Christopher_Ventris

Palestrina van Pfitzner is een mooi alternatief voor Strauss

Tekst: Peter Franken

Pfitzner (1869-1949) schreef zes opera’s waarvan de vijfde hem blijvende bekendheid heeft opgeleverd. Zeer overtuigd van zijn eigen kunnen en prominentie zag hij zichzelf als de grootste Duitse componist van zijn tijd. Probleem was echter dat velen die kwalificatie eerder aan Richard Strauss, zijn vijf jaar oudere collega toedachten.

Die vijfde opera was Palestrina waaraan Pfitzner werkte tussen 1909 en 1915. Het werk had in 1917 in München première. In 2009 ging er een nieuwe productie van deze opera bij de Bayerische Staatsoper in de regie van Christian Stückl met decor en kostuums van Stefan Hageneier. Een opname is uitgebracht op Blu-ray.


Pfitzners magnum opus heeft eenzelfde lengte als bijvoorbeeld Die Walküre en dat is niet de enige reden dat de componist wel eens werd weggezet als een epigoon van de oude meester. Palestrina kent zeer veel lange dialogen en monologen die de luisteraar nolens volens doen denken aan Die Meistersinger von Nürnberg met de titelheld in de rol van Sachs. Voor andere personages met veel tekst blijven dan vergelijkingen met Beckmesser, David en Walther over.

Maar muzikaal doet Pfitzners idioom vooral denken aan Strauss, een overeenkomst waar geen van beide heren mee ingenomen zal zijn geweest. De dialogen tussen sopraan en mezzo in de eerste akte zijn je reinste Strauss, al krijg ik vooral associaties met Arabella en Zdenka, muziek van veel later datum dan Palestrina. Echter ook Der Rosenkavalier schemert hier en daar door als de ‘Meistersingers’ concurrentie krijgen van Ochs. Al met al is het prettige muziek om naar te luisteren al is de tekst nogal langdradig.

Pfitzners heeft duidelijk geen keuze kunnen maken waarover hij wilde schrijven. In eerste aanleg gaat het over de componist Palestrina die gedwongen wordt door de kardinaal Borromeo om een nieuwe mis te schrijven in het bestaande polyphone idioom. Dit om het tij te keren dat zijn oorsprong vond in het Concilie van Trente waarin al min of meer was besloten die nieuwlichterij in de ban te doen en terug te keren tot het Gregoriaans.

Pfitzner zelf zag met lede ogen de opmars van atonale muziek, hem een gruwel, om van serialisme niet te spreken. Het kon toch niet zo zijn dat componisten niet meer tonale muziek konden schrijven omdat het door de ‘modernen’ in de ban was gedaan? Palestrina’s keuze voor polyphonie is de pendant van Pfitzners keuze voor tonale muziek waarbij beiden in hun beleving tegen de stroom in moesten roeien.

Als Palestrina zich beroept op gebrek aan inspiratie, gevolg van het overlijden van zijn vrouw, stelt Borromeo dat hij gods stem niet meer hoort en laat hem wegens ketterij of een ander voorwendsel gevangen zetten, in de hoop hem zodoende tot componeren te dwingen.

Gelukkig hebben engelen de nacht ervoor snel even die mis op papier gezet en als Palestrina wakker wordt denkt hij al die bladmuziek zelf in een nachtje te hebben geschreven. Zijn zoontje Ighino en de leerling Silla weten bijtijds het manuscript in veiligheid te brengen voor Borromeo’s ordedienst de componist komt halen. Later blijkt dat Ighino de mis in handen heeft gespeeld van een afgezant van de paus en als die enthousiast is over deze nieuwe mis is de polyphonie ‘gered’.

Op zich is dat voldoende stof voor een complete opera maar Pfitzner heeft er een karikaturale beschouwing van het Concilie van Trente als tussenakte aan toegevoegd. Op zich bij vlagen onderhoudend met grote namen als Michael Volle en John Daszak als pauselijke legaten en een heel leger aan andere prelaten maar feitelijk niet meer dan een tussenspel.

Het kleinzielige verloop van de besprekingen wordt op de hak genomen, de tegenstellingen uitgelicht, maar de casus belli is uiteindelijk niet meer dan de muzikale stijl van de mis. De keizer en Borromeo willen polyphonie, de paus Gegoriaans. Palestrina moet door een meesterstuk de polyphonie redden en zowaar wordt zijn naam tweemaal genoemd in deze akte die meer dan een uur duurt. De sessie eindigt in een pandemonium.


De personages zijn overwegend wit geschminkt met als enige uitzondering Palestrina en de Spaanse dwarsligger graaf Luna, woordvoerder namens de koning. Belichting en kostuums worden gekenmerkt door felle kleuren: hard groen, magenta. Het decor kleurt mee door passende belichting. Al met al een leuk spektakel om naar te kijken al valt het niet mee om steeds bij de les te blijven.

Christopher Ventris is een solide Palestrina, Claudia Mahnke een prima Silla en Christiane Karg speelt en zingt Ighino als een liefhebbende dochter in plaats van zoontje. Het klinkt er niet minder mooi om.

Falk Struckmann geeft gestalte aan kardinaal Borromeo die zich later met Palestrina komt verzoenen. Zijn reputatie stond op het spel, dus moest hij wel hard zijn.

Simone Young heeft de muzikale leiding, mooie prestatie.

Trailer:

Een oude Makropulos uit Glyndebourne

Tekst: Peter Franken

Vĕc Makropulos (De zaak Makropulos) was de voorlaatste opera die Leoš Janáček componeerde. Dit werk uit 1926 gaat over een vrouw die al 300 jaar leeft, dankzij een soort toverdrank. Om geen argwaan te wekken verandert ze regelmatig van identiteit. Haar oorspronkelijke naam is Elina Makropulos en in het verleden heeft ze aliassen gebruikt zoals Eugenia Montez, Ekaterina Myshkin en Ellian McGregor, dus steeds met de intialen E.M. Haar huidige naam is Emilia Marti.

De handeling speelt zich af rond een vergeefse poging van Marti om het oorspronkelijke recept van het elixer in handen te krijgen. Ze heeft het op diens aandringen een kleine 100 jaar eerder aan haar toenmalige minnaar Baron Prus in bewaring gegeven. Na ruim drie eeuwen moet het effect ververst worden. Maar uiteindelijk verliest ze haar drive en geeft ze toe aan de apathie die een ‘eindeloos’ leven onherroepelijk genereert.

Centraal in de handeling staat die affaire die ze ooit heeft gehad met Prus en de buitenechtelijke zoon die daaruit is voortgekomen. De strijd om de nalatenschap van de baron heeft tot een slepende kwestie geleid die al bijna een eeuw gaande is. Inmiddels gaat het tussen de nazaten van Prus en die van de bastaard die de naam MacGregor draagt, naar die van zijn moeder Ellian MacGregor.

In 1995 stond het werk in Glyndebourne op het programma, een productie van Nikolaus Lehnhoff en Tobias Hoheisel. Het toneelbeeld is onberispelijk: alles getuigt van de jaren ’20 waarin de handeling zich afspeelt. Een chaise longue die zo maar uit Haus Tugendhat in Brno geleend zou kunnen zijn, authentieke kostuums en een over the top uitmonstering van Emilia Marti als ze van het toneel afkomt na haar optreden, ze ziet eruit als een pauw. Ook de diverse ruimtes, het advocatenkantoor van Dr. Kolenatý, back stage in de opera en een hotelkamer in de derde akte zijn geheel periodegetrouw ingericht. Eigenlijk is alles en iedereen levensecht, behalve die 337 jaar oude dame die de boel op stelten komt zetten.

Marti is jong gebleven en weet bijna elke man met gemak te reduceren tot iemand met de weerbaarheid van een pakje boter dat in de zon heeft gelegen. Dat is een kwestie van looks and fame en daarover beschikt ze in ruime mate. Haar gedrag is onprettig, ze schoffeert alles en iedereen en als backstage de mannen hun opwachting komen maken roept ze na de tweede gewoon ‘de volgende’. Het is vooral cynisme dat haar personage heeft gevormd tot wat het nu is. Dat de zoon van Prus zelfmoord om haar pleegt laat haar koud, is niet haar verantwoordelijkheid.

Kim Begley is zeer overtuigend in de rol van Albert Gregor die zonder het te beseffen in de ban raakt van zijn bet-bet-overgrootmoeder. Christopher Ventris zien we als Prus’ onfortuinlijke zoon die zichzelf van het leven berooft nadat Marti hem heeft weggestuurd ten faveure van zijn vader. Mooie kleine rol ook van Manuela Kriscak als zijn verloofde Kristina, die op haar beurt ook door Marti was platgewalst. ‘Ik kan maar beter stoppen met zingen want zo goed als zij wordt ik nooit’. Bij haar was het een artistieke betovering, geen seksuele.

Dr Kolenatý komt voor rekening van Andrew Shore en Baron Prus wordt vertolkt door Victor Braun, degelijke prestaties. Prus voelt zich bekocht als hij in ruil voor seks aan Marti de envelop laat waarin de formule van het elixer zit. Alsof ik met een lijk naar bed ben geweest. Marti lacht hem uit, je hebt gekregen waar je om vroeg, afspraak is afspraak.

De rol van Emilia Marti is in handen van Anja Silja en dat is een minder gelukkige keuze. Vocaal weet ze zich vrij goed staande te houden, hoewel dat tegen het einde nog maar net lukt. Maar ze kan geen moment overtuigen als een vrouw die mannen om haar vinger weet te winden. Silja is hier pas 55 jaar maar oogt 20 jaar ouder. Dat past op zich wel bij haar echte leeftijd, een oudere vrouw in de rol van een eeuwenoud persoon, maar staat haaks op hoe ze in de tekst wordt gepresenteerd en welk effect ze op haar omgeving heeft.

Anja Silja in de finale:

Wat de productie de moeite waard maakt is het totaalbeeld, over de hele linie goede prestaties van de zangers en een wonderschoon decor met oog voor details. En laten we vooral ook de inbreng van het London Philharmonic Orchestra niet vergeten.

Andrew Davis heeft de muzikale leiding.

https://my.mail.ru/video/embed/1180832194961092148

discografie: https://basiaconfuoco.com/2017/02/05/vec-makropoulos/

(meer…)

Lady Macbeth of Mtsensk. Discografie.

lady-boek

Lady Macbeth van Mtsensk van N.S. Leskov. Illustratie  B.M. Kustodiyev

Het had een vierluik moeten worden, een operatetralogie gewijd aan de positie van de vrouw in Rusland in verschillende tijdperken. Een Sovjet-Russische Ring des Nibelungen, waarvan Lady Macbeth van Mtsensk een soort Rheingold zou zijn. Maar helaas, het mocht niet zo zijn. Al had aanvankelijk niemand het naderende onheil kunnen vermoeden.

lady-macbeth-premiere

Affiche van de prèmiere. Courtesy QED

De première op 22 januari 1934 in het Maly Theater in Leningrad was een geweldig succes, en twee jaar lang werd de opera, zowel in Leningrad als in Moskou, een paar keer per week opgevoerd. Ook in het buitenland maakte de opera furore: na Cleveland volgde de New York City Opera, en daarna Stockholm, Praag en Zürich.

Tótdat Stalin een voorstelling in januari 1936 bezocht en deze vroegtijdig verliet. De volgende dag verscheen in Pravda een artikel onder de kop ‘Chaos in plaats van muziek’. Het werd ondertekend door een zekere Zaslavski, maar volgens Sjostakovitsj werd het door Stalin zelf geschreven. De opera werd onmiddellijk van de programma’s geschrapt en de componist kreeg het etiket ‘volksvijand’ opgeplakt.

lady-krant

Na de dood van Stalin herzag Sjostakovitsj zijn opera, en onder een nieuwe titel, Katerina Ismailova, werd hij in 1963 in Moskou voor het eerst opgevoerd.

Sjostakovitsj hield van zijn heldin. Tegen Solomon Volkov bekende hij: „Hoewel Jekaterina Lvovna een moordenares is, is ze als mens nog niet verloren. Haar geweten kwelt haar, ze blijft denken aan de mensen die ze gedood heeft. Ik heb sympathie voor haar. […] Ik wilde een vrouw laten zien die veel hoger staat dan alle mensen om haar heen. Want om Jekaterina heen zijn alleen maar schurken. Zij leeft als in een gevangenis en zo lijdt ze al vijf jaar.”

„Haar leven is triest en oninteressant. Maar dan komt de liefde, een grote hartstocht. En het blijkt dat die hartstocht haar een misdaad waard is. Het maakt immers niets uit, een ander leven heeft voor haar geen zin.” (Uit Getuigenis. Herinneringen van Dimitri Sjostakovitsj.)

De opera, over het tragische lot van Katerina, die na het trouwen met een rijke koopman in een soort gevangenis belandt, waaruit zij door haar gepassioneerde liefde voor Sergei meent te kunnen ontsnappen en in een ijskoude rivier in Siberië haar leven beëindigt, is een mix van tragedie en satire, ernst en humor, lyrische melodieën en – ja, inderdaad – chaos.

Met een duizelingwekkend tempo verandert de sfeer van ontroerende melancholiek (Katja’s klaagzang ‘Zherebyonok k kob’lke toropotsa’) in seksueel geladen (verleidingsscène), om in daadwerkelijk pornografische klanken te eindigen – het is Sjostakovitsj gelukt om ‘de daad’ door muziek tot in de details te beschreven.

GALINA VISHNEVSKAYA, 1978

lady-ros

Kort na de dood van de componist heeft zijn vriend, de cellist en dirigent Mstislav Rostropovitsj, de oorspronkelijke partituur van Lady Macbeth gevonden. In 1978 werd de opera voor het eerst integraal opgenomen (Warner 0825646483204). Rostropovitsj dirigeerde en de hoofdrollen werden vertolkt door de best mogelijke zangers uit de Russische traditie.

Galina Vishnevskaya is een fenomenale Katerina. In haar interpretatie hoor je het hele gamma aan emoties en karakterontwikkelingen van haar personage. Zij is verveeld, verliefd en gepassioneerd, en haar wanhoop aan het eind is levensgroot.

Nicolai Gedda zet een zeer aantrekkelijke en mannelijke Sergei neer en Dimiter Petkov en Werner Krenn zijn aan elkaar gewaagd als vader en zoon Ismailov. Robert Tear is (zoals altijd trouwens) bijzonder overtuigend in zijn karakterrol als de sjofele arbeider en alleen Birgit Finnila (Sonyetka) klinkt voor mij iets te ouwelijk.

Rostropovitsj dirigeert met oog voor alle details en benadrukt de contrasten. Al met al: een betere cd-opname is ondenkbaar. Niet dat u een keuze hebt: de enige echte concurrent op cd, een DG-opname (4375112) met Maria Ewing en Sergei Larin onder leiding van Myung Whun Chung, is inmiddels vervallen.

NADINE SECUNDE, Barcelona, 2002

lady-dvd

Bij EMI (5997309) is  een productie uit Barcelona (mei 2002) op dvd verschenen, die op zijn minst overtuigend te noemen is. De regie is in handen van een voormalig acteur uit Noorwegen, Stein Winge, die er een zeer aangrijpend, voornamelijk persoonlijk drama van heeft gemaakt.

De aankleding past bij de ontstaanstijd van de opera. De bühne wordt gedomineerd door een reusachtig bed, dat al bij de eerste maten van de muziek prominent in beeld is gebracht. Daarboven een venster met wolken, te hoog om er doorheen te kijken, en te hoog om er uit te ontsnappen. Goede vondst.

Katerina’s arioso:

De enscenering is vrij realistisch zonder dat het vulgair wordt. De vrijscène is bijzonder mooi in beeld gebracht. Katerina knoopt de eindeloze lakens aan de poten van het bed vast, waardoor een soort zee ontstaat. Daar verdwijnen zij en Sergei onder, en het commentaar wordt aan de muziek (en onze eigen verbeeldingskracht) overgelaten, wat zeer suggestief is.

Nadine Secunde is een prima Katerina, zeer geloofwaardig en zowel vocaal als scenisch bijzonder overtuigend. Christoper Ventris lijkt geboren voor de rol van Sergei: bijzonder aantrekkelijk en zeer macho maakt hij zijn reputatie waar dat geen enkele vrouw hem kan weerstaan.

Ook de rest van de bezetting is fenomenaal. De meeste indruk maakt op mij de oudgediende Yevgeny Nesterenko in de kleine rol van de oude dwangarbeider.

En toch blijf ik met een kanttekening zitten: het einde van de opera. Ik ga het u niet verklappen, maar het is anders dan in het libretto (voor de zoveelste keer al). Waar komt toch de nieuwe mode vandaan om het eind van de opera te veranderen?

EVA-MARIA WESTBROEK, Amsterdam, 2006

lady-eva
In oktober 2006 maakte Eva-Maria Westbroek haar alom bejubelde debuut in het Royal Opera House in Londen als Katerina Izmailova. Er werd zelfs van ‘één van de belangrijkste debuten in Covent Garden ooit’ gesproken.

lady-roh

Eva-Maria Westbroek (Katerina) en Christopher Ventris (Sergei) in de productie in het ROH

Maar wij, de Nederlandse operaliefhebbers, wisten het al, want tijdens het Holland Festival in juni 2006 debuteerde Westbroek in dezelfde rol bij de Nederlandse Opera, in een voorstelling die alleen maar overenthousiaste reacties heeft gekregen.

Met de productie maakte ook Martin Kušej, een niet onomstreden Oostenrijkse operaregisseur, zijn debuut in ons land. In zijn concept zijn seksualiteit en macht nauw met elkaar verbonden en is de opera een verschrikkelijke afgrond, die alleen maar met woorden als orgasme en doodslag kan worden omschreven.

Katerina leeft in een glazen kooi met honderd paar schoenen, bewaakt door honden en omgeven door modder. Haar verlangen naar liefde en geborgenheid wordt nooit bevredigd, want wat Sergei voor haar in petto heeft is pure seks, zonder enige genegenheid.

De muzikale mix van tragedie en satire, ernst en humor, lyrische melodieën en harde porno werd door Kušej scenisch perfect uitgebeeld, wat door het fenomenaal spelende Concertgebouworkest onder leiding van Mariss Jansons alleen maar werd versterkt. Als bonus krijgt u een buitengewoon interessante ‘the making of’-documentaire (Opus Arte OA 0965).

GLORIA LANE, Rome, 1976

LANE/COCHRAN/NURMELA/CHOKALOV/ - Shostakovich: Katerina Ismailova (revised  version of Lady Macbeth of the Mtsensk District) - Amazon.com Music


Van Katerina Ismailova, de uit 1963 stammende bewerking van Lady Macbeth, bestaat bij mijn weten maar één opname, op het budgetlabel Opera D’Oro (OPD 1388). Het is een RAI-opname van een uitzending op 29 mei 1976 in Rome.

De verschillen met het origineel vallen bij de eerste maten meteen al op: het is milder, zonder de bijtende ironie, met meer melancholie en droefenis. De grootste verschillen zitten in de intermezzi. Zo is het eerste door totaal andere muziek vervangen. Ook in de grote verleidingsscène is het gros van de muziek gesneuveld en zijn vrijwel alle hoge noten uit de muziek van Katerina verdwenen.

De uitvoering, onder leiding van Yuri Ahronovich, is zeer zeker adequaat, al heb ik moeite met de Sergei van William Cochran. Het kan aan mij liggen, maar zijn tenor ervaar ik eerder als geknepen dan als sexy. In de hoofdrol alweer zo’n vergeten grootheid van vroeger: Gloria Lane. Haar Katerina is zeer dramatisch en vol van passie.


Tot slot: op Philips is ooit de zeer interessante documentaire Shostakovich against Stalin van Larry Weinstein uitgebracht (Philips 0743117) met zeer veel historische beelden en nog meer muziek:

Parsifal. Een selectieve mini discografie

parsifal-de-verzoeking

Arthur Hacker: The Temptation of Sir Percival

Ik denk niet dat ‘Parsifal’ de moeilijkste Wagner-opera is om te zingen, althans niet voor de tenor. Oké, het eeuwenlang durende duet tussen Kundry en de titelheld vereist enorme uithoudingsvermogen, maar vergelijk het maar met een Siegfried of een Tristan!

Het is wel een zware klus voor een regisseur, want hoe moet je omgaan met de symboliek waar het werk bijna onder bezwijkt? Ga je het helemaal tot op het bot “strippen” om alle sentimentaliteit uit de weg te gaan of ga je juist voor het tegenovergestelde en gooi je er nog een steentje bovenop?

DVD’S

Stephen Langridge

Print

Van de op de IC-afdeling van een ziekenhuis opgenomen Amfortas, die vastzit aan allerlei slangen en infusen kijk ik echt niet op. Een kale Kundry? Gaap. Al zo vaak gezien. Dat haar haar groeit naarmate de opera vordert? De wonderen zijn blijkbaar de wereld nog niet uit. Dat er vrouwen rondlopen, terwijl wij het met een zeer strikte “men only” sekte te maken hebben … ach.

Alles wat je in deze Parsifal, in 2013 opgenomen in Londen, te zien krijgt, heeft niets met het libretto te maken. Maar dat is onderhand niets nieuws meer.

Stephen Langridge ontdoet het verhaal van al zijn Christelijke symbolen en brengt het naar de gewone wereld van gewone stervelingen, zegt hij. Zelf heeft hij over “humaniseren”. Eén ding moet hij mij dan uitleggen: wat doet dan de in een lendendoek gestoken jongeling, die de plaats van de heilige graal heeft ingenomen?

Vernieuwend toneel? Best. Maar Parsifal? Nee. Het beeld uitzetten is in dit geval niet echt behulpzaam: geen van de zangers kan mij echt bekoren. Gerald Finley is een kei van een acteur maar geen Amfortas. Er ontbreekt iets in zijn manier van zingen, het klinkt alsof hij het zo mooi mogelijk wil laten klinken. Maar het is niet ondenkbaar dat de regie hem in de weg staat. Afijn: zonder beeld blijft van de rol helemaal niets meer over.

Willard White (Klingsor) mist het vileine en wie het onzalige idee heeft gehad om Angela Denoke als Kundry (en nog erger: als de “stem van boven”) te casten …..  Zelfs René Pape klinkt monochroom, alsof hij zijn rol mechanisch aan het afspelen is.

En Parsifal (Simon O’Neill)? Ach. Hij doet zijn best. Een prangende vraag: weet iemand eigenlijk waarom er tegenwoordig altijd zo ontzettend spastisch bewogen moet worden?

Maar het orkest van de ROH onder Antonio Pappano speelt niet minder dan goddelijk, toch wel een belangrijk pluspunt! (Opus Arte OA 1158)

Nikolas Lehnhoff

parsifal-lehnhoff

Lehnhoff, een regisseur die ik zeer bewonder en die ik tot één van de beste hedendaagse Wagner-regisseurs reken, heeft het verhaal omgekeerd. In zijn visie strijden de Graal Ridders niet tegen de destructieve krachten, nee, zijzelf zijn de destructieve kracht.

Ooit met de beste intenties opgericht om mensen nader tot elkaar te brengen, zijn ze in de loop der tijd al hun menselijkheid kwijt geraakt, een soort sekte aldus, verstard en verroest in hun oude gewoontes. Het kan ook niet anders dan dat ze gedoemd zijn om samen met Amfortas (uit) te sterven; en willen ze overleven dan moeten ze samen met Parsifal, en met Kundry, de tunnel door, een nieuwe toekomst tegemoet. Het is een open einde, anders dan Wagner had gewild, maar zeer logisch en verklaarbaar, en als zodanig meer dan acceptabel.

De cast is voortreffelijk. Christopher Ventris is een zeer overtuigende Parsifal. Waltraud Meier is een Kundry uit duizenden en Thomas Hampson ontroert als een gekwelde Amfortas. Schitterend ook Matti Salminen (Gurnemanz) en Tom Fox (Klingsor).

De kostuums zijn prachtig en de choreografie (de dansende bloemenmeisjes en de verleidingscéne in het bijzonder) zeer fraai. Het zeer sensueel spelende Deutsches Symphonie-Orchester Berlin staat onder leiding van Kent Nagano. Deze schitterende productie was oorspronkelijk voor het ENO in Londen gemaakt, waarna zij in San Francisco en Chicago te zien was. Uit Chicago werd zij vervolgens naar Baden Baden gehaald, waar het in 2005 werd verfilmd (Opus Arte OA 0915 D)


CD’S

Jaap van Zweden

parsifal-van-zweden
Opera’s van Wagner, door Jaap van Zweden op de ZaterdagMatinee gedirigeerd, het is inmiddels een begrip geworden. Na de met jubel ontvangen opvoeringen van Lohengrin en Die Meistersinger von Nürnberg, stond het bij voorbaat vast dat ook Parsifal een feest ging worden.

Wij werden niet teleurgesteld, want wat die middag, op 11 december 2010  in het Amsterdams Concertgebouw gebeurde was niet minder dan een belevenis. Gelukkig werd de opera toen live opgenomen en is het op de markt uitgebracht (Challenge Classics CC72519). Het fraai vormgegeven, compacte doosje bevat naast 4 sacd’s een dvd met beelden van de hoogtepunten van de opera en een uitgebreid boekje met toelichtingen, synopsis en libretto.

Het is wellicht niet de beste Parsifal ooit: van Zweden begint naar mijn mening iets te voorzichtig en te nuchter, maar gaandeweg gebeurt het  ..  Klaus Florian Vogt is een lichte Parsifal, precies zoals ik mij een onnozele jongeman kan voorstellen en Katarina Dalayman een meer dan overtuigende, verleidelijke Kundry. Falk Struckman’s Amfortas klinkt zeer gekweld, maar de erepalm gaat naar de Gurnemanz van Robert Holl.

https://open.spotify.com/album/7srhSMWclQuK2bz5XgbwgC?si=o_IkBakNSbm1l97K5mjJRA

Marek Janowski

parsifal-janowski

Janowski is een zeer ervaren Wagner dirigent. Zijn Ring, die hij in de jaren tachtig voor RCA heeft opgenomen staat als een huis. In 2010 is hij met het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin aan een cyclus van 10 Wagner-opera’s begonnen, die allemaal door de Nederlandse label PentaTone Classics live worden vastgelegd.

De in april 2011 opgenomen Parsifal (PTC 5185 401 ) vind ik, zij het met een paar kanttekeningen, heel erg mooi. Elke Wilm Schulte (Klingsor) klinkt lekker gemeen en de werkelijk fantastische Franz Josef Selig zingt een zeer imponerende, maar bij vlagen ook  ontroerende Gurnemanz.

Michelle deYoung (Kundry) is een kwestie van smaak. Persoonlijk hoor ik in die rol liever een voller geluid met een betere hoogte, minder borsttonen en iets minder vibrato, maar ze weet mij toch te overtuigen. Zo ook de gekwelde Amfortas van de toen nog zeer jonge Russische bariton, Evgeni Nikitin.

Ik moet toegeven dat ik een beetje moeite heb met de vertolker van de titelrol, Christian Elsner. Hij doet mij een beetje denken aan de Wagner-tenoren van vroeger, één van de redenen waarom ik zo laat aan Wagner toekwam. Ik vind zijn stem scherp, bovendien heeft hij de neiging tot schreeuwen en dat vind ik niet mooi.

Ik heb geen SACD, maar zelfs via een gewone cd speler komt het geluid werkelijk grandioos je kamer in. Alsof je er door omringd bent, zeer natuurlijk en met een prachtige dynamiek.


Christian Tieleman

thielemann_wagner_parsifal

Van Christian Thielemann zegt men dat hij een waardige opvolger is van Furtwängler, en daar zit wat in. Zijn voorliefde voor de grote Duitse componisten steekt hij niet onder stoelen en banken, en zijn interpretaties daarvan worden dan ook zeer terecht geroemd.

Ook zijn grilligheid en eigengereidheid heeft hij met zijn illustere voorganger gemeen, zijn interpretaties zijn dan ook vaak omstreden. Ik mag dat wel, want daardoor dwingt hij zijn luisteraar tot een aandachtig luisteren. Het meest bevallen me zijn Wagner interpretaties, vaak uitbundig en breed uitgesponnen.

Op dat punt stelt hij me in de tien jaar geleden live in Wenen opgenomen Parsifal (DG 4776006) opnieuw niet teleur. Hij legt de nadruk niet zozeer op de mystiek, als wel op het menselijke aspect van het werk en het werkelijk briljant spelende orkest volgt hem op de voet.

Het was Domingo’s laatste Parsifal, die rol had hij (terecht) laten vallen, en al is hij hoorbaar niet zo piep meer, nog steeds weet hij volkomen te overtuigen. Wat ook eigenlijk voor Waltraud Meiers Kundry geldt.

Franz-Josef Selig is een fantastische Gurnemanz, zijn warme bas met een prachtig legato lijkt geschapen voor de lange monologen, en Falk Struckmann zet een pracht van een Amfortas neer .


DOCUMENTAIRE

Tony Palmer

In 1998 heeft Tony Palmer een fascinerende film gemaakt, getiteld Parsifal – The Search for the Grail (Arthaus 100610). Domingo is er de gastheer en vertelt niet alleen over het werk, maar ook over de geschiedenis van de heilige graal. Het is een zeer boeiende en leuke zoektocht, geïllustreerd door onder meer fragmenten uit Indiana Jones en Monty Python. En uit de opvoering van de opera in het Mariinski, met naast Domingo Violeta Urmana als Kundry en Matti Salminen als Gurnemanz. Gergiev dirigeert.

Wagner and Stephen Fry

wagner-fry

Een klein zijsprongetje. Een beetje film- en toneelliefhebber kent natuurlijk Stephen Fry, een van de grootste Engelse acteurs van de laatste decennia. Fry is echter meer. Door zeer openhartig over zijn homoseksualiteit en zijn psychische problemen (hij lijdt aan een manisch-depressieve stoornis, waar hij een film over heeft gemaakt, The Secret Life of the Manic Depressive) te praten, heeft hij zich buitengewoon kwetsbaar opgesteld.

Hij is ook een enorme Wagner fan, iets wat hem in zijn “bipolariteit” heeft versterkt: Fry is Joods en de meerderheid van zijn familie is in de Holocaust vermoord. Daar heeft hij ook een film over gemaakt, Wagner & Me (1102DC).

De documentaire heeft op diverse festivals prijzen gewonnen. Zeer terecht, want het resultaat is niet alleen enorm boeiend vanwege de tweespalt, of noem het een spagaat, waarin een Joodse Wagner liefhebber zich bevindt, maar geeft ons ook beelden die een gewone “sterveling” nooit te zien krijgt. Want: mocht het je ooit lukken om kaartjes voor Bayreuth te krijgen – je geraakt nooit achter het toneel.

Trailer:

Adembenemde Der Fliegende Holländer door het RCO onder Nelsons

nelsons

Na de semiconcertante uitvoeringen van Der Fliegende Holländer in het Amsterdamse Concertgebouw (24 en 26 mei 2013) waren de meningen van zowel de recensenten als het publiek dermate verdeeld dat het tot felle discussies op de operaforums heeft geleid. Het leek net oorlog.

De opera-uitvoering werd door het eigen label van het Concertgebouworkest vastgelegd en is inmiddels op de markt gebracht. Iedereen kan nu dus zijn eigen oordeel vormen.

Nu is een opname, zelfs als het live is gerealiseerd niet te vergelijken met wat je in de zaal hoort, maar het resultaat is voor mij meer dan bevredigend.

Echt moeite heb ik alleen met Anja Kampe (Senta). Het ligt aan haar manier van zingen, met te weinig legato en te veel uithalen. Haar klank kan bij luidere passages onaangenaam scherp worden, iets wat haar ballade bij vlagen ontsiert. Als Senta hoor ik toch liever een stem die lichter en lyrischer is, minder scherp.

Christopher Ventris vind ik een mooie Erik. Hij benadert zijn rol vanuit het belcanto, vanzelfsprekend eigenlijk, zeker voor de vroege Wagner.

Kwangchul Youn is een beetje onstabiel als Daland, maar zijn interpretatie staat als een huis, daarvoor wil ik een min of meer wankele noot voor lief nemen. Hetzelfde geldt ook de oudgediende Terje Stensvold als de Hollander.

Over het orkest kan ik kort zijn: adembenemend. Nelsons schuwt het overweldigende geluid niet (de ouverture!), maar weet het, waar nodig tot de mooiste pianissimi te dimmen. Als er zo gespeeld wordt, mag je wat mij betreft zelfs het telefoonboek op de lessenaars zetten!

Richard Wagner
Der Fliegende Holländer
Kwangchul Youn, Anja Kampe, Christopher Ventris, Jane Henschel, Russell Thomas, Terje Stensvold
Chor der Bayerischen Rundfunks, NDR Chor (Martin Wright); WDR Rundfunkchor Köln olv Andris Nelsons
RCO 14004

zie ook:

De Holländers van Wagner en Dietsch