cd/dvd recensies

Drie maal Jonathan Lemalu

Interview 2003

Lemalu

Er is niets leuks aan om iemand telefonisch te interviewen. Je mist de lichaamstaal, je hebt geen oogcontact, je kan je grapje niet met een glimlach versterken. Wat blijft is de stem. Nou, in het geval van Jonathan Lemalu kun je rustig van dé stem spreken. Donker gekleurd, warm en diep, met een sprankelende vonk en een jeugdig elan.

Pas 27 jaar jong, en nu al ‘hot’. Onlangs tekende hij een exclusief contract met EMI, de firma waar voor hij zijn eerste cd met de liederen van o.a. Brahms en Schubert had opgenomen.

Ik complimenteer hem met zijn Duitse uitspraak, en tot mijn verbazing hoor ik, dat hij de taal niet kent:
“Ik spreek maar twee talen: Engels en Samoaans. Ik hou van het Duits en het Italiaans. Frans is voor mij heel moeilijk, maar er zit zoveel muziek in! En onlangs ben ik begonnen met het instuderen van een paar Russische liederen. Ik heb een Duitse coach, we bespreken samen ook de inhoud van de liederen. Het is hard werken, maar ik wil ook werkelijk muziek tot leven brengen”.

Begin oktober 2003 maakte Lemalu zijn debuut bij de Royal Opera Huis in Orlando van Händel. De productie werd met de grond gelijk gemaakt maar Andrew Clements, de recensent van the Guardian wist te melden dat “Jonathan Lemalu’s Zoroastro sounds out of his depth, a hugely promising young singer”.

Hoe was het?
“Ik was heel erg zenuwachtig. Het was voor mij een mijlpaal in mijn carrière. Bovendien was ik degene die de opera opende. Maar het ging fantastisch, en bovendien had ik het genoegen om met de grootste zangers samen te werken.”

Lemalu is geboren in Dunedin, New Zeeland, maar zijn familie komt uit Samoa.

Samoa? Wat kan ik me erbij voorstellen? Is het te vergelijken met de Maori’s?
“O ja, beslist. Het is een oude cultuur met een zeer muzikale traditie: kerkkoren, veel religieuze muziek. Ik vond het fantastisch om op te groeien met twee culturele achtergronden, de Engelse en de Samoaanse. Ik beheers beide talen goed, al is mijn Engels de laatste tijd iets beter geworden”

Maar hoe komt hij aan de klassieke muziek? Aan Schubert?
“Bij ons thuis is altijd veel muziek geweest. Mijn vader speelde gitaar en zong in een koor, ook mijn zus die nu in Londen woont zingt in een koor. In het koor begon ook mijn opvoeding met de klassieke muziek, we zongen de missen van Bach, van Mozart, van Schubert. Schubert is absoluut mijn favoriet. Hij schreef geniaal voor de stem en voor de piano. Hij is ook zo eerlijk met de teksten omgegaan”.

Lemalu is bezig met een internationale carrière. Dit betekent werken, werken, en nogmaals werken. Heeft hij tijd voor iets anders? Hobby’s bijvoorbeeld?
“O ja! Ik ben gek op sport, rondhangen met vrienden, ik hou van films en reizen. En van mijn familie.”

En koken? Doet hij dat voor zichzelf?
“Beslist. Ik ben er zelfs heel erg goed in. Ik hou van salades, pasta, rijst, soepen. De laatste tijd probeer ik vlees te vermijden en zo gezond mogelijk te leven. Ik zorg goed voor mezelf”

English and American Songs: 2003

Lemalu cd

Ik zou het niet weten waarom, maar liederen van Barber doen mij altijd aan schilderijen van Hopper denken. Ook het cyclus Dover Beach, al heeft Hopper bij mijn weten nooit zeegezichten geschilderd. Een kwestie van sfeer, misschien? Het verlangen, de eenzaamheid en het gevoel verlaten te zijn, het zit er allemaal in. Jonathan Lemalu brengt het allemaal goed over: zijn donkere stem lijkt schatten aan emoties te verbergen, die door de strijkkwartetbegeleiding nog extra versterkt worden.

In de Engelse liedjes is de sfeer wat losser, want al zijn ze droef, nog steeds klinkt er een ondertoon van zelfspot in door, en dat is iets wat ik een beetje in de uitvoering van Lemalu mis. In de cabaretsongs van Bolcom daarentegen werkt zijn ietwat droge interpretatie verfrissend. Kleine juweeltjes zijn dat, grenzend aan smartlappen, en je kun ze makkelijk beschadigen door te overdrijven. Gelukkig blijft Lemalu goed in balans.

Eerlijk gezegd had ik wat meer Barber en Bolcom willen horen, maar wellicht is het een idee voor de volgende cd? Voor de complete cabaretsongs van Bolcom teken ik alvast in. Zowel Malcolm Martineau als het Belcea Quartet begeleiden congeniaal. Een mooie cd.

Quilter, Barber, Britten, Rodney Bennett, Ireland, Butterworth, Finzi, Bolcom (EMI5580502)

Opera aria’s: 2005

Lemalu opera

Jonathan Lemalu heeft een buitengewoon mooie stem. Warm en donker, met een ondertoon van goudkleurig fluweel, krachtig en soepel tegelijk, kernachtig en viriel. Een beetje zoals Bryn Terfel.

Hij is ook enorm getalenteerd en hij leert snel : nog maar twee jaar geleden sprak hij alleen Engels en Samoaans, nu zingt hij perfect in een paar talen, waaronder Russisch. In 2003 debuteerde hij met een prachtig liederenrecital, dat overal ter wereld bejubeld werd ontvangen. En nu ligt er een cd met opera-aria’s, waarop hij zowel Figaro (Rosssini en Mozart) als de graaf zingt, en Papageno met Gremin (Onegin) en de Vliegende Hollander afwisselt.

En, om heel eerlijk te zijn, de laatste twee had hij nog niet mogen doen. Niet, dat hij het niet kan, want hij doet het prachtig, maar het is nog te vroeg. Te vroeg in zijn carrière en te vroeg in zijn leven: mooi zingen kan hij als geen ander, maar op je 29ste weet je nog niet hoe het is om oud te zijn, en voor de laatste keer in je leven krankzinnig veel van iemand te houden.

Mozart, Tsjaikovsky, Rossini, Gounod, Boito, Verdi, Wagner (Warner 5576052)

Ooit van Wilhelm Grosz gehoord?

Enetartet Grosz

In de jaren twintig van de vorige eeuw werden alle waarden aan het wankelen gebracht. De Grote Oorlog was afgelopen, landen werden onafhankelijk of verloren juist hun zelfstandigheid. Nieuwe invloeden deden van zich spreken: jazz, blues, exotische folklore. De grens tussen de klassieke en populaire muziek vervaagde.

Van alle componisten uit die tijd, was Wilhelm Grosz misschien de meest veelzijdige. Hij werd geboren in Wenen in 1894 in een welgestelde Joodse familie. In 1919 studeerde hij af aan de Weense muziekacademie, waar hij onder andere les had van Franz Schreker en in 1920 rondde hij zijn studie musicologie aan de Weense Universiteit af.

Grosz schreef liederen, opera’s, operette’s, ballet, kamermuziek en was zeer beroemd als pianist. In.1928 werd hij in Berlijn aangesteld als artistiek directeur van de platenmaatschappij Ultraphon.

In 1929 componeerde hij (in opdracht van de toen prestigieuze radio Breslau) de liederencyclus Afrika Songs. De teksten die hij daarvoor gebruikte waren afkomstig van zwarte Amerikaanse dichters. De premiére op 4 februari 1930 werd zeer enthousiast ontvangen. ‘Jugendstil Spirituals’, werd de cyclus genoemd en wellicht is dat de beste omschrijving, want behalve

jazz en blues zijn de liederen zwaar beïnvloed door de muziek van Zemlinsky, Mahler en …. Puccini (vergelijk ‘Tante Sues Geschichten’ met ‘Ho una casa nell’ Honan’ uit de tweede acte van ‘Turandot’!).

Toen de nazi’s aan de macht kwamen, keerde Grosz naar Wenen terug om in 1934 ook daarvandaan te moeten vluchten. Hij vestigde zich in London. Daar werd voor het eerst een onderscheid gemaakt tussen zijn serieuze en populaire composities.

Zijn naam werd onlosmakelijk verbonden aan een paar wereldhits, zo was ‘The Isle of Capri’ dé grootste hit van 1934.

ALONG THE SANTA FE TRAIL

Entartet Gosz Santa Fe

In 1938 vertrok Grosz naar Hollywood. Daar componeerde hij muziek voor ‘Along the Santa Fé Trail’, een film met in de hoofdrollen Errol Flynn, Olivia de Havilland en Ronald Reagan. In 1939 werd hij getroffen door een hartinfarct en stierf, nog maar 45 jaar oud.

AFRIKA SONGS EN MEER

Entartete Gosz Africa

Na bijna zestig jaar werd Grosz herontdekt, al duurde het maar heel even. Het is haast niet te geloven maar de ‘Afrika Songs’ beleefden in 1996 hun plaat première! Het Matrix Ensemble heeft ze voor het eerst uitgevoerd op de Proms in 1993. Op de cd verder de liederencycli ‘Rondels’ en ‘Bänkel und Balladen’ en de hits ‘Isle of Capri’, ‘When Budapest was young’ en ‘Red sails in the sunset’- liedjes die we allemaal kennen en waarvan we nooit wisten wie de componist was.

Vera Lynn zingt ‘Red Sails in the Sunset’ in 1935

Mezzo Cynthia Clarey en bariton Jake Gardner  zijn subliem in de ‘Afrika Songs’ en Andrew Shore maakt een feest van ‘Bänkel und Balladen’.

 

Zelmira van Rossini: ontroerend mooi, totaal vergeten

Opera Rara Zelmira

Halverwege de opera, als de door iedereen valselijk voor de moord op haar vader beschuldigde Zelmira haar zoon aan Emma toevertrouwt, krijgen beide dames een duet te zingen die in zijn schoonheid alleen maar te vergelijken is met ‘Ovi Songe’ uit ‘Bianca e Fernando’ van Bellini. Begeleid door een harp en een Engelse hoorn, laten ze hun stemmen versmelten in de droevige melodieën, die ze in lange lijnen tot de mooiste borduursels laten spinnen.

Van het libretto moet de opera het niet hebben, maar de muziek is er niet minder mooi om. ‘Zelmira’ was de laatste opera die Rossini voor Napels componeerde en de muzikale taal valt te vergelijken met zijn andere ‘Napolitaanse opera’s’: Otello, bij voorbeeld. Of  Maometto Secondo.

Deze opname werd in 2003 live vastgelegd in Edinburgh. Het publiek was duidelijk overenthousiast, volkomen terecht. Zelmira werd gezongen door Elizabeth Futral, een pracht van een zangeres met schitterende dramatische coloraturen. Af en toe klinkt zij een tikje (te) scherp, maar dat past bij de rol van de gekwelde prinses.

Prachtig mooi is ook de Antenore van Bruce Ford, een solide zanger in het belcanto repertoire. De meeste bravo’s echter gingen naar Manuela Custer (Emma) en Antonino Siragusa (Ilo). Daar had ik graag bij willen zijn!  (ORC27)


Marcel Worms ontfermt zich over pianowerken van Joodse componisten

Worms pianowerkem

Marcel Worms kunnen we rustig de ambassadeur van vervolgde en vergeten componisten noemen. Voor zijn nieuwste cd heeft hij pianowerken opgenomen van componisten uit verschillende Europese landen: Nederland, Polen, Hongarije, Tsjechoslowakije, Frankrijk en Oostenrijk. Niet alleen de landen van afkomst zijn verschillend, hun composities geschreven tussen 1922 en 1943 zijn het ook. Van jazzy en swingend via romantisch, virtuoos en ingetogen tot een poging tot serialisme.

Er is één verbindingssector: allemaal waren ze Joods en op drie na (Weinberg, Laks en Urbancic) hebben ze de oorlog niet overleefd. Weinberg vluchtte naar de Sovjet-Unie, Urbancic (die eigenlijk niet Joods was maar zijn vrouw en kinderen wel) naar IJsland. En Laks had de enorme mazzel om Auschwitz te overleven, als de kapelmeester van het kamporkest.

De cd begint spetterend met ‘Blues’ van Szymon Laks. Het is onbekend wanneer het heerlijk werkje werd gecomponeerd, zelf denk ik aan begin jaren dertig. De ‘Novolette’ van Dick Kattenburg uit 1941 sluit daar perfect aan. Alsook de zeer ritmische ’Toccata’ van Paul Hermann.

De ‘Prelude’ van Mischa Hillesum (de broer van Etty) is een andere koek. De compositie zit sterk in de romantiek verankerd: Chopin en Rachmaninoff zijn nergens ver weg; en de twee Hommage-stukken (aan Sherlock Holmes en aan Remmington) van Leo Smit die je eigenlijk nergens kunt ‘opbergen’ zijn gewoon verrukkelijk.

Victor Urbancic is voor mij een grote onbekende, het is voor het eerst dat ik iets van hem hoor. Zo raar is het niet, zijn composities zijn totaal vergeten en de ‘Sonatine’ uit 1922 beleeft hier zijn plaatpremière. Echt kapot ben ik er niet van, wat onder andere aan mijn onbekendheid met zijn idioom kan liggen.

Worms

Waar ik wel kapot van ben is het onweerstaanbare spel van de pianist. Marcel Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.


 

Szymon Laks (1901 – 1983), Dick Kattenburg (1919 – 1944), Paul Hermann (1902 – 1944), Mischa Hillesum (1920 – 1943), Nico Richter (1915 – 1945), Erwin Schulhoff (1894 – 1942), Viktor Urbancic ( 1903-1958), Gideon Klein (1919 – 1945), Leo Smit (1900 – 1943), Mieczyslaw Weinberg (1919 – 1996)
Marcel Worms, piano
Zefir Records ZEF 9669

Ermione van Rossini in herhaling

Opera rara ermione

Ermione van Rossini verkeerde bijna 150 jaar lang in de vergetelheid. Pas in 1987 werd het werk echt in ere hersteld. Een uitstekende ‘prooi’ voor Opera Rara dus, dat onbekende opera’s op cd vereeuwigt.

Stof tot nadenken: men zegt ‘Rossini’, men denkt ‘lachen’. Terwijl meer dan de helft van zijn opera’s zogenaamde opera seria’s zijn!

Zo ook Ermione. Het werk werd voor het eerst in maart 1819 in Napels uitgevoerd en het is nog steeds niet bekend waarom het al in april dat jaar van het programma verdween.

Zijn (concertante) comeback maakte Ermione bijna 150 jaar later. Maar pas in 1987, na de eerste scenische uitvoering in Pesaro (met in de cast onder andere Montserrat Caballe als Ermione en Marylin Horne als Andromaca) werd het werk voor het eerst op zijn waarde geschat.

De (complete) opname uit Pesaro:

Het op Andromaque van Racine gebaseerde libretto van Andrea Leone Tottola is nogal verwarrend. Het is, althans voor mij, volstrekt onduidelijk wie van wie houdt en wie op wie wraak wil nemen. Maar aan het eind is zowat iedereen dood.

Het dramatische verhaal wordt muzikaal ondersteund door spannende aria’s en wondervolle duetten en nonetten, waar het sextet uit Lucia di Lammermoor peanuts bij is. En toch is het onmiskenbaar Rossini, met adembenemend vocaal trapezewerk en salto’s mortales in noten.

Daarvoor heb je zangers van formaat nodig en dat zijn ze ook. Allemaal. Het valt niet mee om tussen de mannelijke Pirro (Paul Nilon) en de lieflijke Oreste (Colin Lee) te kiezen. Laat staan tussen de dames: Carmen Giannattasio (Ermione) is één en al furie en Patricia Bardon een meelijwekkende tragédienne. (ORC42)


Gounods Roméo et Juliette: Nicolas Joel in Memoriam (6 februari 1953 – 18 juni 2020)

Romeo Vaduva LOnden

Wat is er toch met Leontina Vaduva gebeurd? Deze prachtige Roemeense sopraan begon in de jaren negentig aan een duizelingwekkende carrière, zong in alle grote operahuizen en kreeg een exclusief contract bij EMI, waar ze onder meer La Bohème met Roberto Alagna heeft opgenomen.

Met de spectaculaire opkomst van haar landgenote en collega Angela Gheorghiu, die ook haar plaats naast Alagna innam, is ze letterlijk en figuurlijk langzaamaan van het toneel verdwenen. Wat een zonde!

In 1994 zong Vaduva bij het Royal Opera House in Londen een adembenemende Juliette. Jeugdig, vol joie de vivre, levenslustig en nieuwsgierig. Met volledige overgave stortte ze zich in de liefde, het was menens en voor altijd. Haar Juliette was breekbaar maar vastberaden, en ze zong haar met een intensiteit en perfectie die amper te overtreffen valt.

Het Franse repertoire past Alagna als een handschoen, en Romeo is altijd zijn glansrol geweest.  Hij klinkt jeugdig, helder en op een natuurlijke manier heroïsch, een perfecte match voor de lyriek van Vaduva. Een ontegenzeglijk volmaakt liefdespaar.

Het orkest onder leiding van Charles Mackerras en de werkelijk prachtige enscenering van Nicolas Joel zijn een lust voor oor en oog, en François Le Roux verdient een speciale vermelding als een fenomenale Mercutio. Daar kunt u niet zonder leven! (Opus Arte, OA R3106D)

Dido and Aeneas kent duizenden uitvoeringen en opnamen. Ik kies er drie

Dido and Aeneas

 

Er is geen barokopera die vaker werd vastgelegd dan Dido and Aeneas van Henri Purcell. Er is voor elk wat wils: met moderne instrumenten of met authentieke instrumenten, met meisjesachtige of met grote dramatische sopranen/mezzosopranen als Dido, met tenoren of baritons (en zelfs een enkele keer een countertenor) als Aeneas. Hoe moet je kiezen?

 

 

Dido Flagstadt

 

Zelf heb ik een enorme zwak voor de opname uit 1951 met Kirsten Flagstad, Geraint Jones en Elisabeth Schwarzkopf, gedirigeerd door Wilhelm Fürtwangler (verkrijgbaar bij EMI, Naxos of Nimbus), maar dat was de eerste opname van het werk die ik hoorde.

 

Kirsted Flagstad:

 

 

 

Dido Norman

Zeer dierbaar is me ook de uitvoering met Jessye Norman en Thomas Allen (Philips 4162992) uit 1985.

 

Jessye Norman:


 

 

 

 

Dido Connolly

 

In 2009 is er nog een opname van de opera op de markt verschenen en de eerste vraag die rees was: voegt deze nieuwe iets toe aan al die bestaande? Het antwoord is een volmondig ja.

Ik ga het hier niet over de verschillende versies van de opera zelf hebben, dat staat uitgebreid in het tekstboekje. De definitieve bestaat waarschijnlijk niet, daarvoor is er in de loop der jaren te veel verloren gegaan en te veel aan toegevoegd. Zelfs de juiste premièredatum staat niet echt vast.

Die opname is op speciaal verzoek van Sarah Connolly gemaakt, een begenadigde Engelse mezzo die zo met het karakter (zij zong ook de rol van Dido in Les Troyens van Berlioz) is vergroeid, dat ze zowat haar personificatie is geworden. Haar stem is groot, dramatisch, maar ook puur – een beetje in de lijn van Tatjana Troyanos. Zij zet een zeer getormenteerde Dido neer met wie men medelijden moet hebben.

Gerald Finley zingt Aeneas in de traditie van Thomas Allen: een in de war geraakte, vriendelijke, maar ook zeer verleidelijke macho. Ook de overige rollen (Connolly zelf heeft de cast samengesteld) zijn voortreffelijk. Maar het allermooiste is het orkest (Orchestra of the Age of Enlightenment): licht en transparant, daar kan je niet anders dan verliefd op worden (Chaconne CHAN 0757).

 

 

 

Sarah Connolly live, Concertgebouw, Amsterdam 2018:


Cavalleria Rusticana waar niemand op zat te wachten

Cavalleria Janowski

Laat ik maar met een (retorische) vraag beginnen: hebben we deze opname nodig? Aan ‘Cavalleria’s’ geen gebrek, het is zowat één van de meest opgenomen opera’s allertijden. Dat we hem de laatste tijd minder hoorden ligt aan de tijdgeest, men houdt niet zo van verisme. Maar zelfs de Nationale Opera in Amsterdam die aan het genre een hekel schijnt te hebben heeft de opera samen (met zijn zuster tweeluik, Pagliacci) op het programma gezet.

Die productie (Carsen op zijn slechtst) ben ik gauw vergeten. Wat wel in mijn geheugen was gebleven was de bijdrage van Brian Jagde die als Turiddu een buitengewoon sterke indruk op mij maakte. Hier stelt hij mij teleur. In tegenstelling tot Amsterdam klinkt hij éénkleurig en hij haalt te veel uit. Ik mis de lyriek. De verliefdheid. En het spijtgevoel.

Maar het kan ook aan de dirigent liggen: ik denk niet dat Marek Janowski hier affiniteit mee heeft. Het orkest klinkt ook te netjes, te braafjes, nergens is de zinderende Siciliaanse zon te bespeuren.

Melody Moore is een mooie Santuzza maar waar is haar alles verterende jaloezie en de wanhoop? Elisabetta Fioorillo is een goede Mamma Lucia en Roxana Constantinescu een prima Lola. Helaas kan Lester Lynch mij geen seconde overtuigen dat hij een jaloerse boer is.


PIETRO MASCAGNI
Cavalleria rusticana
Melody Moore, Brian Jagde, Elisabetta Fiorillo, Lester Lynch, Roxana Constantinescu
MDR Radiokoor Leipzig, Dresdner Philharmonie olv Marek Janowski
Pentatone PTC 5186 772

IS VERISMO DOOD? Deel 1: Cavalleria Rusticana

La Passione gaat over de dunne scheidingslijn tussen het leven en de dood

La Passione

Ik weet niet of ik het zo fijn vind om de symfonie van Haydn tussen Luigi Nono en Gérard Grisey gepropt te zien. Afgezien van het feit dat ik er niets mee heb (goed, dat ligt dan aan mij): waarom? Voor mij is het een spelbreker en hoe goed het ook gespeeld wordt (heel erg goed) het haalt mij uit mijn concentratie en verstoort de verhoudingen. Wellicht is het vanwege zijn bijnaam, La Passione, waar de hele cd zijn titel aan dankt? Maar genoeg gezeurd want er valt natuurlijk voldoende te genieten.

Nono’s Djamila Boupacha is een eerbetoon aan de Algerijnse vrijheidsstrijdster die in 1961 werd gearresteerd, verkracht, gemarteld en ter dood veroordeeld. In 1962 werd zij vrijgelaten. Het vijf minuten durende hartekreet (met de nadruk op kreet) voor sopraansolo is gebaseerd op het gedicht ‘Esta Noche’ van Jesús Lopéz Pecheco en het wordt zeer ontroerend gezongen door Barbara Hannigan. Hartverscheurend en tegelijkertijd wiegend.

Dat wiegende, dat komt terug in Berceuse, het laatste deel van Griseys Quatre chants pour franchir (Vier liederen om over de drempel te stappen), liederencyclus voor sopraan en orkest die zich niet makkelijk prijsgeeft. Je moet er voor gaat zitten en het tot je laten komen. Dan kan je niet anders dan het adembenemend te vinden. En als je beseft dat het zijn laatste compositie was (Grisey heeft vlak na het voltooien van dit werk in 1998 een hersenbloeding gehad en overleden, hij was toen nog maar 52) dan krijgt dat ‘over de drempel te stappen’ iets lugubers mee. Zeker ook omdat het ‘over de drempel’ over de scheidingslijn tussen het leven en de dood gaat.

De compositie is zeer theatraal en eigenlijk zou je het live moeten meemaken. Gelukkig weten zowel Barbara Hannigan als het door haar gedirigeerde Ludwig Orchestra de sfeer perfect over te brengen. De orkestrale klanken met de vele diverse kleuren worden perfect gemengd met de vocale bijdrage van de zangeres.


 

La Passione
Luigi Nono: Djamila Boupacha
Franz Joseph Haydn: Symfonie nr. 49 in f (La Passione)
Gérard Grisey: Quatre chants pour franchir
Barbara Hannigan (sopraan en dirigent), Ludwig Orchestra
Alpha 586

Honeggers Koning David in het Duits: zaten we hier op te wachten?

Honegger David

Het belang van deze uitgave ontgaat mij volledig. Het is inderdaad zo dat Honegger zijn oratorium oorspronkelijk gecomponeerd had voor een klein ensemble van koperblazers, harmonium, percussie en celesta, maar al gauw bewerkte hij het voor een groot orkest. Waarom dan teruggaan naar de schetsen als de volledige uitwerking zo prachtig is?

Nog vreemder is de keuze voor het Duits. De verklaring die gegeven wordt: Le roi David werd al in 1923 in het Duits uitgevoerd. En dus? Zo’n verklaring “koop” ik niet. Bovendien bestaan er al genoeg opnamen in het Duits, dus zo’n rariteit is het niet.

Maar goed: dat alles zou ik met de mantel der liefde kunnen bedekken als de uitvoering briljant was. Maar dat is hij niet. De spreker (mij zeer irriterende Devid Striesow) is nadrukkelijk Duits, wat een ontzettende afbreuk doet aan de zeer Franse muziek.

Ook over de solisten ben ik niet echt te spreken. Verder dan ‘aardig’ kom ik niet. Erger eigenlijk: ik herken het prachtige oratorium amper meer, de hele sfeer is weg! Maar eerlijk is eerlijk: het jonge Junges Ensemble Berlin musiceert zeer gedreven en met veel elan.

Wilt u Le Roi David horen in een uitvoering die het werk alle recht doet, kies dan voor Ernest Ansermet (Decca) met Susanne Danco. Of voor Maurice Abravanel op Vanguard, met Madeleine Milhaud als de spreker en met de engelachtige sopraan Netania Devrath.

Een mooi portret van het Junges Ensemble Berlin:


Arthur Honegger
König David
Devid Striesow, Irm Hermann, Narine Yeghiyan, Rowan Hellier, Jan Remmers
Junges Ensemble Berlin; Chor Prometheus Ensemble Berlin olv Frank Markowitsch
Rondeau Productions  ROP 6088