Nicky_Spence

Jenufa in de Royal Opera

Tekst: Peter Franken

In september 2021 vond een reeks voorstellingen plaats in de Royal Opera van Klaus Guths nieuwe productie van Janáčeks wellicht bekendste opera. Een opname op dvd en Bluray is verschenen op het label Opus Arte.

Asmik Grigorian en Karita Mattila vormen een koninginnenkoppel met een sterke bijdrage van Nicky Spence als de geplaagde Laca. Asmik Grigorian maakte hiermee zowel haar ROH huisdebuut als roldebuut in dit Moravische plattelandsdrama

Guth en zijn decorontwerper Michael Levine plaatsen de handeling in een somber toneelbeeld, ontdaan van folklore. Iemand omschreef het ergens als het midden houdend tussen Duits expressionisme en Strindberg, dat geeft wel idee.

Tegendraads komt kostuumontwerper Gesine Völmm met een overkill aan folklore in de scènes waarin de dorpsbewoners zich in de handeling mogen mengen. De koorleden lijken zo weggelopen uit een etnografisch museum.

Maar de protagonisten gaan in overwegend zwarte 19e eeuwse kledij met Mattila als een griezelig strenge moraalridder. Uiterlijk en kostumering vormen bij haar een natuurlijk geheel en je kan je direct voorstellen dat Steva angst voor haar heeft.

Tijdens de eerste akte zijn er in een u-vorm 18 kleine wooneenheden te zien. Synchroon komen mannen uit het bed, kleden zich aan en vertrekken. De vrouw staat ervoor en schilt aardappels. Aan een draad hangt een object dat een wieg moet voorstellen. Het toont de benauwende eenvormigheid van de wereld waar het drama zich voltrekt.

In de tweede akte leven Jenufa haar stiefmoeder, de Kostelnička, in een kooi: voor hun gevoel door iedereen bekeken en tegelijkertijd door eigen toedoen opgesloten om aan het misprijzen van ‘de anderen’ te ontkomen.

De ‘kosteres’ laat om die reden haar stiefdochter tijdens haar gehele zwangerschap de kooi niet uit. Ze bedoelt het goed maar eigenlijk kan ze zelf de schande die over haar gezinnetje is gebracht niet aan. Silhouetten van figuren die een hybride zijn van loerende vrouwen en kraaien maken het voor haar uiteindelijk ondraaglijk. Haar oplossing is even simpel als radicaal: de pas geboren baby moet verdwijnen voor iemand hem ooit gezien heeft.

Grootmoeder Stařenka Buryjovka wordt vertolkt door de 80-jarige mezzo Elena Zilio. Kap en grime zullen weinig moeite met haar gehad hebben en wat ze te zingen had komt goed over het voetlicht.

Tenor Saimir Pirgu weet zich goed te profileren met de toch wat ondankbare rol van Steva, knap van uiterlijk en met een zilveren lepel in de mond geboren maar niet onder een gelukkig gesternte. Zijn ex-verloofde Karolka spelt het voor ons uit: geen enkel meisje zal nog met hem willen trouwen. Andere bijrollen zijn eveneens goed verzorgd.

De Laca van tenor Nicky Spence is aanvankelijk een pain in the neck voor zijn omgeving, precies wat zijn rol voorschrijft. Zowel door zijn spel als de zang weet hij dit uitstekend over te brengen. Zijn frustratie baant zich uiteindelijk een uitweg in de mishandeling van het meisje dat hij niet kan krijgen. Hij niet dan ook Steva niet.

Die arrogante ijdeltuit wil haar vast niet meer als ze een jaap over haar wang heeft lopen. Daar heeft hij wel gelijk in maar natuurlijk krijgt hij onmiddellijk spijt. Het is het begin van een omslag in zijn gedrag, vanaf dat moment wil hij het alleen nog maar goed maken met Jenufa . Zijn oprechte liefde en zorgzaamheid weet Spence eveneens mooi te tonen. Beide aspecten van zijn personage heeft hij in zijn vingers. Uitstekend gezongen ook.

Mattila is top als de stiefmoeder die haar rol van moreel hoogstaande onkreukbare dorpsnotabele niet weet te rijmen met het echte leven. Doden voor een hoger doel: het redden van reputaties, vooral haar eigen.

Maar net als je haar een akelig einde toewenst (haar verdiende loon) komt ze met een hartverscheurende monoloog waarin alle tegenstrijdige gevoelen en twijfels breeduit worden geëtaleerd. En zowaar heb je als toeschouwers gewoon te doen met dit trieste personage die ook maar gevormd is door haar omgeving.

Asmik Grigorian is wat ingetogen in de eerste akte, haar personage maakt zich terecht veel zorgen. Eventjes breekt bij haar de zon door als blijkt dat Steva niet in dienst hoeft maar direct daarna stort haar wereld in.

In de tweede akte is ze vooral meelijwekkend. Na de dood van haar zoontje zien we haar door kledij en lichaamstaal de kant van haar strenge stiefmoeder opgaan. Grigorian geeft theatraal een complete vertolking, zoals we inmiddels van haar gewend zijn. Ze hoeft haar stem vrijwel nergens voluit te openen wat haar voordracht erg intiem maakt, vooral in de tweede akte. Ook zij heeft een vertwijfelde monoloog, als ze wakker wordt en haar baby nergens kan vinden. Het gaat door merg en been allemaal, prachtig gedaan.

Het koor, ingestudeerd door William Spaulding, verzorgt een keurige bijdrage. De algehele leiding is in handen van dirigent Henrik Nánási. De inbreng van het orkest is lastig te beoordelen vanwege de matige geluidskwaliteit van de opname. Je moet hem kopen om Asmik en Karita aan het werk te zien.

Trailer:



Behind the scenesE

Foto’s van de productie © Tristram Kenton

Nicky Spence herbeleeft Janáčeks Het dagboek van degene die verdween

Janacek diary

Al een tijd ben ik in de ban van de Engelse tenor Nicky Spence. Sinds ik hem als Števa (Jenůfa van Janáček) in Brussel heb gezien, staat hij op mijn ‘to watch’ lijst. Zijn affiniteit met de Tsjechische taal en, nog meer met de muzikale taal van Janáček was toen al meer dan evident. Ik heb mij niet vergist. Nu ik naar zijn interpretatie van Zápisnik zmizelého (Het dagboek van degene die verdween) luister, wellicht de meest persoonlijke compositie van Janáček kan ik niet anders dan zeggen: zie je wel?

Spence’s stem is eigenlijk niet te beschrijven. Lyrisch, zeker, maar ook zeer krachtig. Fluweelzacht, zeker, maar ook zo vurig als een uitbarstende vulkaan. Ik kan mij waarlijk geen betere uitvoering bedenken, en ik ken er een paar. Het is alsof hij het persoonlijke verhaal van de componist herbeleeft.

Waar gaat de liedcyclus over? Liefde, uiteraard! Een boerenzoon wordt verliefd op een zigeunermeisje en samen met haar gaat hij er vandoor, alles achter zich latend. De gedichten van Josef Kalda inspireerden de toen 65-jarige Janáček om de cyclus op muziek te zetten en zo zijn hopeloze liefde voor de achtendertig jaar jongere Kamila Stösslová in het notenschrift te verklaren.

Dat het zo was weten we van Janáček zelf.  In de brieven die hij aan Stösslová verstuurde schreef hij: “En het zwarte zigeunermeisje in mijn ‘Dagboek van degene die verdween’ – dat was jij. Daarom heb ik er zoveel emoties en vuur in het werk verstopt. […] Aldoor heb ik aan je gedacht! Jij was mijn Žofka”.

Václava Housková’s mezzo is zonder meer mooi, al had ik zelf wat meer erotiek, meer verleiding in willen horen. Maar in Řikadla (slaapliedjes) en zeker in de Moravische volksliederen laat zij van zich horen. Tel de schitterende begeleiding van Julius Drake op de piano en de klarinettiste Victoria Samek er bij op: ik ben er heel erg blij mee.

Leoš Janáček
The diary of one who disappeared; Řikadla; Moravian folk poetry in songs
Nicky Spence (tenor), Václava Housková (mezzo), VOICE,
Victoria Samek (clarinet), Julius Drake (piano
Hyperion CDA 68282

Spetterende ‘Benvenuto Cellini’ uit Amsterdam is ook op dvd niet te versmaden

Cellini dvd

De beeldhouwer Benvenuto Cellini was geen lieverdje. Hij had ettelijke affaires, zowel met vrouwen als mannen en voor een beetje moord draaide hij zijn hand niet om. En toch heeft Berlioz voor zijn eerste opera Cellini als zijn titelheld gekozen. Het is mijn opera niet maar van de  Amsterdamse productie van Terry Gilliams in 2015 heb ik zo ontzettend genoten dat ik de voorstelling een paar keer heb bezocht.

De uitbundige, rijke productie kan ik in één woord samenvatten: wervelstorm.  Cellini is een hel van een rol, maar laat het aan John Osborn over! Luister maar naar zijn ‘La gloire était ma seule idole’, wow!

Mariangela Sicilia is een fantastische Teresa. Haar lichte sopraan lijkt geschapen voor de rol maar het is voornamelijk dankzij de fantastische personenregie en de onvoorstelbaar goede orkestbegeleiding door Sir Mark Elder dat zij de rol zich eigen maakt.

Laurent Naouri (Fieramosca) is een kostelijke intrigant. Wat een stem en wat een acteur! Michèle Losier is een prachtige Ascanio, Maurizio Muraro een voortreffelijke Balducci en Orlin Anastasov een prima paus.

In de herbergierscéne is het Marcel Beekman, die met zijn onweerstaanbaar optreden als Le Cabaretier de show steelt, maar ook de kleine rollen van Bernardino (Scott Conner), Francesco (Nicky Spence) en Pompeo (Andrè Morsch) zijn meer dan voortreffelijk bezet.

Beeldregie van François Roussillon is schitterend. Hij licht alle belangrijke details uit zonder het geheel uit het oog te verliezen. Daardoor kun je ook perfect zien wat een echt goede personenregie met een opera doet. Let ook op het meer dan voortreffelijke koor: elk koorlid is een individuele personage.

Hieronder trailer van de productie:

Wie er niet bij waren kunnen nu hun gemiste kans halen. Voor wie er bij waren: deze dvd is een blijvende herinnering aan één van de mooiste DNO-producties ooit.

Hieronder publieksreacties na de première:

HECTOR BERLIOZ
Benvenuto Cellini
John Osborn, Mariangela Sicilia, Michèle Losier, Maurizio Muraro, Laurent Naouri, Orlin Anastassov, Nicky Spence, Marcel Beekman, André Morsch e.a.
Chorus of Dutch National Opera (Ching-Lien Wu), Rotterdam Philharmonic Orchestra olv Sir Mark Elder
Regie: Terry Gilliam
Naxos 110575-76

BENVENUTO CELLINI van BERLIOZ in Amsterdam

BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie

Benvenuto Cellini in Amsterdam: een uitbundige wervelstorm

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn als Benvenuto Cellini. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Is Benvenuto Cellini van Berlioz een niet goed op zijn waarde geschat meesterwerk die zijn tijd ver vooruit was? Of is het een tot mislukken gedoemd broddelwerk van de door jeugdige overmoed overmande beginnende componist? Ik ken mensen die het werk bijna net zo hoog schatten als de vermaarde artiest op wiens dagboeken de opera is gebaseerd.

Dat de partituur verrassend is staat buiten kijf, evenals dat Berlioz buiten de gebaande operapaden treedt. Maar: is het voldoende? Nee, denk ik nadat ik naar al de beschikbare opnamen van de verschillende versies van de opera heb geluisterd. Ja, zeg ik volmondig nadat ik de productie van Terry Gilliam in het Amsterdamse Muziektheater heb gezien. De muziek kan mij nog steeds niet bekoren, maar als het zo gedaan en gezongen wordt, dan mogen ze van mij ook een telefoonboek op de planken brengen.

Scène uit Benvenuto Cellini. Solisten, Koor van De Nationale Opera, acteurs

Foto: Clärchen & Matthias Baus

De uitbundige, rijke productie kan ik in één woord samenvatten: wervelstorm. Er gebeurt zo ontzettend veel dat je ogen te kort komt en toch wordt het nergens té. Dat het je duizelt is natuurlijk de bedoeling, maar dat staat ook in de partituur. En in het libretto, waar Gilliam en zijn co-regisseur en choreografe Leah Hausman zich strikt aan houden.

cellini3

Foto: Clärchen & Matthias Baus

Dat Benvenuto Cellini een flop werd en nog steeds maar mondjesmaat wordt uitgevoerd, ligt ook aan de buitenproportioneel hoge eisen die de opera stelt aan de zangers. En aan de dirigent, die zich geplaatst ziet voor een dilemma: zet hij het orkest in het zonnetje en laat ze op de volle sterkte musiceren of kiest hij voor de zangers?

Laat het aan Sir Mark Elder over. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest was onder zijn leiding zo perfect in balans dat je ze eigenlijk hoorde fluisteren. Petje af! Nooit eerder heb ik de partituur met zo veel oog voor detail uitgevoerd gehoord, met zo veel kleuren en nuancen. De beroemde ouverture, gespeeld (o wonder! Het kan dus nog echt!) voor het gesloten doek spetterde de zaal in en de pret zat er vanaf de eerste noot meteen in.

Elders begeleiding van de zangers was werkelijk uniek. Je voelde de liefde waarmee  hij ze door de bijna onzingbaar geschreven noten loodste. In de “Sur les monts les plus sauvages” gunde hij John Osborn (Cellini) alle tijd en rust om hem niet alleen zijn hoge des, maar ook zijn pianissimo op zijn mooist te laten uitkomen.

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Cellini is een hel van een rol, maar Osborn wist zich er goed raad mee. Zijn stem is inmiddels groter geworden, heroïsch bijna, maar zijn souplesse is intact gebleven, waardoor  ‘La gloire était ma seule idole’ tot één van de vocale hoogtepunten van de voorstelling is geworden. “Technically and musically the most challenging and exciting production I have ever experienced” schreef hij er zelf over. Ik kan het alleen maar beamen en kan niet anders dan mijn hoofd buigen in bewondering.

Eigenlijk moeten wij Patricia Petibon dankbaar zijn voor het (gelukkig tijdig) afzeggen van de rol van Teresa, waardoor wij verwend werden met de formidabele jonge Italiaanse Mariangela Sicilia.

Mariangela Sicilia (Teresa), John Osborn (Benvenuto Cellini)

Marianela Sicilia (Teresa) en John Osborn (Cellini. Foto: Clärchen & Mathhias Baus

Sicilia’s lichte sopraan kon het geweld van de muziek, mede dankzij Mark Elder en het orkest makkelijk aan en met haar onberispelijke hoge noten en sprankelende coloraturen wond zij niet alleen Cellini en zijn leerling Ascanio, maar ook het hele publiek om haar vinger. Ook scenisch was zij meer dan formidabel: haar Teresa was net een pittig katje met wie niet te spotten valt. Over personenregie gesproken!

Laurent Naouri (Fieramosca), Koor van De Nationale Opera

Laurent Naouri (Fieramosca). Foto: Clärchen & Matthias Baus

Voor Laurent Naouri was de rol Fieramosca niet echt nieuw, toch leek hij er nieuw leven in te hebben geblazen. Hij zette een perfecte intrigant neer, die eigenlijk te dom is om gevaarlijk te kunnen zijn waardoor hij in zijn eigen netten verstrikt raakt. Met zijn ietwat nonchalant gevoerde baritonstem en zijn buitengewone acteertalent gaf hij het publiek het gevoel onbeschaamd bij het spel betrokken te worden.

Michèle Losier was een heerlijk jeugdige Ascanio, haar grote aria “Mais quai-je donc” heeft haar terecht een open doekje bezorgd. Maurizio Muraro was een voortreffelijke Balducci en Orlin Anastasov een prima paus.

Ook de kleine rollen van Bernardino (Scott Conner), Francesco (Nicky Spence: onthoud de naam!) en Pompeo (Andrè Morsch) waren meer dan voortreffelijk bezet. In de herbergierscéne was het Marcel Beekman, die met zijn onweerstaanbaar optreden als Le Cabaretier de show stal.

Voor mij is deze ‘Cellini’ één van de beste producties van DNO ooit.

In het interview met de Volkskrant zei Gilliam: “ik wil mijn werk niet analyseren. Kunst gaat over hartstocht. Die komt uit de buik, niet uit het hoofd.”. Zou iemand die zin richting ‘conceptuele’ regietheateradepten willen opsturen? Per express en aangetekend? Bij voorbaat dank.

Hieronder Gilliam over Cellini:

Trailer van de productie:

 Bezocht op 9 mei 2015

zie ook: BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie
Spetterende ‘Benvenuto Cellini’ uit Amsterdam is ook op dvd niet te versmaden

PARADIS SUR TERRE

Paradis sur terer

Al een tijd ben ik in de ban van Nicky Spence. Sinds ik hem als Števa (Jenůfa van Janáček) in Brussel heb gezien, staat hij op mijn “to watch” lijst.

Nicky Spence at the Classical Brit Awards:

Dankzij Chandos kan ik nu van zijn recital met Franse liederen smullen. Voor de verandering geen Fauré of Duparc, waarvoor mijn dank!

Les prières  van André Caplet zijn nieuw voor mij. De zeer gelovige Caplet raakte tijdens de Eerste Wereldoorlog gewond – hij werd blootgesteld aan een gifgasaanval bij Verdun. In die periode zijn ook de Les prières ontstaan. Het zijn op muziek gezette gebeden van het katholieke geloof, zeer ontroerend in hun eenvoud.

Slechte gezondheid heeft ongetwijfeld ook de composities van Lili Boulanger beïnvloed. De, op haar 24ste gestorven componiste, is voornamelijk bekend van haar pianowerken. En van ‘Pie Jesu’.

De Clairières dans le ciel  ademen voornamelijk serene rust en melancholie uit. Iets, waar Spence heel erg goed raad mee weet. De jonge Schotse tenor heeft een fijn timbre met misschien niet altijd de mooiste hoogte, maar hij weet de weemoedige sfeer goed met over te brengen.

Het mooist vind ik hem in de liederen van Cécile Chaminade, hier kan hij laten horen dat zijn stem ook de vrolijkheid goed aankan.


 

ANDRÉ CAPLET, LILI BOULANGER, CLAUDE DEBUSSY, CÉCILE CHAMINADE
Paradis sur terre
Nicky Spence (tenor), Malcolm Martineau (piano)
Chandos CHAN 10893 • 64‘

Nicky Spence herbeleeft Janáčeks Het dagboek van degene die verdween

JENŮFA. Alvis Hermanis, Brussel 2014

Jenůfa door Alvis Hermanis in Brussel: alleen al vanwege Jeanne-Michèle Charbonnet (Kostelnička) een must

JENUFA

Sally Matthews als Jenufa

Men zegt Janáček, men denkt Moravië. Geen componist die de folklore van zijn vaderland zo prominent in zijn werken heeft uitgebuit zoals hij. Hij was niet alleen een verwoede verzamelaar van Moravische volksliederen, maar ook de gesproken taal heeft hem buitengewoon geïnspireerd. Daarmee creëerde hij zijn beroemde “spraakmelodieën” – een klank was voor hem synoniem niet met een noot, maar met expressie.

Dat is een wetenswaardigheid waarzonder je niet aan Janáček moet beginnen, en al helemaal niet aan Jenůfa. In zijn derde opera, gecomponeerd tussen 1894 en 1903, hoort je als het ware de Moravische bossen wuiven en de vogels tjirpen. En dat alles in een bepaald ritme, met sterk geprononceerde accenten.

De Letse regisseur Alvis Hermanis heeft het goed begrepen en het zich, wellicht iets te, ter harte genomen. De Moravische folklore vormt dan ook zijn inspiratiebron en het levert prachtige, kleurrijke beelden op. Helaas worden ze verstoord door de gebaren waarmee de personages zich bedienen: Hermanis ging uit van een soort “Moravische kabuki”.

JENUFA

Persoonlijk vond ik het storend, zeker in het begin. De gebaren (maar ook de danspassen van het “corps de ballet” en de manier waarop men liep) hadden voor mij iets dwingends, waardoor de nadruk meer op de “spelers” zelf werd gelegd dan op de intrige. En het kwam het ritme van de taal ook niet ten goede.

JENUFA

Toch, achteraf gezien snapte ik het concept wel. De eerste en de derde akte vormden een omlijsting voor het eigenlijke drama dat zich in de tweede akte afspeelde. Geen danspasjes en geen kleurrijke kostuums meer, maar een troosteloze woning in een communistische heilstaat begin jaren zestig. Geen kunstmatige Japanse gebaren, maar een overtrokken hyperrealistische ‘socrealism’ gezien door de ogen van Milos Forman, nog uit zijn Tsjechische periode. Zeer deprimerend en zeer, zeer ontroerend.

Sally Matthews zou niet mijn eerste keuze zijn voor de rol van Jenůfa. Althans, niet op papier, want in het theater heeft de keuze goed gewerkt. Nog steeds had ik moeite met haar beslist niet Slavisch klinkende, ‘blanke’ sopraan en nog steeds klonk ze te Mozartiaans voor mij, maar de intensiteit waarmee ze de rol vertolkte, ontroerde mij zeer. Het was haar roldebuut en ik weet zeker dat ze nog verder zal groeien in haar rol. Ze zou zich alleen wat meer op de uitspraak moeten concentreren, want ik kon geen woord verstaan van wat zij zong.

jenufa

Jeanne-Michèle Charbonnet (ook een roldebuut) was een fenomenale Kostelnička. De rol wordt (te) vaak gezongen door de dramatische zangeressen op leeftijd die zich noodgedwongen van veel geschreeuw bedienen, maar Charbonnet heeft ons laten zien hoe het moet. Haar stem vloeide samen met de ritmische lijnen van Janáček, maar zij schuwde het drama niet.In haar aria “Co chvíla” heeft zij mij tot tranen toe geroerd.

JENUFA

Jean_Mihelle Charbonnet (Kostelnicka) en Andrea Dankova (tweede bezetting Jenufa)

Fantastisch ook was Laca van Charles Workman. Iedere keer als ik hem hoor blijkt hij alweer beter te zijn dan ik dacht. Zo ook nu. Zijn Laca klonk precies zoals het moest: terughoudend, maar dan met een niet gespeelde innerlijke woede. Met zijn wendbare, soepele tenor met heroïsche ondertonen maakte hij alle gevoelens voelbaar. Zijn gevoel voor taal was evident: ieder woord was makkelijk te verstaan. Een grote  prestatie.

JENUFA

Števa werd gezongen door een jonge Schotse tenor, Nicky Spence. Ik vond zijn mooie, lyrische stem meer dan aantrekkelijk, maar voor mij was hij te weinig Števa. Hij was te lief, te aardig, te “teddybeer-achtig” om hem als een losbol en vrouwenversierder te kunnen geloven. Maar wat een stem!

jenufa

Nicky Spence (Steva), Sally Matthews (Jenufa), Carole Wilson (Starenka)

Carole Wilson (Stařenka Buryjovka) liet, zoals altijd trouwens, zien wat men zoal van een kleine rol kan maken!

Het orkest speelde zonder meer fantastisch (ach, die vioolsolo bij het gebed van Jenůfa!), jammer genoeg hoorde ik er te veel Stravinski in. Een beetje meer lyriek zou de uitvoering geen kwaad doen.

copyright foto’s © Forster / De Munt La Monnaie

Een fragment:

Leoš Janáček
Jenůfa
Sally Matthews, Charles Workman, Nicky Spence, Jeanne-Michéle Charbonnet, Carole Wilson e.a.
Symfonieorkest en koor van de Munt onder leiding van Ludovic Morlot
Regie: Alvis Hermanis

Bezocht 21 januari 2014 in de Munt in Brussel