La morte de verismo: verismo is dood. Onder deze hartenkreet woedt er de laatste jaren een heftige discussie op operamailinglijsten, in operagroepen op Facebook en tijdens geëmotioneerde gesprekken en discussies bij vele liefhebbers van het genre. Maar is het waar? Is verismo dood?
Men zegt verismo en men denkt: Mascagni en Leoncavallo. Terecht? Cavalleria Rusticana en zeker Pagliacci behoren tot de meest populaire opera’s ooit. De meest tragische ook. Maar dat ligt niet alleen aan hun inhoud. Ze gaan over passie, liefde, jaloezie, wraak en moord, maar dat en ook het ruwe realisme maakt ze niet gewelddadiger dan een Carmen. En de ‘gewone mensen’ en de ‘tegenwoordige tijd’ hebben we ook al vaker meegemaakt, in La Traviata bijvoorbeeld.
Nee, wat de opera’s in feite heel erg tragisch maakt, is het lot van hun scheppers. Beide werken sloegen in als een bom en lieten hun makers met een kaskraker zitten die ze nooit meer evenaarden. Niet dat ze verder niets meer componeerden of dat de kwaliteit van hun latere opera’s te wensen over laat. Integendeel. La Bohème van Leoncavallo of L’Amico Fritz van Mascagni zijn bijvoorbeeld ware meesterwerken
Het “waarom” is moeilijk te beantwoorden, al zijn er best veel verklaringen gegeven. Zo zou Mascagni zijn stijl niet trouw zijn gebleven en weer romantisch zijn gaan componeren. Maar dat is niet waar: Cavalleria bevat lyrische passages die niet onderdoen voor bijvoorbeeld L’Amico Fritz en het stuk is niet dramatischer dan bijvoorbeeld Iris.

Pietro Mascagni. Foto courtesy BBC archives
“Gekroond voordat ik koning werd”, merkte Mascagni sarcastisch op (‘Cavalleria’ was zijn eersteling, gecomponeerd toen hij 26 jaar oud was), en dat geldt eigenlijk ook voor Leoncavallo. Wat de oorzaak ook moge zijn: beide componisten zijn, onlosmakelijk aan elkaar verbonden, de geschiedenis ingegaan als de makers van maar één opera.
Niet anders is het hun generatie- en/of stijlgenoten vergaan (zelf noemden zij zich liever ‘La Giovane Scuola’ – ‘De Jonge School’). Mocht men al ooit hebben gehoord van Giordano, Catalani, Franchetti of Cilea, dan komt men niet verder dan één titel. Of nog erger: één aria.
Waar het allemaal aan ligt, is moeilijk te zeggen en het onderzoeken waard, maar feit is dat na de jaren dertig en veertig (vooruit, begin vijftig) het genre opeens ‘not done’ werd. Men haalde er zijn intellectuele neus voor op en het snikken in de aria ‘Vesti la giubba’ uit Pagliacci werd het voorbeeld van de slechte smaak.
Cavalleria Rusticana en Pagliacci zijn altijd geliefde opera’s van het publiek gebleven. De echte liefhebbers hebben zich nooit iets van de intellectuele kritiek (vooral de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw waren voor verismo ongenadig) aangetrokken.
CAVALLERIA RUSTICANA
De première van Cavalleria Rusticana vond plaats in 1890, drie jaar na Otello en drie jaar voor Falstaff van Verdi. De hoofdrollen werden gezongen door Gemma Bellincioni als Santuzza en haar echtgenoot Roberto Stagno als Turiddu.
Dankzij Edison en zijn uitvinding weten we hoe de eerste Santuzza klonk, want in 1903 had Bellincioni ‘Voi lo sapete, o mamma’ op de plaat vastgelegd (SRO 818-2). Wat blijkt? Bellincioni heeft een lichte sopraan, met een makkelijke hoogte, maar met een dramatische kern. Het schijnt dat ze weinig succes had gehad met het toenmalige standaardrepertoire, maar haar presence, haar acteren en interpretatie maakten haar zeer geschikt voor de nieuwe opera’s gecomponeerd in de veristische stijl.
Bellincioni zingt ‘Voi losapete o mamma’:
Hoe klinkt een perfecte Santuzza? Je moet power hebben, dat is duidelijk. Ook moet je kunnen acteren, zeker met je stem, want weinig rollen hebben zo veel dualiteit in zich: haar eeuwige jeremiade werkt je op je zenuwen en je wordt er moe van, maar tegelijkertijd is zij meelijwekkend en je hebt met haar te doen. Zoals in het echte leven dus, en dat echte leven moet ook in de interpretatie doorklinken, wat niet bereikt kan worden door alleen maar mooi te zingen.
Vandaar dat de grootste zingende actrices de beste Santuzza’s hadden opgenomen. Dat zie je ook, als je de lijst met Santuzza’s de revue laat passeren: Giannina Arangi-Lombardi, Zinka Milanov, Carla Gavazzi, Eileen Farrell, Giulietta Simionato, Maria Callas, Elena Souliotis, Renata Tebaldi, Renata Scotto. En Lina Bruna Rasa natuurlijk, de geliefde Santuzza van Mascagni.
Milaan 1940
In 1940 werd de 50-ste verjaardag van Cavalleria met speciale opvoeringen in La Scala gevierd, waarna de hele cast de studio in ging om er een opname van te maken. De bezetting was niet beter te krijgen, met naast Lina Bruna Rasa, Benjamino Gigli als Turiddu, Gino Becchi als Alfio en Giulietta Simionato als Mamma Lucia (merkwaardig genoeg zong Simionato daarna heel vaak de rol van Santuzza).
Het eerste wat in het dirigeren van Mascagni opvalt, is de nadruk die hij op de lyriek en de zangerigheid legt, waardoor de melodielijnen duidelijker naar voren komen. Op geen andere opname klinkt de prelude zo idyllisch, en niets duidt op het op handen zijnde drama, wat een schril contrast oplevert met het duet Santuzza – Turiddu. Het drama wordt er alleen maar schrijnender door, intenser.
Gigli was één van de beste Turiddu’s in de geschiedenis: verleidelijk en lichtzinnig, en (sorry, maar het is niet anders) pas met Domingo kreeg hij een waardige concurrent. Want noch Giuseppe di Stefano (te licht), noch Jussi Björling (te aardig), noch Mario del Monaco (te brullerig), noch José Carreras (al komt hij goed in de buurt) konden Turiddu iets van driedimensionaliteit geven.
Gigli als Turiddu. Opname uit 1927:
Ten tijde van de opname was Bruna Rasa 33 jaar oud en sinds een paar jaar leed zij aan vreselijke depressies. Ook manifesteerden zich bij haar de eerste verschijnselen van een geestesziekte en had zij moeite met het onthouden van de tekst. Toch was er geen sprake van dat iemand anders die rol zal zingen, en Mascagni hielp haar zoveel hij kon.
Lina Bruna Raisa zingt’ Voi la sapette o mamma’:
De oorspronkelijke opname verscheen op 2 cd’s op EMI, en was opgevuld met de door Gigli gezongen aria’s uit andere opera’s van Mascagni. Op de heruitgave op Naxos (8110714-15) zijn ze helaas gesneuveld, daarvoor in de plaats heeft men er wat orkestrale preludes en intermezzi uit verschillende opera’s aan toegevoegd, alle uitgevoerd door het Berlijnse Staatsoperaorkest onder leiding van Mascagni. Zowel EMI als Naxos beginnen met een korte toespraak door de componist.
Hieronder de hele opera, gedirigeerd door de componist:
Den Haag 1938

Twee jaar eerder, in 1938, haalde de weduwe van Maurice De Hondt Cavalleria, samen met Mascagni, naar Den Haag. De uitvoering van 7 november werd live opgenomen en is op cd uitgebracht (Bongiovanni BG 1050-2 )
De live opname klinkt nog best prima, zeker voor zijn leeftijd, en de toneelgeluiden (inclusief een duidelijk aanwezige souffleur) en het gekuch zijn niet echt storend. De tempi zijn iets sneller dan op Naxos, maar nog steeds behoedzaam.
De bezetting is iets minder spectaculair dan twee jaar later, maar nog steeds heel erg goed. Antonio Melandri is een baritonale Turiddu en Alfro Poli geeft een voortreffelijke gestalte aan Alfio. Uiteraard had Mascagni Bruna Rasa meegenomen, en wat zij hier laat horen overtreft alles: zo intens, zo vertwijfeld, zo hartverscheurend heeft geen van de andere Santuzza’s ooit geklonken. Alleen al vanwege haar vertolking is dit bijzondere document van een onschatbare waarde.
Franco Zefirelli
De half film/half studio opname van Franco Zefirelli (DG 0734033) had de ultieme verfilming kunnen zijn ware het niet dat men Elena Obraztsova de rol van Santuzza liet vertolken. Dat ze al wat ouder is en onaantrekkelijk – alla, het past in het verhaal. Maar haar stem is wobbelig, scherp en haar borstregister pijnlijk voor de oren. Daarbij doet ze aan overacting, wat van haar een uiterst onsympathieke Santuzza maakt.
Men kan het Turiddu (Domingo op zijn best) niet kwalijk nemen dat hij liever naar Lola (leuke Axelle Gall) kijkt. Let alleen maar op zijn oogopslag en zijn mondhoeken, die spreken boekdelen! Voor de rest niets dan lof voor deze opname, die (hoe kan ’t toch anders?) gekoppeld is aan ‘Pagliacci’, met wederom Domingo in topvorm en een uitstekend acterende Teresa Stratas als Nedda.
In 1956 werd in de Rai-studio’s één van de mooiste Cavalleria’s opgenomen, met Carla Gavazzi, Mario Ortica en Giuseppe Valdenga
Deze opname is tegenwoordig op Youtube te vinden:
DOMENICO MONLEONE
Wat veel mensen niet weten: er bestaan eigenlijk twee (en zelfs drie als je ook La Mala Pasqua van een zekere Stanislao Gastaldon uit 1888 meerekent) Cavalleria Rusticana’s. Ook Domenico Monleone (19875 – 1942), een in die tijd niet onbekende componist heeft voor zijn éénakter ook het verhaal van Giovanni Verga gebruikt, door zijn broer Giovanni omgezet in een libretto.

Illustratie Gamba Pipein. Courtesy Boston Public Library, Music Department
het is heel simpel verismo is niet dood, het publiek dat er naar luisterde is dood (ditto voor de operette). Zo eenvoudig is het.
Domingo de enige Turiddu na Gigli???
Kom, kom , kom en wat met Richard Tucker? Corelli?
En Milanov zou ik nu niet direct een “singing actress” noemen 🙂 en je bedoelde zeker GiordanO als componist van de ‘jonge school’?
Leuk artikel
LikeLike
Bedankt. Ook voor de correctie, heb ik verbeterd.
Het ligt niet aan het publiek. Het ligt aan de regisseurs en opera intendanten.
LikeLike
Heel interessant en leuk weer al die muziek erbij. We worden op onze wenken bediend met jou, Basia.
PS Graag de e achter ‘la morte’ schrappen, als je het tenminste over de dood wil hebben en niet de dode (vrouw).
LikeLike
Bedankt Claire de Lune.
En…. La morte is toch echt la morte……:-)
LikeLike
Er is nog een opera waarin Pasen een rol speelt, La Damnation de Faust. Nou ja, het is geen echte opera, maar het werk heeft wel het operarepertoire gehaald. En Pasen komt er maar even in voor.
LikeGeliked door 1 persoon
La Damnation de Faust komt volgende week aan de beurt. Er is een nieuwe, fantastische opname op de markt namelijk..
Sta tuned! 🙂
LikeLike
Ik zie net op Spotify dat er een nieuwe met Rattle is. Die? Wel met het LSO, en die nemen hun live opnamen vaak op in het Barbican, wat dodelijk is voor de acoustische kwaliteiten. Daarom vond ik de tweede onder Davis niet om aan te horen. Maar Rattle zal dit werk wel kunnen ja. Zelf was ik altijd blij met de eerste onder Davis. Maar het werd tijd voor een goede nieuwe.
LikeGeliked door 1 persoon
Ik heb nu naar de nieuwe onder Rattle geluisterd. Misschien niet in het Barbican opgenomen, want de klant ik prima, en de uitvoering is uitermate energiek. Het is interessant om na te gaan in welk repertoire Rattle heel goed is (Berlioz t/m John Adams orkestwerken) terwijl hij in ander repertoire (Mahler, Beethoven) niets toevoegt.
LikeGeliked door 1 persoon
Ja, het gaat om Rattle. En die is – helaas – in Barbican opgenomen.
Mij recensie post ik volgende week
LikeLike
Ja. Uitermate energiek. Meeslepende zangers. Maar ik heb nu de laptop aangesloten op de HiFi installatie, en het klinkt alsof de uitvoering met een slaapzak om de microfoons is opgenomen. Allerlei orkestratieelementen waarvan je weet dat ze er zouden moeten zijn, en niet eens details, grote, zaken, zoals de lage koperblazers in de finale (hoe heetten die ook al weer) hoor je niet. Dat ze daar nog steeds niets op hebben gevonden. Ik krijg er een duf hoofd van. Zo zonde.
LikeGeliked door 1 persoon
Het antwoord: Colin Davis!
LikeLike
Vooral zijn oude Philips uit 1973. Nou ja de Philips opnames uit die jaren, de laatste jaren van analoog, behoren toch tot de mooiste die ooit zijn gemaakt.
LikeLike
Verisme zal nooit dood zijn daarvoor staat het te dicht bij het volk en het echte opera publiek die zich van die intilectuele nonsen niets aantrekt . Andermaal blijkt uit dit artikel dat de historirsche opnamen zelfs uit het begin van de 20ste eeuw zo belangrijk zijn voor onze jongere generatie die een stap in de operawereld willen zetten. Ik heb de indruk dat men tegenwoordig niet meer leert luisteren naar een stem en de muziek van toen.
LikeLike