Piotr_Beczala

Winters en Beczala vormen prachtig koppel in Moniuszko’s Halka

TEKST: PETER FRANKEN

In een coproductie met Teatr Wielki programmeerde het Theater an der Wien de Poolse nationale opera Halka van Stanislaw Moniuszko. De opname die van een voorstelling in december 2019 werd gemaakt is recent op dvd uitgebracht. De regie is van Mariusz Trelinski en behalve Corinne Winters in de titelrol zien we Piotr Beczala als haar would be minnaar en Thomasz Konieczny als de man die Halka in het ongeluk stort. Een veelbelovend affiche en het resultaat is er naar, een schitterende uitvoering van dit relatief onbekende werk.

Portret van Stanisław Moniuszko door Michał Elwiro Andriolli 1865. © Tygodnik Ilustrowany”

Moniuszko (1819-1872) was een Pool uit het voormalige Pools-Litouwse Gemenebest. Zodoende wordt hij niet alleen in het huidige Polen geëerd als nationale componist maar heeft hij ook muzikale roots in Litouwen en Belarus. Moniuszko schreef een groot aantal opera’s en operettes waarvan alleen Halka zich heeft weten te handhaven, zij het vooral in de drie hierboven genoemde landen.

De eerste versie had première in 1848 en was geen succes. Beter verging het de latere uitgebreide versie uit 1858. Veranderingen in het sociale klimaat waardoor er minder opgekeken werd tegen de adel of machtige bevoorrechte personen in het algemeen zullen hier mede debet aan zijn geweest. Hoe het ook zij, Halka werd Moniuszko’s grootste succes op het gebied van muziektheater. Niettemin bleef de componist internationaal onbekend, een doorbraak is er nooit gekomen. Het is dus een aangename verrassing dat dit werk nu in Wenen te beleven viel, dankzij de gedurfde programmering van het Theater an der Wien.

Trailer van de productie:

Halka is een weesmeisje dat door de landheer Janusz is opgemerkt toen hij haar dorp een keer bezocht. Hij voelde zich wat alleen en was direct van haar gecharmeerd. Zij op haar beurt liet onmiddellijk elke remming varen en probeerde zich direct aan hem te hechten, haar langverwachte grote liefde, haar ‘valk’. En natuurlijk werd ze zwanger van Janusz voordat deze weer een deur verder ging. Zij hoopt en verwacht dat haar grote liefde weer terug zal komen maar dorpsgenoot Jontek weet wel beter.

Hij is al jaren verliefd op haar en heeft vermoedelijk het idee dat net nu hij wat vorderingen begon te maken bij Halka ze zich in een opwelling door ‘de grote heer’ had laten verleiden. Door haar mee te nemen naar de stad waar de verloving van Janusz met de dochter van een andere edelman aanstaande is, hoopt hij Halka uit de droom te helpen om zodoende weer een kans bij haar te maken.

Op gehoorsafstand van het verlovingsfeest zingt Halka een treurig lied waarin steeds terugkeert dat ze door haar ‘valk’ is verlaten. Janusz’ verloofde Zofia spoort hem aan een kijkje te nemen. Hij had al gehoord wie daar zong en toont zich met haar lot begaan. Zij treedt hem tegemoet als Medea die Iason terug wil winnen voordat hij een nieuw huwelijk sluit, vol overgave met inzet van alle middelen, meer een bestorming dan verleiding. Het heeft bijna succes maar Janusz weet tijd te winnen door haar te vragen bij de rivier op hem te wachten. Hij zal daarheen komen en dan zullen ze er samen vandoor gaan. Uiteraard gebeurt dit niet, maar nu is de aanstaande bruidegom van het probleem verlost, lastig natuurlijk, zo’n skelet in je kast.

Als later ook Jontek zich ermee komt bemoeien tapt de grote heer uit een ander vaatje, ze moeten snel maken dat ze wegkomen. Toch blijft Halka tegen beter weten in hopen op een ommekeer. Maar als het huwelijksfeest wordt gevierd probeert ze dit te verstoren en bij de geplande ceremonie in het dorp doet ze zelfs een poging Zofia’s bruidsjurk te stelen. De bevolking heeft lucht gekregen van Halka’s ongeluk waarvoor de landheer verantwoordelijk is en neemt een dreigende houding aan. Van een gezellig feestje is geen sprake meer.

Door alle emoties krijgt Halka vervolgens een miskraam en daardoor slaat ze door in de andere richting: ze wil zich op Janusz wreken, de kerk in brand steken om hem te doden. Maar uiteindelijk zakt dat weer weg, ze begraaft het dood geboren kind en verdrinkt zich in de rivier.

Trelinski heeft de handeling verplaatst van midden 19e eeuw naar de jaren 1970, duidelijk herkenbaar aan de kleding van de vrouwelijke bruiloftsgasten: plateauzolen, witte laarzen, korte jurken en wilde haren, denk aan de musical Mama Mia. De bevoorrechte personen staan hier voor partijbonzen in communistisch Polen en het feest vindt plaats in een hotel. Dat was in die tijd de ontmoetingsplaats voor mensen met geld waar het gewone volk geen toegang had. Zofia’s vader geeft zijn aanstaande schoonzoon als welkomstgeschenk in zijn clan een duur horloge.

Een draaitoneel bied zicht op de hotellobby, een feestzaal, de keuken en het steegje erachter en nog andere locaties, kwestie van draaien en tussentijds kleine wijzigingen aanbrengen. We zien Halka als dienstertje in het hotel waar ze met Janusz contact zoekt, maar toch ook weer niet, en buiten terwijl ze als een hoopje ellende haar klaaglied zingt. Als ze met Janusz samen is staat er een groot bed in de ruimte, de suggestie dat hij gewoon als gast een kamermeisje heeft verleid. Zij slaagt er nu bijna in de rollen om te draaien. Als hij later niet komt opdagen zingt ze in diezelfde ruimte een klaaglied over de valk en de witte duif waarvan nu de vleugels zijn gebroken. Janusz is er bij maar slechts in haar gedachten. De indruk wordt gewekt dat hij ook wel een innerlijke strijd voert, uit schuldgevoel maar ook omdat hij wel degelijk van haar onder de indruk was na die ontmoeting en verleiding.

Tomasz Konieczny heeft als Janusz een mooie aria aan het begin waarin hij zingt over die korte verliefdheid. Verder is hij vooral de bad guy die zijn huwelijk in gevaar gebracht ziet worden en daarom snel van Halka af probeert te komen.

Jontek wordt overtuigend vertolkt door Piotr Beczala, de immer op Halka verliefde man die haar niet op andere gedachten kan brengen. Hij heeft twee schitterende aria’s die hem verdiend een open doekje opleveren.

De sopraan Corinne Winters hoorde ik voor het eerst als Rachel in La Juive, een voorstelling in Gent. Ze maakte grote indruk bij die gelegenheid en dankzij haar naam op het affiche kwam ik er toe deze dvd aan te schaffen. Ze haalt hier royaal het niveau van haar Rachel, een zeer goed optreden. Halka zingt een monologue intérieur en verder vooral dialogen met haar twee mannen. Het gaat haar allemaal uitstekend af en is heerlijk om naar te luisteren. Door haar acteren weet ze met gemak de toeschouwer voor zich in te nemen, de zang is op dit punt bijna een bonus.

Komende editie van de Salzburger Festspiele zal Winters de titelrol vertolken in Katia Kabanova. Ook dat moet een kolfje naar haar hand zijn.

Het ORF Radio-Symphonieorchester Wien staat onder leiding van Lukasz Borowicz.

De hele opera os op YouTube te vinden:

Alle scenefoto’s uit het Theater an der Wien © Monika Rittershaus

The battle for Lucia di Lammermoor is far from won

lucia-di-lammermoor-by-gaetano-donizetti-score-cover-first-edition-KFRB72



Joan Sutherland, Maria Callas and Beverly Sills

Lucia di Lammermoor has always been, perhaps even more than Norma, a point of contention between the supporters of Maria Callas and Joan Sutherland. The performances of both ladies are indeed fantastic and, moreover, totally different. Which of the two should you own? That is not easy. A matter of taste, shall we say?


Joan Sutherland is unprecedentedly virtuoso and her coloraturas so perfect that they hurt. And yet I remain untouched by her. Why? Perhaps because it is too perfect? I do not know. It could just be me.


Lucia Callas

Whatever you choose, you really can’t do without at least one Callas. Try Naxos (8110131-32) with Giuseppe di Stefano and Titto Gobbi, under Tulio Serafin, for although Francesco Tagliavini (Warner Classics 2564634081) is a much better Edgardo, the rest of the cast (including Callas herself!) is much stronger here.


Lucia Sills

Personally, I prefer Beverly Sills (Westminster 4712502), especially when it is a choice between studio recordings. Her portrayal unites the best of both divas: the virtuosity, vocal beauty and pure intonation of la Stupenda and the great acting of la Divina. Not really a great tragédienne (but then, neither is Lucia); she is more like a passive girl child who allows herself to be completely overwhelmed. The rest of the cast (Carlo Bergonzi, Piero Cappuccilli, Justino Diaz) is also at a very high level and Thomas Schippers conducts it all with a firm hand . But what makes this recording really special is the use of a glass harmonica in the mad scene, exactly as Donizetti had originally prescribed it.



Renata Scotto

Lucia Scotto

My most beloved Lucia, Renata Scotto, never recorded the role in the studio. There are, however, several pirate recordings of her in circulation, with Luciano Pavaratti, Alfredo Kraus, Carlo Bergonzi and Gianni Raimondi as Edgardo.

Of these four, the recording with Raimondi is dearest to me, not least because of the very energetic and dramatically balanced direction by Claudio Abbado. It was recorded at La Scala in December 1967 and it appeared on Nuova Era (013.6320/21). Unfortunately, this recording is very hard to find.


Below Gianni Raimondi and Giangiacomo Guelfi (Enrico) in ‘Orrida è questa notte…


Scotto’s interpretation of the tormented heroine is available on DVD (VAI 4418). The production was recorded in Tokyo in 1967. It circulated for years on pirate video, but as the sound and picture quality were particularly poor, the commercial release has made many opera lovers very happy. The sound is a little sharp, making Scotto’s high notes sound even more metallic than usual, but who cares? ‘


Her interpretation is both vocally and scenically at an unprecedented high level. With a childishly surprised expression (my brother does this to me?) on her face, she agrees, albeit not without grumbling, to the forced marriage with Arturo (an Angelo Marchiandi who is hideous in every way).

Below, Scotto sings ‘Il dolce suono’. Who could do it better?!




After her mad scene, you tend to pull the plug, because everything that comes after it can only feel like a cold shower. But you are wrong about that. Edgardo’s two arias, sung by Carlo Bergonzi, will take you straight to (singer’s) heaven.


Afterwards, you can’t help but be a little sad, because where have they gone, yesterday’s singers? Small, tall, fat, skinny, with or without acting talent… None of them was a ballet dancer, but could they sing! And it was through their voices alone that they were able to convey all of the feelings that now require a whole ‘artistic team’. In spite of the cuts that were common at the time, this is an absolute must.

Below, Bergonzi sings ‘Fra poco a me ricovero’



Patritia Ciofi (French version)

Lucia Ciofi


In 1839, Donizetti adapted his opera for Paris and Lucia became Lucie. It is not the language alone that distinguishes between the two versions, for Donizetti tinkered considerably with both the libretto and the music. Alisa (Lucia’s lady-in-waiting) was cut out of the opera and our heroine remains the only woman in an otherwise purely male company, which makes her even more lonely and vulnerable.


Normanno is now called Gilbert and his role has been considerably expanded. His false play and manipulations make him into a key figure and he grows to almost Iago-like proportions. Arturo has also become more three-dimensional as Henri. And although I miss ‘Regnava nel silenzio’ and scenes between Lucia and Raimondo, I must admit that the French version is dramatically much better.

In this recording (once TDK, hopefully still available), Patrizia Ciofi is nothing less than phenomenal as a rather neurotic Lucie, Ludovic Tézier is superb as a villainous Henri and Roberto Alagna is in his element as Edgar. It was (at the time) one of his best roles.

The director duo Patrick Courier/Moshe Leiser rarely disappoint. Their productions are always realistic, embedded in a historical perspective, but with enough of a nod to the present. Moreover, they do what directors are supposed to do: provide a good mise-en-scène and guide the singers in their performance as to appear convincing.


 

THREE LUCIAS OF RECENT TIMES

Anna Netrebko

Lucia Netrebko


Deutsche Grammophon released the Live in HD broadcast of Lucia di Lammermoor by the Metropolitan Opera in New York in 2009 on DVD and Blu-Ray (DG 0734545). Anna Netrebko sang the main role. I never really thought Lucia suited her. Moreover, at that time she was more concerned with showing off than with the soul- searchings of the tragic heroine she portrayed.

l

Piotr Beczala is, as always, a fantastic Edgardo, but all the other singers are fine too. All have an individual timbre, so that in the very homogeneously sung sextet you can also recognise the individual voices.


.

Valery Gergiev conducts energetically and really speeds up the orchestra, which sometimes results in breakneck tempi. On the other hand he actually stretches out the ‘mad scene’ (with glass harmonica, bravo!)


Natalie Dessay

Lucia Dessay

Valery Gergiev’s Mariinsky Theatre put its own Lucia di Lammermoor on CD (MARO 512). Natalie Dessay is a gifted artist. She has a beautiful voice of unprecedented height, with which she sings the most difficult coloraturas and fiorituras as if it were nothing. She is also beautiful and can act incredibly well; it is always a pleasure to see her in action.
However, her voice, which is not so big, has its limitations. Scenically, she knows how to hide these through her superb acting, but without visual images, things can go wrong. Which you can hear on this live recording from 2010. Her coloraturas are perfect but empty; they have no substance. This Lucia does go mad but we do not know why. But once she is crazy, she totally makes our heads spin.

Piotr Beczala is, as always, a fantastic Edgardo, but all the other singers are fine too. All have an individual timbre, so that in the very homogeneously sung sextet you can also recognise the individual voices.
Valery Gergiev conducts energetically and really speeds up the orchestra, which sometimes results in breakneck tempi. On the other hand he actually stretches out the ‘mad scene’ (with glass harmonica, bravo!).


Diana Damrau


https://images-na.ssl-images-amazon.com/images/I/71cVsKQYuIL._SX522_.jpg

 

Diana Damrau, one of the world’s best and most famous sopranos, seems to be perfect for the role of Lucia in Lucia di Lammermoor. She sang the part already in 2008 at the New York Metropolitan Opera. Five years later, she delighted audiences in her home town of Munich with her interpretation. The concertante performances were recorded live by Erato, but I am sadly disappointed with the result.


Not that there is anything wrong with Damrau’s coloraturas. They are still impeccable, but to my ears they are empty, without any real substance. In her mad scene, she looks more like the mechanical puppet Olympia from Les contes d’Hoffmann than a woman of flesh and blood.


The male roles are all well cast. Joseph Calleja (Edgardo) sings his role with such ease and flexibility that I am reminded of the young Pavarotti. Ludovic Tézier and Nicolas Testé are perhaps not entirely idiomatic, but their impeccable singing is really not to to be criticized. Even the small role of Normanno is perfectly sung by the excellent Andrew Lepri Meyer.


Jesús López-Cobos’ tempi are remarkable, to say the least. It is stop and go again all the time. Sometimes I do not even recognize the music. It seems as if new embellishments have been added.


The recording itself is also quite unbalanced. It is understandable that the opera could not be recorded in one go, but some things were ‘brushed up’ in the studio and unfortunately we can hear this.

My top three remains unchanged:
1. Renata Scotto with Carlo Bergonzi, VAI 4418
2. Beverly Sills with Bergonzi, recorded in the studio in 1970 (Westminster 4712502)
3. Maria Callas, no matter which one

Basia con fuoco’s Top tien 2020

Het blijft een hels karwei om de mooiste en de beste tien cd’s van het jaar te kiezen. Ten eerste: ook een recensent is maar een mens en gaat meestal subjectief te werk. Al doe ik werkelijk mijn best om objectief te blijven. Ook het aanbod is enorm, nog steeds, al moet je het nog maar zelden van ‘majors’, de grote labels hebben. En toch: dit jaar hebben ‘ze’ ook mij verrast met een paar gewaagde uitgaven.

Ik moet ook toegeven: niet alles heb ik beluisterd en dat speet mij zeer. Er liggen nog een heleboel cd’s die ik had moeten beluisteren en er niet aan toe kwam. Wie weet, waren ze ook op mijn lijst gekomen?Er zijn ook cd’s die ik al beluisterd had en ze schitterend bevonden maar door omstandigheden nog niet aan toe kwam om er over te schijven. Die titels hebben jullie nog te goed.

Het lijstje is opgesteld in alfabetische volgorde naar de componist, uitvoerende of de titel.

1. Thomas Àdes

Ades picos

De voorliggende opname werd in Boston in 2016 live gemaakt en ik kan mij niet voorstellen dat er een betere uitvoering mogelijk is.

https://basiaconfuoco.com/2020/03/21/thomas-ades-door-thomas-ades-beter-krijgt-u-het-niet/

In English:

https://basiaconfuoco.com/2020/11/26/thomas-ades-by-thomas-ades-you-cant-get-it-any-better/

2. Samuel Barber: Vanessa

Vanessa dvd

De productie die in Glyndebourne in 2018 voor dvd werd opgenomen kan ik niet anders dan als een absolute top beschouwen

https://basiaconfuoco.com/2020/01/20/barbers-vanessa-uit-glyndebourne-beter-bestaat-niet/

3. Frederic Chopin: piano concerto’s

Chopin Grosvenor

Waar hij het vandaan haalt weet ik niet, maar zijn spel maakt dat het voelt alsof ik de concerten voor het eerst hoor, terwijl ik ze eigenlijk kan dromen.

https://basiaconfuoco.com/2020/03/19/verfrissenede-chopin-door-benjamin-grosvenor/

4. Haydn: Scottish songs

CD

Ik moet eerlijk bekennen: toen ik die cd in mijn speler duwde hoopte ik dat ik het zou overleven. De verrassing – en dat plezier – kon niet groter zijn geweest. Wat een cd!

https://basiaconfuoco.com/2020/04/05/the-poker-club-band-zingt-haydn-wat-een-cd/

5. Walter Kaufmann: Chamberworks

Nee, het is niet zo dat je meteen aan Ravi Shankar moet denken, maar de Indiase invloed is onmiskenbaar. En dat, terwijl je overduidelijk met de westerse muziek uit de jaren twintig/dertig te maken hebt.

https://basiaconfuoco.com/2020/10/29/walter-kaufmann-bombay-meets-berlin/

In English:

https://basiaconfuoco.com/2020/11/08/discovering-walter-kaufmann-when-bombay-meets-berlin/

6. Nikolai Medtner: Incantation

Medtner zingen is niet makkelijk! Dat komt door de complexiteit van de muziek. De pianopartij is nadrukkelijk aanwezig en dat terwijl zanglijnen voornamelijk lyrisch en ingetogen zijn en dat is wat de muziek van Medtner aantrekkelijk én uitdagend maakt.

https://basiaconfuoco.com/2020/12/01/nikolai-medtner-een-malle-sentimentalist/

In English:

https://basiaconfuoco.com/2020/12/21/nikolai-medtner-a-silly-sentimentalist/

7. Poulenc en Français: kamermuziek

Neem alleen de fluitsonate van Poulenc, als je daar niet blij van wordt dan weet ik het niet. […] Dat ze ontzettend veel plezier hebben in hun spel is nogal wiedes en dat plezier geven ze door aan de luisteraars. Heerlijke cd!

https://basiaconfuoco.com/2020/11/02/kamermuziekwerken-van-francaix-en-poulenc-muziek-om-blij-van-te-worden/

8. Regards sur l’Infin

De Amerikaanse, in Nederland wonende Katharine Dain beschikt over een heldere sopraan en haar voordracht is niet alleen zeer expressief maar ook warm. In haar uitvoering zijn al de liederen niets minder dan kleine drama’s. Drama’s die passen in een afgesloten kamer die je voorlopig niet mag verlaten en waar geen buiten bestaat.

https://basiaconfuoco.com/2020/12/22/regards-sur-linfini-een-les-in-loslaten/

9. Vincerò!

Beczala Vincero

Beczala benadert zijn helden emotioneel en schuwt het sentiment niet, want niet inhoudt dat hij schmiert.

https://basiaconfuoco.com/2020/06/08/piotr-beczala-en-zijn-nieuwe-helden/

In English:

https://basiaconfuoco.com/2020/08/11/piotr-beczala-and-his-new-heroes/

10. Marcel Worms: Pianoworks by Jewish composers

Worms pianowerkem

Waar ik wel kapot van ben is het onweerstaanbare spel van de pianist. Marcel Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.

https://basiaconfuoco.com/2020/06/22/marcel-worms-ontfermt-zich-over-pianowerken-van-joodse-componisten/

In English:

https://basiaconfuoco.com/2020/07/12/marcel-worms-takes-care-of-piano-works-by-jewish-composers/

Manon-Premiere Oper Zürich 7.4.2019: Man hat schon Schlimmeres gesehen

Manon Zurich

Text Mordechai Aranowicz

 

Die Premiere von Jules Massenets Oper Manon am Opernhaus Zürich geriet zu einer etwas zwiespältigen Angelegenheit, bei der der Funke nicht so recht überspringen wollte. Das lag zum einen sicherlich am Dirigat von Marco Armiliato, der Massenets Musik wenig französisch, weitgehend spannungsarm, sowie farb- und leidenschaftslos abspulte. Im Mittelpunkt der Aufführung stand dagegen Piotr Beczala als des Grieux, dessen Auftritte an seinem einstigen Züricher Stammhaus selten geworden sind.

Beczala, der die Rolle 2011 bereits an der Met an der Seite von Anna Netrebko gesungen hatte, überzeugte rundum mit seinem in allen Lagen perfekt geführtem Tenor und charmantem Spiel, besonders in der Kirchenszene des dritten Aktes. Er versuchte, dem insgesamt sehr trägen Bühnengeschehen etwas Leben einzuhauchen. Dass Beczala dem des Grieux stimmlich  eigentlich bereits entwachsen ist, war bei einem Sänger, der demnächst den Radames in sein Repertoire aufnehmen wird, nicht anders zu erwarten.

Elsa Dreisig brauchte in der Titelrolle einige Zeit um stimmlich warm zu werden, überzeugte dann allerdings im Cours de la Reine-Bild mit glockenhellen Koloraturen, Darstellerisch blieb die Sängerin allerdings leider über weite Strecken blass.

Blass und stimmlich wenig präsent waren auch Yuriy Yurchuk als Lescaut, Eric Huchet als Guillot de Morfontaine und Alastair Miles als Comte des Grieux. Letzterer sang seinen Part  mit den Resten, seines einst so imposanten Basses.  Die übrigen Rollen waren insgesamt solide bis sehr gut besetzt.

Das am Premierenabend so wenig Stimmung aufkam lag auch an der Inszenierung von Floris Visser. Anders als bei zahlreichen Neuinszenierungen tat Visser dem Werk keine Gewalt an und überliess der Musik den Vorrang. Warum man jedoch, das Werk aus dem 18. Jahundert in die Enstehungszeit der Oper verlegen musste blieb unklar und erschien insgesamt ein eher willkürlicher Einfall, der nichts zum tieferen Verständnis der Oper beitrug.

Manon Zurich 1

Das Bühnenbild von Dieuweke van Reij war insgesamt funktional und machte es Dank Deckelung den Sängern akustisch einfach. Leider blieb dieser Rahmen jedoch insgesamt ziemlich stimmungslos, wozu auch die eintönige Lichtregie von Alex Brook verantwortlich war. Die auch von der Bühnenbildnerin entworfenen Kostüme waren zwar ästhetisch, grenzten die einzelnen Charaktere aber untereinander zu wenig ab, sodass gerade die Nebenrollen in den Massenszenen teilweise untergingen und man in diesen Momenten die Sänger in der Masse kaum wahrnahm. Hier wäre eine geschicktere Personenregie von Chor und Statisten wünschenswert gewesen.

Am Ende gab es für alle Beteiligten freundlichen Applaus, der nur für Elsa Dreisig und Piotr Beczala deutlich zunahm, beim Erscheinen des Regieteams dagegen deutlich abnahm. Buhrufe gab es jedoch keine.

Fazit: Diese Inszenierung ist zwar kein Ärgernis, aber auch nicht wirklich gut. Immerhin erhalten die Sänger der Hauptrollen genug Freiraum ihre Rollen zu gestalten, wobei sich das ganze Ensemble noch einspielen muss.

Trailer:

https://www.facebook.com/opernhauszuerich/videos/1773444599422066/

Die Lustige Witwe en The Merry Widow

DIE LUSTIGE WITWE

Witwe Gilfrey

De operette mag weer gezien en gehoord worden en zelfs in de deftigste opera huizen komt ze tegenwoordig op het repertoire voor. Vaak wordt er voor Die Lustige Witwe gekozen en niet zonder reden: dit is een prachtig werk, vol stervensmooie melodieën en geestige dialogen.

Helmuth Lohner, aanvankelijk een film- en toneelacteur en operettezanger legt zich de laatste jaren toe op het regisseren en dat doet hij voortreffelijk. Zijn uit 2004 daterende productie uit Zurich is zeer traditioneel, rijk aan kleuren en bewegingen, en zijn satirische karakterisering van de personages is zeer logisch.

Wel permitteert hij zich een kleine ‘aanpassing’: na het mannensextet ‘Wie die Weiber’ laat hij de  vrouwen een equivalent ervan zingen.

Aanvankelijk had ik een beetje moeite met de ietwat schrille Dagmar Schellenberg (Hanna), maar gaandeweg wordt zij alleen maar beter en revancheert zich met een perfect uitgevoerd Vilja-lied.

Rodney Gilfrey is een onweerstaanbaar charmante en sexy Danilo, Ute Gferer een kittige Valencienne en Piotr Beczala doet met zijn prachtige, lyrische tenor de goede oude tijden van een Kiepura herleven (Arthaus Music 100451)

THE MERRY WIDOW

Witwe Skovhus

Ja, het is in het Engels. So what? De ‘unvergessenliche süsse melodien’ klinken er niet minder mooi om. Deze productie van Franz Lehárs Die Lustige Witwe door de San Francisco Opera is gewoon wonderschoon.

The Merry Widow was in 2003 de laatste productie van Lotfi Mansouri, sinds meer dan veertig jaar het gezicht van de San Francisco Opera. Voor die gelegenheid werd een nieuwe Engelse vertaling van het libretto gemaakt, althans van de Franse versie ervan. Hierin speelt de laatste akte zich niet bij Hanna thuis, maar in het echte ‘Maxim’.

Mansouri ziet Hanna als een al wat rijpere vrouw, die gezongen dient te worden door een zangeres die Marschallin al heeft vertolkt. In dit concept past Yvonne Kenny, die hiermee haar roldebuut maakt, wonderwel. Ze beschikt over een schitterende charisma, haar stem is romig, fluwelig en betoverend.

Ook Bo Skovhus is een Danilo naar Mansouri’s hand: jeugdig en onweerstaanbaar aantrekkelijk. Zijn stem klinkt als een klok, hij is een begenadigd acteur en een voortreffelijke danser.

„Ik doe wat ik kan”, antwoordt hij op Hanna’s: „U danst goddelijk”. Nou, hij kan echt zeer veel en het verbaast me dus niet dat hij niet alleen dé Danilo maar ook één van de belangrijkste baritons van de laatste tien van de vorige en de eerste tien jaar van deze eeuw was geworden. De te zware rollen hebben zijn stem inmiddels een beetje aangetast maar hij blijft een belangrijke bühne-persoonlijkheid.

Angelika Kirschschlager en Gregory Turay excelleren als Valencienne en Camille, en ook de rest van de cast is voortreffelijk. Een wonderschone productie (Opus Arte OA 0836 D)

Kerst Operette-Gala’s uit Dresden

HEART’S DELIGHT. Piotr Beczała zingt operette