Camilla_Nylund

My love-hate relationship with Fidelio by Beethoven

https://basiaconfuoco.files.wordpress.com/2020/07/fidelio18140523.jpg

I have a love-hate relationship with ‘Fidelio’. On the one hand, I think it is a whole lot of rubbish, but on the other hand, I love the overture. And the quartet in the first act – a heavenly piece of music, if performed well.

Harnoncourt (Teldec 4509-94560-2)

Fidelio Harnoncourt cd



I particularly like the recording Nikolaus Harnoncourt made in 1995 with the Chamber Orchestra of Europe. Charlotte Margiono is a fantastic Leonore and Peter Seiffert (Florestan) sounds like a young god. Also the young (yes, make no mistake! Don Ferrando is young!) Bo Skovhus sings the noble minister in a very natural way. Sergei Leiferkus (Don Pizarro) is also much more at home here than in Verdi’s operas.

I become a little sad when I see the names of László Polgár (Rocco) and Deon van der Walt (Jaquino) again: Polgár, a much beloved singer (not only in Amsterdam), died suddenly in September 2010. And Deon van der Walt was shot dead by his own father in November 2005 (who says life is not like opera?). The orchestra is very transparent and wonderfully light-hearted, something I enjoy very much.


Barenboim (Teldec 3984-25249-2)

fidelio barenboim


Now you may say: Fidelio light-hearted? I want thunder and lightning! In that case, your choice should be Daniel Barenboim. Here, not only is the orchestra (Staatskapelle Berlin) of almost Wagnerian proportions, so are the singers: Waltraud Meier (Leonore), Plácido Domingo (Florestan), Falk Struckman (Don Pizarrro), René Pape (Rocco), Kwangchul Youn (Don Fernando).
On the other hand the roles of Jaquino (Werner Güra) and Marzelline (Soile Isokoski) are wonderfully lyrical (although more heavily cast than usual). The tempi are solid but never punishing, and Barenboim conducts with verve.

Elder (GFOCD 004-06)

Fidelio Eldet

There is absolutely nothing wrong with the 2006 performance, recorded live in Glyndebourne for the Festival’s own label. Anja Kampe made her enthusiastically received debut there as Leonore. And rightly so. Rarely, if ever, has this role been sung with such beautiful lyricism and such fragility, making Leonore even more deserving of our respect for her heroic actions. In the spoken dialogues, moreover, Kampe shows herself to be an outstanding actress.

I am not a big fan of Torsten Kerl (Florestan), but the way he sings his great aria is outstanding. Lisa Milne (Marzelline) has stolen my heart with her lovely soprano and the rest of the cast is also fantastic. Mark Elder conducts the beautifully playing London Philharmonic Orchestra with great intensity.
It is a great pity that the production has not appeared on DVD, because all the reviews praised Deborah Warner’s direction. But even without seeing it, there is still a lot to enjoy.

The packaging is also very attractive: the two CDs are enclosed in a kind of booklet with a hard cover, with, besides the libretto, many rehearsal and performance photographs.

Harnoncourt (Arthouse 107111)

Fidelio kaufmann

On DVD the choice is also quite large and out of necessity I will limit myself to two recordings.

Already in 2004 (!) Jonas Kaufmann sang Florestan, in Zurich, conducted by Nicolaus Harnoncourt. The conductor has changed his vision audibly and the orchestra sounds heavier than on Teldec. He conducts with a firm hand and starts very quickly, only to calm down afterwards. I find it all too measured, too tight … At least it is for me.

Jürgen Flimm directed the film and he gives us, for him, rather realistic images, sometimes maybe even ‘too’ realistic. A fun fact: Flimm also directed and supervised the dialogues for the 1994 Teldec recording.

Lászlo Pólgár is a wonderful Rocco. I doubt if he is a perfect match for the role (physically then), especially with a (very weak) Elisabeth Magnus as his daughter, but just to be able to see that man again!

Camilla Nylund is a rather unemotional Leonore, but Kaufmann is an irresistible Florestan.

Haitink (Opus Arte BD OA7040)

Fidelio Haitink


Again in Zurich, but four years later in 2008, a new production of ‘Fidelio’ (they apparently love it there) was presented. The orchestra of the Opernhaus Zürich is conducted very affectionately by Bernard Haitink, but then again – he has pretty much identified himself with Beethoven’s works.

He has also really thought about it: he finds the ideas behind the music much stronger than any political labels. He doesn’t care about updating, because the music itself is translucent, transparent and warm.

Harking back to the Mahlerian tradition, he puts “Leonore III” in the second act. However, he is a bit on the slow side.

Katharina Thalbach’s direction and Ezzio Tofolutti’s furnishings are very realistic, which is in line with Haitink’s ideas, but the costumes are a bit of everything. The dialogues are somewhat abbreviated, which I do not really consider a lack.

Lucio Gallo is a misfit for me. He portrays Don Pizzaro as an Italian mafia boss, but as the sort you’ll only see in the cinema. It is  all very exaggerated and his voice does not have the right timbre for the role.

Alfred Muff is better suited as Rocco than as Pizzaro four years earlier, but he too has had his day. Melanie Diener (Leonore) sings very adequately, and I have little to say about her acting, but she is not at all convincing as a man!

Robberto Saccà  is a great Florestan. More lyrical than we are used to, but I do not mind that at all. And although he does not look gaunt, his fantastic acting skills are enough to suggest his great suffering. I have also come to appreciate this singer more and more.

Mijn haat-liefde verhouding met Fidelio van Beethoven

Fidelio18140523

Ik heb een haat-liefde verhouding met ‘Fidelio’. Enerzijds vind ik het een opera van niets, anderzijds kan ik immens genieten van de ouverture. Of van het kwartet in de eerste acte – mits goed uitgevoerd een hemels stukje muziek.

Harnoncourt (Teldec 4509-94560-2)

Fidelio Harnoncourt cd

Bijzonder fraai vind ik de opname die Nikolaus Harnoncourt in 1995 heeft gemaakt met het Chamber Orchestra of Europe. Charlotte Margione is een fantastische Leonore en Peter Seiffert (Florestan) klinkt als een jonge god. Ook de jonge (ja, vergist u niet! Don Ferrando is jong!) Bo Skovhus zingt op een zeer natuurlijke manier de edelmoedige Minister. Ook Sergei Leiferkus (Don Pizarro) is hier veel beter op zijn plaats dan in de opera’s van Verdi.

Een beetje triest word ik als ik de namen van László Polgár (Rocco) en Deon van der Walt (Jaquino) terug zie: Polgár, een niet alleen in Amsterdam zeer beminde zanger, is in september 2010 plotseling overleden. En Deon van der Walt werd in november 2005 (wie zegt dat het leven geen opera is?) door zijn eigen vader doodgeschoten. Het orkest is zeer transparant en heerlijk luchtig, iets dat ik als zeer prettig ervaar.


Barenboim (Teldec 3984-25249-2)

fidelio barenboim

Nou kunt u zeggen: Fidelio luchtig? Ik wil juist donder en hemelslag! Dat kan. In dit geval kunt u het beste naar Daniel Barenboim grijpen. Hier is niet alleen het orkest (Staatskapelle Berlin) van bijna Wagneriaanse afmetingen, de zangers: Waltraud Meier (Leonore), Plácido Domingo (Florestan), Falk Struckman (Don Pizarrro), René Pape (Rocco), Kwangchul Youn (Don Fernando) zijn het ook.

Heerlijk lyrisch (maar toch zwaarder bezet dan gebruikelijk) daarentegen zijn de rollen van Jaquino (Werner Güra) en Marzelline (Soile Isokoski). De tempo’s zijn gedegen maar nergens slopend en Barenboim dirigeert met verve.


Elder (GFOCD 004-06)

Fidelio Eldet

Er is ook helemaal niets mis met de uitvoering uit 2006, in Glyndebourne live opgenomen voor de eigen label van het Festival. Anja Kampe maakte er haar enthousiast ontvangen debuut als Leonore. Terecht. Zelden of nooit hoor je die rol zo mooi lyrisch, zo breekbaar gezongen, waardoor Leonore nog meer ons respect voor haar heldhaftige handelingen verdient. In de gesproken dialogen toont Kampe zich bovendien een actrice van formaat.

Ik ben geen grote fan van Torsten Kerl (Florestan), maar hij zingt zijn grote aria echt fantastisch. Lisa Milne (Marzelline) heeft mijn hart gestolen met haar heerlijke sopraan en ook de rest van de bezetting is fantastisch. Mark Elder dirigeert het prachtig spelende London Philharmonic Orchestra met een grote intensiteit.

Het is bijzonder jammer dat de productie niet op DVD is verschenen, want in alle recensies werd de regie van Deborah Warner lovend besproken. Maar ook zonder visie valt er waanzinnig veel te genieten.

Ook de verpakking oogt zeer fraai: de twee cd’s zitten ingeklemd in een soort boekwerk met een harde kaft, met, behalve het libretto, veel repetitie- en voorstellingfoto’s

Harnoncourt (Arthaus 107111)

Fidelio kaufmann

Ook op dvd is de keuze best groot. In 2004 al (!) heeft Jonas Kaufmann Florestan gezongen, in Zürich onder leiding van Nicolaus Harnoncourt. De dirigent heeft zijn visie hoorbaar veranderd en het orkest klinkt zwaarder dan op Teldec. Hij geeft ferm aan en begint heel erg snel, om daarna toch tot bedaren te komen. Ik vind het allemaal te afgemeten, te strak … Althans voor mij.

De regie is in handen van Jürgen Flimm en voor zijn doen laat hij tamelijk realistische beelden zien, soms misschien zelfs ‘te’. Een leuk weetje: Flimm heeft ook de regie en supervisie van de dialogen voor de Teldec-opname uit 1994 gevoerd.

Lászlo Pólgár is een prachtige Rocco. Ik betwijfel of hij in de rol (fysiek dan) helemaal idiomatisch is, zeker met een (zeer zwakke) Elisabeth Magnus als zijn dochter, maar ach, die man terug te kunnen zien!

Camilla Nylund is een beetje een onderkoelde Leonore, maar Kaufmann is onweerstaanbare Florestan.

Haitink (Opus Arte BD OA7040)

Fidelio Haitink

Alweer in Zürich, maar dan vier jaar later werd er alweer een nieuwe productie van ‘Fidelio’ (ze zijn er blijkbaar gek op) gepresenteerd. Het Zürcher Orkest wordt zeer liefdevol gedirigeerd door Bernard Haitink, maar ja – hij is ook met zijn Beethoven’s zowat vergroeid.

Hij heeft er ook over nagedacht: hij vindt de ideeën achter de muziek veel sterker dan welke politieke labels dan ook. Actualisering zou hem de worst wezen, want de muziek zelf is doorschijnend, transparant en warm.

Teruggrijpend naar de Mahleriaanse traditie zet hij ‘Leonore III’ in de tweede acte. Wel is hij een beetje aan de trage kant.

De regie van Katharina Thalbach en de aankleding van Ezzio Tofolutti zijn zeer realistisch, wat naadloos sluit bij de ideeën van Haitink, maar de kostuums zijn van alles wat. De dialogen zijn ietwat ingekort, wat ik niet echt als een gemis beschouw.

Lucio Gallo is voor mij een misbezetting. Hij zet Don Pizzaro neer als een Italiaanse maffiabaas, maar dan een zoals je ze alleen maar in de bioscoopfilms tegenkomt. Hij chargeert dat het een lieve lust is en zijn stem heeft niet het juiste timbre voor die rol.

Alfred Muff is als Rocco beter op zijn plaats dan als Pizzaro vier jaar eerder, maar ook hij heeft zijn beste tijd gehad. Melanie Diener (Leonore) zingt zeer adequaat, op haar acteren kan ik ook weinig aanmerken, maar zij kan mij geen seconde als man overtuigen.

Robberto Saccà vind ik een geweldige Florestan. Lyrischer dan we doorgaans gewend zijn, maar dat vind ik geen probleem. En al ziet hij er niet uitgemergeld uit, met zijn fantastische acteervermogen kan hij veel suggereren. Ik ben de zanger ook steeds meer gaan waarderen.

Love without sensuality is not love. A few thoughts about Tannhäuser

Tannhäuser_en_el_Venusberg,_por_John_Collier

In the Venusburg (Tannhauser), 1901 (oil on canvas) by John Collier

Text: Peter Franken

Wagner’s opera Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg premiered on 19 October 1845 in Dresden. The composer had been working on the opera since 1842 and was actually never able to complete it to his own satisfaction. Shortly before his death in 1883 Wagner admitted that he owed the world another Tannhäuser.

Tannhauser premiere dreseden

In 1875 he had conducted a performance in Vienna himself, which had not entirely been to his liking. That performance included the virtuoso music for the violins composed for Paris, making it in fact a Viennese version of the work.

Performance practices

Tannhauser Paris

The fact that Wagner continued to tinker with the score for a large part of his life was mainly caused by performance practices. He was never really satisfied with how the work was played, mainly because singers could not cope with their role but also because of the lack of quality of the performing orchestras. In 1860 a revised edition of the score appeared. A year later the ill-fated performances in Paris took place. Here Wagner had the overture lead directly into a stormy scene in the Venusberg, the bacchanale. The performances in Paris were sung in French. What is now known as the ‘Pariser Fassung’ is a retranslation into German.

Because the singer who was cast as Walther von der Vogelweide proved to have insufficient qualities, his contribution to the singing contest had to be cut. That omission defines the later performance practices of the Paris version and it is a serious loss. A ‘schwärmerisch’ type like Walther, who sings about the pure wells of love that one can only sip from, adds much to the contrast between Tannhäuser and his fellow singers. Now he only has Wolfram as an opponent, Biterolf’s contribution is of a very different nature, which calls for violence.

All in all, there are 36 variants in the score that can be identified, all of which stem from the problems Wagner encountered in making his opera ‘performable.’ Continuing to speak of a Dresden and a Paris version is outdated as there are many more. Nevertheless, in general one sticks to these two main versions because of the recognisability, mainly found in the overture and the subsequent bacchanale. However, it is not unusual to play a hybrid of both versions, for example by having Walther sing his aria in what otherwise is the Paris version.

The story

Tannhäuser’s time in a den of sensual pleasures sends him on a pilgrimage to redeem his soul.
Wikimedia Commons

As usual, Wagner wrote the libretto himself. In it he combined the legend of the Minnesänger Tannhaüser with the legendary singing contest at the Wartburg. The work deals with the disruption of a rigid, introverted environment by the arrival of an uninhibited outsider.

In this social environment, people do not know how to deal well with sexuality and eroticism, which has led to the glorification of spiritual love. Minnesänger Tannhaüser, however, has had very different experiences at the well, the Venus cave. Spiritual love is like infertile earth: no flowers grow in it. Love without sensuality is not love.

Tannhäuser

Tannhäuser_1845

Joseph Tichatschek (Tannhäuser) and Wilhelmine Schröder-Devrient (Venus); premiere in 1845

From the story it can be concluded that Heinrich Tannhaüser is a Minnesänger who previously lived at the court of the Landgrave of Thuringia. At some point the straitjacket of this court life must have become too tight and he left, without anyone knowing where.

It is clear that he is very much missed, especially by Elisabeth, the niece of the landgrave. And by his colleagues, who may have lost a competitor but cannot take advantage of it because Elisabeth has decided to no longer attend singing competitions. Competitions, therefore,  have largely petered out.

At the start of the opera Tannhaüser has been with the goddess of love Venus and her servants for quite some time. In terms of eroticism and sex, our hero does not lack anything, in fact, he gets overfed with it. And of course too much is not good: ‘all sex and no play makes Heinrich a dull boy.’

Tannhauser-et-Venus-par-Otto-Knille-1873-©-Nationalgalerie-der-Staatlichen-Museen-zu-Berlin

Tannhäuser et Vénus, par Otto Knille, 1873 © Nationalgalerie der Staatlichen Museen zu Berlin

Venus loses her temper when he tactfully tells her that he wants to go out into the open air again. What on earth does he want there, in that chilly, rigid environment in which people are permanently working as robots to protect the supposed salvation of their souls? He hadn’t fled all this for nothing, had he Heinrich, the free bird? But it doesn’t help, Tannhaüser is not only bored but afraid of his place in the afterlife as well. Venus mocks him for this but she cannot hold on to him.

Once in the open field, the Minnesänger meets his former colleagues, who lead him along to Wartburg with the main argument that Elisabeth is waiting for him there. For them he functions as a kind of job guarantee.

Wolfram

Wolfram von Eschenbach is the singer who is closest to Tannhaüser. Wolfram clearly has his eyes on Elisabeth, but she lives with the idealised memory of Tannhaüser and has no eye for other men. By confronting Elisabeth with his rival and thus making him an average person again, he hopes to increase his own chances with her.

He brings Tannhaüser to Elisabeth when she is swooning in the Great Hall of Song (Dich, teure Halle, grüß’ ich wieder) and remains in the background to keep an eye on their encounter. Although these two almost immediately recognise love in each other’s eyes, Wolfram does not have to worry, Tannhaüser manages to make himself spectacularly impossible before the eyes of the entire court. But contrary to expectations, Elisabeth continues to cherish him and only allows Wolfram in her vicinity as a ‘good friend.’ What remains for him is a ‘Will and Grace relationship.’

Hermann Prey as Wolfram:

Elisabeth

tannhauser-elisabeth-2011 Camilla Nylund

Camilla Nylund as Elisabeth in 2011

At court, this seemingly chaste lady is the figurehead of spiritual love, the first prize for him who can best pretend to sincerely believe in it. Wolfram and Walther von der Vogelweide strive to express their claims as well as possible during the singing contest. But she only has eyes for her secret love Heinrich. All she has to do is let him win the contest and he belongs to her. If only he doesn’t do anything stupid…..

It is clear that Elisabeth is not infertile earth under her stiff appearance. She does want flowers to bloom: ‘all song and no sex makes Elisabeth a dull girl.’

But expressing this openly takes her effort, actually she is just a little shy, nothing more.

Inspired by his stay with Venus and challenged by Wolfram and Walther, Tannhaüser gives his all. Everything and everyone falls over him, his life is in danger. And it is Elisabeth who saves him. It is unnecessary to talk about this in such important terms as sacrifice and Erlösung, she just loves him and does not let him fall.

Below ‘Dich, teure Halle,’ sung by Leonie Rysanek:

The pilgrims

Bayreuth, Festspiele, "Tannhäuser", Schluss

Scherl: Von den Bayreuther Festspielen 1930. Tannhäuser Schlusszene.

The pilgrim’s chorus is one of the most famous melodies of the opera. These people play an important role in the background. They pass the Wartburg at the time of Heinrich’s discomfiture and he is pressed to go with them to Rome to ask forgiveness for his sins. And these sins are great by church standards: he has had extramarital sex and prides himself on it. That is tantamount to ignoring social codes and his presence is therefore perceived as a threat to society. From a social point of view, he is a wrong-way driver, someone who flouts the rules and thereby endangers others.

When the pilgrims return, Tannhaüser does not appear to be amongst them to Elisabeth’s despair. His absence from the group indicates that he was not absolved by the Pope. And that means that he will remain an outcast at court. The latter is Elisabeth’s final blow, she can no longer take it and dies.

Venus

Tannhäuser appears and tells the bewildered Wolfram the story of his failed pilgrimage. He wants to return to Venus since life in this form has nothing more to offer him and there is little point in hoping for a heavenly afterlife. Venus hears of this and sees her prediction confirmed. She had told him so. What should a man do with Mary if he can be with Venus, forever? She seductively sings to him: ‘Willkommen ungetreuer Mann.’

Tannhaueser The_Redemption_of_Tannhauser_1890

At the very last minute, Wolfram managed to save him for an  ecclesiastical life. He points out Elisabeth to him, praying in heaven for the salvation of his soul. In the end, Venus cannot compete with that. Her Dionysian world is defeated by the Apollonian world of medieval Christianity.

Translated with http://www.DeepL.com/Tran

Liefde zonder zinnelijkheid is geen liefde. Het een en ander over Tannhäuser

Tannhäuser_en_el_Venusberg,_por_John_Collier

In the Venusburg (Tannhauser), 1901 (oil on canvas) by John Collier

Tekst: Peter Franken

Wagners opera Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg beleefde zijn première op 19 oktober 1845 in Dresden. De componist had er vanaf 1842 aan gewerkt en eigenlijk heeft hij de opera nooit tot eigen tevredenheid kunnen voltooien. Kort voor zijn overlijden in 1883 uitte Wagner nog de verzuchting dat hij de wereld nog een Tannhäuser verschuldigd was.

Tannhauser premiere dreseden

In 1875 had hij zelf nog een opvoering in Wenen geleid maar die was niet geheel naar wens verlopen. Daar klonk overigens wel de virtuoze muziek voor de violen die eigenlijk voor Parijs was gecomponeerd, feitelijk was er dus sprake van een Weense versie.

Uitvoeringspraktijk

Tannhauser Paris

Dat Wagner een groot deel van zijn leven is blijven sleutelen aan de partituur werd vooral veroorzaakt door de uitvoeringspraktijk. Hij was hierover nooit echt tevreden, vooral doordat zangers hun rol niet aankonden maar ook door gebrek aan kwaliteit van de uitvoerende orkesten. In 1860 verscheen er een herziene druk van de partituur. Een jaar later vond de  mislukte reeks voorstellingen in Parijs plaats. Hier liet Wagner de ouverture direct overgaan in een stormachtige scène in de Venusberg, het bacchanaal. De opvoeringen in Parijs werden in het Frans gezongen. Wat nu bekend staat als de ‘Pariser Fassung’ is een terugvertaling in het Duits.

Doordat de voor de rol van Walther von der Vogelweide geëngageerde zanger over onvoldoende kwaliteiten bleek te beschikken, moest zijn bijdrage aan de zangwedstrijd worden geschrapt. Die coupure is bepalend geworden voor de latere uitvoeringspraktijk van de Parijse versie en dat is een ernstig gemis. Een ‘schwärmerisch’ type als Walther die zingt over de zuivere bronnen van de liefde waaraan men slechts mag nippen, voegt veel toe aan de tegenstelling tussen Tannhäuser en zijn collega zangers. Nu heeft hij alleen Wolfram als tegenspeler, de bijdrage van Biterolf is van een heel andere aard, die roept op tot geweld.

Al met al zijn er 36 varianten in de partituur aanwijsbaar die allemaal voortkomen uit de problemen die Wagner ondervond bij het ‘uitvoerbaar’ maken van deze opera. Blijven spreken van een Dresdener en een Parijse versie is feitelijk achterhaald, er zijn er veel meer. Toch blijft men in het algemeen vasthouden aan die twee hoofdversies vanwege de herkenbaarheid die vooral zit in de ouverture en het daarop volgende bacchanaal. Het is echter niet ongebruikelijk om een hybride van beide versies te spelen, bijvoorbeeld door Walther zijn aria te laten zingen in de voor het overige Parijse versie.

Het verhaal

tannhauser2-wishful thinking

Tannhauser’s time in a den of sensual pleasures sends him on a pilgrimage to redeem his soul.

Wikimedia Commons

Zoals gebruikelijk schreef Wagner zelf het libretto. Hierin combineerde hij de legende van de minnezanger Tannhaüser met de legendarische zangwedstrijd op de Wartburg. Het werk behandelt de ontregeling van een verstard in zichzelf gekeerd milieu door de komst van een ongeremde vrijbuiter.

In die sociale omgeving weet men niet goed om te gaan met seksualiteit en erotiek wat heeft geleid tot het verheerlijken van de geestelijke liefde. Minnezanger Tannhaüser heeft echter heel andere ervaringen, opgedaan bij de bron, de Venusgrot. Geestelijke liefde is als onvruchtbare aarde: daarin groeien geen bloemen. Liefde zonder zinnelijkheid is geen liefde.

 

Tannhaüser

Tannhäuser_1845

Joseph Tichatschek (Tannhäuser) and Wilhelmine Schröder-Devrient (Venus); premiere in 1845

Uit het verhaal kan worden opgemaakt dat Heinrich Tannhaüser een minnezanger is die voorheen aan het hof van de landgraaf van Thüringen heeft geleefd. Op een bepaald moment moet het keurslijf van dit hofleven teveel zijn gaan knellen en is hij vertrokken, zonder dat iemand weet waarheen.

Duidelijk is dat hij erg wordt gemist, met name door Elisabeth, de nicht van de landgraaf. En door zijn collega’s, die zijn weliswaar een concurrent kwijt maar kunnen daar geen voordeel uit halen omdat Elisabeth heeft besloten geen zangwedstrijden meer bij te wonen. Zodoende is de hele zaak doodgebloed.

Bij aanvang van de opera verblijft Tannhaüser al geruime tijd bij de liefdesgodin Venus en haar dienaressen. Op het punt van erotiek en seks komt onze held niets tekort, sterker nog, hij raakt ermee overvoerd. En teveel is natuurlijk ook weer niet goed: ‘all sex and no play makes Heinrich a dull boy’.

Tannhauser-et-Venus-par-Otto-Knille-1873-©-Nationalgalerie-der-Staatlichen-Museen-zu-Berlin

Tannhäuser et Vénus, par Otto Knille, 1873 © Nationalgalerie der Staatlichen Museen zu Berlin

Venus gaat door het lint als hij voorzichtig aangeeft weer eens de buitenlucht op te willen zoeken. Wat wil hij daar in vredesnaam, in die kille starre omgeving waarin mensen als robots permanent bezig zijn hun vermeende zielenheil te behoeden? Hij was dat alles toch niet voor niets ontvlucht, hij Heinrich, de vrije vogel? Maar het helpt niet, Tannhaüser verveelt zich niet alleen maar vreest voor zijn plaats in het hiernamaals. Venus bespot hem hierom maar kan hem niet vasthouden.

Eenmaal in het vrije veld ontmoet de minnezanger zijn voormalige collega’s die hem meetronen naar de Wartburg met als belangrijkste argument dat Elisabeth daar op hem wacht. Voor henzelf is hij een soort werkgelegenheidsgarantie.

Wolfram

Wolfram von Eschenbach is de zanger die Tannhaüser het meest na staat. Wolfram heeft duidelijk zijn zinnen op Elisabeth gezet, maar zij leeft met de geïdealiseerde herinnering aan Tannhaüser en heeft geen oog voor andere mannen. Door Elisabeth met zijn rivaal te confronteren en zodoende weer tot een doorsnee persoon te maken, hoopt hij zijn kansen bij haar te vergroten.

Hij brengt Tannhaüser naar Elisabeth toe als die staat te zwijmelen in de Grote Zangershal (‘Dich, teure Halle, grüß’ ich wieder’) en blijft op de achtergrond aanwezig om een oogje in het zeil te houden bij hun ontmoeting. Hoewel die twee vrijwel onmiddellijk de liefde in elkaars ogen herkennen, hoeft Wolfram zich geen zorgen te maken, Tannhaüser weet zichzelf voor de ogen van het gehele hof op spectaculaire wijze onmogelijk te maken. Maar tegen de verwachting in blijft Elisabeth hem koesteren en laat Wolfram slechts in haar nabijheid toe als ‘goede vriend’. Meer dan een ‘Will and Grace verhouding’ zit er voor hem niet in.

Hermann Prey als Wolfram:

Elisabeth

tannhauser-elisabeth-2011 Camilla Nylund

Camilla Nylund als Elisabeth in 2011

Deze op het oog zo kuise dame is aan het hof het boegbeeld van de geestelijke liefde, de hoofdprijs voor diegene die het beste kan voorwenden daarin oprecht te geloven. Wolfram en Walther von der Vogelweide beijveren zich om hun aanspraken zo goed mogelijk te verwoorden tijdens de zangwedstrijd. Maar zij heeft eigenlijk alleen maar oog voor haar geheime liefde Heinrich. Ze hoeft hem alleen nog maar even die wedstrijd te laten winnen en hij is van haar. Als hij nu maar niets doms doet….

Het is duidelijk dat Elisabeth onder haar verplicht stijve uiterlijk geen onvruchtbare aarde is. Zij wil wel degelijk bloemen laten bloeien: ‘all song and no sex makes Elisabeth a dull girl.

Maar er openlijk voor uitkomen kost haar moeite, eigenlijk is ze gewoon een beetje verlegen, meer niet.

Geïnspireerd door zijn verblijf bij Venus en uitgedaagd door Wolfram en Walther laat Tannhaüser zich helemaal gaan. Alles en iedereen valt over hem heen, zijn leven loopt gevaar. En het is Elisabeth die hem redt. Het is onnodig hierover te spreken in gewichtige termen als opoffering en Erlösung, ze houdt gewoon van hem en laat hem niet vallen.

Hieronder ‘Dich, teure Halle’, gezongen door Leonie Rysanek:

De pelgrims

Bayreuth, Festspiele, "Tannhäuser", Schluss

Final scene, Bayreuth Festival 1930

Het pelgrimskoor is een van de bekendste melodieën van de opera. Deze lieden spelen op de achtergrond een belangrijke rol. Ze passeren de Wartburg ten tijde van Heinrichs deconfiture en hij wordt geprest om met hen mee te gaan naar Rome om vergiffenis te vragen voor zijn zonden. En die zijn groot naar kerkelijke maatstaven gemeten: hij is zich te buiten gegaan aan buitenechtelijk geslachtsverkeer en gaat daar prat op. Dat staat gelijk aan het negeren van een maatschappelijke code en zijn aanwezigheid wordt dan ook ervaren als bedreigend voor de samenleving. In sociaal opzicht is hij een spookrijder, iemand die de regels aan zijn laars lapt en daarmee anderen in gevaar brengt.

Als de pelgrims terugkeren blijkt Tannhaüser er niet bij te zijn tot wanhoop van Elisabeth. Zijn ontbreken in de groep duidt erop dat hij geen absolutie heeft gekregen van de paus. En dat betekent dat hij een outcast aan het hof zal blijven. Dat laatste is voor Elisabeth de genadeklap, ze kan het niet meer aan en sterft.

Venus

Tannhäuser verschijnt en doet de verbijsterde Wolfram verhaal van zijn mislukte pelgrimstocht. Hij wil terug naar Venus aangezien het leven in deze vorm hem niets meer te bieden heeft en het weinig zin heeft nog op een hemels hiernamaals te hopen. Venus krijgt hier lucht van en ziet haar gelijk bevestigd. Ze had het hem nog zo gezegd. Wat moet een man nu met Maria als hij bij Venus kan zijn, forever? Ze zingt hem verleidelijk toe: ‘Willkommen ungetreuer Mann’.

Tannhaueser The_Redemption_of_Tannhauser_1890

The Redemption of Tannhauser, Sir Francis Dicksee 1890

Op het nippertje weet Wolfram hem nog voor de kerkelijke versie van het bestaan te behouden. Hij wijst hem op Elisabeth die in de hemel bidt voor zijn zielenheil. Daar kan Venus uiteindelijk niet tegenop. Haar Dionysische wereld legt het af tegen de Apollinische van het middeleeuwse christendom.

Het artikel is, in de ingekorte versie al eerder op operamagazine.nl verschenen

Der tigernde Holländer am Opernhaus Zürich

Text: Mordechai Aranowicz

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Mit gemischten Gefühlen verliess man den fliegenden Holländer am Opernhaus Zürich. Die Inszenierung des Intendanten Andreas Homoki und der Ausstattung von Wolfgang Gussmann aus dem Dezember 2012 war dabei eine grosse Enttäuschung. Es handelt sich um ein völlig austauschbares beliebiges Arrangement, das fast den ganzen Abend über mit Wagners selbst verfasstem Libretto frontal kollidiert, Libretto und Partitur einerseits und die Inszenierung andererseits waren völlig zweierlei Sachen, die kaum etwas miteinander zu tun haben.

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Statt der geforderten Schauplätze befinden wir uns in einem Seemanns-Kontor zu Beginn des 20. Jahrhunderts in dem es eben spukt. Dass im Libretto von Schiffen, Stürmen, Häfen, Spinnrädern die Rede ist schien dem Regisseur völlig egal, auch wer die Oper nicht kennt, dürfte beim Mitlesen der Übertitel das flaue Gefühl im Magen bekommen haben, dass hier inszenatorisch etwas völlig schiefläuft.

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Die unfreiwillige Komik mit einem afrikanischen Krieger in der Spukszene während des Fests der Matrosen im dritten Aufzug, war trauriger Höhepunkt, dieser völlig verfehlten Regie-Arbeit! Das war umso bedauerlicher, da mit Bryn Terfel einer der gefragtesten Holländer-Interpreten unserer Zeit zur Verfügung stand. Sein herber, robuster Bariton sprach am besagten Abend in allen Lagen bestens an, fand im Verlauf des Abends zu Leidenschaft und Ausdruck.

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Camilla Nylund war dabei eine ebenbürtige Partnerin, der man ihr leichtes Tremolo in der berühmten Ballade leicht nachsehen konnte, ihr wunderbarer dramatischer Sopran verlieh der Senta zahlreiche Farben und blühte im zentralen Duett des zweiten Aktes wunderbar in der Höhe auf.

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Steven Humes war ein Stimmlich etwas zu leichtgewichtiger Daland, man vermisste das Volumen und die Tiefe, die diese Rolle braucht. Marco Jentsch gab einen geschmeidig Stimmigen Erik, während die respaktable Leistung von Omer Kabiljak als Steuermann durch die Abstrusitäten der Regie völlig zunichtegemacht wurde.

DER FLIEGENDE HOLLÄNDER

Der von Janko Kastelic präparierte Chor brachte sich klangstark mit ein, war jedoch optisch einfach grausam und unpassend kostümiert und musste sich wie bei so vielen Regiearbeiten von Andreas Homoki ohne Grund hyperaktiv betätigen ohne, dass dafür ein Grund erkennbar war.

Das Orchester und Markus Poschner spielte von der Ouvertüre an einen Wagner, der an Spannung und Farbreichtum kaum zu überbieten war. Viel Jubel am Ende dieses pausenlos gespielten Nachmittags für Sänger, Chor und Orchester, lange Gesichter auf der Treppe wegen einer weiteren ernüchternden und ärgerlichen Inszenierung.

Foto T+T Fotografie: Toni Suter + Tanja Dorendorf

Am 28.03.2018 im Opernhaus Zürich besucht

Elektra aan de Amstel: afscheid van de productie van Willy Decker

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

© Hans van den Bogaard

Sommige dingen vervelen nooit. Het doet er niet toe hoe vaak je ze hebt gezien, gehoord of gelezen: goed is goed. Neem Willy Deckers Elektra bij De Nationale Opera. De productie stond in oktober 2011 voor de vierde (en laatste) keer op het toneel. Mooier en beter dan ooit tevoren.

Een goed geschreven boek dat ook nog eens ergens over gaat, wordt een klassieker. Zodoende lezen we nog steeds Tsjechov, Proust, Homerus en Oscar Wilde, om er een paar te noemen. Denkt u dat er na twintig jaar, laat staan na honderd, iemand nog weet wie Kluun of Heleen van Rooyen waren?

De opera’s van Mozart, Puccini, Wagner of Strauss hebben een eeuwigheidswaarde, maar denkt u dat alle producties die ooit van hun werken werden gemaakt ook de eeuwigheid mee in kunnen gaan?

De meeste niet, nee en alle conceptualisten en hun aanhang ten spijt – sommige van hun ‘scheppingen’ zijn al verouderd op het moment dat ze in première gaan. Dat heb je als je te veel wilt actualiseren en op het dagnieuws in wil te spelen.

Gelukkig waren er – en zijn er nog steeds – regisseurs die werkelijk dat beetje ‘extra’ aan een opera kunnen toevoegen. Zij weten er hun stempel op te drukken zonder het werk te willen veranderen en blijven trouw aan het libretto en zeer zeker aan de muziek. Ongeacht of ze traditioneel of modern te werk gaan.

Elektra Willy Decker

Willy Decker © GPD/Phil Nijhuis

Willy Decker is zo’n regisseur. Natuurlijk, niet alles van hem is geniaal (ook Mozart heeft niet alleen maar meesterwerken gecomponeerd), maar hij werkt nooit tegen de muziek in en in alles wat hij doet, blijft hij logisch en consequent.

Zijn Elektra ging bij De Nationale Opera voor het eerst in 1996 in première en is sindsdien nog twee keer herhaald, in 2000 en 2006. In het kader van het ‘Oresteia – jaar’ werd de productie in 2011 voor de vierde (maar wel de allerlaatste!) keer teruggehaald.

Ook voor mij was het de vierde keer dat ik de productie in Amsterdam zag. Ik heb het altijd fantastisch gevonden. Het orkest was soms beter, soms minder, ook de solisten hadden niet altijd hetzelfde hoge niveau, maar het was altijd zeer spannend en het liet je nooit onberoerd achter.

Maar nu, alsof het inderdaad een ware zwanenzang betrof, heeft iedereen zichzelf overtroffen. Zo goed en zo mooi heb ik het nog nooit eerder gehoord. Voor het eerst in mijn leven (en ik heb Elektra, één van mijn meest geliefde opera’s, heel wat keren meegemaakt) hoorde ik er dingen in die ik nooit eerder heb gehoord.

Weemoedige Weense walsjes bijvoorbeeld. Momenten van stilte en bezinning. Ongekende lyriek. En dat alles met zo ontzettend veel liefde en betrokkenheid gespeeld! Voor het eerst in mijn leven hoorde ik een orkest dat niet zichzelf, maar de zangers de hoofdrol gunde en ze zo veel mogelijk ondersteunde. Dankzij onze nieuwe chef-dirigent, Marc Albrecht. Bravo, maestro!

Marc Albrecht over Elektra:

Orkestleden met wie ik na afloop van de voorstelling heb gesproken, hebben allemaal mijn indruk bevestigd. Zo lyrisch, zo ingetogen hebben ze de partituur inderdaad nog nooit eerder gespeeld. En Albrecht kunnen ze inmiddels op handen dragen.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Evelyn Herlitius (Elektra) ©Hans van den Bogaard

Evelyn Herlitius is geen onbekende in Amsterdam. In 2008 zong zij hier een zeer indrukwekkende Farberin in ‘Die Frau ohne Schatten’ – overigens ook onder de baton van Marc Albrecht, die hiermee zijn visitekaartje bij DNO afgaf.

Haar eerste Elektra zong zij in januari 2010 in Brussel (met Eva-Maria Westbroek als Chrysothemis) en de rol behoort inmiddels tot haar paradepaardjes. Waar ze de kracht vandaan haalt om de hele avond op bühne te staan en onafgebroken de meest heftige muziek te zingen, zonder zichtbare vermoeidheid en zonder dat haar stem het zelfs even opgeeft – het is mij een raadsel.

Haar Elektra was verrassend lyrisch, maar dan wel met een windkracht 10! Zij overschreeuwde zich nergens en toch kwam ze mooi boven het orkest uit! Haar prachtige topnoten waren zuiver en gewoon mooi. Men zei dat zij op de generale nog beter op dreef was, iets, wat ik mij eigenlijk niet eens kan voorstellen!

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Gerd Grochowski (Orestes), Michaela Schuster (Klytämnestra), Evelyn Herlitius (Elektra) © Hans van den Bogaard

Ook Gerd Grochowski (Orestes) hebben wij in Amsterdam al eerder gehoord: als een zowat volmaakte Kurwenal in Tristan und Isolde, maar ook in Elektra vijf jaar geleden. Zoals altijd wist hij met zijn diepe klaroengeluid te imponeren, om van zijn présence niet te spreken!

Zijn Orest was veel meer dan een ‘wraakinstrument’ in de handen van zijn zus, hij was verbeten en vastberaden en ook zonder haar had hij zijn ‘plicht” vervuld. Aan het eind werd hij, gestoken in de bebloede jas van zijn vader, getooid met de glinsterende kroon van zijn moeder.

Nu zijn zus ook dood is (anders dan bij Strauss/von Hoffmanstal danst zij zichzelf niet dood, maar pleegt zelfmoord door tegen het mes van Orestes te lopen – goed bedacht en zeer logisch), gaat hij regeren en ik denk niet dat het een prettige periode gaat worden. Nee, geen held om compassie mee te hebben.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Camilla Nylund (Chrysothemis), Evelyn Herlitzius (Elektra) © Hans van den Bogaard

Het was de eerste keer dat Camilla Nylund de rol van Chrysothemis zong en zij deed het voorbeeldig. Menig sopraan verkijkt zich op die rol, die veel zwaarder is dan men denkt. Met haar Marylin Monroe outfit en haar eeuwige tasje was zij echt meelijwekkend. Maar was zij werkelijk zo onschuldig zoals wij dachten? Stof tot nadenken.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Evelyn Herlitzius (Elektra), Camilla Nylund (Chrysothemis) © Hans van den Bogaard

Men vond haar stem aan de koude en afstandelijke kant, maar dat vond ik bij de rol, zoals Decker haar ziet, juist voortreffelijk passen. Ik denk, dat ze er nog in gaat groeien, maar al bij de première vond ik haar prestatie werkelijk bijzonder.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Michaela Schuster (Klytämnestra) © Hans van den Bogaard

In de rol van Klytämnestra was nou eens niet een uitgezongen zangeres te horen. Michaela Schuster had niet alleen alle noten paraat – zij wist ze ook als een kameleon naar haar hand te zetten en schakelde tussen het zingen en het sprechgesang alsof het niets was. Fenomenaal. Ook als actrice wist zij mij voor 100 procent te overtuigen. Haar vertolking was ontroerend in haar wanhoop en wellicht de meest meelijwekkende van allemaal.

Hubert Delamboye was een bijzonder goede Aegisth en wist in zijn korte scène een heel drama te stoppen, dat zelfs in een film niet zou misstaan.

Deze keer was Decker er zelf niet bij. De productie werd heringestudeerd door Wim Trompert, tussen 1992 en 2004 voornamelijk werkzaam als assistent-regisseur bij DNO, maar inmiddels zelf een regisseur van naam.

Trailer van de productie:

Richard Strauss
Elektra
Evelyn Herlituis, Michaela Schuster, Camilla Nylund, Hubert Delamboye, Gerd Grochowski, Tijl Faveyts e.a.
Het Nederlands Philharmonisch Orkest olv Marc Albrecht
Regie: Willy Decker

Bezocht op 5 oktober 2011

Lohengrin. Discografie

Lohengrin August von Heckel, Neuschwanstein

August von Heckel: Aankomst van Lohengrin; Neuschwanstein, woonkamer van de koning, 1882/83

Voor mij, absoluut geen Wagneriaan, staat Richard Wagners Lohengrin samen met zijn Tannhäuser op eenzame hoogte: ik krijg er nooit genoeg van. Geen wonder dat mijn Lohengrin-plank goed gevuld is. Een selectie van aanraders en afraders.

 

CD’S

GEORG SOLTI

Lohengrin solti

 

Mijn geliefde cd-opname is die onder leiding van Georg Solti (Decca 4210532), voornamelijk vanwege de dirigent. Het begint al met de ouverture: zeer mysterieus en toch met beide voeten in de aarde. Zeer gevoelig, maar ook nadrukkelijk echt zonder sektarisme; hier geen Hare Krishna, maar ook geen Halleluja.

Vóór hij Lohengrin ging opnemen, had Domingo zich al bijna twintig jaar op zijn rol voorbereid (hij zong hem al 1968 in Hamburg) en het resultaat is er ook naar. Zijn Lohengrin is voornamelijk liefhebbend en warmbloedig.

Jessye Norman was in die tijd de volmaakte Elsa: jong en onschuldig met een stem waar je stil van werd. Fischer-Dieskau’s Heerrufer is een kwestie van smaak, maar Siegmund Nimsgern en Eva Randová zijn een perfect vilein paar.

Hieronder de ouverture uit deze opname:

 

MAREK JANOWSKI

 

lohengrin-Janowski

 

Marek Janowski wordt beschouwd als één van de beste Wagner-dirigenten van onze tijd, maar zijn Lohengrin, in november 2011 live opgenomen in Berlijn (PentaToneClassics PTC 5186403) valt mij een beetje tegen.

Janowski dirigeert zeer voorzichtig, voor mij te, waardoor de ouverture het meeste weg heeft van een uitgerekte brij. Gelukkig herstelt hij zich gauw en in de tweede akte laat hij de dreiging goed voelbaar worden. In de Bruiloftsmars laat hij de noten mooi in elkaar vloeien en maakt mij gelukkig met zijn keuze van tempi en het beteugelen van het orkest. Toch kan ik niet aan de indruk ontkomen dat hij zich verliest in details.

Ik ben geen fan van Annette Dasch, haar stem vind ik wat ‘gewoontjes’, maar wellicht past het bij het karakter van Elsa? Susanne Resmark is een fatsoenlijke Ortrud, met een grote stem en een mooi donker timbre. Maar haar ruime vibrato is soms hinderlijk.

De rest van de zangers is zonder meer prachtig, maar er is één probleem: ze mengen niet. Klaus Florian Vogts geluid is zeer ‘blank’,  zijn timbre behoorlijk zoetig en zijn benadering heel erg lyrisch. Mooi, dat wel, maar eerlijk gezegd heb ik het inmiddels gehad met steeds maar hetzelfde: hij ontwikkelt zich niet. Bovendien kan hij het niet opnemen tegen de diepe laagte van Günther Groisböck (Heinrich) en het werkelijk fenomenale volume van Gerd Grochowski (Telramund). In de ensembles valt hij gewoon weg.

Hieronder Günther Groissböck zingt het ‘Gebet des König Heinrich‘

 

 

 

 

 

 

BERTRAND DE BILLY

Lohengrin-oehms

Een van de nieuwste Lohengrin’s, althans op cd, werd gedirigeerd door Bertrand de Billy en in maart 2013 live opgenomen in de Frankfurter Opern (OEHMS classics OC946). Naar foto’s in het tekstboekje te oordelen mogen wij blij zijn dat de productie niet op dvd maar op cd is verschenen!

Camilla Nylund is een prachtige Elsa, voor mij misschien de beste Elsa van de laatste jaren. Michaela Schuster heeft inmiddels van Ortrud één van haar parade rollen gemaakt, al is er iets in haar vetolking wat mij een beetje tegen staat. Voor Falk Struckman (Koning Heinrich) ben ik bereid moord te doen, dus ik vergeef hem dat zijn stem een beetje onstabiel is geworden.

De Duits – Canadese tenor Michael König (Lohengrin) is nieuw voor mij. Van zijn stem en zijn interpretatie word ik echt stil, zo mooi en zo ontroerend! Alleen al vanwege hem en Nylund ga ik de opname koesteren!

 

 

ERICH LEINSDORF

Lohengrin Leinsdorf

Even terug in de tijd.

In 1943 dirigeerde Erich Leinsdorf bij de Metropolitan Opera in New York een Lohengrin om te zoenen (Sony 88765 42717 2). De ouverture is om verliefd op te worden, zo sprookjesachtig mooi. Daar kan ik niet genoeg van krijgen.

Lauritz Melchior is natuurlijk dé Lohengrin uit de tijd en Astrid Varnay klinkt verrassend lyrisch. Het is alleen jammer van haar manier om de medeklinkers zeer nadrukkelijk uit te spreken, iets wat ik niet mooi vind. Alexander Sved is een zeer autoritaire Telramund en Kerstin Thorborg een goede Ortrud.

Lauritz Melchior:

 

FRITZ STIEDRY

Lohengrin Stiedry

Tegenover Leinsdorfs opname staat een registratie uit 1950 onder Fritz Stiedry (Walhall WLCD 0146). Zijn aanpak is zeer nuchter, recht door zee, wat ook wel versterkt wordt door de povere geluidskwaliteit. Maar het is ontegenzeggelijk mooi en zeer verrassend.

Vergeet ook de zangers niet: Helen Traubel is een heerlijke Elsa en Astrid Varnay is na zeven jaar gepromoveerd van Elsa naar een zeer indrukwekkende Ortrud. En dan Herbert Janssens Telramund: wat een stem en wat een indrukwekkende vertolking

 

DVD’S

AUGUST EVERDING

Lohengrin Everding

Ook op dvd is er geen gebrek aan goede, minder goede en zelfs belachelijke uitvoeringen (lang leve de regisseur!). Ik begin met een zonder meer fijne uitvoering uit de Metropolitan Opera, opgenomen in 1986 (DG 0734176) .

De productie van August Everding is zeer traditioneel, met dito kostuums en decors. Het is heel erg mooi, maar voor mij ontbreekt er iets, alsof de ziel uit de voorstelling is gehaald.

Maar dan komt Leonie Rysanek (Ortrud) voorbij en kun je niet anders dan gefascineerd blijven kijken. Let alleen al op haar oogopslag bij de beschuldiging van Elsa. Heerlijk!

James Levine dirigeert met verve en geeft de partituur alle glans, werkelijk schitterend. Het is ook fascinerend om naar zijn gezicht te kijken tijdens het dirigeren; daar is volledige betrokkenheid op de muziek van af te lezen.

Hieronder Leonie Rysanek als Ortrud:

 

 

 

GÖTZ FRIEDERICH

Lohengrin-Gotz-Friedrich

Het was August Everding die als eerste de enorme kwaliteiten van Götz Friedrich erkende. Hij was het ook die ervoor zorgde dat Friedrich na zijn vlucht uit de DDR aangesteld werd als hoofdproducent in Hamburg.

In tegenstelling tot wat over hem wordt geschreven heeft Friedrich zich nooit als een vertegenwoordiger van het ‘regietheater’ gezien. Integendeel, zijn producties zijn zeer libretto- en muziekgetrouw. Verwacht bij hem geen rare concepten.

De Lohengrin die hij in 1982 in Bayreuth maakte (Euroarts 2072028), behoort voor mij tot de mooiste producties van de opera. Het beweegt zich tussen de harde realiteit en de utopische droomwereld van een puberaal meisje.

Karan Armstrong is een mooie vrouw en een geweldige actrice, maar haar tremolo is soms zeer hinderlijk. Peter Hofmann is in alle opzichten een droom van een Lohengrin: met zijn knappe uiterlijk, gestoken in wit en zilver, lijkt hij letterlijk uit een meisjesdroom te zijn gestapt. Elisabeth Connell is een indrukwekkende Ortrud en Bernd Weikl een geweldige Heerrufer.

Hieronder een kort fragment uit de productie:

 

 

 

NIKOLAUS LEHNHOFF

Lohengrin Lehnhoff

Dat Nikolaus Lehnhoff zeer goed bekend was met de productie van Friedrich is evident. Net als Friedrich laat hij de zwaan achterwege. Lohengrin (Klaus Florian Vogt in één van zijn beste rollen) wordt voorafgegaan door een lichtstraal, die hem de allure van een jarenvijftigpopster verleent. Over meisjesdromen gesproken!

Licht en zacht, zoals de eerste stralen van de opkomende zon, zo klinken de eerste maten van de ouverture. Midden op het in donkerblauwe en zwarte tinten gehulde toneel doemt Elsa (zeer ontroerende Solveig Kringelborn) op, haar handen op een stoel. Deze zal vanaf nu tot het eind van de opera het centrum van haar universum, en haar enige houvast blijven. Het gevoel van eenzaamheid maakt zich van je meester, en je beseft dat het nooit goed komt, alle ridders en zwanen ten spijt.

Het meest opvallende aan deze schitterende Baden-Baden-productie is de weergaloze lyriek. De zangers lijken rechtstreeks uit Bellini-opera’s te zijn gewandeld en zelfs Ortrud, in de interpretatie van de fenomenale Waltraud Meier, is een Lady Macbeth met menselijke trekken. Na Götz Friedrich is dit voor mij de beste Lohengrin op dvd (Opus Arte OA 0964D)

Hieronder een scène tussen Elsa en Ortrud:

 

 

 

RICHARD JONES

kinopoisk.ru

Is er in het libretto sprake van een regime? Dictatuur? Vervolgingen en /of gebrek aan democratie? Hup, dan verplaatsen we de actie naar de jaren dertig van de vorige eeuw. Zo banaal, en zo getuigend van gebrek aan inspiratie! Dat laatste neem ik Richard Jones ook het meeste kwalijk. Zijn Lohengrin is in zijn banaliteit niet alleen maar raar, maar ook voorspelbaar en ongeïnspireerd. Althans voor mij.

Meteen bij het begin is het al raak: de prachtige ouverture, subliem en gevoelig gespeeld door het Bayerischer Staatsorchester onder Kent Nagano, wordt totaal vernield door het beeld. Wij zien een meisje met donkere vlechten, gekleed in een groene tuinbroek, die, gezeten aan een tekentafel, een huis tekent.

Lohengrin (Jonas Kaufmann) is een in spijkerbroek gestoken hippie. Hij komt op met onder zijn arm een grote, witte plastic zwaan, die ook nog eens mechanisch gestuurd wordt: hij pikt in de rondte en in zijn veren. Ik vind het smakeloos.

De productie uit München, juli 2009 (Decca 0743387), markeerde Kaufmanns debuut in de rol van Lohengrin. Slaagde hij? Ja en nee. Zijn stem is van nature krachtvol en lyrisch tegelijk en zijn volume is groot. Hij hoeft nergens te forceren en zijn hoge en lage tonen zijn prachtig in balans. Toch mis ik iets in zijn optreden, dat kleine ‘etwas’… Misschien is het omdat het zijn debuut is, maar op mij maakt hij een niet al te happy indruk.

Anja Harteros is een hartroerende Elsa. Ze zet de rol zeer imponerend neer en weet het meisjesachtige goed te combineren met ontluikende vrouwelijkheid.

Michaela Schuster wist zich toen nog geen raad met Ortrud, maar Wolfgang Koch (Telramund) maakt veel goed. Wat een prachtige stem! Diep, groots, soepel, lenig, majestueus en autoritair. Ook als acteur weet hij bijzonder te imponeren. Evgeny Nikitin is een overtuigende Heerrufer.

Hieronder de trailer van de productie:

 

 

 

HANS NEUNFELS

Lohengrin Neuenfels

De in 2011 in Bayreuth opgenomen productie van Hans Neuenfels (Opus Arte OA 1071 D) is een doordenkertje. Want wat doen ratten in Lohengrin? Nu… het zit zo: de Brabanders zijn door mislukte experimenten in ratten veranderd en Lohengrin komt ze helpen, als iemand van het dierenbevrijdingsfront. Zoiets. Ongeveer.

Nee, ik heb het niet bedacht en ik zou het er ook niet uit kunnen halen als ik de recensies niet had gelezen. Maar blijkbaar zijn de enthousiaste (ja, de productie werd enthousiast ontvangen!) collega-recensenten of helderziend, of hebben ze een speciaal onderonsje met de regisseur gehad.

Al bij de ouverture wemelt het van de (geanimeerde) ratten in roze, wit en grijs. En dat is maar het begin. Om ook het einde te verklappen: het broertje van Elsa is een net geboren vette baby met de navelstreng nog om…

Annette Dasch ziet er mooi en onschuldig uit en acteert goed en Klaus Florian Vogt zingt mooi en lyrisch. Eens en nooit meer.

Hieronder een fragment:

 

TIZIANO MANCINI EN PIOTR BECZALA



Beczala Lohengrin

Trailer van de productie in Dresden:

Der Rosenkavalier uit Amsterdam is ook op cd overtuigend

Rosenkavalier Albrecht

Deze productie van Der Rosenkavalier door de Nationale Opera in Amsterdam (regie: Jan Philippe Glogger) heb ik live in het huis gezien en ik was er zeer over te spreken. Ook visueel viel het best mee, al vond ik de laatste acte behoorlijk uit de toon vallen.

Hieronder trailer van de productie:

Ik was toen zeer onder de indruk van Paula Murrihy en Hanna-Elisabeth Müller (resp. Octavian en Sophie) maar zonder beeld vind ik ze iets minder fantastisch. Hun stemmen zijn fraai en zeer jeugdig maar ze kleuren niet echt mooi bij elkaar. Daar lijdt de overhandiging van de roos, ‘Mir ist die de Ehre’ een beetje onder. Het klinkt gewoon iets minder hemels dan ik gewend ben.

Camilla Nylund was toen een perfecte Marschallin: mooi en ogenschijnlijk afstandelijk en koel; en dat is zij zonder visie ook.

Het is een puur plezier om naar Peter Rose (Baron Ochs) te luisteren, nou eens geen afgezongen bas maar een man in de kracht van zijn leven. Wat eigenlijk ook best klopt: de baron is nog geen veertig! Zijn ‘walsjes’ zijn gewoon verrukkelijk en hoe hij met zijn stem acteert! Niks geen karikatuur, gewoon een lomperik en een boerenlul.

Maar het mooist vind ik het Nederlands Filharmonisch Orkest. Onder leiding van hun chef dirigent Marc Albrecht hebben ze hun Strauss goed ‘under the skin’!

De opname klinkt buitengewoon fraai.


RICHARD STRAUSS
Der Rosenkavalier
Camilla Nylund, Paula Murrihy, Peter Rose, Martin Gantner, Hanna-Elisabeth Müller
Netherlands Philharmonic Orchestra olv Marc Albrecht
Challenge Classics CC72741

Zie ook: DER ROSENKAVALIER: discografie

MAHLER 8 van Mariss Jansons

mahler-8

Daar heb ik altijd moeite mee gehad, met de achtste symfonie van Mahler. Althans: met het eerste deel, dat mij altijd heeft verward en die ik, na eindeloze pogingen nooit heb kunnen bevatten. Ik heb het opgegeven.

Thuis sla ik het dan ook over, want pas in deel twee, de slotscéne uit Goethe’s Faust, komt de echte Mahler te voorschijn. De componist van de alledaagse, schrijnende en spottende – de religieuze mystiek gaat hem blijkbaar niet zo goed af.

De symfonie wordt ook niet zo vaak uitgevoerd, logisch eigenlijk als je bedenkt dat je duizend musici en tientallen eersteklas solisten tot je beschikking moet hebben. In maart 2011 waagde zich ook het Concertgebouworkest er aan en ze hebben het overleefd.

Onder leiding van Mariss Jansons was het geweld milder dan mild, wat ook een soort verademing met zich meebracht. Maar nog mooier dan het orkest vond ik het aandeel van de koren. Subliem.

En de solisten … Die waren wisselend. Naast de werkelijk onnavolgbare Stephanie Blythe en een beetje koele, maar zeer trotse Camilla Nylund was er eigenlijk niemand die echt stand hield.

Tommi Hakala vond ik een maatje te klein en Stefan Kocán, een grootheid inmiddels, was toen nog te jong en zijn maniertjes waren behoorlijk irritant.


Naast de audio-cd krijgt u er ook een echte bonus bij: live registratie uit het Concertgebouw op BluRay. Het beeld is onwaarschijnlijk mooi: echt een aanwinst!

GUSTAV MAHLER
Symphony no.8
Christine Brewer, Camilla Nylund, Stefan Kocán, Maria Espada, Stephanie Blythe, Mihoko Fujimara, Robert Dean Smith, Tommi Hakala; Netherlands Radio Choir, State Choit ‘Latvija’, Bavarian Radio Choir, National Boys Choir, National Children’s Choir; Royal Concertgebouw Orchestra olv Mariss Jansons
RCO Live 13002

Jules van Hessen dirigeert ‘SYMPHONIE DER TAUSEND’ van MAHLER