Sarah_Connolly

Koning David en de muziek

Koning David…. Een van meest inspirerende en tot de verbeelding sprekende figuren uit de Bijbel. Maar bestond hij echt? Wij leven in een tijd waar van alles aan getwijfeld wordt en dat mag. Het is niet verkeerd, tenzij je gaat beweren dat de aarde plat is en een aanhanger van de complottheorieën bent..

Sommige historici nemen aan dat koning David daadwerkelijk heeft bestaan, maar dat (net als bijvoorbeeld bij Koning Arthur) veel van de verhalen over zijn leven eerder tot de mythen behoren en niet als harde geschiedschrijving moeten worden beschouwd. Iedereen weet dat de bijbel niet door de historici is geschreven. So what? Er bestaat nog zoiets als geloof. Als geruststellend sprookje, Zeker in onze warrige tijden hebben we het nodig.

Koning David was, behalve een brave man, stoute echtgenoot en een harpist ook een geniale dichter. Zijn psalmen behoren nog steeds tot het mooiste dat de dichtkunst ooit heeft opgeleverd. Zijn invloed op de kunst en zeker op muziek was en is immens is. Zijn psalmen zijn dan ook door verschillende componisten op muziek gezet, denk aan o.a. Bach, Allegri, Schütz, Strawinski, Kodaly…. Een van de redenen dat ik mij weer eens in David ging verdiepen. Of hij wel of niet bestaan heeft doet het er niet toe. Inspiratie heeft geen wetenschappelijke bewijzen nodig en kunst hoeft niet getoetst worden aan feiten.
Een kleine (met een nadruk op ‘kleine’!) selectie van wat er allemaal te vinden is. De volgorde is willekeurig.


Gerrit van Honthorst (1590-1656), King David Playing the Harp (1611), Centraal Museum, Utrecht, Holland


Michael Levy vraagt zich af: hoe zou zijn harp geklonken hebben? Hij postte een ‘live’ uitvoering van het traditionele Hebreeuwse lied “Zemer Atik” (track 5 van zijn album uit 2008, “King David’s Lyre; Echoes of Ancient Israel”):

Zoltan Kodaly, Psalmus Hungaricus:

Schumanns Davidsbündlertänze gespeeld door Andras Schiff:

Paul Schoenfield en zijn prachtige altvioolconcert ‘King David dancing before the ark’:

Sarah Connolly zingt King David van Herbert Howells:


King David’s Suite van Lionel Hampton, opgenomen in München ter gelegenheid van Munich Summer Piano Festival in 1994. Het St. Petersburg State Orchestra staat onder leiding van Alexander Tschernuschenko, Lionel Hampton speelt vibrafoon:

Franz Liszt, Psalms of David:

Igor Stravinsky, Symphony of Psalms uitgevoerd door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor:


Krzysztof Penderecki, Psalm of David opgenomen in Carnegie Hall:



DAVID EN SAUL


Händel:

David symphony for Harp (act I, scene V) Sara Águeda, arpa doppia

Aria van David


Carl Nielsen, de hele opera:


Paul Ben-Haim, Sweet Psalmist of Israel. David before Saul:

DAVID EN JONATHAN

Jonathan was de zoon van Saul, koning van Israël, afkomstig van de stam Benjamin en David kwam van de stam Juda. Ooit de rivalen voor de kroon werden ze vrienden en waarschijnlijk meer, maar de Bijbel geeft de werkelijke aard van de relatie tussen David en Jonathan niet expliciet weer. In de traditionele interpretatie van hun vriendschap wordt er nadruk gelegd op de platonische liefde, een voorbeeld van ‘homosocialiteit’. Iets wat later werd omschreven als een sterke persoonlijke vriendschappen tussen mannen. Tegenwoordig wordt er vaak de nadruk gelegd op wat sommigen zien als homo-erotiek in het verhaal

David et Jonathas van Charpentier, opname uit Ais-en-Provence:

Trudy Labij: ‘Wat ik nou toch heb gelezen’ uit de musical Foxtrot (4), 1977:


.

Brett Dean’s Hamlet Live in HD

Tekst: Peter Franken

De Australische componist Brett Dean (1961) heeft zich gewaagd aan zo mogelijk Shakespeare’s beroemdste titel en zo bestaat er nu eindelijk een eigentijdse operaversie van dit toneelstuk, na die van Thomas uit 1868. Deze grand opéra moet de toeschouwer volledig uit het hoofd zetten maar de vergelijking met Shakespeare kan zonder meer worden gemaakt.

Samen met librettist Matthew Jocelyn heeft Dean het stuk teruggebracht tot 12 scènes waarin het taalgebruik zoveel als voor een hedendaags publiek mogelijk het origineel probeert te benaderen. Het resultaat is een boeiend stuk muziektheater, bij vlagen zelfs erg spannend ook al weet iedereen natuurlijk al wel hoe het gaat aflopen. De productie die vanuit de Met werd vertoond op 4 juni is een overname van Glyndebourne waar de opera in 2017 in première ging. De cast is grotendeels dezelfde gebleven met tenor Allan Clayton in de titelrol.

Trailer uit Glyndebourne;

Zijn Hamlet is van meet af aan een complete outsider, benadrukt door zijn afwijkende kleding. In de openingsscène zien we hem aan een banket met alle aanwezigen gekleed als ware het een feest in Monaco ten tijde van Rainier en Grace. Clayton loopt erbij alsof hij toevallig is komen binnenwandelen, geheel in het zwart met een korte overjas. En onmiddellijk gaat hij zingend en spelend in overdrive, bij vlagen zoals we dat kennen van iemand als Michael Wilmering. Hij schoffeert de binnenkomende Claudius en Gertrude, zijn stiefvader en moeder, en banjert over de gedekte tafel tot verbijstering van de gasten die eraan zijn gezeten.


De toon is volledig gezet, Hamlet is behoorlijk van het pad, zozeer dat zelfs het schuldige koningspaar zich niet goed kan voorstellen waar dat door komt. Immers, er gaan toch altijd vaders dood, zo werkt de natuur. En dat zijn moeder met haar zwager is getrouwd is slechts een oud bijbels gebruik, get over it.

In een volgende scène met zijn vriend Horatio, mooie rol van Jacques Imbrailo die hier vooral door zijn kapsel het evenbeeld van Britten lijkt, kalmeert Hamlet een beetje. Jocelyn laat hem hier als een soort terzijde een paar bekende citaten uit het toneelstuk debiteren, om er maar vanaf te zijn. Immers, het publiek verwacht toch ook een stukje authentiek Shakespeare.

Alan Clayton (Hamlet) zingt ‘To be or not to be’:

Het verschijnen van de geest van zijn vader is de opmaat voor de fatale afloop. Niet alleen is er nu sprake van onvermogen met de nieuwe situatie om te gaan, zijn geliefde moeder in bed met een ander dan zijn vader, alsof zijn eigen plek ingenomen. Maar ook de kennelijke moord die eraan vooraf ging, zijn moeder als medeschuldige, de roep om wraak.

Hamlet geraakt in een existentiële crisis waaruit hij zich aanvankelijk een weg probeert te banen ten koste van Ophelia. Ze was zijn vriendinnetje, later zijn partner. In haar waanzin aria windt Ophelia er geen doekjes om, ze deelden al langer het bed, alleen een huwelijk was er nog niet van gekomen. En nu stoot hij haar af: ga naar een nonnenklooster. Ik heb nooit van je gehouden. Het levert een prachtige scène op tussen die twee, waarin Brenda Rae zich niet onbetuigd liet als de verstoten geliefde.

De muziek is modern tonaal, doorontwikkeld Britten met een flinke dosis Adès. Ophelia krijgt natuurlijk een reeks stratosferische noten te zingen maar daar heeft Rae geen moeite mee. Verder is er echter van onnodig hoge noten geen sprake, de zangers kunnen op dat punt redelijk binnen hun comfortzone blijven.

Maar goed ook want acterend wordt er nogal wat van hen gevergd. Vooral voor Hamlet is het een tour de force, in 10 van de 12 scènes staat Clayton op het toneel. Door de close ups krijg je goed te zien wat hij allemaal in zijn spel legt, lijkt soms wel een zwijgende versie van iemand met Tourette.

Muzikaal is het erg gevarieerd, vaak dreigend maar soms ook onbekommerd vrolijk. Als het theatergezelschapje opkomt klinkt er accordeon muziek en dat wordt later in een andere scène nog eens herhaald. Door musici links en rechts op de balkons te plaatsen komen ontregelende klanken uit alle hoeken zo lijkt het. In de bioscoop was dat ook prima te horen.

Ongebruikelijke instrumenten zoals een tam tam, schuurpapier en een knikker in een kom werken vervreemdend. Evenals een achtkoppig koortje in de orkestbak dat een woordloze vocale bijdrage levert als waren het een extra instrument.

Jocelyn biedt veel ruimte aan de bijfiguren die in de Hamlet van Thomas geen plaats hebben gekregen. Zo is er een soort Jansen en Jansen act van Rosencrantz en Guildenstern, twee countertenors die bestudeerd asynchroon steeds hetzelfde willen zingen, leuke rollen van Aryeh Nussbaum Cohen en Christopher Lowrey. Verder William Burden als de van zichzelf vervulde Polonius wiens dood de fatale afloop inluidt.

David Butt Philip haalde werkelijk alle uit de rol van Laertes die Hamlets dood wenst om die van zijn vader en zuster Ophelia te wreken. Het leidde tot een bloedstollend degengevecht tussen die twee dat voor een leek niet van echt te onderscheiden was. Gevechtscoach Nicholas Hall moet er zijn handen vol aan hebben gehad.

John Relyea vertolkte zowel de geest van Hamlets vader als de leider van de toneeltroupe en de grafdelver. Vooral in die tweede rol vond ik hem uitblinken.

En het malafide koningskoppel kwam voor rekening van Rod Gilfry en Sarah Connolly. Gilfry was als Claudius op zijn best in de scène waarin hij samenzweert met Laertes en Connolly in de scène met Hamlet als hij haar confronteert met haar medeplichtigheid aan zijn vaders dood. In plaats van die man neer te steken wordt zoals bekend de meeluisterende Polonius het slachtoffer van Hamlets adrenaline stoot.

Regisseur Neil Armfield werd bijgestaan door Raph Meyers (decor), Alice Babidge (kostuums) en Jon Clark (licht). Maar een speciale vermelding verdient hier ‘movement director’ Denni Sayers voor de wijze waarop hij Hamlet als een bijna ongeleid projectiel liet rond stuiteren maar vooral voor de choreografie van Ophelia’s madscene. Fenomenaal wat hij met Brenda Rae ervan had weten te maken. Zij zong met het gemak van een Zerbinetta en bewoog als Rosalba Torres Guerrero, de danseres die door Warlikowski in meerdere opera’s werd gecast (The Bassarids, Lulu).

Brenda Rae (Ophelia) in haar ‘madscene’:

Het orkest van The Met leek zich goed thuis te voelen in Deans partituur, mede dankzij de prima leiding van dirigent Nicholas Carter. Het was een bijzondere avond.

Trailer:


_

Dido and Aeneas kent duizenden uitvoeringen en opnamen. Ik kies er drie

Dido and Aeneas

Er is geen barokopera die vaker werd vastgelegd dan Dido and Aeneas van Henri Purcell. Er is voor elk wat wils: met moderne instrumenten of met authentieke instrumenten, met meisjesachtige of met grote dramatische sopranen/mezzosopranen als Dido, met tenoren of baritons (en zelfs een enkele keer een countertenor) als Aeneas. Hoe moet je kiezen?

Dido Flagstadt

Zelf heb ik een enorme zwak voor de opname uit 1951 met Kirsten Flagstadt, Geraint Jones en Elisabeth Schwarzkopf, gedirigeerd door Wilhelm Fürtwangler (verkrijgbaar bij EMI, Naxos of Nimbus), maar dat was de eerste opname van het werk die ik hoorde.


Dido Norman

Zeer dierbaar is me ook de uitvoering met Jessye Norman en Thomas Allen (Philips 4162992) uit 1985.


Dido Connolly

In 2009 is er nog een opname van de opera op de markt verschenen en de eerste vraag die rees was: voegt deze nieuwe iets toe aan al die bestaande? Het antwoord is een volmondig ja.

Ik ga het hier niet over de verschillende versies van de opera zelf hebben, dat staat uitgebreid in het tekstboekje. De definitieve bestaat waarschijnlijk niet, daarvoor is er in de loop der jaren te veel verloren gegaan en te veel aan toegevoegd. Zelfs de juiste premièredatum staat niet echt vast.

Die opname is op speciaal verzoek van Sarah Connolly gemaakt, een begenadigde Engelse mezzo die zo met het karakter (zij zong ook de rol van Dido in Les Troyens van Berlioz) is vergroeid, dat ze zowat haar personificatie is geworden. Haar stem is groot, dramatisch, maar ook puur – een beetje in de lijn van Tatjana Troyanos. Zij zet een zeer getormenteerde Dido neer met wie men medelijden moet hebben.

Gerald Finley zingt Aeneas in de traditie van Thomas Allen: een in de war geraakte, vriendelijke, maar ook zeer verleidelijke macho. Ook de overige rollen (Connolly zelf heeft de cast samengesteld) zijn voortreffelijk. Maar het allermooiste is het orkest (Orchestra of the Age of Enlightenment): licht en transparant, daar kan je niet anders dan verliefd op worden (Chaconne CHAN 0757).


Giulio Cesare uit Glyndebourne: de beste entertainment ooit

https://media.s-bol.com/YE6rAlLG4nPW/835x1200.jpg

Entertainment is geen vies woord, vindt David McVicar. En zo schiep hij voor Glyndebourne een voorstelling van Giulio Cesare waarop Joop van den Ende jaloers zou kunnen zijn.

De handeling is verhuisd naar het eind van de 19e eeuw, toen Egypte nog een Britse kolonie was, en de kostuums verraden Indiase invloeden. India herkennen we trouwens ook in bewegingen, dansjes en pasjes, die rechtstreeks uit Bollywood shows lijken te zijn overgenomen. Ook musical en variété zijn niet weg te zoeken, en alles schittert en spettert dat het een lieve lust is. Mij bevalt die aanpak wel, des te meer daar het ook theatraal goed in elkaar zit: McVicar heeft personages van vlees en bloed geschapen, en zijn mise-en-scène is werkelijk meesterlijk.

Tussen al dat gefeest, gedans en gelach is er ook plaats voor bezinning, en de droevige momenten worden zodanig uitvergroot, dat je er werkelijk bij stil moet blijven staan (Kleenex binnen handbereik!), zoals tijdens ‘Cara Speme’, het duet tussen Cornelia (Patricia Bardon) en Sesto (Angelika Kirschschlager). Deze hartverscheurende muziek wordt door beide zangeressen ontroerend mooi en in volkomen harmonie gezongen.

Nu moet ik toegeven, dat ik geen liefhebber van Danielle de Niese ben, en haar maniertjes om haar stem zwoel te laten klinken me ronduit irriteren, maar optisch is ze wel een pracht van een Cleopatra.

Giulio Ceesare De Niese

Danielle de Niese als Cleopatra © Tristram Kenton

Zij is een mooie, sensuele verschijning, kan acteren en dansen, en met haar afgetrainde, slanke lichaam, gestoken in een schaars kostuum (denk aan Mata Hari) kan ze zowat iedere man om haar vinger winden. Dus ook Giulio Cesaro (een fantastische Sarah Connolly), hier een autoritaire, aantrekkelijke generaal van middelbare leeftijd, met een vriendelijke uitstraling. Een waarlijk meesterlijke productie.


Georg Händel:
Giulio Cesare in Egitto.
Sarah Connolly, Patricia Bardon, Angelika Kirchschlager, Daniele de Niese e.a.
Glyndebourne Chorus; Orchestra of the Age of Enlightenment olv William Christie.
Regie: David McVicar.
Opus Arte OA 0950 D (3 dvd’s)

DECADES: A CENTURY OF SONGS, vol.2

 

Decades

In deel twee (de eerste is helaas aan mijn aandacht ontsnapt, maar heb de cd inmiddels besteld) van wat een overzicht van een eeuw ‘Liedkunst 1810–1910’ moet worden verdeeld naar decades, komen liederen aan bod die gecomponeerd zijn tussen 1820 en 1830. Daar men er zowat de beste liedzangers voor heeft geëngageerd die we tegenwoordig rijk zijn maakt het project tot één van de beste uitgaven op dat gebied, zeker van de laatste decennia.

Het programma is zeer gevarieerd en kent noch grenzen noch (sub)genres, en de emoties wisselen elkaar in rap tempo af. Oostenrijk, Rusland, Frankrijk, Duitsland en Italië staan broederlijk naast elkaar, een soort EU avant la lettre waarin elk land zijn individuele karaktereigenschappen behoudt.

Maar zelfs binnen een genre van één componist is er ruimte gereserveerd voor emotiewisselingen. Zo wordt Schuberts ‘Auf der Brücke’ naar de tekst van de ijlende Schulze – hier zeer intens vertolkt door Christopher Maltman – opgevolgd door diens ‘Im Frühling’, die door dat prachtige ‘zoetje’ dat de stem van John Mark Ainsley eigen is, de heftige emoties neutraliseert.

De door Maltman gezongen ‘Erlköning’ en de daarop volgende ‘Herr Oluf’ van Carl Loewe zouden een schoolvoorbeeld moeten zijn van hoe de liederen gezongen moeten worden. Ook Sarah Connolly’s interpretatie van de drie ‘Ellens gesangen’ behoort tot de beste ooit.

Decades Martineau

Malcolm Martineau (© Twitter)

Malcolm Martineau aan wie we ongetwijfeld het project te danken hebben behoort al jaren tot de beste zangerspianisten in de wereld. Moeiteloos weet hij de verschillende emoties over te brengen en het is ook zonder twijfel zijn verdienste dat de uitgave van de eerste tot de laatste noot extreem boeit.

De liederen zijn zeer zorgvuldig opgenomen, met een afgewogen balans tussen de zangers en de pianist. Ook de presentatie laat niets te wensen over. Alle teksten zijn (in twee talen) afgedrukt en de introductie door professor Susan Youens is zeer interessant om te lezen. Top!


DECADES
A Century of Song, volume 2, 1820 – 1830
Liederen van Bellini, Glinka, Loewe, Mendelssohn, Niedermayer, Schubert, Schumann
John Mark Ainsley (tenor), Sarah Connolly (mezzosopraan), Luis Gomes (tenor), Anush Hovhannisyan (sopraan), Robin Tritschler (tenor), Christopher Maltman (bariton); Malcolm Martineau (piano)
Vivat 114 • 79’

Offenbach’s Bavarian Romp “FANTASIO” – Finally On Disc And Complete

fantasio_front_cover_final

Offenbach aficionados may rejoice. Here is the first complete recording of his opéra comique in 3 acts, 4 tableaux, Fantasio It is based on Alfred de Musset 1834 stage play of ther same title. The musical version was not a big success at the time of its premiere at the Salle Favart in Paris, in January 1872, but like so many Offenbach titles, Fantasio was nonetheless produced at the Theater an der Wien a month later, it was also seen in Graz and Prague in October 1872, and Berlin in 1873. A revival, in a new version, was mounted in Magdeburg in June 1927 as Der Narr der Prinzessin. Then, it seems, it was forgotten for a long time.

Offenbach later re-used the chorus of students from the first act of Fantasio in The Tales of Hoffmann, where it becomes the famous student chorus in the prologue, and the voice of Antonia’s mother in act 3 of Hoffmann enters with a theme from the overture of Fantasio. So at least two tunes from Fantasio have become very well known, in a new context.

12 years ago, Anne Sofie von Otter recorded two numbers from Fantasio for her wonderful Offenbach album on Deutsche Grammophon. I remember thinking, back then, how much I would love to hear the complete score after von Otter’s dazzling rendition of the “Ballad to the Moon” and the big love duett. What fascinating music!

It was only a question of time, I guess, till someone heard my prayers and answered them. Master of Offenbach reconstructions, Jean-Christophe Keck, had also taken an interest in Fantasio. It had been revived in October 2000 at the Opéra de Rennes in a version reassembled by him. The production by Vincent Vittoz went to Tours as well, then onto Nantes and Angers. The show was also performed at the summer festival of Opernbühne Bad Aibling in 2003.

Keck argues that one reason for the long neglect of Fantasio was that it has been difficult to locate a performing edition; only a vocal score was published at the time of the premiere, along with a “corrupt” and re-orchestrated German version.

Keck went back to the first Parisian version from 1872. His “final” re-assembled score was performed live in December 2013 London, in a concert organized by Opera Rara. They then sent their team into the studio to record the show. Just in time for christmas, the label now released the double disc. Thus making Fantasio available for all the world to hear.

The story, in a nut shell, is this: to be close to his love, Princess Elsbeth, the young Munich student Fantasio dresses up as a court jester and enters the palace. En passant he stops the war with Mantua (on the other side of the Bavarian Alps), a deed for which he is given a royal title in the end.

Sarah Connolly is a warm, melancholic and at times decisive Fantasio. Not particularly “Bavarian,” nor typically French. But a joy to listen to. As her Elsbeth, Opera Rara could not have chosen a more beautiful soprano voice than Brenda Rae. In their big duet, the voices melt into one, caress one another and glow next to each other. It is breathtakingly beautiful to listen to them!

All other soloists are also wonderful to listen to, I find, together with the great Opera Rara Chorus they are fabulously accompanied by Sir Marc Elder and the Orchestra of the Age of Enlightenment.

All of you who enjoyed L’Etoile (1877) at De Nationale Opera in Amsterdam: listen to the number “Quand l’ombre des arbres,” that starts with the chorus and is followed by Elsbeth’s aria “Cachons l’ennui” at the start of act 2. You’ll realize where most of Chabrier’s great ideas come from. For operetta and Offenbach fans, this double CD is a must have.


English translation: Kevin Clarke

For the oiginal Dutch/ versie in het Nederlands:

FANTASIO

FANTASIO

fantasio_front_cover_final

Rossini noemde hem ‘de kleine Mozart van de Champs-Élysées’ en na zijn overlijden ging hij de geschiedenis in als de ‘vader van de operette’. Jacques Offenbach (1819-1880) was een grootheid in zijn tijd en componeerde maar liefst zeshonderd werken.

Het grote publiek zal Offenbach vooral kennen van Les contes d’Hoffmann, een opera die hij niet eens afmaakte. Verder worden enkele van zijn operettes (Orphée aux enfers, La Belle Hélène, La Vie Parisienne) met enige regelmaat opgevoerd. Lange tijd bleef het daar echter bij, ook omdat veel van zijn oeuvre niet was uitgegeven.

In 1999 kwam hier verandering in, toen de Franse musicoloog Jean-Christophe Keck bij Boosey & Hawkes een monumentale editie van alle werken van Offenbach in hun oorspronkelijke versie begon uit te geven. Van een Offenbach-revival spreken gaat te ver, maar de operawereld is hierdoor zeker geïnteresseerd geraakt.

Een jaar of 12 geleden heeft Anne Sofie von Otter een pracht van een cd vol met Offenbach’s heerlijkheden gezongen, een cd die aan mij een hartenkreet ontlokte: ”ik ben de eerste om een complete Fantasio toe te juichen, want de hier gepresenteerde ballade en het duet smaken naar meer. Wat een mooie muziek is dit!”

En zie hier: de onvolprezen Opera Rara heeft mijn gebeden gehoord. Men (lees: Jean-Christophe Keck) is teruggegaan naar de allereerste Parijse versie uit 1872, wat voor de nodige hoofdbrekens heeft gezorgd. In december 2013 werd de opéra comique live uitgevoerd, waarna het in 2014 in de studio werd opgenomen voor de cd.

Het verhaal in het kort: om in de nabijheid van zijn geliefde prinses Elsbeth te kunnen komen, verkleedt Fantasio, een jonge student uit München zich als een nar. En passant weet hij nog de oorlog met Mantua te voorkomen, waardoor hij als beloning in de adelstand wordt verheven.

Sarra Connolly is een warmbloedige, melancholische maar waar nodig ook een ferme Fantasio en als Elsbeth kon men geen mooiere sopraan kiezen dan Brenda Rae. In hun duet bereiken de Britse mezzo en de Amerikaaanse sopraan een volmaakte symbiose van twee stemmen die elkaar strelen en met elkaar verstrengeld raken. Adembenemend mooi.

Ook alle andere solisten waaronder Russell Braun, Brindley Sherrat en Neal Davies, zijn heerlijk om naar te luisteren en samen met het voortreffelijk zingende Opera Rara Chorus vinden ze in Sir Mark Elder (artistiek directeur van Opera Rara) en het Orchestra of the Age of Enlightenment de beste ondersteuning.

Voor iedereen die zo genoten heeft van L’étoile bij De Nationale Opera: luister naar de door het koor geïnitieerde “Quand l’ombre des arbres” gevolgd door Elsbeths aria “Cachons l’ennui” aan het begin van de tweede akte en dan weet u waar de meeste deuntjes van Chabrier vandaan kwamen. Een MUST!

Hieronder spreken Sarah Connolly en Sir Mark Elder over Fantasio:


JACQUES OFFENBACH
Fantasio
Sarah Connolly, Brenda Rae, Russell Braun, Brindley Sherratt, Robert Murray e.a.
Opera Rara Chorus (chorus director: Renato Balsadonna), Orchestar of the Age of Enlightenment olv Sir Mark Elder
Opera Rara ORC 51

Offenbachs Fantasio door Opera Zuid doet het niet onder de Eurovisie Song Festival