Andrea_Breth

Die Fledermaus en La traviata als een tweeluik

Die Fledermaus en La traviata werden in december 2012 als een soort tweeluik gepresenteerd in de Munt

                                                                          ©: BC / De Munt

“Het is allemaal de schuld van de champagne”, zingen ze aan het eind van Die Fledermaus, de onweerstaanbare operette van Johann Strauss. Daarna slikken ze een paar aspirientjes en alles lijkt opgelost. Daarvóór hebben ze een nacht vol verwikkelingen gehad, hebben ze zich voor iemand anders voorgedaan en zijn ze vreemdgegaan, hebben ze gefeest en gedanst. Eind goed al goed? Of misschien toch niet?

De champagne, die vloeit ook rijkelijk op de feesten in La traviata. Ook daar wordt uitgebreid gefuifd en ‘amuseert’ men zich. Maar hoe bitter is het einde. In La traviata kun je het zelfs met een emmer vol aspirientjes niet redden. Er valt simpelweg niets meer te redden.

Bestaat er dan een link tussen de twee zo onverenigbare opera’s? Nee, natuurlijk niet. Maar in Brussel werd er toch een kleine link gelegd. Het zette mij aan het denken en liet mij nieuwe aspecten van beide werken zien.

Guy Joosten © Filip Vanroe 

Het is de onvolprezen Guy Joosten, de regisseur van de semiscenische Fledermaus, die de link heeft gemaakt, door in zijn waanzinnig goede, leuke, geestelijke enscenering ook ‘symbolen’ uit de nieuwe productie van Traviata te verweven.

DIE FLEDERMAUS

De bühne was veranderd in een balzaal met kristallen kroonluchters, goud, glitter en feeëriek van licht. De feestvierders (het koor en de figuranten, gestoken in avondkleding) waren gezeten aan tafeltjes met champagne. Een duidelijke knipoog naar de beroemde ‘Mecenaatsdiners’ in De Munt.

Joosten liet het orkest op het podium plaatsnemen en liet de actie op het voortoneel plaatsvinden. Met een sofa, een kaptafel en een fauteuil creëerde hij een decor voor zowel de salon van de Eisensteins als het kamertje van Adele, het paleis van Orlofsky en de gevangenis.

De rol van de gevangenisbewaarder Frosch – hier neergezet als theaterwachter en oud-rekwisiteur – werd gespeeld door Georg Nigl. Hij leverde zeer vermakelijk commentaar op alles wat zich op de bühne afspeelde (de geheel nieuwe dialogen waren van de hand van de regisseur). Een steeds terugkerend klein meisje met een pot chocoladepasta in haar handjes geklemd – een verwijzing naar het met chocolade besmeurde gezicht van een jong meisje in La traviata – werd gesommeerd ‘morgen terug te komen’.

Ook het operawereldje van nu werd niet gespaard en Brussel met haar controversiële producties moest het eveneens ontgelden. “Dat was onder Mortier niet mogelijk geweest”, was één van de quotes.

Ondanks dat de voorstelling geplaagd werd door afzeggingen, werd er ontegenzeggelijk goed gezongen. De voor Thomas Johannes Mayer ingesprongen Dietrich Henschel liet zien dat hij ook over humor en danstalent beschikt en al prefereer ik een iets lyrischer Eisenstein, hij wist mij volledig te overtuigen.

Bernarda Bobro (Adele) verving Danielle de Niese met allure en de als ziek aangekondigde Ivan Ludlov was een goede Falke. Andrea Rost was een meer dan vurige Rosalinde en samen met de even vurige Alfred (Pavol Breslik) zorgden ze voor veel ‘liefdesvermaak’ (wat een legato heeft de jonge Slovaak!).

Twee zangers sprongen er echter voor mij uit: de jonge Belgische bariton Lionel Lothe (Frank) en Tania Kross (Orlofsky). Hoogzwanger, hooggehakt en vermomd als een soort Lady Gaga was zij helemaal in haar element.

Het orkest (dirigent Ádám Fischer) speelde aanvankelijk aarzelend, maar halverwege kwam de vaart er in en de Czardasz spetterde de zaal in. Maar ja, met de Hongaren verwacht je niet anders…

Die Fledermaus
Dietrich Henschel, Andera Rost, Bernarda Bobro, Pavol Breslik, Ivan Ludlof, Lionel Lothe, Tania Kross, Georg Nigl e.a.
Symfonieorkest en koor van de Munt olv Ádám Fischer
Regie: Guy Joosten

LA TRAVIATA

                                                                               foto: Bernd Uhig

Voor aanvang van de matinee van La traviata kregen we een foldertje in de hand, waarin Peter de Caluwe, de intendant van de Munt, ons vertelde 100 procent achter zijn regisseur (Andrea Breth) te staan, ondanks alle commotie en zelfs scheldpartijen.

De productie heette scandaleus te zijn, maar wie Salome van Konwitschny in Amsterdam overleefd heeft (om nog maar te zwijgen over Calixto Bieito), die overleeft alles.

Zelf vond ik de productie voornamelijk saai en de orgiescène miste voor mij alle logica, want hoe kan je verontwaardigd worden op een man die geld voor de voeten van zijn geliefde smeet als je even daarvoor met vrouwen (plus een jong meisje) alles gedaan had wat kon en absoluut niet kon?

Dankzij Carole Wilson (wat is de vrouw voortreffelijk) groeide Annina uit tot één van de hoofdrollen. Hoe zij veranderde van een irritante oude zuiplap tot een zeer menselijke vriendin, die in haar toewijding voor de zieke Violetta heel erg ver ging, was niet minder dan een prestatie.

Simona Šaturova (Violetta) werd ziek gemeld. De eerste akte zong ze dapper door, maar na de pauze moest zij vervangen worden. Ze acteerde de rol nog wel verder, maar het zingen moest ze aan haar Roemeense collega Ana-Camelia Stefanescu overlaten.

Sébastien Guèze zette een fantastische Alfredo neer – een echte jonge hond, vol emoties en verlangen. De, ook letterlijk mooie Fransman overtuigde niet alleen met zijn fantastisch acteertalent, maar ook met zijn zang. Zijn noten waren dan niet altijd even zuiver maar hij beschikt over een aantrekkelijk timbre en een goede stemvoering.

Scott Hendricks (Germont) vond ik teleurstellend. Hij miste het legato van een echte Verdi-bariton, maar het moet gezegd worden dat hij ook niet geholpen werd door de dirigent. Ádám Fischer nam zeer rare, veelal te langzame tempi. Soms stond de muziek gewoon stil. Hij dirigeerde hoekig en toonde zich niet meer dan een bekwame kapelmeister. En vergis ik mij of hoorde ik een paar valse noten in ‘Un dì felice’?

Simona Šaturova/Ana-Camelia Stefanescu, Scott Hendricks, Carole Wilson e.a.
Symfonieorkest en koor van de Munt olv Ádám Fischer
Regie: Andrea Breth

De Speler in Amsterdam 2013: schitterende zang in een saaie productie, december

Sara Jakubiak (Polina), John Daszak (Aleksej Ivanovitsj)

Sara Jakubiak (Polina)  & John Daszak (Aleksej) © Bernd Uhlig

Voor een doorsnee operaliefhebber is De Speler van Prokofjev niet meer dan een naam. Geen wonder. Met zijn ingewikkelde en deprimerende verhaal, onsympathieke personages, nerveuze ritmes en weinig herkenbare melodieën behoort de opera niet tot het standaardrepertoire en wordt maar mondjesmaat opgevoerd.

Zelf vind ik het jammer: ik vind het libretto uitermate boeiend en de muzikale taal, waarmee de componist de inhoud wist te ondersteunen bevalt mij zeer. De Nationale Opera in Amsterdam kon mij dan ook geen groter plezier doen dan de opera te programmeren en mijn verwachtingen waren hoog gespannen.

The making of:

Ik werd niet teleurgesteld, maar …. misschien toch een beetje? Na de meer dan enthousiaste verhalen die mij na generale hebben bereikt had ik een absoluut volmaakte voorstelling verwacht en dat was het niet.

Allereerst was er de regie. Toen kende ik Andrea Breth alleen van La Traviata in Brussel, die ik voornamelijk langdradig vond. Ook bij de première van De Speler  raakte ik niet onmiddellijk geboeid, zeker niet in de eerste helft van de voorstelling. Het was allemaal een beetje voorspelbaar, braafjes, saai.

despeler_067

Sara Jakubiak, John Daszak, Gordon Gietz, Pavlo Hunka © Bernd Uhlig

Breth bleef trouw aan de muziek en het libretto, en dat was een grote plus. De personages en hun handelingen waren herkenbaar en je hoefde je hoofd niet te pijnigen over verborgen concepten. Maar er zat geen vaart in en ik miste de verfijning in de personenregie.

Maar Breth (en haar hele artistieke team – de geweldige decors van Martin Zehetgruber mogen absoluut niet onvermeld blijven) revancheerde zich met een buitengewoon spannende laatste akte. De reusachtige roulettetafels, door een vernuftig gebruik van spiegels nog prominenter aanwezig, bepaalden het beeld en je waande je lotgenoot van de kroelende en door elkaar schreeuwende, aan waanzin bezweken mensenmassa. Sterker nog: opeens was je Aleksej zelf en wilde alleen maar doorgaan. Buitengewoon sterk.

Scène uit De speler (vierde akte)

© Bernd Uhlig

De scène in de hotelkamer van Aleksej ontroerde mij. Daar toonde de regisseur hem op zijn zwakst. Op het moment dat hij Polina in de kamer ontwaarde, veranderde hij van een bezeten psychopaat in iemand met zowaar menselijke gevoelens, al was het maar voor even.

John Daszak (Aleksej Ivanovitsj), Sara Jakubiak (Polina)

John Daszak (Aleksej) en Sara Jakubiak (Polina) © Bernd Uhlig

Ik moet bekennen dat ik grote moeite had met de invulling van de hoofdrol. John Daszak is een kanjer van een zanger en een echt theaterdier. Hij is begenadigd met een volumineuze en wendbare tenor, een indrukwekkend postuur, enorme toneelpersoonlijkheid en een charisma van hier tot Tokyo. Heb je hem ooit gezien, dan vergeet je hem nooit. Maar dat zijn allemaal eigenschappen die hem, volgens mij, juist ongeschikt voor de rol van de schizofrene Aleksej maken. Hij was te sterk, te aanwezig, te zeker van zichzelf. Nergens bespeurde ik de verscheurende twijfel, de angst en onzekerheid. Bovendien was hij zichtbaar te oud (Aleksej is maar 25!) Toch moet ik mijn hoofd buigen voor zijn enorme prestatie.

(meer…)