cd/dvd recensies

Rossini’s Guillaume Tell in two CD recordings. And a missed opportunity

Tell is arrested for not saluting Gessler’s hat (mosaic at the Swiss National Museum, Hans Sandreuter, 1901)

For most people, Switzerland is a beautiful, but boring country. Everything is perfectly regulated there and even the cows’ udders produce real chocolate- milk right away. Right? Anything and everything will always thrive there and nothing ever really happens.



But even the Swiss have experienced something of an uprising, and they too have their national hero, although it is not entirely certain that he ever existed (take it from me: he did not).



William Tell, the Swiss national pride and freedom fighter, owes his fame mainly to the play by Friedrich Schiller, who, as we might expect from a Romantic poet, did not take the truth very seriously.



William Tell became even more famous because of an opera by Rossini. Although…. The opera wasn’t really well known until recently but: who doesn’t know the overture? Even my cat can meow it.




CDs




Antonio Pappano’s 2011 recording with the Orchestra e Coro dell’ Accademia Nazionale di Santa Cecilia Roma is far from complete. A shame and a missed opportunity, especially since the performance is really good.

Gerald Finley is a very good Tell (is there anything he can’t sing?), yet something is lacking. For me, at least. I can’t describe it, it’s more like an instinctive response, but I do get that ˜something” when I listen to Gabriel Baquier, on the old 1973 EMI recording.



The cast of that recording, led by the very spirited Lamberto Gardelli, has even more ˜plusses”. The biggest is Montserrat Caballé’s Mathilde. I suppose I don’t need to tell you how beautiful and flowing her notes are, how she ˜waves” through them, as it were, and how whispery her pianissimo is. No, Malin Byström (Pappano,) although good enough, really can’t compete with that! Her colouratures may be pure, but that’s all there is to it.



Another big plus is Mady Mesplé’s Jemmy, the real ˜veteran” in the ˜birdsong profession”. So incredibly beautiful! And Nicolai Gedda of course, a singer once called ˜a chameleon among singers” by one of my colleagues (do you know any other tenor who managed to sing so many different roles with so much talent?). And to all that you can add the playing time of almost 238 minutes versus Pappano’s ramshackle 208 minutes.

But if you think I am rejecting Pappano, you are wrong! Orchestrally, he is definitely superior to Gardelli. His choir sounds more beautiful and subtle, and on top of that comes the sound quality. The greatest asset of the Pappano recording, however, is John Osborn, a tenor who throws out the very highest notes as if they were child’s play. It was he who helped make the Saturday Matinee performance unforgettable. The (concertante) recording was done live, which heightens the atmosphere, especially with all those ˜bravos”.




Saturday Matinee 2009

John Osborn © Zemsky/Green Artists Management



What never came out on CD (shame!) is the absolutely complete performance in the unsurpassed NTR ZaterdagMatinee. Without cuts. A long sitting of almost five hours, but such  unforgettable hours! The audience was delirious and just about broke down the Concertgebouw.

The power of the performance lay in the fact that every role was brilliantly cast, right down to the smallest. Paolo Olmi conducted a great cast of really fantastic singers: Michele Pertusi, Marina Poplavskaya, Ilse Eerens and John Osborn. The Groot Omroepkoor performed its leading role in the opera with verve. So, there is no CD (cursing softly for a moment), but many fond memories.



Massenets Cherubin is een amusant werkje

Tekst: Peter Franken

In de catalogus van het label Dynamic vond ik een opname uit 2006 van Massenets opera Cherubin. Het betreft een voorstelling uit Teatro Lirico Cagliari met Michelle Breedt in de titelrol. Het verhaal is flinterdun maar de muziek maakt veel goed, ik heb er met plezier naar gekeken.

poster van de première door Maurice Leloir

Cherubin kennen we als het knaapje Cherubino die in Le Nozze di Figaro als een volleerd 13 jarige achter elke vrouw aanholt waarvan hij de feromonen opsnuift. Bij Massenet zijn we aangeland op zijn zeventiende verjaardag en dat is einde 18e eeuw de leeftijd die definitief de jongens van de mannen scheidt. Kennelijk heeft hij flink geërfd in de tussentijd want deze jongeman heeft een kasteeltje met landerijen en daarnaast nog een aardig vermogen. Hij kan het zich permitteren zijn onderhorigen voor een jaar alle financiële verplichtingen kwijt te schelden om hen te laten delen in de feestvreugde.

De eerste akte speelt zich af op dit kasteeltje, de tweede in een hotel waar om onbekende redenen de uitgenodigde gasten verblijven, ook de hooggeplaatsten. Hoewel nu toch echt een volwassen man gedraagt Cherubin zich nauwelijks anders dan die hitsige puber uit Nozze.

Hij heeft zijn peetmoeder uitgenodigd, jawel, de gravin uit Nozze en haar immer achterdochtige echtgenoot is natuurlijk ook van de partij. Verder een barones die eveneens haar echtgenoot heeft meegesleept. Daarnaast is er nog een hertog die een oogje in het zeil houdt vanwege zijn pupil Nina die verliefd is op Cherubin. Als Cherubin opschept dat hij de favoriete van de koning, de danseres L’Ensoleillad die furore maakt aan het Teatro Real, heeft uitgenodigd om op zijn feest te komen dansen, lachen de drie heren hem in zijn gezicht uit.

Cherubin heeft een liefdesgedicht in een wilgenboom verstopt en fluistert zijn peetmoeder in waar ze dat kan vinden. De graaf vangt dit natuurlijk op en is haar voor. Hij zwaait met het gevonden papier en wil direct duelleren. Nina heeft dat gedicht echter al eerder van Cherubin gekregen en redt de gravin door het woordelijk te citeren. Daarmee is bewezen dat het voor haar was bedoeld. De gravin is opgelucht en beledigd tegelijk.

Nina bezingt haar emoties in een aandoenlijk mooie aria ‘Lorsque vous n’aurez rien à faire’ waarin duidelijk wordt dat Cherubin zich slechts een beetje met haar heeft verloofd omdat hij op dat moment niets te doen had.

In de tweede akte treedt er een nogal verwarrende complicatie op. Nu zijn er plots een paar heren aanwezig die Cherubin willen verwelkomen in hun regiment, zonder hem overigens serieus te nemen. Als L’Ensoleillad tegen alle verwachting in haar opwachting maakt, ze komt in een ‘zwaan’ het toneel oprijden, zien de barones en de gravin er een extra concurrente bijkomen.

Een van Cherubins nieuwe collega’s wil met hem duelleren omdat hij aan zijn maîtresse heeft gezeten. Cherubins leraar en de herbergier weten dat te sussen. Als na de nodige verwikkelingen waaronder natuurlijk een serenade van Cherubin gericht aan L’Ensoleillad zowel de baron als de graaf zich beledigd voelen omdat zij denken dat het voor hun echtgenotes was bedoeld en de hertog daarbij aansluit omdat hij zich namens de koning verantwoordelijk voelt voor diens favoriete, dreigen er drie duels de volgende ochtend.

In de derde akte zien we Cherubin zijn testament opmaken. Hij laat Nina zijn ring na omdat ze immers een beetje verloofd waren. L’Ensolleilad waarmee hij een liefdeservaring heeft gehad die nacht krijgt zijn geldelijke bezittingen. Zijn leraar het kasteeltje en de landerijen. De leraar probeert hem uit de put te helpen: hij heeft een eerste ervaring op het gebied van de liefde gehad en lijdt nu als een man, dus niet het vijf minuten verdriet van een rond vlinderende puber.

Uiteindelijk neemt niemand het erg serieus, iedereen gaat gewoon naar huis en Cherubin krijgt te maken met emotionele chantage van Nina die komt vertellen dat ze in een klooster gaat. Hij pakt de draad op van het begin: met haar zal hij trouwen. Maar de jarretel en het lint dat hij van de L’Ensolleilad  en de gravin als teken van liefde toegeworpen kreeg na zijn serenade wil hij houden. De leraar kijkt het aan en voorziet voor Nina hetzelfde lot als dat van Donna Elvira.

Paul Edwards was verantwoordelijk voor het decor en de kostuums en heeft er een feestelijk gebeuren van gemaakt, leuk om naar te kijken. Vooral de kostuums zijn nogal exuberant. Regisseur Paul Curran houdt de touwtjes strak in handen waardoor de chaos altijd georganiseerd blijft. Hij verzorgde ook de choreografie van de dansers en danseressen.

Patrizia Ciofi vertolkt de rol van L’Ensoleillad, goed maar niet bijzonder. Kan ook aan de partij liggen die Massenet voor die rol heeft geschreven. De mooiste muziek wordt gezongen door Carmela Remigio als de ongelukkige Nina. Erg melancholiek en dat werkt altijd goed bij Massenet.

Michelle Breedt is zeer overtuigend in de Hosenrolle van Cherubin, ze draagt de voorstelling zoals het een titelfiguur betaamt. De kleinere rollen zijn adequaat tot goed bezet.

Wie een indruk wil krijgen van deze opera moet natuurlijk bekend zijn met Massenets oeuvre. Mijn oordeel is dat het melodisch volledig aansluit bij de zes opera’s die ik van hem in het theater heb gezien. Meer specifiek: een hybride van Manon en Cendrillon.

Mede dankzij koor en orkest van Teatro Cagliari onder leiding van Emmanuel Villaume is de opname beslist de moeite waard.

Foto’s van de productie © Paul Edwards

Edith Mathis as Emily, Ginevra, Pamina, Sophie, Susanna…

© picture-alliance / dpa

Hilfe, Hilfe Die Globolinks (Emily)

Especially for Hamburg, the Italian-American composer and director Gian Carlo Menotti composed Hilfe, Hilfe Die Globolinks!, an opera ‘for children and for those who love children’. The premiere took place in 1968 and a year later it was filmed in the studio.

I must confess that I’m not a big fan of children’s operas, but I’ve been shamelessly enjoying this one. It is an irresistible fairy tale about aliens (Globolinks) who are allergic to music and can only be defeated by means of music.

The images are very sensational for that period, full of colour and movement and the forest little Emily (the irresistible Edith Mathis) has to go through with her violet to get help is really frightening. The aliens are a bit of a let-down according to modern standards, but that doesn’t matter, it gives the whole a cuddly shine. The work is bursting with humour and irony; musical barbarians are lashed out at: the school principal who doesn’t like music turns into an alien himself.

There are also a lot of one-liners (“music leads you to the right path” or “when music dies, the end of the world is near”). It is incomprehensible a work like this is not performed all the time in every school (and I don’t mean just for the children), the subject is (and remains) very topical.

None of the roles, including the children, could be better cast, and this once again proves the high standard of the Hamburg ensemble. In which other city would you find so many great singers/actors who can perform so many different roles on such a high level?

Ariodante (Ginevra)

Listening to Janet Baker is always a feast. Her Ariodante sounds old-fashioned heartwarming.

Warm-blooded too. And sopranos Edith Mathis (Ginevra) and Norma Burrowes (Dalinda) are a pure joy to listen to.

Edith Mathis sings “Si, morrò, ma l’onor mio”:

Nozze di Figaro (Susanna)



This reconstructed production of Die Hochzeit des Figaro (yes, it is sung in German) is of great historical value. But it has more to offer; the production is magnificent, the orchestra of the Hamburg Opera under conductor Hans Schmidt-Isserstedt is excellent and the singers are all idiomatic.

The American baritone Heinz Blankeburg is a droll Figaro and as Susanna, Edith Mathis is simply wonderful. I would actually like to shout it from the rooftops: this is how Susanna is meant to be! The young Tom Krause is a more than delightful Count and Arlene Saunders as the Countess, is a real match for him (and his timbre).

Cherubino

From 1960 on, all operas performed at Glyndebourne were recorded live. The more-than-valuable archive began to be polished off and transferred to CDs in 2008.

It was no coincidence that it was precisely Figaro’s Wedding that inaugurated the new series: after all, that opera gave the go-ahead to the new festival in 1934, which is now among the most prestigious in the whole world.


Gabriel Bacquier does not immediately associate you with Almaviva, and the Contessa is not the role you think of in connection with Leyla Gencer, but they both sing beautifully, with a great sense of nuance. The rest of the cast is also fantastic, headed by Mirella Freni (Susanna), then still at the beginning of her career, and the very young Edith Mathis as the ideal soprano-Cherubino

Salzburg Festival 1966 directed by Karl Böhm:

Rosenkavalier (Sophie)

Montserrat Caballé (Marschallin) is a beautiful, young and spirited Marschallin, who enriches the role ‘at his Caballés’ with the most beautiful pianissimos and legatos.Teresa Zylis-Gara is a wonderfully light-sounding Octavian and Edith Mathis a Sophie who sounds like a 15-year-old girl. Otto Edelmann (Ochs) completes the fantastic recording

Edith Mathis as Sophie, here with Tatiana Troyanos (Octavian) in Salzburg 27 July 1969:

Zauberflöte (Pamina)

I think it’s one of the most important Magic Flutes ever, especially because of the singers! Shall I name them? Nicolai Gedda, Hans Sotin, the young Franz Grundhebber, Edith Mathis, Kurt Moll; Fischer-Dieskau, Kurt Moll , the very underrated William Workman and ….. last but not least! YES! Our ‘own’ Deutekom in her parade role.


Edith Mathis & Nicolai Gedda in „Mein, o welch ein Glück!’


Edith Mathis died 9 Februari 2025, only three days before her 86th birthday
Rest in Peace Grandiosa!

Never mock the sea : De Kinderen der Zee/The Children of the Sea by Lodewijk Mortelmans

The sea is no more to be mocked than fate itself. Both take their toll, regardless of circumstances, entreaties or attempts at bribery.

Young Ivo  is under a curse: as soon as his wife becomes pregnant, he will be devoured by the sea. So it happened to his father, so it happened to his twin brother. Anyone who has ever heard of Oedipus knows that you cannot escape your fate, and if it is written in the stars that your life will end in the waves, you will drown, even if there is no sea nearby. In a manner of speaking, this, since the sea is audibly present in The Children of the Sea.

With the first notes of the overture, it rustles and swells and storms… How visual do you want your music to be? It couldn’t be more explicit, it’s expressionism at its finest.

Lodewijk Mortelmans

The Children of the Sea by Belgian composer Lodewijk Mortelmans (1868-1952) had its premiere – unsuccessfully – in 1920, and the disillusioned composer adapted it into a 90-minute suite, half of which has now been recorded by Phaedra. The late-Romantic idiom is very appealing to me, as is the story in verse by Raf Verhulst. Indeed, I am quite impressed.



The performance is more than sublime. Dirk Vermeulen makes the Württembergische  Philharmonie Reutlingen play as if their lives depend on it, it is breathtaking!

Liesbeth Devos (Stella) is a true discovery for me. Her crystal-clear soprano is extremely pleasant to listen to and her vocal acting admirable.

Peter Gijsbertsen sings a moving Ivo, in this role he is truly inimitable for me. How beautiful and warm his voice has become! Werner van Mechelen (Peter) completes this stellar cast.

Werner van Mechelen sings Ballade van de Zee (Ballad of the See)



˜Ellen” on lyrics by Frederik van Eeden (Gijsbrecht) and ˜Als de Ziele luistert”/ “When the Soul listens” (Devos) complete the ˜Mortelmans segment”, but there are also songs and arias by Peter Aerts and August de Boeck.

Liesbeth Devos sings Als de Ziele luistert/When the Soul listens:



Liesbeth Devos sings Francesca’s Cantilene from August de Boeck’s La Route d’Emeraude:



This CD is a MUST!


For Gustave Charpentier’s Louise on her 125th Birthday

In 1938 the great Abel Gance filmed the opera Louise of Gustave Charpentier. The leading part was played and sung by Grace Moore, perhaps the most famous Louise ever, who also made a great career in Hollywood as a film star.

Grace Moore sings Depuis le jour:

The charismatic French tenor Georges Thill (Julien) also played in several films and, besides having a singing career on stage, also made a name for himself as a great film actor.

Georges Thill and Grace Moore:

There are many cuts, but since the film was supervised by the composer, we can assume that he agreed with them. Unfortunately, the film is not subtitled, but the booklet contains an extensive synopsis with a detailed description of all the scenes.

Bonus:

Grace Moore  and Ezio Pinza in Act IV: Tout être à la droit d’être libre) MET 1943
Sir Thomas Beecham :  

Cd-recording with Ileana Cotrubas and Plácido Domingo under Georges Prêtre:

Louise with Nino Vallin and Georges Thill, recorded in 1935

.

Almost 20 years old production of Massenet’s Manon revisited


Jules Massenet’s Manon has, since its now legendary performance starring Anna Netrebko and Rolando Villazon (Berlin, April 2007), become a real hype. Anyone who had ever seen the performance could sincerely ask, like Verdi’s Ford (‘Falstaff’): ‘e sogno o realta’?



It was a reality that turned out to be a dream after all, as Netrebko found a new love, leaving Villazon with heart and voice problems. It was also not entirely clear until the last day of rehearsals whether he would sing the, scheduled for June 2007, performances of Manon in Barcelona.



He did come, and although he sang below his usual level, he managed to completely convince everyone with his acting and (sometimes a little too) intense commitment.

His Manon is brilliantly portrayed by a spectacularly singing and acting, Lulu-like, Natalie Dessay.



Manuel Lanza is a fine Lescaut, but for Samuel Ramey, a singer I greatly admire, Comte des Grieux unfortunately comes too late in his career.

The mise-en-scène and character direction by David McVicar, for me still really one of the best contemporary directors, were more than excellent. The costumes were beautiful to behold and the (traditional) staging was often really surprising, all the more so as McVicar managed to give it a contemporary twist from time to time.



A major downside of this release is the lack of synopsis and track list. But as a bonus, you do get a ‘peek inside’. Through a truly fascinating documentary, you can follow the stars during their rehearsals with McVicar.

And, when speaking of the “moderndays productions”…. don’t forget Netrebko and Beczala!

Otto Schenk In Memoriam

©Ian Ehm /News

Otto Schenk, one of the greatest opera directors died 9 January 2025 at the age of 94. This is brief summary of few of his many productions, arranged alphabetically

ANDREA CHÉNIER

For me, Andrea Chénier is one of the best and most beautiful operas ever. I think the music is nothing less than divine and the story is timeless. It remains current, perhaps now more than ever. The tyrant must be cast off his throne and the people must take control. Surely, we all agree on that?

If only it were that simple! If only it were that simple! Anyone who grew up in a post-revolutionary totalitarian regime knows how much horror it brings. One terror is replaced by another. This, at least for me, is the main theme in Giordano’s biggest hit. I don’t think the real lead role is the actual poet, André Chénier It is the French Revolution, which, as Gérard (once Maddalena’s houseboy and now one of the revolutionary leaders) bitterly observes, devours its own children.

I myself think the role of the poet/revolutionary fits Placido Domingo like a glove. Passion for love and enormous involvement in everything that happens in the world were – and still are – his trademarks.

In 1981 the opera in Vienna was recorded for TV. That recording has since been released on DVD. Gabriela Beňačková, one of the most underrated singers in history, sings a Maddalena of flesh and blood. Horrifyingly beautiful and moving.

Piero Cappuccilli is a Gérard among thousands and the small roles are also filled by great singers: Madelon is sung by none other than Fedora Barbieri. Otto’s Schenk’s production is a feast for the eyes (DG 073 4070 7).

ARABELLA

Film 1977:



If you have never seen the opera, you would do well to start with Otto Schenk’s 1977 film (DG0743255). Larger than life, with lifelike sets. Of course, no ordinary live performance can compete with that.

Gundula Janowitz is a delightful Arabella. Perhaps not the best actress in the world, but her high notes are so very beautiful. Sona Ghazarian is a good Zdenka, but what really makes the recording, alongside the very erotic playing of the Wiener Philharmoniker (Solti!), more than worthwhile, is Bernd Weikl’s Mandryka. Any woman would certainly want to be kissed awake by him.

The minor roles are also fantastically cast: René Kollo is a Matteo out of thousands and I know of no better Fiakermilli than the young Gruberova. Add to this the very young (30!) Kurt Rydl as Lamoral and Margarita Lilova (Adelaide).  It is definitely very good.

Below Gundula Janowitz and Bernd Weikl in the last act:



Metropolitan 1995:

Kiri te Kanawa is an exemplary Arabella; there are few singers who can match her in this role. Strauss has always been a bit like her personal composer and optically, of course, she is a dream Arabella.

Her sister Zdenka (Marie McLaughlin) is also wonderful, something that cannot be said of Wolfgang Brendel (Mandryka). He doesn’t succeed in making my female heart beat any faster. Thielemann conducts well, but he lacks the sensuality of Solti.  (DG 0730059).

Below is a scene with Kiri te Kanawa and Marie McLaughlin:


BALLO IN MASCHERA


The Royal Opera House production released by Opus Arte (OA 1236D) dates from early 1975. The sound is a little dull, but you will forget that as soon as you hear the beautiful voices of the singers.

Katia Ricciarelli is one of the most moving Amelias I know. The sound that she produces is perhaps not really ‘Verdian’, and perhaps her voice is a little too light, (she has sadly destroyed her voice by singing this type of role), but the pianissimi that she spins deserve a prize for sheer beauty, and her fragility is palpable.

The kindly anxious, loving, but also playful tenor of the young Placido Domingo fits the role of Gustavo like a glove. Piero Cappuccilli is an excellent Renato and Reri Grist an Oscar such as you do not often hear them anymore. Her performance alone is worth buying the DVD.
Claudio Abbado (how young he was then!) conducts lightly and keeps the tempi sparkling, resulting in an effervescent orchestral sound.


The direction by Otto Schenk is effective. Conventional and yet surprising. And like no other, he exposes the comic aspects of the opera.

Trailer of the production:

DIE FLEDERMAUS

For me, the performance recorded at the Wiener Staatsoper on New Year’s Eve 1980 is by far one of the best, if not THE best. The production was then one year old and it was directed by Otto Schenk, a famous Viennese actor, who himself had played the role of Frosch 29 times. In a rich and detailed setting, an intrigue full of lies unfolds, which is at once exciting, comic and sad.

The cast simply could not be better: Bernd Weikl portrays the dissolute and primal Eisenstein with the necessary wink and humour, Lucia Popp is delightful as the bored housewife Rosalinde, and Brigitte Fassbaender irresistible as Orlovsky. But the very best is the young Edita Gruberova (Adele): she coquettes, makes us laugh at her mock accent, and moves us with her naivety. And all this with perfectly sung colouratura, brava!
Theodor Guschlbauer shows already in the overture that it is going to be an evening of masterfully performed beautiful melodies. Delightful.

DIE MEISTERSINGER VON NÜRNBERG


If you want a really beautiful Die Meistersinger on DVD, I can recommend Otto Schenk’s production. The wonderful performance was remade and recorded in Vienna in 2008. (Euroarts 0880242724885). HUGE! You really hardly ever get an experience like this; everything is in its context: the sets, the costumes, the story….

You may not believe it, but even Johan Botha (Walther) does some acting in this production! For that alone, the DVD is a must-see…But there is more. How about Falk Struckmann as Sachs (OK, the man can do no wrong with me)? And the deliciously vile Adrian Eröd (Beckmesser)? And if you know that the conductor’s name is Christian Thielemann … well!

Trailer:

LULU

With her movie-star looks and angelic voice, Evelyn Lear has been referred to in the press as ‘Elisabeth Taylor meets Elisabeth Schwarzkof’. Personally, I find the American soprano, very popular in the 1960s to 1980s, much more interesting than her German colleague. Lear was one of the greatest and best advocates of modern music.

Opera singer Evelyn Lear of the Hamburg State Opera Company in the title role of the opera ‘Lulu’ at Sadler’s Wells in London, UK, 3rd May 1966. (Photo by Jim Gray/Keystone/Hulton Archive/Getty Images)

On 9 June 1962, she sang the role of Lulu in the first Austrian production of the work, at the newly reopened Theater an der Wien. I can imagine that the posh premiere audience may have been a bit surprised to see a prima donna dressed only in a tight-fitting corset and fishnet stockings, but if so, nobody showed it. It was directed by the then very young Otto Schenk, who followed the libretto closely.

UNSPECIFIED – CIRCA 1970: Evelyn Lear and Paul Sch?ffler in Lulu by Alban Berg in the Theater an der Wien, , Photography, 1962 (Photo by Imagno/Getty Images) [Evelyn Lear und Paul Sch?ffler in “Lulu” von Alban Berg im Theater an der Wien, Photographie, 1962]

That Paul Schöffler (Dr Schön ) reminded me of Professor Unrath from Der blaue Engel is, of course, no coincidence. Nor is his resemblance to Freud.

The last scene, beginning with Geschwitz’s plea followed by images of Jack the Ripper, could just as well have been taken from one of the best Hitchcock films. Especially since Gisela Lintz, who sings the role of the Countess, looks a lot like one of the director’s beloved actresses.

Watching Karl Böhm conducting is also extremely exciting. I have never seen him gesticulating so violently. An absolute must (Arthaus Musik 101 687).

TANNHAUSER



Otto Schenk’s insanely beautiful 1982 production, recorded at the Metropolitan Opera in New York (DG 0734171) dates from 1977. If you like very realistic, lavish sets and ditto costumes (I do) you can have a lot of fun with this. Just about the entire Venus grotto from Schloss Neuschwanstein was recreated for the opening scene, and the ballet presents us with a truly orgasmic Bacchanal. The orchestra, conducted by James Levine, plays mostly lyrical and light, there is nothing to criticise at all.

Eva Marton is a fine Elisabeth, Tatiana Troyanos a wonderfully sensual and seductive Venus.
Bernd Weikl, one of my favourite baritones sings an irresistible Wolfram, although he messes up his great aria by trying to give his (in principle) lyrical voice too much volume, making his voice unsteady.

And although the Landgrave (John Macurdy) is really terrible, I would not have had a problem with that recording, provided … yes … provided the tenor had not been so awful. The textbook mentions “the very highest standard”, well, I’m not so sure about that. Richard Cassilly is a physically very unattractive Tannhäuser with a pinched voice and a total lack of lyricism, giving the impression of having wandered

into the wrong opera.

Goodbye Otti! We will never forget you!



TOP-6 VAN 2024 VAN PETER FRANKEN

Kosky maakt een spannend avond van Il trittico

Hoewel Puccini’s drieluik Il trittico bestaat uit volledig op zichzelf staande eenakters doen veel regisseurs een poging er een verbindend element aan toe te voegen. Dood als rode draad ligt voor de hand maar ook verlangen speelt in alle drie een grote rol. Barrie Kosky heeft daar in zijn productie voor DNO nadrukkelijk van afgezien en vat de drie korte opera’s op als afzonderlijke gerechten in een drie gangen menu. Niettemin wordt, met kleine variaties, steeds hetzelfde decor gebruikt: twee hoge wanden die onder een hoek toneelbreed staan opgesteld.

Geslaagde Rossini double bill van Opera Zuid

Voor de pauze La scala di seta en erna Il Signor Bruschino, allebei opera’s uit Rossini’s vroege periode maar toch ook betrekkelijk kort voor zijn eerste grote succes Un Italiana in Algeri.

Beide stukken hebben een geijkte handeling: geheime liefdesrelaties, opdringerige voogden die een meisje willen uithuwelijken, persoonsverwisselingen en veel verstopwerk. Een klucht als het Franse toneelstuk Boeing Boeing komt aardig in de buurt. Muzikaal wordt het door Rossini in een fris jasje gezet, leuk om naar te luisteren zonder ook maar een moment te beklijven. Aansprekende solostukken ontbreken, die kwamen pas later in zijn carrière.

Prachtige Favorite uit Teatro Donizetti

Uit Teatro Donizetti in Bergamo komt een nieuwe opname die daar in 2022 is gemaakt. De Bluray verscheen in 2023 op het label Dynamic, zo langzamerhand de plek waar je als operaliefhebber het eerste gaat zoeken naar iets bijzonders.

Donizetti’s opera La favorite, geschreven voor Parijs in 1840, past goed in het genre ‘Grand Opéra’ dat toen de maat aller dingen was. Het werk bestaat weliswaar uit vier aktes in plaats van de gebruikelijke vijf, maar de thematiek past volledig binnen de traditie.

Cilea’s ‘Gloria’ op Bluray: een wereldpremière

Francesco Cilea (1866-1950) schreef vijf opera’s waarvan alleen de laatste drie enige bekendheid genieten. ‘L ’Arlesiana’ ging in 1897 in première en onderging daarna twee revisies, de laatste in 1937. Daarna volgde Cilea’s succesnummer ‘Adriana Lecouvreur’ (1902) en zijn laatste opera werd ‘Gloria’. De première was in 1907 en in 1932 publiceerde de componist een herziene versie waarvan in 2024 een opname op Bluray is verschenen. Het betreft een voorstelling uit 2023 in het Teatro Lirico di Cagliari. Het is opvallend hoeveel bijzondere opnames er de voorbije jaren in dat provinciale theater zijn gemaakt. Het is zo ongeveer de hofleverancier voor het label Dynamic.

Respighi’s Maria Egiziaca is een juweeltje

Na het succes van zijn grote opera La Campana Sommersa (1927) schreef Respighi een

theaterwerk met een wat onbestemde vorm. Maria Egiziaca heeft als ondertitel ‘Mysterie in drie aktes’ en houdt het midden tussen een oratorium en een opera. Aangezien de inhoud voldoende aanknopingspunten biedt voor een scenische uitvoering kreeg het werk na de première in concertvorm (New York 16 maart 1932) als snel een geënsceneerde première in Teatro Goldoni te Venetië, op 10 augustus 1932. Het werk stond op het programma van het Internationale Festival van Moderne Muziek. In maart 2024 ging Maria Egiziaca in het Teatro Malibran in Venetië als onderdeel van de programmering van Teatro Fenice. Het betreft een productie van Pier Luigi Pizzi die op 94-jarige leeftijd nog weer eens liet blijken waar hij zijn grote reputatie in de operawereld aan te danken heeft. De opname van de voorstelling op 10 maart 2024 is door Dynamic uitgebracht op dvd, een scenische wereldpremière op video.

Respighi’s Maria Egiziaca is een juweeltje

Tekst: Peter Franken

Na het succes van zijn grote opera La Campana Sommersa (1927) schreef Respighi een theaterwerk met een wat onbestemde vorm. Maria Egiziaca heeft als ondertitel ‘Mysterie in drie aktes’ en houdt het midden tussen een oratorium en een opera.

Porto di Alessandria, grotta dell’ abate Zosimo, porta del Tempio di Gerusalemme; Autore: Nicola Benois

Scènefoto van de première

Aangezien de inhoud voldoende aanknopingspunten biedt voor een scenische uitvoering kreeg het werk na de première in concertvorm (New York 16 maart 1932) al snel een geënsceneerde première in Teatro Goldoni te Venetië, op 10 augustus 1932. Het werk stond op het programma van het Internationale Festival van Moderne Muziek.

In maart 2024 ging Maria Egiziaca in het Teatro Malibran in Venetië als onderdeel van de programmering van Teatro Fenice. Het betreft een productie van Pier Luigi Pizzi die op 94-jarige leeftijd nog weer eens liet blijken waar hij zijn grote reputatie in de operawereld aan te danken heeft. De opname van de voorstelling op 10 maart 2024 is door Dynamic uitgebracht op dvd, een scenische wereldpremière op video.

Jacopo Tintoretto: Santa Maria Egiziaca

Librettist Claudio Guastalla baseerde zich op het leven van de legendarische heilige Maria van Egypte die geleefd zou hebben eind 5e en begin 6e eeuw. In de door Sophronius van Jerusalem in de 7e eeuw geschreven hagiografie wordt verteld dat ze als meisje van 12 wegliep van huis en gedurende 17 jaar in Alexandrië een uiterst losbandig leven leidde. Ze prostitueerde zichzelf uit een onverzadigbaar verlangen naar seksuele bevrediging zonder daar geld voor te vragen. Met bedelen en het spinnen van vlas hield ze zichzelf in leven. Omdat ze Alexandrië beu is en op de mannen daar is uitgekeken onderneemt ze een ‘anti-pelgrimage’ naar Jeruzalem. Dus niet met een religieuze bedoeling maar om te profiteren van al die pelgrims die daar op hoogtijdagen verblijven. Je krijgt de indruk dat Maria een nymfomane is.

Het libretto volgt Maria’s vermeende levensloop vrijwel op de voet. We zien haar bij aanvang aan de kade in Alexandrië, verlangend uitkijken over het water. Ze raakt in gesprek met een pelgrim die op het punt staat om naar Jeruzalem te vertrekken en geeft aan dat ze dat ook wel wil maar geen geld heeft om de reis te bekostigen. Maria gaat er echter van uit dat ze haar lichaam wel zal kunnen inzetten als betaling voor de overtocht, dit tot afgrijzen van de pelgrim die haar vervloekt en maakt dat hij weg komt.

Als Maria een schipper benadert toont hij geen interesse. Maar met al haar ervaring om willekeurig welke man die op haar pad komt te verleiden weet ze hem en zijn bemanning met gemak op andere gedachten te brengen. Wat wil je nog meer? Een scheepshoer aan boord die je alleen kost en inwoning hoeft te verschaffen.

Trittico con angeli, bozzetto per Maria Egiziaca (1931). Archivio storico Ricordi

Eenmaal in Jeruzalem gaat Maria op zoek naar nieuwe veroveringen. Dat brengt haar als vanzelf bij de Heilig Grafkerk, de plek waar pelgrims samen drommen. Als ze er naar binnen wil gaan houdt een onzichtbare kracht haar tegen. Ze ervaart een vluchtig beeld van een engel en zakt ineen bij de deur. Het is een keerpunt in haar leven en ze besluit boete te doen om haar zielenheil veilig te stellen.

Wat volgt is een leven van tientallen jaren als woestijnheilige waarin ze leeft van wat het dorre land haar biedt. Als ze haar einde voelt naderen zoekt ze de bewoonde wereld op en komt daar bij de Abt Zosimo. Ze roept hem van een afstand en waarschuwt dat ze naakt is. Hij werpt haar zijn mantel toe en ze praten verder. Tot slot geeft hij haar absolutie waarna ze sterft in het graf dat hij voor zichzelf had bedoeld. Zoals het de hagiografie van een katholieke heilige betaamt doorloopt Maria het gehele spectrum van opperste verdorvenheid via uitputtende penitentie tot volledige absolutie, een waar voorbeeld voor gevallen vrouwen en zij die op het punt staan te tuimelen.

Pizzi is zoals gebruikelijk verantwoordelijk voor de gehele productie: regie, decors en kostuums. Alleen de fraaie goed gedoseerde videobeelden komen niet voor zijn rekening maar zijn van Fabio Barettin. De eerste akte toont een gestileerde kade met een videobeeld van water op de achtergrond. Een overmaatse roeiboot suggereert een zeewaardig zeilschip. In de tweede akte maakt de zee plaats voor een groot kruis als achtergrond. Later ook beelden van zwevende objecten en vuurverschijnselen. In de derde akte is het toneel vrijwel leeg met een woestijn als aanvullend beeld.

De kostuums zijn zeer goed gekozen. Pelgrim en abt in lange witte gewaden, zeelui in zwarte pakjes met blote benen. Maria draagt in de eerste akte een lange groene jurk met een split tot boven aan haar dijen waardoor ze haar benen goed kan gebruiken in de verleidingsscène. In de tweede akte gaat ze in een wit gewaad, nog steeds met split. Ze is immers nog steeds op oorlogspad. In de derde akte komt ze op gehuld in een badhanddoek, naaktheid suggererend. Het oogt allemaal weldoordacht, zonder onnodige franje en esthetisch geheel verantwoord.

Het werk kent twee symfonische tussenspelen die Pizzi benut om een ballet in te lassen. Het eerste tussenspel laat een ballerina als dubbel voor Maria participeren in een seksuele ontmoeting met twee zeelui. Het waren geen loze beloften die ze deed om aan boord te komen.

Het tweede tussenspel toont opnieuw de ballerina, aan de waterkant van wat vermoedelijk de Jordaan voorstelt. Ze is naakt en besprenkelt zichzelf met water, een doopritueel. Op zijn oude dag heeft Pizzi in Maria Novella Della Martira een nieuwe danseres gevonden die qua uiterlijke schoonheid niet onderdoet voor zijn vroegere favoriet Letizia Giuliani.

Alles draait natuurlijk om Maria en die rol is toevertrouwd aan sopraan Francesca Dotto. Behalve naar haar kwaliteiten als zangeres zal Pizzi bij het besluit om haar te casten beslist ook naar haar uiterlijk hebben gekeken: ‘she looks the part’. Dotto speelt haar personage als een seksueel roofdier dat op geoefende wijze een voor een de bemanningsleden om haar vinger windt. Intussen zingt ze op onberispelijke wijze de begeleidende sensuele teksten.

In de tweede akte treft ze een leproos, een bedelaar en een blinde vrouw. Bij de Grafkerk stuit ze op diezelfde pelgrim van het begin die haar opnieuw vervloekt. Dotto laat haar zelfverzekerde houding langzaamaan varen en geeft tegen het einde van de akte goed vorm aan haar mentale instorting. In de derde akte is ze een wijze oude vrouw die haar einde velt naderen. Alle drie die aspecten van haar Maria weet Francesca wonderwel te tonen, haar optreden is een kunststukje en draagt de voorstelling.

De kleinere rollen komen voor rekening van Simone Alberghini (pelgrim, Zosimo), Vincenzo Constanza (schipper, leproos) Michele Galbiati (matroos), Luigi Morassi (matroos, bedelaar), Ilaria Vanacore (blinde vrouw, stem van een engel) en William Corro (stem uit de zee).

Orkest en koor van La Fenice staan onder leiding van Manlio Benzi. De partituur doet zowel recht aan Respighi’s reputatie als symfonicus en als operacomponist. Benzi laat beide aspecten volledig tot hun recht komen.

Deze opname is een absolute aanrader, een rariteit maar wat voor een. Het wachten is nu op Respighi’s laatste grote opera La Fiamma. Christof Loy regisseerde dit werk in het najaar van 2024 in Deutsche Oper Berlin. Een opname daarvan zal te zijner tijd op dvd worden uitgebracht, zo heeft DOB laten weten. Ik kijk er naar uit.


Productiefoto’s: © Roberto Moro.

Complete opname van de opera op Hungaroton:

Herodes en Salome in Minsk

Tekst: Peter Franken

De nieuwe productie van Salome die Ersan Mondtag heeft gemaakt voor Opera Vlaanderen moet de indruk wekken van de Belarussische hoofdstad Minsk als locatie in plaats van Tiberias. Die keuze komt voort uit de gedachte dat Herodes Antipas slechts een onbetekenende vazal vorst was in Galilea die mocht ‘regeren’ bij gratie van de Romeinen. Evenzo is Loekasjenko nauwelijks meer dan een marionet van Putin, zo zal Mondtag hebben gedacht.

In zijn eerdere productie voor Vlaanderen, Der Schmied von Gent, maakte hij gebruik van een groot draaitoneel dat in een oogwenk twee verschillende werelden kon tonen. Datzelfde draaitoneel toont nu het paleis van een decadent potentaatje in een post socialistische samenleving. De ene kant laat enorme beelden zien in socialistisch realistische stijl tegen een brutalistisch bouwwerk met een paar anachronistische middeleeuwse kantelen.

De andere kant toont het interieur, in toneelrood met gordijnen en tierlantijnen. Het socialisme heeft plaats moeten maken voor burgerlijke invloeden al zien we op de achtergrond nog wel een beeldengroep uit Stalins glorietijd. Mondtag is verantwoordelijk voor alle belangrijke aspecten: regie, decors en kostuums. Wat hij met die referte aan Minsk heeft beoogd blijft verder ongewis. Het levert een mooi beeld op, dat wel

Interessanter is wat Mondtag met het werk doet als regisseur en dan vooral waar het de interactie tussen Salome en Jochanaan betreft. Klassiek is de gedachte dat Salome zich door alle mannen aan het hof bekeken en begeerd voelt, vooral door haar stiefvader Herodes. Eigenlijk is ze al te oud om als ongetrouwde vrouw van 15 zo maar los rond te lopen gelet op de mores van twee millennia geleden. De huwelijkse status zou haar in elk geval tegen Herodes hebben kunnen beschermen. Maar goed, de page (hier gespeeld door een vrouw) is verliefd op de kapitein van de wacht Narroboth die op zijn beurt verliefd is op Salome. De page waarschuwt dat hij niet zo naar Salome moet kijken, daar komt onheil van. Zal wel maar eigenlijk is ze gewoon jaloers. Als Salome die gevangen prediker wil zien die haar moeder zo leuk beledigt stuit ze op het verbod van Herodes. Maar het is Narroboth die dat moet handhaven en hem kan ze met een natte vinger lijmen. En zo komt er een derde man in het spel.

Mondtag laat een andere Jochanaan zien dan gebruikelijk. Natuurlijk kraamt hij vreselijke teksten uit. Dat hij de wegbereider zou zijn van iemand die de wereld beter zal maken komt nooit echt uit de verf. Hij gedraagt zich als een ordinaire haatprediker. En als hij niet snel genoeg wordt gehoorzaamd spreekt hij een vloek uit. Het is alsof de paus een banvloek uitspreekt over iemand die een verkeersovertreding heeft begaan, zo gemakkelijk vloeit het uit zijn mond.

 Deze Jochanaan staat echter niet sterk in zijn schoenen waar het vrouwen betreft. Hij laat Salome dichtbij komen, ze kan zelfs wijdbeens op hem gaan zitten. Er speelt duidelijk iets tussen die twee, tot afgrijzen van Narroboth. Machinegeweren horen bij de attributen van de wachters en Salome heeft er eentje afgepakt. Jochanaan pakt dat geweer op zijn beurt van Salome terwijl die hem vast houdt. Als Narroboth tussen beiden komt wordt hij per ongeluk gedood. Ook later zien we Salome intiem samen met Jochanaan in scènes die wringen met het libretto. Hier zal het vooral de herinnering zijn aan wat voordien is gebeurd.

Het paleis wordt bevolkt door de gebruikelijke menagerie waaraan vier ‘performers’ zijn toegevoegd. Deze vrouwen in naaktpakken lopen rond met machinegeweren en zorgen voor het nodige vertier. Ook Herodias loopt vanaf het middendeel van de opera met ‘ontbloot’ bovenlijf. Hedonisme en decadentie worden alzo gesuggereerd. De dans wordt uitgevoerd door Salome en die vier dames. Aanvankelijk worden ook de mannen aan het hof er in betrokken.

Tegen het einde verdwijnen Salome en Herodes achter de coulissen. Als ze naar buiten komt is ze geheel naakt, weliswaar in zo’n pak, maar toch. Het laatste halfuur van de opera loopt Salome zo rond: iedereen wilde me graag zo zien toch? Als Herodes blijft door mekkeren over zijn robijnen en pauwen begint Salome het paleis te mollen. Als dat niet helpt richt ze een machinepistool op hem en krijst dat ze nu eindelijk dat hoofd wil hebben.

Dat wordt op de rand van de kerker voor haar klaargelegd. Na een tijdje spietst ze het op een paaltje. Later vrijt ze met het hoofd. En net als je denkt dat alles afloopt zoals gebruikelijk vindt er een paleisrevolutie plaats die op gang wordt gebracht door de vier blote dames. Wanneer Herodes uitroept dat Salome gedood moet worden schiet men hem zelf neer. Salome staat triomfantelijk met een geweer omhoog als het grote verwinningsbeeld van Moeder Rusland in Stalingrad: ze heeft alle mannen verslagen.

Al met al een redelijk librettogetrouwe weergave, in elk geval een vrijage met een hoofd en een uitgelichte incestueuze belangstelling van Herodes voor zijn stiefdochter. Voor Jochanaan is het wat ontluisterend, hij heeft zichzelf kennelijk opgelegd om niet aan vrouwen te denken omdat dit een eerste vereiste is voor een woestijnheilige. En zijn testosteron zit hem in de weg. Salome breekt gemakkelijk door dit kunstmatige pantser heen. En dat is goed beschouwd de enige specifieke inbreng van de regie.

Astrid Kessler vertolkte de titelrol met volledige inzet van alles dat ze te bieden had. Stimmlich komt ze te kort, in de hoogte klinkt het vaak schril en in de laagte valt de stem weg. Ze compenseert dit echter met haar acteren, dat doet ze werkelijk geweldig. Misschien komt deze rol net iets te vroeg, Crysothemis, Arabella, Eva, Sieglinde zijn rollen die haar ongetwijfeld beter passen.

Thomas Blondelle was een redelijke Herodes, acterend nogal sullig wat onvoldoende werd gecompenseerd door zijn zang. Eigenlijk is er ook moeilijk iets moois van die rol te maken. Strauss’ weinig behulpzame behandeling van tenoren is hier al merkbaar.

Jochanaan was in goede handen bij Kostas Smoriginas, een goed uitziende ‘jonge man’ die volledig overeenkomt met de ruige kerel waar het tienermeisje Salome op valt als een blok. Goed gezongen en prima geacteerd. Verder Angela Denoke als Herodias, Denzil Delaere als Narroboth en Linsey Coppens in de belangrijkste bijrollen.

Het orkest van Opera Vlaanderen beviel mij buitengewoon goed. Strauss’ Salome kwam in volle glorie uit de bak, mede door toedoen van dirigent Alejo Pérez. Maar het waren vooral de individuele musici die het verschil maakten.

Al met al een boeiende voorstelling van een klassieker, zeer aanbevolen. Er volgen in januari nog 5 voorstellingen in Gent.

Foto’s van de productie:© Annemie Augustijns

Meer Salome:

Salome: de gevaarlijke verleidster of …..? Discografie.

SALOME IN AMSTERDAM: waar bleef de kop?


Castellucci’s Salome op dvd en Bluray uitgebracht

Saaie Salome uit Frankfurt