Did you know that the FBI shadowed Leonard Bernstein for decades? He was suspected of having communist sympathies. One of the reasons was – at least according to The New Yorker – the planned premiere in 1971 of his Mass, an eleven-part ‘Theatre piece for singers, actors and dancers’, based on the Latin mass, with English texts by Stephen Schwartz (and Bernstein himself) and dedicated to the assassinated President J.F. Kennedy.
According to the FBI, Bernstein “concocted a left-wing plot to embarrass the, then-President, Nixon, with an ‘anti-war’ composition.”
It is a story – briefly put – about a boy who is forced by his friends to become a priest while he prefers to honour God with his guitar and his songs: ‘Sing God a simple song…. for God is the simplest of all’. At the end, he desecrates the altar and regains his trust in God.
To me, the work with its strong reminiscences of ‘Hair’ and ‘The Age of Aquarius’ feels quite dated, and the rock-solid performance under Yannick Nézet-Séguin can’t do anything to change that.
Yannick Nézet-Séguin on Bernstein and his Mass:
I am very surprised that the Mass has not been released on DVD. For although the composition is really strong and the purely vocal/instrumental part may be called grandiose: the whole still lacks an essential part of what Bernstein had in mind.
LEONARD BERNSTEIN Mass A Theatre piece for singers, players and dancers Diverse solisten en koren The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin DG 4835009 (2cd’s)
Hoe vaak kun je een al zelden in Nederland uitgevoerde opera aanschouwen onder een dirigent die onder andere in dit land zijn internationaal befaamde carrière startte. Dan moet je toch wel helemaal gek zijn om thuis te blijven? Ik heb het over Richard Strauss zijn Frau ohne Schatten: het ‘zorgenkindje’ van hem en librettist Hugo von Hofmannstahl. Het romantische equivalent van Mozarts Die Zauberflöte – in de hoop van Hofmannstahl zelfs de opvolger – werd in 1919 lauw door pers en publiek ontvangen. Was het het ingewikkelde verhaal? Of de bombastische partituur? Gelukkig heeft de opera in onze tijd een plekje veroverd in de opera-canon. En terecht!
Strauss’ muziek is werkelijk prachtig en het Rotterdams Philharmonisch Orkest laat onder hun oude chef Yannick Nézet-Séguin geen moment onbenut de partituur te laten sprankelen! Dat hier sprake is van een warme, hechte band en wederzijds vertrouwen en respect hoor je. In elke noot, in elke frasering, bij elk instrument, drie uur lang. Nézet-Séguin kiest hier en daar voor grotesk en theatraal, wat even prachtig en overdonderend is als zijn klein en intiem.
Op papier is de solistische bezetting om je vingers bij af te likken. Stuk voor stuk namen die je in deze rollen wilt horen. Op Thomas Oliemans als de Bode na maakt iedereen zijn debuut bij het Rotterdamse orkest. Niemand die voor een ander onder doet, hoe groot of hoe klein de rol ook is. Oliemans met zijn warme bariton, sopraan Katrien Baerts (stem van de valk) en tenor Bror Magnus Tødenes (Verschijning) met hun parel helder klinkende stemmen, en het uitstekend bij elkaar klinkende trio van Andreas Conrad, Michael Wilmering en Nathan Berg als de broers van Barak.
Michaela Schüster is een droom van een Amme: vanaf de eerste tot en met de laatste noot vult haar warme, volle stem in de hoogte en de laagte alle hoeken en gaten van De Doelen, en zet ze met haar bewegingen en blikken een voedster neer waarmee niet te spotten valt.
Lise Lindström is een krachtige Färberin met een groot bereik, maar is op haar manier van een heel ander kaliber dan Schüster. In de hoogte klinkt ze misschien wat schel, maar ik heb er geen moment moeite mee gehad.
Elza van den Heever is een prachtige lyrische Kaiserin, die vocaal overtuigt in haar beslissing voor het geluk van het verversechtpaar te kiezen.
Stephen Gould en Michael Volle blijven in het geheel niet achter bij de dames. Gould’s heldentenor heeft geen last van ‘matinee-stress’ en klinkt als een klok bij zijn entree. Zijn solo in de tweede akte is een waar hoogtepunt van de middag: heroïsch en toch een prachtig lyrische zachte kant van de Kaiser.
Maar Volle steelt absoluut de show! Wat een stem, die alle facetten van de verver behelst: zoekend naar de liefde van zijn vrouw gaat het over naar zijn toorn voor haar, om te eindigen in een intens gelukkige drang te jubelen. Het semi-liefdesduet tussen Barak en zijn vrouw in de derde akte heeft me tot tranen geroerd.
En zo zetten dirigent, orkest, solisten, samen met de uitstekend zingende koren (Rotterdams Symphony Chrous en het Nationaal Kinderkoor) voor een nagenoeg uitverkochte zaal een fabuleuze middag neer, die me de treinreis Leeuwarden – Rotterdam elke minuut waard was!
Met ‘Arrival’, het tweede deel van wat Destination Rachmaninov heet wordt het ‘project’ van de pianist Daniil Trifonov, The Philadelphia Orchestra en zijn dirigent Yannick Nézet-Séguin afgesloten. Op de cd staan er, behalve de pianoconcerten 1 en 3 Trifonovs eigen transcripties van Rachmaninoffs Vocalise en ‘The Silver Sleigh Bells’, het eerste deel uit de diens koorsymfonie The Bells.
Over het eerste deel was ik meer dan enthousiast en dat ben ik over het tweede deel ook, maar dan wel met een paar kanttekeningen. Nee, het gaat niet om de tempi: die vele versnellingen en vertragingen voelen soms een beetje raar aan, maar van mij mag het wel. Zeker als het op zo’n hoog niveau gebeurt. Het is romantiek pur sang en daar kan ik enorm van genieten. Ik kan mij alleen niet aan de indruk te onttrekken dat het orkest hier iets minder geïnspireerd klinkt, maar misschien verbeeld ik het mij alleen maar omdat ik de lat zo hoog heb gezet?
Wat ik werkelijk bijzonder vind is de keuze om het derde pianoconcert door de ‘Vocalise’ vóór te laten gaan. Niet iedereen weet het maar toen Rachmaninoff aan zijn nummer drie werkte vocht hij tegen een zware depressie. Petje af voor Daniil Trifonov. Hij heeft zijn bestemming bereikt.
SERGEI RACHMANINOV
Destination Rachmaninov. Arrival.
Pianoconcerto’s 1 & 3
Vocalise; The silver sleigh bells (arrangement voor piano: Trifonov)
Daniil Trifonov (piano)
The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin
DG 00289 483 6617
Daniil Trifonovs vertolking van het tweede en het vierde pianoconcert van Rachmaninoff is het allerbeste wat ik in jaren heb gehoord. Zijn energie is tomeloos, de spanning is om te snijden en de manier hoe hij de sentimentele passages met pure virtuositeitsvertoon weet te combineren is weergaloos.
Dat Trifonov, nog maar 27 jaar oud tot de meest opwindende pianisten van de laatste tijd behoort, dat wisten we wel. Ook zijn affiniteit met de muziek van Rachmaninoff was ons bekend. Maar soms ontstijgt iets je voorstellingsvermogen en dat is wat nu gebeurt. Geholpen door Yannick Nézet-Séguin laat Trifonov je alle (en dat zijn er heel erg wat!) uitvoeringen van nummer twee vergeten. Niks geen routine, niks geen klank om de klank alleen, niks geen spiervertoon. Hier gebeurt echt een wonder: het is alsof ik het concerto voor het eerst in mijn leven onderga. …
In nummer vier gaat hij nog een stapje verder en gebruikt al zijn techniek om het concert nog moeilijker te laten klinken dan het is. Of juist makkelijker, wat elkaar niet tegenspreekt. Ik heb nog nooit in mijn leven een betere uitvoering van dit concert gehoord.
Maar er is meer. Tussen de beide pianoconcerto’s zit ‘een mopje’ Bach: Rachmaninoffs eigen bewerking van de vioolsolopartita BWV 1006. Ik vind die transcriptie heel erg mooi, het voelt ook een beetje als een oase van zalige rust.
Vergeet trouwens het Philadelphia Orkestra niet, ooit Rachmaninoffs eigen ‘huisorkest’! Onder de waanzinnig energieke, inspirerende en opwindende leiding van Yannick Nézet-Séguin ontplooien ze zich als een meesterlijk virtuoos geheel. Voornamelijk de houtblazers klinken opmerkelijk goed.
De live opname maakt het genot nog groter en intenser. Laat je niet door de rare titel, de hoes en de foto’s misleiden, die slaan nergens op. Koop de cd en geniet van wat wellicht de beste opname van het jaar is.
Destination Rachmaninov. Departure. SERGEI RACHMANINOV: pianoconerto’s 2 &4 J.S.BACH: Suite from the Partita for Violin in E major BWV 1006 Daniil Trifonov The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin DG 4835355
Wist u dat de FBI Leonard Bernstein tientallen jaren heeft geschaduwd? Hij werd verdacht van communistische sympathieën. Eén van de redenen daartoe was – dat beweerde althans The New Yorker – de in 1971 geplande première van zijn Mass, een op de Latijnse mis en Engelse teksten van Stephen Schwartz (en Bernstein zelf) gebaseerde elfdelige ‘Theaterstuk voor zangers, toneelspelers en dansers’, opgedragen aan de vermoorde president J.F. Kennedy. Volgens de FBI zou Bernstein “een links complot hebben bedacht om de toenmalige president Nixon voor schut te zetten met een ’anti-oorlogscompositie’.”
Het is een verhaal – even kort door de bocht – over een jongen die door zijn vrienden gedwongen wordt om priester te worden terwijl hij God het liefst met zijn gitaar en zijn liedjes eert: ‘Sing God a simple song…. for God is the simplest of all’. Aan het eind ontheiligt hij het altaar en krijgt zijn vertrouwen in God terug.
Voor mij is het werk met zijn sterke reminiscenties aan ‘Hair’ en ‘The Age of Aquarius’ behoorlijk gedateerd en daar kan de ijzersterke uitvoering onder Yannick Nézet-Séguin niets aan doen.
Yannick Nézet-Séguin over Bernstein en zijn Mass:
Dat de Mis niet op dvd is uitgebracht, dat verbaast mij zeer. Want hoe sterk de compositie op zich ook is en hoe grandioos het puur vocaal/instrumentale gedeelte: je mist een wezenlijk deel van wat Bernstein voor ogen stond.
LEONARD BERNSTEIN
Mass
A Theatre piece for singers, players and dancers
Diverse solisten en koren
The Philadelphia Orchestra olv Yannick Nézet-Séguin
DG 4835009 (2cd’s)
Er is iets mis met de opname. Het ‘Parelvissers-duet’ begint heel erg zacht, zo zacht dat ik de volumeknop helemaal open moet gooien om dan ergens halverwege, van de schrik zowat van mijn stoel te vallen, zo hard wordt het. Daarna is er niets meer aan de hand. Merkwaardig.
Het duet zelf klinkt ook minder vertrouwd in mijn oren: gewoonlijk zijn het een tenor en een bariton die elkaar een eeuwige vriendschap bezweren, nu is de bariton door een diepe bas vervangen waardoor het duet een totaal andere sfeer ademt.
Dat het best mooi is ligt voornamelijk aan Abdrazakov, Villazons bijdrage kan mij iets minder bekoren. Het is best pijnlijk maar ik kan er echt niet omheen: Villazon zingt niet goed meer en dan druk ik mij voorzichtig uit.
Maar eerlijk is eerlijk: ik heb best van de beide Donizetti-fragmenten genoten. Gounod klinkt ook prima en beide toegiften (‘Granada’ en ‘Ochi Chernyje’) zijn heerlijk om naar te luisteren.
Het orkest uit Montréal onder leiding van Yannick Nézet-Séguin speelt de sterren van de hemel en de door Abdrazakov gezongen aria’s zijn niet te versmaden. Al met al: het is een leuke cd met veel niet voor de hand liggende duetten, wat het tot een echt ‘hebbeding’ maakt..
Waar de meeste melomanen naar hebben uitgekeken is de nieuwste opname onder Yannick Nézet-Séguin. De charismatische Canadees is voor DG bezig om negen Mozart-opera’s live vast te leggen en Nozze is de vierde in de reeks. Onder zijn baton staat Chamber Orchestra of Europe, één van de beste (zo niet het beste) kamerorkesten ter wereld en zijn cast leest als een “who is who” van de operawereld. Het kan niet anders dan een top worden, zou je denken.
Helaas, het resultaat valt mij behoorlijk tegen. Nézet-Séguin schuwt de vaart niet en zijn tempi zijn aan de hoge kant. Op zich is dat niet erg – hij houdt het orkest licht en sprankelend – maar af en toe vertraagt hij zijn tempi drastisch, waardoor er een kunstmatig dramatisch effect ontstaat dat de zangers soms in de problemen brengt.
Figaro van Pisaroni is, zeker in de eerste acte een beetje onevenwichtig. Hampson is voor mij geen echte Graaf, daarvoor mist hij de vileine air van superioriteit.
Sonya Yontcheva (de Gravin) stelt mij behoorlijk teleur. Zij zingt prachtig, dat wel, maar echt stilistisch is het niet. Hetzelfde probleem heb ik met Christine Karg: mooi, maar Susanna wordt zij nergens. Anne Sophie von Otter is niet echt een Marcellina waar ik warm van word, maar Villazon vind ik een heerlijke Basilio. O ja, hij chargeert dat het een lieve lust is, maar Basilio kan het hebben. En zijn grote aria in IV is ronduit heerlijk.
Regula Mühlemann is een schitterende Barbarina, maar laten we eerlijk zijn: wie koopt Le Nozze vanwege Basilio en Barbarina? (DG 4795945)
Salzburg 2015 Sven-Eric Bechtolf
De voortvarende opkomst van dirigent Dan Ettinger voorspelt een enorme vaart, maar dat valt mee. Of tegen. Zijn tempi zijn bedeesd en de accenten die hij legt vind ik op zijn minst vreemd. Het doet mij denken aan de “goede” beginjaren van de authentieke uitvoeringspraktijk. Duwen en trekken, en duwen en trekken…
Ettinger is zijn carrière als bariton begonnen, het is dan onbegrijpelijk dat hij zo weinig oog heeft voor de zangers, ze niet ondersteunt en ze zelfs aan hun lot overlaat. Zo raakt hij zijn Figaro (Adam Plachetka niet op zijn best) al in de eerste aria kwijt. Zo slepend heb ik het niet eerder gehoord! Maar ook ‘Porgi Amor’ en ‘Voi che sapete’ gaan aan de langzame tempi ten onder.
Van de regisseur moeten we het ook niet hebben. Sven-Eric Bechtolff heeft het een en ander bij David McVicar afgekeken, alleen de logica ontbreekt. McVicar situeerde zijn productie in een kasteel in het postrevolutionaire Frankrijk, waardoor hij de veranderende sociale verhoudingen op scherp kon zetten. Bechtolf neemt ons mee naar een Engels landhuis in de jaren twintig van de vorige eeuw. Denk aan Upstairs, downstairs.
Decors en kostuums zijn weelderig en heel erg mooi, maar waarom moeten we het hele huis, waar alles tegelijk gebeurt in split screen (een nieuwe hype?) aanschouwen? Gedoe. Dat Bechtolf van gedoe houdt liet hij al in zijn Don Giovanni van een jaar eerder zien. Ik kan er niet zo goed tegen: het ging mij zo duizelen dat ik het beeld heb uitgezet.
Maar ook zonder visie valt er niet veel om van te genieten. Luca Pisaroni werd van Figaro naar de Graaf bevorderd en dat is zijn rol zeer zeker niet. Annett Fritsch is een koele Gravin en Martina Janková (wel een pracht van een stem!) is als Susanna misbezet. Zij oogt te ouwelijk en nergens wordt zij het “raak-mij-niet-zonder-handschoenen-aan-katje”, voor Susanna onontbeerlijk. (Euroarts 2072958)
Parijs 2010 Giorgio Strehler
Al bij de eerste maten van de ouverture (Orkest van de Parijse Opera onder leiding van Philippe Jordan op zijn best) weet ik het zeker. Deze, in 2010 opgenomen 37 jaar oude productie wordt de Nozze van mijn dromen. En dan heb ik alleen nog maar het orkest van de Opéra national de Paris onder Philippe Jordan gehoord.
Een beetje geschiedenis: het was pas in 1973 dat De Opéra National de Paris Figaro’s Bruiloft in het Italiaans presenteerde. De Parijse opera kwam toen onder de leiding van Rolf Liebermann te staan, de man die al eerder Hamburg op de wereldkaart zette als één van de beste operahuizen ter wereld. De zeer stijlvolle productie werd toen gemaakt door de in 1997 overleden Italiaan Giorgio Strehler.
Ludovic Tézier is een voorbeeldige graaf, wellicht de beste sinds Thomas Allen. Koppig, irritant, betuttelend en belachelijk in zijn jaloezie, maar ook zo verdomd sexy!
Luca Pisaroni laat weer eens zien waarom Figaro een van zijn paraderollen is en Ann Murray en Robert Lloyd zijn niet te versmaden als Marcellina en Bartolo.
Zijn er dan geen minpuntjes? Ja. Drie. Susanna (Ekaterina Siurina) heeft een dik Russisch accent, de Gravin (een verder onweerstaanbare Barbara Frittoli) een beetje veel tremolo en als Cherubino, hier mooi gezongen door Karine Deshayes, prefereer ik een lichtere stem. Peanuts, eigenlijk. (BelAir BAC071)
Hamburg 1967 Rolf Liebermann
In 1967 was Liebermann nog de baas van het Hamburgse operahuis. Hij zorgde voor een goed, gedegen en gevarieerd repertoire met extra veel aandacht voor het hedendaags repertoire, bouwde er een fantastisch zangersensemble op en trok buitenlandse sterren en would-be sterren (in Hamburg begon de wereldcarrière van Plácido Domingo) aan.
Liebermann wordt tegenwoordig gezien als de vader van het regietheater, alleen bedoelde hij er iets anders mee dan het huidige conceptualisme waarin de grens tussen het toelaatbare en belachelijke opgezocht en vaak overschreden wordt
De zo goed mogelijk gereconstrueerde productie van Die Hochzeit des Figaro (ja, er wordt in het Duits gezongen) is van een grote historische waarde, maar dat niet alleen.
De productie is prachtig, het orkest van de Hamburgse Opera is onder dirigent Hans Schmidt-Isserstedt voortreffelijk en de zangers stuk voor stuk idiomatisch.
De Amerikaanse bariton Heinz Blankeburg is een koddige Figaro en als Susanna is Edith Mathis gewoon niet te versmaden. Eigenlijk zou ik het van daken willen roepen: zo is Susanna bedoeld! Zo en niet anders! De jonge Tom Krause is een meer dan heerlijke Graaf en Arlene Saunders een Gravin die perfect bij hem (en zijn timbre) past.
We krijgen als onderdeel van de opname zelfs een stukje historische ‘maestro to the pit’ voorgeschoteld. Goed: de band is niet helemaal gereconstrueerd, er zitten hiaten in en de kleuren zijn echt jaren zestig. Geeft niets, dat alles neem ik graag voor lief. Aanbevolen! (Arthahaus Musik 101263)
Glyndebourne 1962 Silvio Varviso
Vanaf 1960 werden alle in Glyndebourne opgevoerde opera’s live opgenomen. Het maar dan waardevolle archief is men in 2008 begonnen af te poetsen en op cd’s over te zetten.
Het was geen toeval dat juist Figaro’s Bruiloft de nieuwe serie inaugureerde: die opera gaf namelijk in 1934 het startsein voor het nieuwe festival, dat inmiddels tot de meest prestigieuze in de hele wereld behoort.
Gabriel Bacquier associeer je niet direct met Almaviva, en Contessa is niet de rol waar je aan denkt in verband met Leyla Gencer, maar ze zingen prachtig, met veel gevoel voor nuancen. Ook de rest van de cast is fantastisch, met voorop Mirella Freni (Susanna), toen nog aan het begin van haar carrière, en de piepjonge Edith Mathis als de ideale sopraan-Cherubino. (GFOCD 001-62)
Merkwaardige componist, die Hans Abrahamsen. Jaargang 1952, dus eigenlijk net te laat geboren om echt beïnvloed te kunnen raken door de serialisten, maar wel op tijd om de minimalisten hartelijk te omarmen. Maar daarna ging hij zijn eigen weg en sindsdien kan hij in geen lade met opschrift ondergebracht worden. Als eclectisme niet zo’n vieze woord was (of is dat ook niet meer?) dan zou ik hem een ‘neo-eclecticus noemen. Eentje met een voorkeur voor het romantische, maar dan wel met een modern sausje.
Abrahamsen is geen onbekende componist. Hij wordt veel en vaak opgevoerd, ook in Nederland, waar Reinbert de Leeuw en zijn Schönberg Ensemble een lans voor hem en zijn muziek breken. Ik moet eerlijk bekennen dat ik eigenlijk niet zo veel werken van hem kende. Wel bijvoorbeeld Schnee, een compositie die mij niet alleen intrigeerde en fascineerde, maar waar ik mij ook aan ergerde. Spannend dus, want alleen zo word je uitgedaagd en alleen zo wordt je nieuwsgierigheid geprikkeld.
Ik keek dus echt uit naar zijn Let me tell you, zijn allereerste werk voor stem en orkest. De liederen werden op bestelling gecomponeerd. En dan niet door een concertzaal of een orkest, maar door een zangeres.
Het begon met de verjaardag van de schrijver/dichter/musicoloog Paul Griffiths. Zijn vrouw vroeg Barbara Hannigan of zij hem met haar optreden wilde verrassen, zij kon niet, maar bedacht toen een ander cadeau. Zij belde Abrahamsen of hij niet wat bij Griffith’s teksten wilde componeren. Vervolgens werden de Berliner Philharmoniker benaderd of zij het wilden uitvoeren. Iedereen stemde toe en zo werd de cyclus met Ophelia liederen geboren.
Let me tell you van Griffith begint met:
“So: now I come to speak. At last. I will tell you all I know….” en dan ontvouwt hij het ‘omgekeerde” Hamlet verhaal. Bezien door de ogen van de vrouw, die haar vader en broer verliest, verlaten word en – krankzinnig geworden – zelfmoord pleegt.
Bij Abrahamsen ondergaat zij een hele scala aan emoties: soms treurend, soms woedend, maar voornamelijk berustend. Zo gaat zij ook haar zelfverkozen lot tegemoet. Zij zingt:
“The snow flowers are all like each other
and I cannot keep my eyes in one.
I will give up this and go on.
I will go on”
En dan sterft ook de muziek. Ik kan niet anders dan aan de dood van Mimi denken en haar laatste woord, ‘dormire’. Zo voelt het nu ook. Tranen wellen onder mijn ogen en ik zoek naar een zakdoek.
Barbara Hannigan, foto: E. de Haas
Barbara Hannigan kan niet genoeg geprezen worden. Wat zij met de muziek _ en met de woorden_ doet verdient het diepste respect. Ik denk ook niet dat ik een andere zangeres ken die het haar na kan doen. Stemtovenares, jazeker, maar dan één met het hart en ziel op de juiste plek.
Het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder Yannick Nézet-Séguin toonde zich een voortreffelijke begeleider. Begeleider, ja, want het ging nu niet alleen maar om de orkestklank (voortreffelijk!), maar ook, of misschien voornamelijk de woorden die er werden gezongen.
Yannick Nézet-Séguin, foto: Marco Borggreve
Na de pauze werd Eine Alpensinfonie van Richard Strauss gespeeld. Die heb ik niet meer meegemaakt: na de liederen had ik absoluut geen behoefte aan de wereld van Strauss.
Zeer aan te bevelen is ook het gesprek van Barbara Hannigan met Hans Abrahamsen en Paul Griffiths over het ontstaan van de compositie, in de ‘Digital Concert Hall‘ van de Berliner Philharmoniker.
Een fragment iot de uitvoering uit Berlijn staat ook op You Tube:
Hans Abrahamsen
Let me tell you
Barbara Hannigan (sopraan)
Rotterdams Philharmonisch Orkest olv Yannick Nézet-Séguin.
Bezocht op 1 maart 2014 in Het Concertgebouw – Amsterdam