeelding sprekende prenten van de Engelse kunstenaar (1697-1764) kun je beschouwen als stripverhalen avant la lettre.
In 1735 werd zijn A Rake’s Progress uitgegeven, een verhaal in acht tekeningen over een jonge man die zich in Londen overgeeft aan alles wat God verboden heeft om uiteindelijk in een gekkenhuis te eindigen.
Op dit ‘stripverhaal’, op verzoek van de componist door W.H. Auden en Chester Kallmann bewerkt, is de opera van Stravinsky gebaseerd. De librettisten hebben het verhaal lichtelijk veranderd en een nieuw, zeer belangrijke personage aan toegevoegd, Nick Shadow. Hij is de ‘schaduw’ – of het alter ego van – Tom Rakewell, maar tevens ook de personificatie van de duivel.

Stravinsky en La Fenice
De première onder leiding van de componist vond plaats op 11 september 1951 in La Fenice (Venetië). Dat het geen denderend succes werd lag aan de onevenwichtige directie van Stravinsky en een niet helemaal adequate cast, met o.a. Elisabeth Schwarzkopf als Anne.

Het publiek in La Fenice tijdens de première van The Rake’s Progress
De New Yorkse Met volgde in 1953, Fritz Reiner dirigeerde en zie: een succes!
Wist u trouwens dat The Rakes Progress meer producties heeft gehad dan welke opera ook, sinds die van Puccini?
CD’S
FRITZ REINER 1953
De première-uitvoering onder Reiner is bewaard gebleven, er bestaat een redelijk klinkende opname van op een piratenlabel Datum (90003).
Eugene Conley is niet de subtielste onder de zangers maar zijn portrettering is zeer zeker overtuigend. Bovendien: wat een strot!

Stravinsky en Hilde Gueden tijdens de repetities in New York
Hilde Gueden is een prachtig zingende maar helaas moeilijk verstaanbare Anne en Blanche Thebom een magnifieke Baba the Turk.
Ook Nick Shadow van Mack Harell kan mij bekoren, het is zo verschrikkelijk jammer dat er zo weinig opnamen van de prachtige bariton (vader van de cellist Lynn) zijn bewaard. Reiner dirigeert groots en meeslepend.
IGOR STRAVINSKY 1964
Stravinsky zelf heeft de opera drie keer opgenomen en de versie met het Londense Royal Philharmonic Orchest vind ik zelf het meest geslaagd. Het ligt voornamelijk aan de prachtige Anne van Judith Raskin en een fenomenale John Reardon als Nick.
De opname is in 1991 op de markt gebracht als onderdeel van de ‘Igor Stravinsky Edition’ (Sony SM2K 46299)
RICCARDO CHAILLY 1983
Deze opname koester ik voornamelijk vanwege – misschien de mooiste en ontroerendste ooit – Tom Rakewell van Philip Langridge.
Maar ook Samuel Ramey (Nick Shadow) is werkelijk niet te weerstaan: geef de man de rol van een duivel en daar weet hij de raad mee! (Decca 4757005)
JOHN ELIOT GARDINER 1997
Gardiner zou Gardiner niet zijn als hij de tempi niet flink zou opvoeren. Het resultaat is, voor mij althans, iets te haastig, maar het sprankelt wel. En het heeft iets verfrissends.
Jonge Ian Bostridge had iets zeer sympathieks, iets wat hij in de loop der jaren helaas kwijt is geraakt. In 1997 was hij in ieder geval een zeer overtuigende Tom.
Bryn Terfel weet zich geen raad met de rol van Nick: in jeugdig overmoed (?) slaat hij behoorlijk aan het chargeren. Anne Sofie von Otter is een zeer goede Baba the Turk (DG 4596482)
DVD’S
ROBERT LEPAGE/KAZUSHI ONO/De Munt 2007
De productie van Lepage is ontegenzeggelijk leuk om te zien, spannend ook, maar het heeft zo verschrikkelijk weinig te maken met het oorspronkelijk verhaal en nog minder met de gravures! Als je dat idee loslaat dan kun je zeer zeker van de ‘Yankee-zetting’ van de regisseur genieten; mij maakt dat nagemaakte ‘amerikanisme’ met al zijn clichés niet blij.
Maar de rol van Nick Shadow is bezet door één van de schitterendste zanger-acteurs ooit, de Britse bariton William Shimell en dat maakt veel goed. Hij was één van de allerbeste en aantrekkelijkste don Giovanni’s en de meest cynische don Alfonso’s ooit (kent u niet? Echt de moeite waard om het op You Tube op te zoeken,) wat geen wonder mag heten als je ziet hoe ontzettend manipulerend zijn stijl van zingen en acteren is! Alleen voor hem zou je de dvd willen, wat zeg ik, moeten hebben.
Laura Claycomb (Anne) en Andrew Kennedy zingen mooi en Dagmar Pecková is een prima Baba the Turk (Opus Arte OA 0991D.)