Dat de baan van een casting director geen sinecure is, ja, dat weten wij wel. Maar niemand kan zich voorstellen hoe rampzalig en stressy het soms is. Het gebeurt vaker dat de zangers afzeggen, maar dat alle hoofdrol vertolkers het laten afweten, nee, dat komt (gelukkig) niet zo vaak voor. Het overkwam Mauricio Fernandez, de casting director van Amsterdamse ZaterdagMatinee bij de concertante uitvoering van Tosca op 19 mei 2012
Eerst zegde Cavaradossi af. Toen Angelotti. En toen werden we op een echte soapopera getrakteerd want maar liefst vier (VIER!) Scarpia’s hebben laten afweten; de laatste nog maar een dag voor de voorstelling. Maar het noodlot was nog niet afgewend: op de avond vóór dé dag werd Tosca ziek.
De letterlijk ‘last minute’ vervangster, de Roemeense Cellia Costea kwam rond 11 uur die ochtend in Amsterdam aan en vers van het vliegtuig kreeg ze haar eerste (en enige) repetitie met het orkest.
Het resultaat was adembenemend goed. Costea beschikt over een mooie, donkere sopraan met soepele hoge noten. Indrukwekkend dramatisch in de tweede acte en net zo indrukwekkend lyrisch in haar liefdesduetten. Niet alleen kende ze de rol uit haar hoofd, zij wist het ook te acteren. Brava!!
Hieronder: Cellia Costea zingt ‘Vissi d’Arte’ bij de Griekse Nationale Opera in 2015
Carlos Almaguer
De vijfde Scarpia, Carlos Almaguer vond ik niet zo sterk, soms had ik de indruk dat hij zichzelf overschreeuwde, maar gezien de omstandigheden was hij meer dan voldoende.
Giorgio Berrugi zong een ouderwets Italiaanse Cavaradossi, alle noten waren er en er ontbrak hem ook niet aan passie.
Hieronder Giorgio Berrugi zingt ‘E lucevan le stelle’ in opera van Marseille
Tomislav Lučič was een voortreffelijke Angelotti en Luca Casalin een zeer overtuigende Spoletta.
Pinchas Steinberg
Het was de eerste keer dat ik Pinchas Steinberg live hoorde en ik moet bekennen dat ik zowat van mijn stoel viel van bewondering. Hij leidde het Radio Filharmonisch Orkest met de vaste hand, legde de accenten op de juiste plekken en – wellicht allerbelangrijkste, zeker tijdens de uitvoering met allemaal invallers – hij volgde de zangers. Daar werd ik werkelijk stil van.
Voor de meeste mensen is Zwitserland een prachtig, maar een saai land. Alles is er perfect geregeld en zelfs uit de uiers van de koeien komt meteen een echte mekchocolade. De banken en juweliers kunnen er gedijen en er gebeurt nooit wat, tenminste als ze niet over de hoogte van een minaret redetwisten.
Maar zelfs de Zwitsers hebben iets van een opstand meegemaakt en ook zij hebben hun nationale held en trots, al is het niet helemaal zeker of hij ooit heeft bestaan (neem van mij aan: niet).
Willem Tell, de Zwitserse nationale trots en vrijheidsstrijder, dankt zijn bekendheid voornamelijk aan het toneelstuk van Friedrich Schiller, die, zoals wij het niet anders van een romantische dichter verwachten, het niet zo nauw met de waarheid nam.
Nog bekender werd hij door een opera van Rossini. Alhoewel…. Echt bekend was de opera tot voor kort niet echt maar: wie kent de ouverture niet? Zelfs mijn kat kan het nafluiten.
CD’s
De opname die Antonio Pappano in 2011 maakte met het Orchestra e Coro dell’ Accademia Nazionale di Santa Cecilia Roma is verre van compleet. Jammer en gemiste kans, zeker ook omdat de uitvoering echt goed is.
Gerald Finley is een zeer goede Tell (is er iets wat hij niet kan zingen?), maar toch mist hij iets in de rol. Voor mij althans. Ik kan het niet beschrijven, het is meer spitzengevoel, maar dat ‘iets’ krijg ik wel als ik naar Gabriel Baquier luister, op de oude EMI-opname uit 1973.
De cast van die opname, onder leiding van de zeer bezielde Lamberto Gardelli, heeft nog meer ‘plussen’. De grootste is de Mathilde van Montserrat Caballé. Ik neem aan dat ik u niet hoef te vertellen hoe mooi en vloeiend haar noten zijn, hoe zij als het ware door de noten ‘golft’ en hoe fluisterzacht haar pianissimo is. Nee, daar kan de op zich goede Malin Byström (Pappano) echt niet tegen op! Haar coloraturen zijn dan wel zuiver, maar daar is ook alles mee gezegd.
Een ander groot pluspunt is de Jemmy van Mady Masplé, de echte ‘oudgediende’ in het ‘kanarievak’. Zo ontzettend mooi! En Nicolai Gedda natuurlijk, een zanger die ooit door één van mijn collega’s ‘een kameleon onder de zangers’ werd genoemd (kent u een andere tenor die zo veel verschillende rollen met zo veel talent wist te zingen?). En bij dat alles kunt u nog de speelduur van bijna 238 minuten tegenover de gammele 208 minuten van Pappano optellen
Maar als u denkt dat ik Pappano afwijs, dan heeft u het mis! Orkestraal is hij beslist superieur aan Gardelli. Zijn koor klinkt mooier en subtieler en daar komt nog eens de klankkwaliteit bij. Het allergrootste pluspunt van de Pappano-opname is echter John Osborn, een tenor die de allerhoogste noten eruit gooit alsof het kinderspel is. Hij was het die de ZaterdagMatinee-uitvoering mede onvergetelijk maakte. De (concertante) opname is live gemaakt en dat verhoogt de sfeer, zeker met al die ‘bravo’s’.
Wat nooit op cd is uitgekomen (schande!) is de absoluut complete uitvoering in de onvolprezen NTR ZaterdagMatinee. Zonder coupures. Een zit van bijna vijf uur, maar wát voor onvergetelijke uren. Het publiek was uitzinnig en brak zowat het Concertgebouw af.
De kracht van de uitvoering zat hem erin dat werkelijk iedere rol briljant bezet was, tot aan de kleinste toe. Paolo Olmi dirigeerde een cast van meer dan fantastische zangers: Michele Pertusi, Marina Poplavskaya, Ilse Eerens en John Osborn. Het Groot Omroepkoor vervulde met verve zijn hoofdrol in de opera. Geen cd dus (even zachtjes vloeken), maar wel dierbare herinneringen.
De ZaterdagMatinee opende haar seizoen in 2009 met Armida van Haydn. Ondanks de geweldige uitvoering van de topcast kon de opera mij niet boeien. Ik en opera’s van Haydn, zou het nog eens goed kunnen komen?
Op een kleine opleving in de jaren zeventig van de vorige eeuw na, toen Antal Dorati zich over het oeuvre heeft ontfermd, waren bijna alle opera’s van Haydn een stille dood gestorven. Ze werden bijna nooit meer uitgevoerd. Vergeten en onder een dikke laag stof verstopt. Terecht?
Daar kunnen we tegenwoordig makkelijk achter komen: we zijn in het Haydn-jaar beland (de componist is 200 jaar geleden gestorven) en dat zullen we weten ook. De ene na andere opera van hem wordt afgestoft en uitgevoerd.
Annibale Carraci: Armida en Rinaldo (1601)
Ook de ZaterdagMatinee heeft haar 49e seizoen geopend met Haydn: Armida, één van zijn meest bekende opera’s. Het verhaal van de tovenares Armida en de door haar in de val gelokte kruisridder Rinaldo was een inspiratiebron voor vele componisten. Ook Händel, Glück, Rossini en Dvorák (om een paar te noemen) hebben een opera over haar gemaakt.
Wat onderscheidt Haydn van zijn muzikale broeders? Voornamelijk heel erg veel noten. En heel erg veel da capo’s. Zonder fine. Een recitatief, een aria… Virtuoos, dat wel, en daar kun je, als je over mooie coloraturen beschikt, natuurlijk eindeloos in schitteren. Maar voor de toeschouwer is het allemaal toch iets te weinig om te boeien.
Althans voor mij. Heel erg dapper heb ik mij door de eerste helft geworsteld, met een zakdoek tegen mijn mond gedrukt (stel je voor dat ik betrapt werd tijdens het gapen!). Maar toen ik na de pauze op mijn goede zitplaats (de eerste rij balkon) plaatsnam en alvast begon te geeuwen, bedacht ik dat het misschien geen goed idee was om er langer te blijven.
Aan het orkest lag het niet. Onder de meer dan bezielde leiding van Jaap van Zweden speelden zij de sterren van de hemel. Strak, spannend, dramatisch, en waar nodig met de mooiste pianissimi. Hulde.
Aan de dirigent lag het ook niet. Jaap van Zweden deed alsof het de beste partituur was die hij in jaren op zijn lessenaar kreeg. Ik wou dat ik zijn passie voor die muziek kon delen.
Meagan Miller
Ook aan de zangers lag het niet. Meagan Miller (een last minute vervangster voor Eva Mei) was een felle Armida. Haar topnoten waren niet altijd zuiver en soms klonk ze een beetje schel, maar haar intensiteit en muzikaliteit waren meer dan indrukwekkend.
Gregory Kunde (Rinaldo) is een solide belcanto tenor met een mooi timbre en veel kleuren in zijn stem – daarmee is hij zonder meer één van de besten in zijn stemsoort.
De nieuwe, onlangs door Deutsche Grammophon exclusief gecontracteerde ‘megaster’ Mojca Erdmann (Zelmira) klonk zoals de meeste ‘megasterren’ tegenwoordig klinken: e(so)therisch, hoog, licht en wendbaar.
Eenmaal thuis terug heb ik de radio aangezet, en toen kon ik opeens genieten. Wellicht moet je sommige opera’s op je gemak in je luie stoel beluisteren? Of misschien moet ik me maar met het idee verzoenen dat ik en Haydn (zijn opera’s, althans) elkaar niet liggen?
Hoe vaak kun je een al zelden in Nederland uitgevoerde opera aanschouwen onder een dirigent die onder andere in dit land zijn internationaal befaamde carrière startte. Dan moet je toch wel helemaal gek zijn om thuis te blijven? Ik heb het over Richard Strauss zijn Frau ohne Schatten: het ‘zorgenkindje’ van hem en librettist Hugo von Hofmannstahl. Het romantische equivalent van Mozarts Die Zauberflöte – in de hoop van Hofmannstahl zelfs de opvolger – werd in 1919 lauw door pers en publiek ontvangen. Was het het ingewikkelde verhaal? Of de bombastische partituur? Gelukkig heeft de opera in onze tijd een plekje veroverd in de opera-canon. En terecht!
Strauss’ muziek is werkelijk prachtig en het Rotterdams Philharmonisch Orkest laat onder hun oude chef Yannick Nézet-Séguin geen moment onbenut de partituur te laten sprankelen! Dat hier sprake is van een warme, hechte band en wederzijds vertrouwen en respect hoor je. In elke noot, in elke frasering, bij elk instrument, drie uur lang. Nézet-Séguin kiest hier en daar voor grotesk en theatraal, wat even prachtig en overdonderend is als zijn klein en intiem.
Op papier is de solistische bezetting om je vingers bij af te likken. Stuk voor stuk namen die je in deze rollen wilt horen. Op Thomas Oliemans als de Bode na maakt iedereen zijn debuut bij het Rotterdamse orkest. Niemand die voor een ander onder doet, hoe groot of hoe klein de rol ook is. Oliemans met zijn warme bariton, sopraan Katrien Baerts (stem van de valk) en tenor Bror Magnus Tødenes (Verschijning) met hun parel helder klinkende stemmen, en het uitstekend bij elkaar klinkende trio van Andreas Conrad, Michael Wilmering en Nathan Berg als de broers van Barak.
Michaela Schüster is een droom van een Amme: vanaf de eerste tot en met de laatste noot vult haar warme, volle stem in de hoogte en de laagte alle hoeken en gaten van De Doelen, en zet ze met haar bewegingen en blikken een voedster neer waarmee niet te spotten valt.
Lise Lindström is een krachtige Färberin met een groot bereik, maar is op haar manier van een heel ander kaliber dan Schüster. In de hoogte klinkt ze misschien wat schel, maar ik heb er geen moment moeite mee gehad.
Elza van den Heever is een prachtige lyrische Kaiserin, die vocaal overtuigt in haar beslissing voor het geluk van het verversechtpaar te kiezen.
Stephen Gould en Michael Volle blijven in het geheel niet achter bij de dames. Gould’s heldentenor heeft geen last van ‘matinee-stress’ en klinkt als een klok bij zijn entree. Zijn solo in de tweede akte is een waar hoogtepunt van de middag: heroïsch en toch een prachtig lyrische zachte kant van de Kaiser.
Maar Volle steelt absoluut de show! Wat een stem, die alle facetten van de verver behelst: zoekend naar de liefde van zijn vrouw gaat het over naar zijn toorn voor haar, om te eindigen in een intens gelukkige drang te jubelen. Het semi-liefdesduet tussen Barak en zijn vrouw in de derde akte heeft me tot tranen geroerd.
En zo zetten dirigent, orkest, solisten, samen met de uitstekend zingende koren (Rotterdams Symphony Chrous en het Nationaal Kinderkoor) voor een nagenoeg uitverkochte zaal een fabuleuze middag neer, die me de treinreis Leeuwarden – Rotterdam elke minuut waard was!
Francesca da Polenta (1255 –1285), beter bekend als Francesca da Rimini was een tijdgenote van Dante Alighieri, die haar een plaats in zijn La Divina Commedia heeft ‘gegund’, maar dan in de vijfde cirkel. Droevig, want dat verdiende ze niet en, als God bestaat dan had hij haar al lang gratie verlengd.
Het verhaal in het kort: om de vrede tussen de huizen da Polenta en Malatesta te bezegelen moet Francesca met de oudste van de Malatesta broers, Lanciotto trouwen. Hij is echter zo afzichtelijk dat de kans dat ze ‘nee’ zegt buitengewoon groot is. Om haar om de tuin te leiden wordt zij aan zijn jongere broer, Paolo il Bello voorgesteld. Francesca valt als een blok voor de mooie Paolo en ook hij vat de allesomvattende liefde.
De werkelijkheid is gruwelijk: Francesca wordt wakker als de vrouw van Lanciotto. Zij doet haar best om in haar lot te berusten, want wat voor keuze heeft zij? Lanciotto echter is dermate jaloers dat hij een list verzint: hij gaat een oorlog uitvechten en weet niet wanneer hij terugkomt. Niks geen oorlog: hij post zich achter een gesloten deur en wacht. Lang duurt het niet: Paolo leest Francesca voor uit de legende over koning Arthur en de liefde die zijn vrouw Guinevere en Lancelot voor elkaar hebben opgevat. De scène eindigt met een alleszeggende zin van Francesca: ‘en toen lazen we niet meer’. Dat is waar Lanaciotto op wachtte: hij stormt naar binnen en steekt beiden dood.
Romantiek ten top, geen wonder dat het een inspiratiebron voor een menig schilder, schrijver en een toondichter was. Het bekendste is, denk ik de opera van Zandonai. Niet dat het zo vaak wordt opgevoerd, maar daar hebben de klassieke muziekliefhebbers tenminste van gehoord. Hoop ik.
Maar ook het symfonische gedicht van Tsjaikovsky is niet algeheel onbekend, het wordt het en der opgevoerd. Persoonlijk vind ik het niet zijn sterkste werk. Waarom? Omdat er in de compositie weinig plaats is voor lyriek. Wat je (ik althans) erin hoort zijn voornamelijk woede-uitbarstingen. O ja, dat hoort er in, zeker, maar ik mis de liefde. De allesomvattende n verzengende liefde. En ik vraag mij af waarom hij er geen opera van heeft gemaakt?
De vraag wordt versterkt doordat een andere Russische componist, Sergei Rachmaninoff het wel deed en dat nota bene op het libretto van Tsjaikovsky’s eigen broer, Modest. En het gekke is: Rachmaninoff associeer je niet gauw met de opera. Toch heeft hij er drie (plus drie onafgemaakte) gecomponeerd. De première van Francesca vond plaats in 1906 in het Bolshoi Theater in Moskou met op de bok de componist zelf.
Het was een onvoorstelbaar goede zet van de ZaterdagMatinee om beide werken samen op het programma te zetten. Twee hartstochtelijke Russen die hun blik lieten vallen op één van de meest hartstochtelijke verhalen. Mooi bedacht. Maar heftig was het wel: veel forte en fortissimo, wat met de temperatuur in de zaal niet bevorderlijk was voor de concentratie.
Toch hoort u mij niet klagen. Het was de eerste keer dat ik de jonge dirigent Stanislav Kochanovsky live hoorde en de kennismaking beviel mij zeer. Ik werd buitengewoon gefascineerd door zijn manier van dirigeren. Met sierlijke gebaren leidde hij het orkest door alle valkuilen (en dat zijn er een paar!) in de partituur van Tsjaikovsky heen. En het middendeel, het liefdesduet, dat was zo mooi dat het pijn deed. Hij liet het Radio Filharmonisch Orkest werkelijk fluweelzacht spelen.
Rachmaninoff was natuurlijk een verhaal apart, want hier kregen we de stemmen. En die waren allemaal, stuk voor stuk goed, al had ik… Goed, om met een minpunt te beginnen: Paolo van Oleg Dolgov. Schitterende stem, prachtige tenor, maar hij stond daar als een ambtenaar bij, ik kon geen sprankje liefde, laat staan erotiek in ontdekken. En ik snap wel dat je bij concertante de partituur voor je neus hebt, maar: ze lazen toch een boek? Kon hij de partituur in zijn hand nemen en doen alsof hij Francesca voorlas?
Maria Bayankina was de laatst minuut invalster voor Venera Gimadieva. Mooie vrouw, mooie stem en zij deed het voortreffelijk. Dat er iets ontbrak schrijf op de conto van het laatst minute.
Dmitry Golovnin was een zeer betrokken en ontroerende Dante en Mikhail Kolelishvili een zeer imponerende geest van Vergilius.
Maar er kan maar één winnaar zijn en dat was gisteren de bariton Vladislav Sulimsky die de slechterik zong. Zijn monoloog waarin hij zijn lot betreurt was van een ongekende intensiteit, adembenemend. Daar werd hij terecht met een opendoekje voor bedankt.
Het Groot Omroepkoor was zoals altijd gewoon heel erg goed. Nu ja, gewoon…. Bravi!
(c) Shizuo Kuwahara on mobile phone.
Maria Bayankina, Oleg Dolgov, Dmitriy Golovnin, Vladislav Sulimsky, Mikhail Kolelishvili Groot Omroepkoor (koordirigent Benjamin Goodson), Radio Filharmonisch Orkest olv Stanislav Kochanovsky
Gehoord op 14 september 2019 in het Concertgebouw in Amsterdam
Wie het onnozele plan heeft bedacht om de zangers in de uitvoering van de tweede akte van Wagners Tristan und Isolde achter het orkest op te stellen die verdient gewoon straf. Vanaf mijn eersterangs plaats kon ik niet alleen bijna niets zien maar ook weinig horen. Althans de zangers niet. Alles verdween in het orkest. Of moet ik zeggen: in het koper, want daar stonden ze opgesteld, linksachter, achter de koperblazers.
Tristan und Isolde, Neuschwanstein, Schlafgemach des Königs, Gemälde von August Spieß, 1881
Het beroemde liefdesduet (‘Liebesnacht’) vormt het emotionele hart van de opera. De dodelijk verliefde mensen, ziek van verlangen vallen elkaar eindelijk in de armen. Wat volgt is je reinste erotiek, extase, pornografie bijna. Een nacht dat abrupt wordt onderbroken door de waarschuwingskreet van Brangäne: koning Marke en zijn mannen komen er aan. De verliefden zijn verraden door Melot, Tristans beste vriend en vertrouweling. Dat verraad: dat staat ook genoteerd in de noten, dat is het geniale van de muziek van Wagner.
Maar die noten, die moeten gezongen worden, zo heeft Wagner het bepaald, anders had hij er geen opera maar een symfonie van gemaakt. En dat is nou waar het aan de concertante uitvoering van 31 augustus 2019 aan ontbrak. Aan goede zang. Wellicht doe ik de zangers een groot onrecht aan, maar echt kapot van wat ik hoorde was ik niet.
Hoe kan dat nou? Dat waren nu juist de namen die u allemaal naar het Concertgebouw lieten snellen, want zijn Stuart Skelton (Tristan) en Christine Goerke (Isolde) niet zowat de grootste namen in de Wagner-fach? Worden hun optredens niet overal bejubeld? Worden hun grote stemmen niet bewonderd?
Ik moet eerlijk bekennen dat wat ik gisteren hoorde was van het niveau okay, meer niet. Goed, ze kwamen boven het orkest uit, maar zelfs dat vaak niet. Maar nogmaals: lag het niet aan de idiote opstelling? Ik wou dat ik er een antwoord op kon geven. Wat ik het meest miste was precies dat waar de tweede akte van Tristan und Isolde over gaat: erotiek. Seks. En orgasme, een uur langdurende orgasme waar geen eind aan zal komen mits….
Claudia Mahnke (Brangäne) heb ik amper kunnen horen, maar Matthias Goerne zong een zeer fatsoenlijke koning Marke. In dit gezelschap van grote internationale namen viel mij de bijdrage van Mark Omvlee (Melot) zeer positief op. In zijn interpretatie hoorde ik de jaloezie en de afgunst, petje af dus.
Van die twee woorden die het aanstormende talent, de jonge Duitse bariton Stefan Astakhov (Kurwenal) te zingen had kan ik natuurlijk niets vinden. Ik kan alleen maar hopen dat men hem volgende keer wat meer laat zingen.
Ergens las ik dat de dirigent Daniel Harding zijn vliegbrevet heeft gehaald, zijn Parijse orkest vaarwel heeft gezegd, alle optredens heeft geannuleerd en van plan is om minstens een jaar te gaan vliegen. Hij is aangenomen als piloot voor de Air France. Geen slecht idee. Zijn Tristan und Isolde in het Concertgebouw voelde alsof het gemaakt werd voor en vanuit de pilootcabine: groots maar vluchtig en zonder aandacht voor de details. Zo jammer.
Richard Wagner – Tweede akte (uit ‘Tristan und Isolde’, WWV 90)
Christe Goerke, Stuart Skelton, Matthias Goerne, Clauda Mahnke, Mark Omvlee, Stefan Astakhov
Koninklijk Concertgebouworkest olv Daniel Harding
Gehoord in het Concertgebouw in Amsterdam op 31 augustus 2019
Aan het woord is de mismaakte rijke edelman Alviano Salvago. Liefde heeft hij afgezworen, want er is geen vrouw ter wereld die haar leven met hem zou willen delen. En toch: daar komt hij Carlotta tegen, een bloedmooie vrouw die hem haar liefde verklaart. Tegen beter weten in trapt hij er in. Wat hij niet weet is dat de fascinatie van Carlotta, die zelf ook als ‘getekend’ door het leven gaat (zij heeft een hartkwaal waardoor zij alle emoties, zeker de erotische moet vermijden) alles te maken heeft met haar streven om een ‘ziel’, in dit geval zijn ziel in haar schilderij te vangen. Dat lukt haar wonderwel, waarna ze alle belangstelling voor hem verliest.
Maar ook Carlotta is niet tegen het verlangen bestand, in haar geval het verlangen naar de erotiek en de extase, iets wat zij met de buitengewoon aantrekkelijke graaf Tamare wil beleven. Dat zij het juist op het eiland ‘Elysium’ doet, de plek waar Alviano zijn idealen van schoonheid en volmaaktheid dacht te verwezenlijken en waar hij dacht met haar verbonden te kunnen worden maakt het verhaal extra wrang. Afijn: Carlotta overleeft de extase niet, waarna de tot de waanzin gedreven Alviano zijn rivaal vermoordt.
Het libretto van de hand van Franz Schreker zelf is niet op een bestaand verhaal, boek of zelfs een gedicht gebaseerd. Mocht je toch op zoek willen gaan naar invloeden – niets staat immers op zichzelf – denk dan aan Oscar Wilde meets André Gide.
Op zaterdag 1 juni 2019 werd de bedwelmende opera van Schreker op een onnavolgbare wijze tijdens de NTR ZaterdagMatinee uitgevoerd en als u er niet bij was dan mag u er oprecht spijt van hebben. Zo onvoorstelbaar goed heb ik de partituur nog niet eerder uitgevoerd horen worden. Markus Stenz had er niet alleen affiniteit mee, hij leek er midden in te wonen. Alsof hij het zelf had gecomponeerd.
Stenz leek de muziek te aaien, nee, dat is het woord niet.. te omhelzen? Liefhebben? Liefde mee bedrijven? De volmaakte klank waar Schreker altijd op zoek naar was, die klank, die heb ik voor het eerst in het echt gehoord. Toen de muziek aan het einde van de eerste acte zachtjes vervaagde, leek het het meest op een stervensproces. Daarin hoorde je al wat er komen gaat. Wat ook gebeurde. En omdat er geen regisseur tussen de muziek en het libretto zat kon het publiek zich aan de pure schoonheid van de opera laven.
Ook de zangers waren allemaal voortreffelijk. Allemaal. Aanvankelijk had ik een beetje (let op: een beetje!) moeite met Marco Jentzsch (Alviano): hij klonk te mooi en te krachtig, waardoor dat lelijke en kreupele enigszins verloren ging. Gelukkig is de zware rol zijn tol gaan eisen waardoor zij stem vermoeid werd. Aan het eind was hij oprecht gebroken.
Markus Eiche was een meer dan uitstekende Vitelozzo Tamare. Zijn zeer aantrekkelijke bariton klonk buitengewoon erotisch. Geen wonder dat Carlotta zich aan hem wilde geven.
Carlotta werd gezongen door de Engelse sopraan Allison Oakes. Zij gaf de rol alles wat het nodig had: schoonheid, breekbaarheid en het ongekende verlangen, zelfs als het haar dood zou betekenen.
Steven Humes (Lodovico Nardi, de vader van Carlotta) was voor mij een ware ontdekking en Michael Kupfer-Radecky was een perfecte Hertog Adorno. Ook alle kleine rollen waren tot in de puntjes verzorgd. Het is onmogelijk om ze allemaal te noemen, maar voor één wil ik wel een uitzondering maken, de Egyptische mezzosopraan Gala El Hadidi (Martuccia) die mijn hart wist te stelen. Van haar gaan we veel meer horen, wat een zangeres!
De partituur werd helemaal compleet uitgevoerd, er waren geen coupures. Dat alleen, plus de fenomenale uitvoering maakte de Matinee tot ‘once in the lifetime” ervaring. Vandaar dat ik meer dan verbaasd was dat ik, op één of twee na mijn schrijfcollega’s heb gemist, hun gebruikelijke persplaatsen waren leeg. Ik neem aan dat ze allemaal voor een spektakel hadden gekozen en in de helikopters zaten. Ze hebben heel erg veel gemist.
Allison Oakes, Michael Kupfer-Radecky, Markus Eiche, Steven Humes, Marco Jentzsch, Lucas van Lierop, Emilio Pons, Gurgen Baveyan, Miljenko Turk, Nikki Treurniet, Gala El Hadidi, Wiebe-Pier Cnossen, Jeannette van Schaik, Henk Neven, Martijn Sanders, Ruben Budding e.a.
Groot Omroepkoor (koordirigent Peter Dijkstra)
Radio Filharmonisch Orkest olv Markus Stenz
Gehoord op 1 juni 2019 in het Concertgebouw in Amsterdam
Franco Vassallo (Nabucco) in het Concertgebouw (credits: Facebook)
U gelooft mij waarschijnlijk niet, maar ik heb Nabucco, toch één van de bekendste opera’s van Verdi zaterdag 13 april 2019 voor het eerst _live_ gehoord. En ik was de enige niet. Hoe dat komt? Tja… Omdat de programmeurs van onze operahuizen het te min vonden? Te grote ‘meezing-gehalte’? Omdat regisseurs er niets mee konden, de opera leent zich immers niet goed voor het updaten? Niet dat het tegenwoordig als argument kan worden gebruikt. Wat dan ook: eindelijk, eindelijk, eindelijk kwam Nabucco op bezoek naar Amsterdam. Het was het wachten waard, want de uitvoering in het Amsterdamse Concertgebouw was gewoon waanzinnig goed.
De uitvoering was godzijdank concertante, waardoor we niet gestoord werden door niet ter zake doende beelden en konden ons volledig op de geniale muziek concentreren. De première in La Scala in 1842 was een groot succes, zo groot zelfs dat ‘Va, pensiero…’ werd het officieuze volkslied van Italië.
Het Groot Omroepkoor Foto: Lodi Lamie
Het was voor Groot Omroepkoor (instudering Klaas-Jan de Groot) een enorme uitdaging, want wie kent het slavenkoor niet? Ik denk, nee, ik weet zeker dat het de beroemdste koor-aria is die ooit werd gecomponeerd. Ik vermoed dat iedereen daar zat op te wachten, al biedt de opera uiteraard veel en veel meer. Welnu: de uitvoering was in één woord gewoon TOP! Formidabel. Met ogen dicht waande ik mij aan de oevers van Eufraat en droomde mee over de terugkomst naar Jeruzalem, naar Sion. Naar huis. Bravi.
Gelukkig heeft Giancarlo Andretta hier geen rustpauze ingelast waardoor we meteen door gingen met de handeling. En waardoor het niet ontspoorde in een (op dit moment in de opera niet echt gewenst) applaus. En waardoor ‘Niuna pietra’, de grote aria van Zaccaria nu alle aandacht kreeg die het verdiende.
John Relyea als Zaccaria in Minnesota
Zaccaria werd gezongen door de Canadese bas, John Relyea. Het was de tweede keer dat ik hem live hoorde. De eerste keer, in het Requiem van Verdi werd ik een beetje teleurgesteld en die indruk heeft hij nu ruimschoots goedgemaakt. Zijn bas is immens groot en beschikt over veel kleuren. Onvoorstelbaar prachtig hoe hij al die verschillende emoties met zijn stem wist te uiten. Streng, troostend, hoopgevend, treurend… Alles zat er in. Schitterend.
John Relyea over Nabucco :
Een goede Nabucco valt of staat met de juiste zangers voor de twee hoofdrollen: Nabucco en Abigaile en zijn niet gauw gevonden. Abigaile is een killer van een rol die van haar vertolkster een dijk van een stem met een enorm bereik (van het lage mezzo tot de hoogste regionen van het dramatische sopraanregister) verlangt. Heel wat zangeressen hebben hun stem daar kapot op gezongen, om te beginnen met Giuseppina Strepponi, haar eerste vertolkster en de latere mevrouw Verdi. Laat het maar aan Tatjana Serjan over! Wat een strot! Wat een volume! En wat een inlevingsvermogen! En nu denk niet dat zij voortdurend forte en fortissimo zong (al vereist die rol het best vaak), want Serjan beschikt ook over prachtige fluisterende tonen en in haar berouwaria wist zij mijn hart diep te raken met haar piano en pianissimo
Nabucco werd gezongen door de Italiaanse Franco Vassallo. Ook voor hem was het niet de eerste keer dat hij de rol zong en dat was goed te horen. Ooit dacht ik dat de echte dramatische Verdi-baritons uitgestorven waren, bleek er toch eentje de operawereld onveilig te maken. Daarbij moet ik toegeven dat hij als Nabucco veel beter op zijn plaats is (was) dan als Don Carlo (La Forza del Destino).
Iris van Wijnen was een mooie lyrische, licht getimbreerde Fenena. Een klein beetje onzeker in het begin, wat eigenlijk die rol goed ten pas kwam. Zeker in haar gebed in de laatste acte wist zij mij buitengewoon te ontroeren. Maar in haar confrontatie scène met Abigaile liet zij horen dat haar mooie mezzo meer te bieden heeft dan lyriek alleen.
De Italiaanse tenor Giordano Lucá was een zeer goede Ismaele. Wellicht minder lyrisch dan die rol doorgaans wordt gezongen, maar met de mooie kleurschakeringen in zijn stem wist hij mij goed te overtuigen.
Jeannette van Schaik was zeer goed in haar kleine rol van Anna en Jasper Leever leverde een uitzonderlijke prestatie als Il Gran Sacerdote. Wat boffen we toch in Nederland met zo veel groots zangtalent!
Het Radio Filharmonisch Orkest was goed op dreef. Onder de zeer inspirerende leiding van Giancarlo Andretta speelden ze de noten alsof hun leven ervan afhing. Soms misschien een beetje té: het geluid, zeker voor de pauze was soms niet te harden! Al met al: alweer een Matinee om nooit te vergeten!
Radio Filharmonisch Orkest | NTR ZaterdagMatinee | Ouverture uit Verdi’s ‘Nabucco’
Gehoord op 13 april 2019 in het Concertgebouw in Amsterdam
Frederick Delius wordt tegenwoordig beschouwd als één van de belangrijkste Engelse componisten, maar was hij het wel? Engels, bedoel ik? Hij werd geboren in Engeland, dat wel, maar zijn ouders waren Duitse immigranten. Op zijn tweeëntwintigste nam hij de boot naar Florida, waar hij lessen in muziektheorie volgde en anderhalf jaar later verhuisde hij naar Virginia. Daar heeft hij kennisgemaakt met de muziek van de zwarte Amerikaanse bevolking. In 1886 schreef hij zich in aan het conservatorium in Leipzig, waar hij bevriend raakte met Grieg en Sinding. Beide componisten waren van grote invloed niet alleen op zijn eigen werken maar ook op zijn leven: Delius werd verliefd op Noorwegen en bezocht dat land vaak. Na zijn opleiding trok hij naar Parijs, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Zie hier de echte kosmopoliet! Hijzelf, in navolging van Nietsche van wie hij idolaat was, beschouwde zich als een ‘goede Europeaan’.
A Village Romeo and Juliet beleefde zijn première in 1907 in de Berlijnse Komische Oper, toen nog onder de titel Romeo und Julia auf dem Dorfe, in het Duits. De opera wordt ten onrechte niet zo vaak uitgevoerd en Nederland moest zelfs tot 15 december 2018 wachten om kennis te kunnen maken met Delius en zijn ontroerende muziek, die noch Engels, noch Duits, noch Frans is. Zelf vind ik de Scandinavische invloeden het sterkst, maar de opera is als de componist zelf: kosmopolitisch en niet in een hokje te plaatsen.
Ernst Würtenberger (1868-1934) – “Schweizerland”, vol.5 Nr. 9/10, 1919 Sali und Vrenchem am Fluss
Het libretto (van de hand van Delius zelf en zijn vrouw Jelka) is gebaseerd op de novelle van Gottfried Keller, maar zijn oorsprong ligt in een nieuwsbericht uit de Zürcher Freitagszeitung over de verdachte dood van jonggeliefden die van hun ouders niet mochten trouwen.
De uitvoering die de ZaterdagMatinee ons presenteerde was van een zeer hoog niveau. Allereerst werd ik zeer getroffen door de invulling van de rollen van de jonge Sali en Vreli door de 13-jarige jongenssopraan Rik de Jong en de amper twee jaar oudere Lotte Cornel. Beide zangers brachten niet alleen hun prachtige stemmen mee, maar gaven blijk van een enorme muzikaliteit en artisticiteit. Ale enigen zongen ze zonder blad (hulde!!!), waarbij zij hun rollen ook nog eens acteerden. BRAVI!
Der Tod als Geiger mit Stern, Mohn und dem Schriftzug Nachtigall. Federzeichnung auf Kellers Berliner Schreibunterlage
De zwarte vedelaar, een moeilijk te duiden figuur die het – voor mij – een midden houdt tussen een soort Mefisto, een hippie en een op wraak beluste verbitterde man (alle drie de elementen zitten er in) werd fantastisch vertolkt door de bariton David Stout. Hij had de juiste uitstraling voor de rol en wist er alles uit te halen wat er uit te halen was. Zijn donkere bariton klonk zeer verleidelijk maar ook onheilspellend.
De vaders van de jonggeliefden werden prima vertolkt door de bariton Tim Kuypers (Manz) en de bas Callum Thorpe (Marti). Hun ruzie was overtuigend levensecht.
Een beetje moeite had ik met de hoofdrolvertolkers. Vreli werd gezongen door de sopraan Marina Costa-Jackson. Zij zag er prachtig uit (wat een jurk!) en ze zong uitstekend, maar ik wenste mij wat meer passie. Iets wat ook bij de tenor Matthew Newlin (Sali) miste. Mooie stem, dat wel, maar er ontbrak hem aan charisma.
Daarentegen werden _alle_ kleine rollen werkelijk voortreffelijk ingevuld door jonge Nederlandse zangers: Aylin Sezer, Jeannette van Schaik, Nina van Essen, Raoul Steffani, Leon van Liere, Martijn Sanders, Martin Mkhize en Lucas van Lierop. Wat boffen we toch met zo veel talent! Maar als ik er één iemand moest noemen dan is het Raoul Steffani! Wat een stem! Wat een voordracht! Go, go, Raoul, je wordt het echt!
Het Groot Omroepkoor (instudering: Benjamin Goodson) was zoals altijd onweerstaanbaar goed. Maar het aller- allermooist vond ik het Radio Filharmonisch Orkest dat onder de leiding van Sir Mark Elder voor een werkelijk onvergetelijke middag hebben gezorgd. De orkestrale tussenspelen waarin je als het ware de natuur kan horen: de velden, de bossen, de wind… Alles heb ik in hun spel gehoord. Impressionistisch, een beetje Debussy-achtig, maar o zo Delius-eigen! Denk alleen maar aan de tussen de vijfde en zesde scene geplaatste ‘Walk to the Paradise Garden’, wellicht het bekendste wat Delius heeft gecomponeerd en die zijn eigen leven ging leven.
Maar het was voornamelijk het eind, de bijna ‘Tristan und Isolde’-achtige Liebestod heeft mij tot de tranen toe geroerd. Bedankt ZaterdagMatinee!
Voor wie de opera niet kennen: een tip. In de jaren tachtig heeft de Tsjechische regisseur Petr Weigl de opera verfilmd. Het is een film met playbackende acteurs, alleen Thomas Hampson (de zwarte vedelaar) speelt zijn rol zelf. De film is mooi en de soundtrack, door Decca opgenomen olv Charles Mackerras zonder meer uitstekend.
Aristoteles (overgenomen uit het zeer informatieve programmaboekje geschreven door Francis Maes): “In de kunst gaat het er niet om weer te geven wat echt is gebeurd, maar wat had kunnen gebeuren”. Hoe waar! Maar ga het aan de hedendaagse regisseurs vertellen die op de barricaden van de politieke correctheid van kunst een agitprop willen maken waar alleen maar de in hun ogen juiste uitspraken worden getolereerd. En waar alles gerelateerd moet worden aan de echte gebeurtenissen van nu.
Gelukkig werkt de ZaterdagMatinee zonder regisseurs waardoor ze ons dat kunnen geven waar we voor komen: onvervalste Kunst. Zonder verwijzingen naar het heden en zonder corrigerende aantekeningen. Vandaar dat we nu een uitstekende Boris Godoenov van Moesorgski hebben kunnen horen waar behalve de muziek ook het libretto werd gerespecteerd.
Ik ga nu niet over de verschillende versies van Boris Godoenov schrijven. Bij de Matinee werd gekozen om de versie uit 1872 te gebruiken, inclusief Moesorgski’s laatste verbeteringen uit 1873 met de toen toegevoegde Poolse acte.
Ik houd bijzonder veel van de zich in Sandomir spelende derde bedrijf. Het voegt de muzikale couleur locale toe (de polonaise) en introduceert ook een ‘love interest’, wat in de – zeker negentiende-eeuwse – opera’s bijna onontbeerlijk was. En al denk ik dat het misschien beter voor de opera (en de toeschouwers) is om de opera zonder die acte op te voeren, toch heb ik het liever mét. Het zorgt voor de nodige ‘rustpauze’ tussen al die heftige scenes.
Pablo Heras-Casado dirigeerde zeer elegant, misschien zelfs een tikkeltje té. Zelf had ik wat meer power – en daarmee bedoel ik niet de geluidssterkte, daar was niets mis mee – en nog donkerdere ondertonen gehoord, meer grimmigheid.
In de aanloop tot de tweede tafereel in het Proloog vond ik de articulatie iets te puntig. Daarbij miste ik het ‘mistige’ en het mysterieuze. Het klonk een beetje alsof er schaduwen ontbraken op het kleurenpalet van het verder fantastisch spelende orkest.
Pablo Heras-Casado over Boris Godunov:
Alexander Tsymbalyuk (Boris) zong heel erg mooi. Te mooi eigenlijk. Zijn warme bas is voornamelijk lyrisch met weinig ‘zwarte tonen’, wat op zich niet echt een probleem hoeft te zijn. Maar het ontbrak hem aan présence, voor mij was hij niet autoritair genoeg. Hij hield zijn emoties in bedwang waardoor zijn – prachtig gezongen, dat wel – sterfscène mij niet naar de keel greep.
Ik denk dat hij de rol de rol te veel vanuit het belcanto benaderde wat in werkelijk prachtige lijnen en bogen resulteerde maar waardoor het grimmige karakter van Boris niet – of weinig – aan bod kwam. Het psychologische was een beetje op de achtergrond geraakt.
Frank van Aken via het Concertgebouw
Bij wie ik emotioneel meer dan betrokken raakte dat was Sjoejski van Frank van Aken. Allemachtig wat was hij goed! Hij zong die rol niet: hij acteerde hem. Sterker: hij wás Sjoejski! Wat ook hielp: van Aken zong vrijwel zonder partituur en door zijn weergaloze dictie en perfecte visuele weergave van wat hij zong hoefde men niet eens om naar de boventitels te kijken om te snappen waar hij het over had. Daarbij: zijn Russisch was onberispelijk. Hulde!
Alisa Kolosova courtesy of BBC Picture
Het tweede hoogtepunt van de middag was voor mij het optreden van Alisa Kolosova in de rol van Marina Mniszek. Kolosova was de last minute vervangster van de aangekondigde Ksenia Dudnikova en ik kan mij werkelijk geen mooiere en betere vervanging wensen. Met haar schitterende, wendbare en toch zeer stevige mezzostem en haar enorme charisma was zij het stralende hoogtepunt van de Poolse acte.
Ante Jerkunica was een fantastische Pimen en Vladislav Sulimsky en Alexander Krasnov waren aan elkaar gewaagd als resp. Rangoni en Varlaam.
Jammer genoeg was Dmitry Golovnin die de rol van de valse Dmitri vertolkte niet van hetzelfde niveau. Ik vond zijn tenor geknepen klinken en met zijn ambtenaars-uitstraling miste hij het diabolische en het verleidelijke.
Olivia Vermeulen was een goede maar niet echt rol dekkende Fyodor, daarvoor klonk zij te vrouwelijk. Maar wat een mooie stem heeft die jonge mezzo!
De kleine(re) rollen waren wisselend bezet. Zelf genoot ik bijzonder van Cécile van de Sant als Xenia’s voedster en van Boris Pinkhasovich als Sjtsjelkalov.
Groot Omroepkoor en Vlaams Radio Koor (instudering Martin Wright) klonken niet anders dan dat ik van ze gewend ben, gewoon top.
Modest Moesorgski
Boris Godoenov (Versie 1869/1872)
Alexander Tsymbalyuk , Olivia Vermeulen, Tetiana Miyus, Cécile van de Sant, Frank van Aken, Boris Pinkhasovich, Ante Jerkunica, Dmitry Golovnin, Alisa Kolosova, Vladislav Sulimsky, Alexander Krasnov, Mark Omvlee, Yulia Mennibaeva, James Kryshak e.a.
Groot Omroepkoor | Vlaams Radio Koor (instudering Martin Wright); Radio Filharmonisch Orkest olv Pablo Heras-Casado