Saverio_Mercadante

Wereldpremière van Mercadante’s Francesca da Rimini

Tekst: Peter Franken

Paolo and Francesca da Rimini by Dante Gabriel Rossetti (1862)

Het verhaal van Francesca da Polenta en Paolo Malatesta is gebaseerd op personages uit de 13e eeuw. Een gangbare versie hiervan gaat als volgt: ‘Guido da Polenta was in oorlog met de familie Malatesta. Toen er vrede werd gesloten, wilde Guido deze consolideren door zijn dochter te laten huwen met de erfgenaam van de Malatesta’s, Giovanni Malatesta (Gianciotto), zoon van Malatesta da Verucchio, heer van Rimini. Giovanni was een dapper man, maar invalide en misvormd. Guido wist wel dat Francesca een huwelijk met Giovanni zou weigeren en daarom had hij de bruiloft zo georganiseerd dat Francesca dacht dat ze met Giovanni’s knappe broer Paolo (‘il bello’) zou trouwen.

William Dyce – Francesca da Rimini

Francesca werd verliefd op Paolo en had pas in de gaten dat ze met zijn broer was getrouwd de ochtend na de huwelijksnacht. Francesca en Paolo werden vervolgens verleid door het elkaar voorlezen lezen van het verhaal van ridder Lancelot en koningin Guinevere en werden minnaars. Hoewel Paolo gewoon met iemand anders trouwde duurde zijn affaire met Francesca een jaar of tien totdat Giovanni het stel uiteindelijk in Francesca’s slaapkamer betrapte en hen beiden vermoordde.’

Francesca da Rimini dateert uit 1831 en was Saverio Mercadantes 30e opera. De jonge componist stond in die tijd waarneembaar nog onder invloed van Rossini en Bellini en had Donizetti als directe rivaal voor de aandacht van het publiek. Zijn Francesca is een uitgesproken belcantowerk en in theatraal opzicht tamelijk gedateerd. De componist neemt werkelijk alle tijd voor de afwikkeling van de (beperkte) dramatische handeling waardoor de opera maar liefst 200 minuten duurt.

Door een samenloop van omstandigheden kwam het in 1832 niet tot een uitvoering en Francesca lag tot 2016 te wachten op het moment dat ze eindelijk aan de wereld kon worden getoond. De wereldpremière vond plaats tijdens het Festival della Valle d’Itria onder leiding van Fabio Luisi. Hij dirigeerde een festivalorkest (Orchestra Internazionale d’Italia) en het koor van de opera in Cluj-Napoca. De uitvoeringslocatie was de voorhof van het hertogelijk paleis in Martina Franca (Puglia).

Pier Luigi Pizzi was aangetrokken voor de regie en de kostumering. Het decor beperkte zich tot een plankier voor de wand van het paleis en een catwalk waarop de zangers tussen orkest en publiek in het nodige konden zingen. Feitelijk gebeurt er heel weinig in deze versie, het is vooral veel zang. Om die reden heeft Pizzi een ballet aan het koor toegevoegd en natuurlijk is ook zijn favoriete ballerina Letizia Giuliani van de partij.

Alle zangers, ook de koorleden, zijn gestoken in lange gewaden die flink wapperen de hele avond. Er moet wel een bries met windkracht 5 hebben gestaan. Gelukkig heeft dit geen invloed op de geluidskwaliteit, die is onberispelijk.

Francesca gaat in het rood, Paolo in het blauw en Lanciotto in zwartblauw met gele voering. Guido draagt een paarse mantel en Fez-achtige hoge hoed. Daarmee moet de toeschouwer het doen, de belichting is schaars en op een boekje en enkele zwaarden na zijn er ook geen rekwisieten. Francesca en Paolo zitten intiem op de grond elkaar voor te lezen uit Lancelot en Guinevere.

Paolo komt voor rekening van de indrukwekkend mooi zingende mezzo Aya Wakizono. De duetten met Francesca, een schitterende Leonor Bonilla, krijgen hierdoor nadrukkelijk een Aldagisa Norma tintje. Beiden zingen lang uitgesponnen teksten, feitelijk zoals in een barok opera, zonder veel ophef of gedoe. Pas als Paolo voor het klooster staat te zingen waaruit hij zijn Francesca op de valreep wil bevrijden is er sprake van Rossiniaanse opwinding. Niettemin blijft het wel degelijk boeien, de muziek is werkelijk oorstrelend en Luisi doet de partituur alle eer aan.

Tenor Merto Sungu neemt aanvankelijk wat teveel hooi op zijn vork met een serie geïmproviseerde coloraturen maar beperkt zich later tot de reguliere partij die al lastig genoeg is. Daarmee weet hij veel indruk te maken.

Bariton Antonio di Matteo weet acterend en zingend te overtuigen als Francesca’s vader Guido. Een opname van de (winderige) première is op Blu-ray uitgebracht door Dynamic.

Il Giuramento: a succession of such very beautiful melodies that you can’t help but listen

Giuramento

Some forty years ago, I paid a real fortune for those two badly copied cassette tapes of Saverio Mercadante’s Il Giuramento, recorded live in Vienna on September 9, 1979. And now that the Austrian broadcaster ORF is digging up one after the other live recorded opera from their archives and transferring them to CDs, this splendid opera also came on the market – for little money and in an excellent sound quality (Orfeo C 6800621).

Giuramento HUgo



Il Giuramento is, just like La Gioconda, based on Victor Hugo’s play ‘Angelo, Tyrant de Padoue’, but there is a world of difference between the two works. La Gioconda is a very passionate, at times overwhelming, opera and contains a selection of (over)famous arias. Think of ‘Suicidio’ or ‘Cielo e mare’. Il Giuramento is smaller and more intimate. Think of Bellini with a touch of early Verdi.

The whole opera is really nothing but a succession of the most beautiful melodies, which force you to listen without even wanting to sing along. Or it must be ‘Compita è ormai la giusta e terribil vendetta’, a beautiful aria sung with much melancholy and elan by Domingo.



Domingo rehearsed the role, which was completely new to him, in four days (!) and stepped in – after only one rehearsal – for the sick Peter Dvorsky. Who else would be capable of pulling this off?

Mara Zampieri, unlike many of her contemporary colleagues, had a very individual sound that you may or may not like, but you cannot not possibly confuse her with anyone else. Her silver-coloured, sensuous soprano blends in beautifully with the golden velvet of Agnes Baltsa (then still without the ugly register break that marred her later performances so much) and in ‘Oh! Qual nome pronunziaste’ their voices melt together into a wonderful unity that is so beautiful it hurts.

Didone Abbandonata als muzikale kennismaking met Mercadante

Tekst: Peter Franken

Naxos heeft een opname op dvd uitgebracht van Didone Abbandonata. Het betreft een voorstelling tijdens het Innsbruck Festival of Early Music in 2018. Muzikaal is dit vroege werk van Mercadante beslist de moeite waard, de regie van Jürgen Flimm is helaas een aanfluiting.

Saverio Mercadante was mij tot nu toe alleen van naam bekend. Hij is een van die veelschrijvers die tijdens hun leven veel succes genoten maar later min of meer in de vergetelheid zijn geraakt. Op zich is succes tijdens je leven natuurlijk het enige dat telt, wie zit er nu te wachten op een armoedig leven met pas roem na je dood. In dat opzicht heeft Mercadante met zijn ruim 50 opera’s het prima gedaan.

Didone dateert uit 1823 en was Mercadantes 12e opera, de eerste was uit 1820, iemand die snel werkte zogezegd. De jonge componist was in die tijd nog een uitgesproken Rossini epigoon, Didone zou gemakkelijk versleten kunnen worden voor een onbekend werk van zijn grote voorbeeld. Maar in zijn lange carrière ontwikkelde Mercadante duidelijk een andere muzikale stijl en vooruitstrevende dramatische opvattingen. Ik las daar het volgende over:

‘While composing Elena da Feltre (which premiered in January 1839) Mercadante wrote to Francesco Florimo, laying out his ideas about how opera should be structured. I have continued the revolution I began in Il giuramento: varied forms, cabalettas banished, crescendos out, vocal lines simplified, fewer repeats, more originality in the cadences, proper regard paid to the drama, orchestration rich but not so as to swamp the voices, no long solos in the ensembles (they only force the other parts to stand idle to the detriment of the action), not much bass drum, and a lot less brass band.’

Voor alle duidelijkheid, Elena da Feltre werd gecomponeerd toen Verdi’s eerste opera nog moest verschijnen. Het maakt Mercadante tot een missing link tussen Rossini en Verdi, of meer in het algemeen de componist die een grote bijdrage leverde aan het einde van belcanto als allesoverheersend genre.

In Didone is van dit alles nog niets te merken, zangtechnische hoogstandjes staan centraal en de herhalingen zijn niet van de lucht. Librettist Tottola heeft een eerdere versie van Metastasio als uitgangspunt genomen en daarmee zijn we ver verwijderd van Vergilius. Aan het thema ’ik moet gaan, ga niet, ik moet’ dat het emotionele touwtrekken tussen Dido en Aeneas bepaalt, is een extra variabele toegevoegd in de persoon van de Morenkoning Jarba uit Mauretanië die de hand van Dido opeist ongeacht of die indringer uit Troje nu wil vertrekken of niet. Het resultaat is een nogal chaotisch geheel met persoonsverwisselingen, duels, bedreigingen en op het einde de verwoesting van Carthago en Dido’s dood.

Het zal duidelijk zijn dat zoiets vraagt om een strakke regie, ter zake en zonder onnodige toevoegingen. Maar helaas is die wijsheid aan C niet besteed. Ondanks zijn zeer lange ervaring en hoge leeftijd kent Flimm nog immer het onderscheid niet tussen ‘leuk doen’ en humor. Hij volgt het libretto maar laat geen mogelijkheid onbenut de toeschouwer duidelijk te maken dat we deze flauwekul op het toneel vooral niet serieus moeten nemen. Daarbij wordt hij geholpen door het decor van Magdalena Gut die het kleine toneel van het Tiroler Landestheater nog verder heeft verkleind door er een draaitoneeltje op te plaatsen. Dit staat op zijn beurt weer op een verhoging waaromheen wat loopruimte vrij is gelaten.

Het draaitoneel staat volgepakt met onder meer een ruime zithoek, een grote kubus met een klein deurtje waardoor mensen op- en afgaan, een koelkast, koffers en reiskisten, kortom er is alles aan gedaan de loopruimte zoveel mogelijk te beperken. Dat wordt direct al pijnlijk duidelijk als het mannenkoor, overdreven knullig marcherende legionairs, opkomt en ze elkaar staan te verdringen in de minuscule vrije ruimte. Een ander attribuut dat de aandacht vraagt is een heuse knalrode betonmolen naast een paar metselende figuranten. Het kan niet op.

Die legionairs roepen associaties op met Laurel en Hardy in het Vreemdelingenlegioen maar dat is nu precies waar Flimm de plank misslaat. L&G zijn grootmeesters van de humor, Flimm komt niet verder dan pure knulligheid waar een beginnende amateurvereniging zich voor zou schamen.

Gelukkig wordt er goed gemusiceerd en dankzij de inbreng van maestro Alessandro de Marchi en de Academia Montis Regalis wordt de zangers een solide platform aangereikt waarop ze vocaal kunnen schitteren.

Tenor Carlo Vincenzo Allemano zet een uitstekende Jarba neer al moet hij zich als enige van de protagonisten zeer veel van Flimms eigengereidheid laten welgevallen. Zijn personage acteert aanvankelijk overdreven proleterig en tegen het einde is hij een dolgedraaide tiran die en passant Dido’s zus Selene verkracht, haar vertrouweling Osmida op gruwelijke wijze ombrengt en vervolgens Dido doodt nadat ze hem daarvoor heeft weten te doorsteken. Het kan Allemanno niet deren, hij slaat zich er op geweldige wijze doorheen.

Mezzo Katrin Wundsam is een voorbeeldige Enea, lankmoedig en trouw aan zijn vermeende opdracht. Hij weet als enige van de hoofdrolspelers te overleven, Flimm heeft het niet aangedurfd hem te laten verdrinken of iets dergelijks.

De Didone van Viktorija Miskunaité blijft geen moment bij haar directe tegenspeler achter. Het hoogtepunt van de voorstelling komt aan het begin van de tweede akte in ‘Idol mio’, het grote duet van deze twee die elkaar maar niet kunnen loslaten. Gelukkig heeft Flimm weinig vat op hun spel al probeert hij Dido wel een beetje belachelijk te maken door haar in het begin weg te zetten als een verveelde tiener, gekleed in een bruidsjurk haar nagels lakkend. Niet echt het toonbeeld van een zelfbewuste koningin.

Ik weet nu wat meer over Mercadante en zijn plaats in de operageschiedenis. In dat opzicht heeft deze dvd mij een goede dienst bewezen. Maar een cd was ook wel toereikend geweest.

Il Giuramento: een aaneenschakeling van de mooiste melodieën, die je dwingen te luisteren

Giuramento

Daar heb ik zo’n vijfendertig jaar geleden werkelijk een vermogen voor betaald, voor de twee slecht gekopieerde cassettebandjes met Il Giuramento van Saverio Mercadante, op 9 september 1979 live opgenomen in Wenen. En nu de Oostenrijkse Omroep ORF de een na de ander live opgenomen opera uit hun archieven opdiept en op cd’s overzet, kwam ook deze prachtopera –  voor weinig geld en in een voortreffelijke geluidskwaliteit – op de markt (Orfeo C 6800621).

Giuramento HUgo

Il Giuramento is, net als La Gioconda, gebaseerd op het toneelstuk ‘Angelo, tyran de Padoue’ van Victor Hugo, maar tussen beide werken zit een wereld van verschil. ‘La Gioconda’ is een zeer gepassioneerde, bij vlagen overweldigende opera en bevat een keur aan (over)bekende aria’s. Denk aan ‘Suicidio’ of ‘Cielo e mar’. Il Giuramento is kleiner, intiemer. Denk aan Bellini met een vleugje vroege Verdi.

De hele opera is eigenlijk niet anders dan een aaneenschakeling van de mooiste melodieën, die je dwingen te luisteren zonder mee te willen zingen. Of het moet ‘Compita è ormai la giusta e terribil vendetta’ zijn, een pracht van een aria met veel weemoed en elan gezongen door Domingo

Domingo heeft de voor hem geheel nieuwe rol in vier dagen (!) ingestudeerd en was – na maar één repetitie – voor de zieke Peter Dvorsky ingesprongen. Doe het hem na!

Mara Zampieri had, in tegenstelling tot veel van haar hedendaagse collega’s een zeer eigen geluid waar je wel of niet van kon houden, maar je kon haar onmogelijk met een ander verwarren. Haar zilvergekleurde, zinnelijke sopraan mengt prachtig met het gouden fluweel van Agnes Baltsa (toen nog zonder de lelijke registerbreuk die haar latere optredens zo ontsierde) en in  ‘Oh! Qual nome pronunziaste’ smelten hun stemmen samen tot een prachtige eenheid, die zo mooi is dat het pijn doet.