Bianca, the attractive wife of the merchant Simone is having an affair with the beautiful prince Guido Bardi. Simone catches them and challenges Guido to a duel with swords and eventually strangles him with his bare hands. His wife looks at him admirably: “Why didn’t you tell me that you were so strong?” In turn, Simone becomes aware of the beauty of his wife: “Why didn’t you tell me that you were so beautiful…”
Oscar Wilde
Eine Florentinische Tragödie is based on the last play by Oscar Wilde. The beginning of the play is missing: the manuscript was stolen when Wilde went to prison. Zemlinsky solved the problem by composing a prologue to suggest the love scene between Bianca and Guido.
The opera, which premiered in 1917, provided a lot of gossip. “Eine autobiografische Tragödie” (An autobiographical Tragedy) was the headline of the Vienna Zeitung article by Edwin Baumgartner. Alma Mahler was not amused. She was certain that Zemlinsky had depicted her affair with Walter Groppius.
Mathilde Schönberg Zemlinsky with child
and with her husband
The Viennese public, on the other hand, thought it was about Schönberg and his wife Mathilde, Zemlinsky’s sister. Mathilde had left her husband for the young painter Richard Gerstl.
Mathilde Schönberg with child. Painting by Gerstl
When she returned to her husband, Gerstl committed suicide, he was only 25 years old
Richard Gerstl: ‘Selbstbildnis (“Akt in ganzer Figur’) from 1908. Courtesy Leopold Museum / Neue Galerie
All in the family in the best tradition, so to speak.
But what do you think: can you consider a fictional character in a work of art as the alter ego of its creator? Do you want to project a composer’s course of life onto the opera he has composed? How far do you involve life in art?
In a letter to Alma Mahler, Zemlinsky wrote that “a life had to be sacrificed in order to save the lives of two others.” But does this immediately make this the central theme of this opera, as many critics write? I don’t know.
One thing is certain: Eine Florentinische Tragödie can be listened to as an exciting, dark thriller, in which you do not sympathize with any of the characters.
In 1997 Decca included the opera in their now expired series ‘Entartete Musik’. Riccardo Chailly conducted the Royal Concertgebouw Orchestra (Decca 4551122).
In the same year there was also a (live) recording of the Cologne Gürzenich-Orchester conducted by their then chief conductor James Conlon (once on EMI).
Both recordings are good and I wouldn’t know which one to choose. Chailly’s orchestral sound is fuller and the strings sound more pleasant, but Conlon is undeniably more exciting, perhaps because it was recorded live.
The sound of the Cologne orchestra is more sensual, the sound of the RCO is darker. The singers are equally good in both recordings, although I find David Kuebler (Guido at Conlon) much more pleasant than the slightly shrill Heinz Kruse for Chailly.
Iris Vermillion for Chailly sounds nicer and warmer than Deborah Voigt for Conlon, but the latter has more sex appeal. In the role of Guido, Albert Dohmen (Chailly) is by far preferable to the not entirely idiomatic Donnie Ray Albert.
In 2010 Eine Florentinische Tragödie was recorded by the London Philharmonic Orchestra under the very inspiring leadership of Vladimir Jurowsky (LPO-0078). Albert Dohmen is back: his Simone sounds even more impressive than on Decca.
Sergey Skorokhodov’s Guido is a wimp and no match for the macho Dohmen. A Don Ottavio who will take on Hunding, so to speak. Heike Wessels (Bianca) is a mistake.
On YouTube you can find many (fragments) of live performances of the opera, among others from Lyon:
Frühlingsbegräbnis, the cantata that brought Zemlinsky into contact with Alma Mahler.
This cantata is (was?) available on CD, performed very well by the Gürzenich-Orchester in Cologne, conducted by James Conlon, with the soprano Deborah Voigt and the baritone Donnie Ray Albert as soloists. I love this work, it reminds me a little of Brahms’s Ein Deutsches requiem. The cantata was once coupled with several other unknown works by Zemlinsky, who all had their record premieres here: “Cymbeline”-Suite, after lyrics of Shakespeare and Ein Tanzpoem. Unfortunately…. Even YouTube has removed this recording, so second hand (or asking a friend who owns it for a copy) remains the only option.
Strangely enough Frühlingsbegräbnis by Conlon is on Spotify, but in combination with Psalms and Hochzeitgesang in a totally different performance:
On Spotify you can also listen to the recording under Antony Beaumont. The performance is less beautiful than that of Conlon but certainly not bad:
Cymbeline by Conlon can be found on You Tube:
James Conlon about Zemlinsky (and Ullmann):
“The music of Alexander Zemlinsky and Viktor Ullmann remained hidden for decades by the aftermath of the destruction caused by the Nazi regime […] Full recognition of their works and talent is still lacking, more than 70 years after their death […] Their lives and personal histories were tragic, but their music transcends it all. It is up to us to appreciate their story in its full historical and artistic context.”
Literature consulted:
Antony Beaumont: Zemlinsky
Michael Haas: Forbidden Music. The Jewish Composers banned by the Nazis
Zemlinsky was geen aantrekkelijke man. Daar leed hij zo onder dat de uiterlijke schoonheid voor hem een soort obsessie werd, die tot gespletenheid in zijn eigen karakter en die van zijn fictieve personages leidde.
Die gespletenheid ontwaar je ook in zijn Eine Florentinische Tragödie, een opera gebaseerd op een toneelstuk van Oscar Wilde. De mooie vrouw van Simone, Bianca heeft een affaire met de aantrekkelijke en rijke prins Guido. Simone betrapt ze en – na een potje kat en muis spel– vermoordt hij de minnaar van zijn vrouw met zijn blote handen. Waardoor hij de bewondering van zijn vrouw terugwint, ze wist immers niet dat hij zo sterk (lees: aantrekkelijk) was.
Eine Florentinische Tragödie wordt de laatste tijd steeds vaker op de programma’s van de operahuizen gezet, maar de opnamen ervan zijn nog steeds schaars. De nieuwe uitgave die nu op Capriccio is verschenen, is in mei 2010 in het Weense Konzerthaus opgenomen. Waarom nu pas is eigenlijk niet zo relevant aangezien het één van de allerbeste uitvoeringen van het werk betreft.
Bertrand de Billy zweept het Weense ORF orkest tot ongekende hoogten en de spanning is om te snijden. Wolfgang Koch is fantastische Simone en Charles Reid een softe, verwijfde Guido. Heidi Brunner is een mooie, maar helaas weinig erotische Bianca.
ALEXANDER ZEMLINSKY
Eine Florentinische Tragödie
Wolfgang Koch (bariton), Heidi Brunner (sopraan), Charles Reid (tenor)
ORF Vienna Radio Syphony Orchestra olv Bertrand de Billy
Capriccio C5325
Domenico di Michelino (1417–1491) Dante Illuminating Florence with his Poem. Museo dell’Opera del Duomo, Florence
Weet u wat het verband is tussen Eine Florentinische Tragödie van Zemlinsky en Gianni Schicchi van Puccini? Nee? Ik ook niet.
Toegegeven: beide eenakters zijn kort, nog geen uur muziek en beiden spelen zich af in Florence. Maar verder? Zodoende heeft de regisseur – of de (m/v/o) wanhopige bedenker van niet bestaande verbanden – een overkoepelend thema bedacht: geld.
Geld? Really? In Gianni Schicchi is de geldgeilheid inderdaad prominent aanwezig maar de opera neemt veel meer zaken op de korrel en verstopt ze onder een vernislaag van de ‘theater van de lach’. Alle personages (ja, ook het jonge koppel!) zijn corrupt en allemaal zijn ze uit op hun eigen gewin, waarbij geen middel – inclusief chantage en dreigen met zelfmoord – wordt geschuwd.
Daarentegen speelt geld amper een rol in de Florentinische Tragödie of het slaat op het feit dat één van de drie hoofdpersonen een koopman is. Weliswaar biedt hij zijn handelswaar te koop aan, maar niet heus: het ‘verkopen’ maakt namelijk deel uit van zijn psychologische kat en muis spelletje. Een spel dat naarmate de actie vordert steeds grimmiger wordt en uitgroeit tot zulke thrillerachtige dimensies dat het niet anders dan in een moord kan eindigen.
Nee, meneer (m/v/o) de bedenker van de ‘overkoepelende thema’: Eine Florentinische Tragödie gaat over de aantrekkingskracht der seksen, overspel en macht van de sterkste die niet noodzakelijk de rijkste is. De (on)aantrekkelijkheid van en de obsessie met het menselijke lichaam is namelijk hét thema in (bijna) alle werken van Zemlinsky.
Vergeet het thema dus, vergeet ook het met de haren er bij gesleepte einde van de voorstelling die de twee opera’s krampachtig aan elkaar moet koppelen. Vergeet ook de gouden ketting, het is leuk bedacht maar niet nodig, bovendien in het Zemlinsky-deel lichtelijk storend: in het libretto staat dat Simone de minnaar van zijn vrouw met zijn blote handen wurgt, dé clou van het verhaal.
EINE FLORENTINISCHE TRAGÖDIE
Verder heb ik geen klachten. De jonge Duitse regisseur Jan Philipp Gloger hield zich netjes aan het libretto en de muziek, op zich al een prestatie! Goed, het draaiende plateau voegde niet echt iets toe maar storend was het ook niet. Het opende zelfs nieuwe perspectieven, want als toeschouwer kon je zo de hele handeling goed volgen, ongeacht de plaats waar je zat.
Ik had wel medelijden met de zangers, want nu moesten ze zich voornamelijk op hun evenwicht concentreren, wat ze in hun bewegingen kón belemmeren. Ik schrijf nadrukkelijk: kon, want daar merkte je niets van. Hun acteren was onberispelijk: ze vrijden, ze duelleerden en daagden elkaar uit en dat alles voortreffelijk zingend. Chapeau!
John Lundgren (Simone) imponeerde met zijn strak gevoerde bariton, met deze man viel niet te spotten! Dat hoorde je meteen bij zijn opkomst al, zijn ingehouden woede was voor ons, de toeschouwers van meet af aan voelbaar. Iets wat de minnaars moest zijn ontgaan waardoor ze niet op hun hoede waren.
Bianca werd onvoorstelbaar goed gestalte gegeven door de Litouwse Ausrine Stundyte. De sopraan is een geboren actrice. Haar stem is niet alleen maar mooi maar ook – misschien voornamelijk – zeer expressief en uitdrukkingsvol. Wat een zangeres!
Nikolai Schukoff was een voortreffelijke Guido. Goed getypcast, zowel wat zijn uiterlijk als zijn stem betreft. In zijn zingen kon je zowel de uiterlijke schoonheid als de verwijfde zwakte van de dommige verwendheid bespeuren.
Het orkest mocht van mij iets zachter. Het is niet de eerste keer dat ik Marc Albrecht op te veel ‘wagnerisme’ betrap. Het is zonder meer schitterend wat hij doet, maar Zemlinsky’s idioom is gelijk een ‘ferne klank’: vol en krachtig maar voornamelijk zwoel en erotisch.
In ‘Behind the scenes’ het toneel dat onophoudelijk beweegt::
Bij Puccini viel het orkestrale geweld gelukkig mee, al was de klank niet echt Pucciniaans te noemen. Maar – in tegenstelling tot Zemlinsky – ligt de nadruk bij Puccini veel meer bij de stemmen en hier werden ze niet overstemd.
Massimo Cavaletti maakte zijn debuut als Gianni Schicchi. Voor mij oogde hij een beetje te jong, maar als je bedenkt dat de ‘echte’ Schicchi ook nog maar veertig was… Cavaletti moet in de rol nog een beetje groeien, maar hij zong en acteerde meer dan voortreffelijk. Zijn mooie, warme bariton associeer je dan meer met jonge minnaars, zijn portrettering was ontegenzeggelijk kostelijk.
Mariangela Sicilia was een heerlijk jonge Lauretta. Haar zilverkleurige sopraan klonk niet alleen zeer aantrekkelijk maar ook aanstekelijk. Haar show-stopper ‘O mio babbino caro’ was precies wat het moest zijn: een met de juiste knipoog gezongen show-stopper.
Alessandro Scotto di Luzio was een mooie Rinuccio en Enkelajda Shkosa een karaktervolle Zita. Alle kleine rollen waren zonder meer goed bezet maar waren er echt geen Nederlanders voor te vinden?
Copyright (c) DNO 2017
Speciale vermelding verdient Peter Arink als de zeer grappig neergezette Pinellino.
Bezocht op 11 november 2017 in het Muziektheater in Amsterdam