Nancy_Gustafson

Heliane en Jonny, Jonny en Heliane. En de geschiedenis

Tekst: Peter Franken

Na het daverende succes van de première bij de Reisopera van Das Wunder der Heliane wordt als vanzelf ook het verhaal achter de wereldpremière in 1927 opgerakeld. Erich Korngolds vader Julius was een gevreesd criticus die zijn positie bij de Neue Freie Presse gebruikte om componisten die in een stijl schreven die niet aansloot bij zijn muzikale wereldbeeld volledig de grond in te boren. Dat gold in die tijd ook Ernst Křenek die hij verafschuwde. Om de nieuwste creatie van zijn zoon ruim baan te geven begon Korngold senior niet alleen ongevraagd een promotiecampagne voor Das Wunder der Heliane maar tegelijkertijd een strijd tegen de nieuwe opera Jonny spielt auf van Krenek die hij als schoolvoorbeeld zag van de uitwassen van de moderne muziek.

Dat viel niet in goede aarde bij een deel van het Weense publiek waardoor al snel een tegencampagne op gang kwam die zich nadrukkelijk ook tegen Erich Korngold en diens Heliane keerde. Uiteindelijk werd Jonny spielt auf een enorm succes, het werk werd al snel na de première overal in Europa gespeeld.

Waldemar Staegemann als Jonny
Kostümfoto von Usula Richter 1927

Met Korngolds Europese carrière ging het na de relatieve mislukking van zijn Heliane bergafwaarts. Het publiek had zich van hem afgewend, mede door toedoen van zijn vader die zich als een dolle stier had gedragen. Hij verloor zijn interesse in het schrijven van opera’s en ging al snel in op een uitnodiging om in Hollywood filmmuziek te gaan schrijven. Dat werd zijn nieuwe carrière en leverde hem twee Oscars op.

Na 1933 werden uitvoeringen van de Joodse Korngold door de nazi’s verboden waardoor hij tot ver na de oorlog vrijwel onbekend is gebleven. Maar voordien had zijn eigen vader feitelijk zijn carrière al de das om gedaan. Nu we een eeuw verder zijn is het aardig om die twee werken weer eens naast elkaar te leggen.

Jonny spielt auf

Křenek (1900-1991) schreef 20 opera’s in de periode tussen 1922 en 1973, de laatste twee speciaal voor het nieuwe medium televisie. Zijn vierde opera Jonny spielt auf ging in 1927 in première en was zoals gezegd de grootste concurrent voor de aandacht van het publiek van Korngolds Das Wunder der Heliane. Jonny spielt auf zag ik in 2005 in Oper Köln. Een opname van dit werk werd in 1993 door Decca op cd uitgebracht in de serie ‘Entartete Musik’.

De opera werd na de première zeer enthousiast ontvangen en binnen de kortste keren overal in Duitsland en daar buiten geprogrammeerd. De vele honderden voorstellingen genereerden veel inkomen voor de componist die zijn leven op slag zag veranderen.

Krenek schreef zelf het libretto voor Jonny waarin de hoofdrol is weggelegd voor de romantische geëxalteerde componist Max die zich in zijn ambities geremd denkt door Anita, een opera zangeres. In werkelijkheid schrikt Max ervoor terug om zijn lot in eigen handen te nemen, hij is afwachtend en verwart dat met stabiliteit.

De violist Daniello en de zwarte jazz musicus Jonny zijn Max’ rivalen in de liefde voor Anita. Verder speelt de viool van Daniello een belangrijke rol. Jonny probeert die te stelen en het instrument maakt tijdens de opera een hele reis verstopt in een banjo kist. Rond dit gegeven volgen korte scènes elkaar in snel tempo op waarbij expressionistische beelden, filmische elementen, slapstick comedy en misdaad door Krenek tot een dynamisch geheel zijn verweven.

Jonny als leider van een jazzband in een hotel in Parijs brengt als vanzelf jazzy klanken met zich mee. Maar in andere scènes laat Krenek zich van een uitgesproken neo-romantische kant horen, en zo’n beetje alles daar tussenin. Het slot van de opera ziet Max met Anita naar Amerika vertrekken, Daniello komt onder een trein en Jonny mag de gestolen viool houden.

Het begin van het Derde Rijk betekende direct het einde van Jonny’s succesreeks. Het werk voldeed volledig aan de typologie van Entarte Musik die de nazi’s hadden bedacht. De poster waarop Jonny te zien is werd zelfs in karikaturale vorm, een neger met dikke lippen die saxofoon speelt, tot het beeldmerk van de in 1937 opgezette tentoonstelling over Entartete Kunst. Het werk raakte in vergetelheid maar is tegenwoordig wel weer eens te zien. Zo ook in 2016 in Theater Hagen.

De muzikale richtingenstrijd die Korngold senior meende te moeten voeren ligt ver achter ons en speelt geen rol meer als we beide werken beluisteren en op waarde schatten. De dag na de première van Heliane in Enschede waarover ik eerder op deze site berichtte speelde ik in de auto op weg naar huis Jonny af. Wat ik hoorde maakte weinig indruk en wist hoegenaamd niet te beklijven, afgezien van de slotopmerking aan het einde van de eerste akte: ‘You forgot the banjo’.

De muziek mag dan wel aansluiten bij de tijdgeest van de jaren ’20, het zijn niet de huidige twintiger jaren. Dat neemt niet weg dat een live theateruitvoering in een leuk opgetuigde productie zoals ik in Keulen zag een zeer geslaagde opera ervaring kan zijn. Ik denk er met genoegen aan terug en was graag naar Hagen gegaan om het stuk nog eens te zien. Helaas is dat niet gelukt. Om kort te gaan: Heliane en Jonny met elkaar willen vergelijken heeft in de huidige tijd geen enkele meerwaarde, het is sneeuw van eergisteren. Und das ist gut so.



Opname uit Wenen 2002 met (o.a) Tortsen Kerl, Nancy Gustafson en Bo Skovhus.

https://ok.ru/videoembed/2376192297500

Op YouTube zijn er ook fragmenten te vinden met (o.a.)Lucia Popp:




Kát’a Kabanova, discography


DVD

Robert Carsen


For most Russians, the Volga, the longest river in Europe, is the symbol for everything, including life itself. It is celebrated in many songs, and in many stories and poems it plays the leading part.

In Ostrovsky’s Storm, on which Janaček’s opera is based, and also in the opera itself, the river mirrors the soul of the unhappy Kát’a , whose life ends in the Volga. You can hear the river in the music also.

Robert Carsen understood this very well; in his 2004 Antwerp production he had the entire stage covered with water and the story played out on platforms. I thought it was the most beautiful production of the work ever. It was taken over by the Teatro Real in Madrid in 2008 and released on DVD not long ago (Fra Musica 003).

I must honestly confess that I was really scared to see it again. Would I still find it so very beautiful? The answer is a resounding yes! It is even more beautiful than I remembered it.

Karita Mattila is a Kát’a to fall in love with and Jiří Bělohlávek is, next to Mackerras, the best advocate for the opera. Do you want my honest opinion? Buy it, because it is as beautiful as it gets!



Act Three: The Storm



Christopher Marthaler


Believe it or not, to most opera lovers Kát’a Kabanova belongs to the standard repertoire, but in Salzburg it was not performed until 1998. The fact that the production was received with mixed feelings at the time, was not due to the music or the singers, or the orchestra or the conductor.

Sylvain Cambreling took care of Janaček’s  masterpiece with the necessary love and understanding. The overture already made my throat close and my eyes fill with tears.

But alas, there was also a director. Marthaler set the action somewhere in the Eastern Bloc of the 1960s, clearly drawing his inspiration from the Czech film hits of the time. Those who have ever seen Miloš Forman’s Love of a Blonde know what I mean.

There is no river anywhere (a picture on the wall does not really count) and that is something I find absolutely unacceptable, because Kát’a  Kabanova without the Volga is to me like Die Zauberflöte without the flute.

A lover of modern, conceptual directing theatre might enjoy it though, because musically it is really well put together. It is clear that he had a particularly long rehearsal time at his disposal: the singers were moulded into a formidable ensemble.

The singing was also superb. Angela Denoke portrayed a vulnerable Kát’a and Dagmar Pecková shone as the rebellious Varvara. David Kuebler and Rainer Trost were perfectly cast as Boris and Kudrjas respectively, and they all deserved their bravos. For us Dutch, it is also nice to see our own national pride, Henk Smit, in action.
In the struggle between direction and music, the latter won.

https://my.mail.ru/video/embed/9182112244547190945



Nicolaus Lehnhoff



Lehnhoff belongs to those directors who like to give their own twist to a performance, but in Glyndebourne he delivered a rather traditional production (Arthaus 100158). Very austere, but with great attention to detail and to the psychological development of the characters.

He emphasises all aspects of Kát’a’s character, including her piety, penetrates deeply into her tormented soul and makes her misery palpable. There is a feeling of complete abandonment, which is reinforced by the beautiful, bright colours that are sometimes strongly reminiscent of paintings by Münch.

Musically, too, there is no reason to complain: Nancy Gustafson is a wonderful Kát’a and Barry McCauley an excellent Boris.

Trailer:







CD



Both CD recordings conducted by Charles Mackerras starring respectively Elisabeth Söderström on Decca (4218522) and Gabriela Beňačková on Supraphon (SU3291-2 632) are very good and I would not like to miss either of them, although I have a slight preference for Beňačková .

Peter Straka is as credible as Petr Dvorsky as Boris and Nadĕžda Kniplova and Eva Randová (Kabanicha) are a match for each other.


Hérodiade or Salome by Massenet

Herodiade Flaubert
Gustave Flaubert: Herodias. Illustratie Lucien Pissarro

Richard Strauss composed his world hit Salome to a play by Oscar Wilde; and the latter drew his inspiration from a short story by Flaubert, ‘Herodias’. Paul Milliet and Henri Grémont also based their libretto for Massenet’s opera Herodiade on this story. Neither Wilde nor Milliet and Grémont were very faithful to Flaubert. Whereas the French novelist more or less limited himself to the biblical narrative, enriched with his poetic language and descriptions, the playwright and librettists added entirely new aspects and twists to the story.

Hérodiade was first performed in the Royal Theatre of Brussels on 19 December 1881. Anyone expecting animal eroticism, blood and sweat, as with Richard Strauss, will be disappointed. Massenet’s Salome is a truly innocent and devout girl. When her mother left her to marry Hérode, she was given shelter by Jean (John the Baptist), with whom she fell in love. A love that proved to be mutual.

Herodiade - acte I Brussel

No opera is complete without complications: Hérode has a crush on Salome, Hérodiade becomes jealous of her and Jean is beheaded. Salome sees Hérodiade as the instigator of all evil and wants to kill her. Hérodiade whispers “I am your mother” and Salome commits suicide.

The music already exudes a hint of the perfume of Massenet’s later works, but with all those choruses, exotic Oriental scenes and elaborate ballet scenes, it is nothing less than a real Grand Opera in the best Meyerbeer tradition.

One of the earliest recorded fragments of the opera is, I think, the famous aria of Hérode ‘Vision Fusitive’ by the French baritone Maurice Renaud, made in 1908:



And from the recording Georges Thill made in 1927, we know what an ideal Jean should sound like:


REGINE CRESPIN 1963

Herodiade crespin

If you are in possession of this performance, you need look no further. It doesn’t get any better than this. There is only one problem: this recording does not exist. At least not of the complete opera.

In 1963, EMI recorded the highlights of Hérodiade with the best French singers of the time (and of today, for that matter) and the answer to the “why not complete ????” will probably never be given.

Georges Prêtre conducts the orchestra of the Theater National de Paris as if his life depends upon it and every role is more than excellently cast.

Regine Crespin sings ‘Il est doux, il est bon’:


Regine Crespin’s Salomé is unequalled and so is Rita Gorr’s Hérodiade. Albert Lance (Jean) shows how that role should really be sung in the tradition of Georges Thill, and for Michel Dens as Hérode we really cannot find the right words. Such singers no longer exist.


Hopefully, Warner will one day release the recording on CD.


MONTSERRAT CABALLÉ (Barcelona 1984)

Herodiade caballe

This recording also may only be obtained via a pirate (or You Tube), but then it is complete and moreover with (admittedly bad) images!

Dunja Vejzovic portrays a deliciously mean Hérodiade and Juan Pons is a somewhat youthful but otherwise fine Hérode. A few years later, he will become one of the best “Hérodes” and you can already hear and see that in this recording.

Montserrat Caballé is a fantastic Salomé, the voice alone makes you believe you are in heaven and José Carreras is very moving as a charismatic Jean.

Below, Carreras sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:


None of the protagonists is really idiomatic, but what a pleasure it is to watch a real Diva (and Divo)! They really don’t make them like that any more

The whole opera on you tube:



RENÉE FLEMING 1994 (Sony 66847)

Herodiade Domingo fleming



In the mid-1990s, Herodiade enjoyed a short-lived revival. The opera was then performed in several opera houses and it was even recorded – officially – three times: once in the studio and twice live.

I must admit that I was a bit concerned about Gergiev as the director, but he really did an excellent job. Under his baton the opera sounds like a real Grand Opéra, grand, fiery and compelling.

Plácido Domingo (Jean) is perhaps a touch too heroic, but his voice sounds youthful and contageous, worthy of a true prophet.

Personally, I find Dolora Zajick (Hérodiade) a bit on the (too) heavy side, but her singing is undeniably excellent and there is nothing wrong with her interpretation.

Juan Pons is an excellent Hérode, but I would have liked Phanuel (Kenneth Cox) to be a bit more idiomatic. Something that also applies to the Salomé of Renée Fleming: she sings beautifully but in this role she can not totally convince me.



NANCY GUSTAFSON 1995 (RCA 74321 79597 2)

Herodiada wenen


The performance in Vienna was highly praised, and that this praise was justified is proved by the recording made live in the house by ORF.

First of all, there is Agnes Baltsa’s brilliant title role: fierce and dramatic. If you ask me: apart from Rita Gorr probably the best Hérodiade ever.

Placido Domingo sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:



Domingo, in the role of Jean, is even more impressive here than on Sony and also Juan Pons (Hérode) actually convinces me yet more on this recording. His rendition of ‘Vision Fugitive’ is very, very moving. Unfortunately, Nancy Gustafson (Salomé) must acknowledge the superiority of Fleming (Sony), but both pale in comparison to Cheryl Studer (Warner). Not to mention Regine Crespin!

Judging by the photos in the text booklet and the sparse clips on YouTube, we should be glad that the recording appeared on CD and not on DVD.

Finale of the opera:


In any case, the sound is excellent and the Vienna Opera orchestra under the direction of Marcello Viotti plays with great passion.


CHERYL STUDER 1995 (Warner 55983525)

untitled

Orchestrally, this recording is really top-notch. Michel Plasson conducts the orchestra from Toulouse very energetically, with a lot of verve and drive, and he also knows how to allow space for all the subtleties. Exciting and beautiful. That is how I like to hear opera.

José van Dam is an impressive Phanuel and Nadine Denize an excellent Hérodiade., although her intonation is not always pure.

Hérode is not really a role for Thomas Hampson, but he sings it very beautifully. Something that unfortunately cannot be said of Ben Heppner’s Jean. A heroic tenor in that role is nothing but a terrible mistake.

Cheryl Studer, on the other hand, is a Salomé of everyone’s dreams: girlish, innocent and naive. Her voice shines and sways and her final words “Ah! Darned Queen, if it is true that your cursed loins have given birth to me, look! Take back your blood and my life!” leave you shuddering and desperately weeping. Brava.

Hérodiade oftewel de Salome van Massenet

Herodiade Flaubert

Gustave Flaubert: Herodias. Illustratie Lucien Pissarro

Zijn wereldhit Salome componeerde Richard Strauss op een toneelstuk van Oscar Wilde; en die haalde zijn inspiratie uit een kort verhaal van Gustave Flaubert, ‘Herodias’. Daar hebben ook Paul Milliet en Henri Grémont hun libretto voor Massenets opera Hérodiade op gebaseerd. Noch Wilde noch Milliet en Grémont zijn Flaubert erg trouw geweest. Daar waar de Franse novellist zich min of meer tot de Bijbelse vertelling beperkte, verrijkt met zijn poëtische taal en omschrijvingen, voegden de toneelschrijver en de librettisten geheel nieuwe aspecten en wendingen aan het verhaal toe.

Herodiade - affiche


Herodiade
werd voor het eerst opgevoerd in de koninklijke Schouwburg van Brussel op 19 december 1881. Wie hier, zoals bij Richard Strauss, dierlijke erotiek, bloed en zweet verwacht komt bedrogen uit. Massenets Salomé is een echt onschuldig en devoot meisje. Toen haar moeder haar verliet om met Hérode te trouwen, werd zij opgevangen door Jean (Johannes de Doper), op wie zij verliefd werd. Een liefde die wederzijds bleek.

Herodiade - acte I Brussel

Geen opera zonder verwikkelingen: Hérode geilt op Salomé,  Hérodiade wordt op haar jaloers en Jean wordt onthoofd. Salomé ziet in Hérodiade de aanstichtster van al het kwaad en wil haar doden. “Ik ben je moeder” fluistert Hérodiade, waarop Salomé zelfmoord pleegt.

De muziek ademt al een vleugje parfum van Massenets latere werken, maar, met al die koren, exotische Oosterse taferelen en uitgebreide balletscènes is het niet anders dan een echte Grand Operà in de beste Meyerbeer-traditie.

Eén van de vroegst opgenomen fragmenten uit de opera is, denk ik, de beroemde aria van Herodé  ‘Vision Fusitive’ door de Franse bariton Maurice Renaud gemaakt in 1908:

En van de opname die Georges Thill maakte in 1927 weten we hoe een ideale Jean zou moeten klinken:

REGINE CRESPIN 1963

Herodiade crespin

Mocht u in het bezit zijn van deze uitvoering dan hoeft u eigenlijk niet verder te zoeken. Beter krijgt u het niet. Er is alleen maar één probleem: deze opname bestaat niet. Althans niet van de complete opera.

In 1963 heeft EMI de hoogtepunten van Hérodiade met de beste Franse zangers van toen (en ook van nu trouwens, nog steeds) opgenomen en het antwoord op het “waarom niet compleet ????”, dat antwoord krijgen we waarschijnlijk nooit.

Georges Prêtre dirigeert het orkest van  het Theater National de Paris alsof zijn leven daar van afhangt en alle, maar dan ook alle rollen zijn meer dan voortreffelijk bezet.

Regine Crespin zingt ‘Il est doux, il est bon’:

Salomé van Regine Crespin is ongeëvenaard en zo is de Hérodiade van Rita Gorr. Albert Lance (Jean) laat horen hoe die rol eigenlijk gezongen zou moeten worden in de traditie van Georges Thill en van Michel Dens als Hérodes kunnen we beter zwijgen. Zulke zangers bestaan niet meer.

Hopelijk gaat Warner de opname ooit op cd uitbrengen

MONTSERRAT CABALLÉ Barcelona 1984

Herodiade caballe

Ook deze opname kunt u alleen via een piraat (of You Tube) bemachtigen, maar die is dan wel helemaal compleet en bovendien met (toegegeven slechte, maar toch) beeld!

Dunja Vejzovic zet een heerlijk gemene loeder van een Hérodiade neer en Juan Pons is een een beetje jeugdige maar verder prima Herodé. Een paar jaar later zal hij tot één van de beste “Herodossen” uitgroeien en dat hoor en zie je in deze opname al.

Montserrat Caballé is een fantastische Salomé, die stem alleen al doet je in de zevende hemel belanden en José Carreras ontroert als een zeer charismatische Jean.

Hieronder zingt Carreras ‘Ne pouvant réprimer les élans’:

Geen van de protagonisten is echt idiomatisch, maar wat een plezier is het om naar de echte Diva (en Divo) te kijken! Zo worden ze echt niet meer gemaakt

De hele opera op you tube:

RENÉE FLEMING San Francisco 1994 (Sony 66847)

 Herodiade Domingo fleming

Halverwege de jaren negentig beleefde Herodiade een kortstondige revival. De opera werd toen in verschillende opera huizen uitgevoerd en werd zelfs drie keer – officieel – opgenomen: één keer in de studio en twee keer live

Ik moet toegeven dat ik een beetje bang was voor de directie van Gergiev, maar hij deed het werkelijk uitstekend. Onder zijn leiding klonk de opera waarachtig als een echte Grand Opéra, groots, vurig en meeslepend.

Plácido Domingo (Jean) is misschien een tikje te heroïsch, maar zijn stem klinkt jeugdig en aanstekelijk, een echte profeet waardig.

Persoonlijk vind ik Dolora Zajick (Hérodiade) een beetje aan de (te) zware kant, maar zij zingt ontegenzeggelijk uitstekend en op haar interpretatie valt helemaal niets af te dingen.

Juan Pons is een uitstekende Herodé, maar Phanuel (Kenneth Cox) had van mij wat idiomatischer gemogen. Iets wat ook voor de Salomé van Renéé Fleming geldt: zij zingt werkelijk prachtig maar in die rol kan zij mij maar matig overtuigen.


NANCY GUSTAFSON Wenen 1995 (RCA 74321 79597 2)

Herodiada wenen

De uitvoering in Wenen werd  lovend ontvangen, en dat het terecht was bewijst de opname die de ORF live in het huis heeft gemaakt.

Allereerst is er de schitterende titelrol van Agnes Baltsa: fel en dramatisch. Als u mij vraagt: naast Rita Gorr wellicht de beste Hérodiade ooit.

Placido Domingo zingt ‘Ne pouvant réprimer les élans’:

Domingo zingt de rol van Jean hier nog indrukwekkender dan op Sony en Juan Pons (Hérode) weet mij op deze opname nog meer te overtuigen. Zijn vertolking van ‘Vision Fugitive’ is zeer, zeer ontroerend.

Helaas moet Nancy Gustafson (Salome) haar meerdere in Fleming (Sony) erkennen, maar beide verbleken zij bij Cheryl Studer (Warner). Om van Regine Crespin niet te spreken!

Naar de foto’s in het tekstboekje en de spaarzame clips op youtube te oordelen mogen we blij zijn dat de opname op cd verscheen en niet op dvd.

Finale van de opera:

Het geluid is in ieder geval uitstekend en het orkest van de Weense Opera onder leiding van Marcello Viotti speelt zeer gedreven.


CHERYL STUDER 1995 (Warner 55983525)

untitled

Orkestraal is deze opname echt een top. Michel Plasson dirigeert het orkest uit Toulouse zeer enerverend, met veel verve en stuwkracht, waarbij hij ook alle finesses de ruimte weet te geven. Spannend en mooi. Zo hoor ik de opera graag.

José van Dam is een imposante Phanuel en Nadine Denize een voortreffelijke, al niet altijd zuiver intonerende Hérodiade.

Hérode is niet echt een rol voor Thomas Hampson, maar hij zingt die rol heel erg mooi. Iets wat helaas niet gezegd kan worden van Ben Heppners Jean. Een heldentenor in die rol is niet anders dan een gruwelijke vergissing.

Cheryl Studer daarentegen is een Salomé van ieders dromen: meisjesachtig, onschuldig en naïef. Haar stem straalt en wiegt en haar laatste woorden “Ah! Verfoeide koningin, als het waar is dat jouw vervloekte lendenen mij hebben gebaard, kijk dan! Neem terug jouw bloed en mijn leven!” laten je sidderend en wanhopig huilend achter. Brava.


Discografie Salome van Richard Strauss:
SALOME: de gevaarlijke verleidster of …..? Discografie.

 

Kát’a Kabanova.Discografie

DVD

ROBERT CARSEN

katja-mattila

Wolga, de langste rivier in Europa, is voor de meeste Russen het symbool voor werkelijk alles, inclusief het leven zelf. In ettelijke liederen wordt zij bezongen, en in vele verhalen en gedichten speelt zij de hoofdrol.

Ook in De storm van Ostrovski, waar de opera van Janaček op is gebaseerd, en zo ook in de opera zelf: in haar spiegelt zich de ziel van de ongelukkige Kát’a, die haar leven dan ook in Wolga laat eindigen. Je hoort haar ook in de muziek

Dat heeft Robert Carsen in zijn Antwerpse enscenering in 2004 goed begrepen: hij liet de hele bühne door water bedekken en het verhaal zich op vlonders afspelen. Ik vond het de aller-allermooiste productie van het werk. Het is in 2008 door het Teatro Real in Madrid overgenomen en niet zo lang geleden ook op dvd uitgebracht (Fra Musica 003).

Ik moet u heel eerlijk bekennen dat ik echt bang was om het terug te zien. Zou ik het nog steeds zo mooi vinden? Het antwoord is volmondig: ja! Sterker. Het is nog veel mooier dan ik het mij kon herinneren.

Karita Mattila is een Kát’a om verliefd op te worden en Jiří Bělohlávek is, naast Mackerras, de beste pleitbezorger voor de opera. Wilt u mijn eerlijke mening weten? KOPEN, want mooier bestaat niet!

Derde akte: de storm

 

 

CHRISTOPHER MARTHALER

 

katja-marthaler

Geloof het of niet: voor de meeste operaliefhebbers behoort Kát’a Kabanova tot het standaardrepertoire, maar in Salzburg beleefde zij haar première pas in 1998. Dat de productie toen met gemengde gevoelens werd ontvangen, lag niet aan de muziek of de zangers, noch aan het orkest of de dirigent.

Sylvain Cambreling ontfermde zich over Janačeks meesterwerk, met de nodige liefde en begrip. Al bij de ouverture zat mijn keel dicht en liepen mijn ogen vol met tranen.

Maar helaas, er was ook een regisseur. Marthaler plaatste de handeling ergens in het Oostblok van de jaren zestig, zijn inspiratie duidelijk puttend uit de Tsjechische filmhits uit die tijd. Degenen die ooit Liefde van een blondje van Miloš Forman hebben gezien, weten wat ik bedoel.

Er is nergens een rivier te bekennen (een foto op de muur telt niet mee) en dat is iets wat ik absoluut onacceptabel vind, want Kát’a Kabanova zonder Wolga is voor mij als de Die Zauberflöte zonder fluit.

Een liefhebber van het moderne, conceptuele regietheater kan er misschien plezier aan beleven, want muzikaal zit het werkelijk goed in elkaar. Het was duidelijk, dat hij over een bijzonder lange repetitietijd kon beschikken: de zangers waren gekneed tot een formidabel ensemble.

De zang was ook superieur. Angela Denoke zette een kwetsbare Kát’a neer en Dagmar Pecková schitterde als de opstandige Varvara. David Kuebler en Rainer Trost waren perfect gecast als respectievelijk Boris en Kudrjas, en allemaal hebben ze hun bravo’s wel verdiend. Voor ons Nederlanders is het bovendien leuk om twee Nederlandse zangers: Henk Smit (Dikoj) en Hubert Delamboye (Tichon) in actie te kunnen zien. In de strijd tussen regie en muziek won de laatste het.

 

NICOLAUS LEHNHOFF

 

Дерек Бейли (Derek Bailey) – биография, фильмография. Режиссер

Lehnhoff behoorde tot de regisseurs die graag een eigen draai aan een voorstelling gaven, maar in Glyndebourne heeft hij een vrij traditionele productie geleverd (Arthaus 100158). Zeer sober, maar met veel oog voor details en voor de psychologische ontwikkeling van de personages.

Hij benadrukt alle aspecten van Kát’a’s karakter, ook haar piëteit, dringt diep door in haar gekwelde ziel en maakt haar ellende voelbaar. Er heerst een gevoel van algehele verlatenheid, wat door de prachtige, felle kleuren, die af en toe sterk aan schilderijen van Münch doen denken, versterkt wordt.

Ook muzikaal is er geen reden om te klagen: Nancy Gustafson is een prachtige Kát’a en Barry McCauley een uitstekende Boris.

 

CD

katja-decca

 

Beide door Charles Mackerras gedirigeerde cd-opnames met respectievelijk Elisabeth Söderström op Decca (4218522) en Gabriela Beňačková op Supraphon (SU3291-2 632) in de hoofdrol zijn heel erg goed en geen van beide zou ik willen missen, al heb ik een lichte voorkeur voor Beňačková.

Kata Kabanova Benackova

Peter Straka (Supraphon) is als Boris net zo geloofwaardig als Petr Dvorsky (Decca) en Nadĕžda Kniplova en Eva Randová (Kabanicha) zijn aan elkaar gewaagd.

 

 

https://open.spotify.com/album/00ecyvNzFFwrv3y9fnjEZn?si=FDH0cmHFTZOCYYtuJ2pciA

 

 

 

 

 

 

‘Big Brother is watching you’: 1984 als opera

1984

De vermaarde dirigent, violist, operadirecteur en componist Lorin Maazel (1930 – 2014) werd geboren in Frankrijk uit Amerikaanse ouders van Russisch-Joodse afkomst. In de laatste jaren van zijn leven legde hij zich steeds meer toe op het componeren. Op 3 mei 2005 ging bij het Londense Royal Opera House zijn eerste en enige opera, 1984 in première.

Maazel schetste zijn opera als volgt: “Een weerzinwekkend verhaal, dat me uit het hart gegrepen is. Het zet de wereld van Big Brother neer. Precies die wereld, vrees ik, waarin we nu leven. In tegenstelling tot de roman eindigt mijn opera met een sprankje hoop.”

Ruim vijf jaar werkte Maazel aan zijn compositie, en volgens The Guardian (die de opera maar niets vond) stak hij ruim 610.000 euro uit eigen zak in de productie. Niks mis mee, zou ik zeggen?

1984 is een typisch Amerikaanse opera geworden. Dat bedoel ik niet negatief; ik houd er juist van. Je hoort de invloeden van Giancarlo Menotti, Carlisle Floyd en Marvin David Levy, en ook John Harbison is nergens ver weg. En al moet Maazel in zijn componerende collega-dirigent André Previn zijn meerdere erkennen (A Streetcar Named Desire heeft veel meer power en zeggingskracht, en de muziek is beslist van een hoger niveau) is de opera echt heel erg spannend.

De Canadese regisseur Robert Lepage draagt bij aan die spanning met zijn enscenering. Rechttoe rechtaan, de muziek en het libretto nauwkeurig volgend.

De bezetting is werkelijk luxueus: Simon Keenlyside, Richard Margison, Nancy Gustafson, Diana Damrau, Lawrence Brownlee… een echte ‘Sternstunde’. Tel dan ook nog de ingesproken ‘telescreen voice’ van Jeremy Irons bij!.

Nancy Gustafson en Simon Keenlyside:

Hoe krijg je het voor elkaar? Verklaart dit misschien waar de eigen financiële inbreng van de componist aan werd uitgegeven?

Meesterwerk of geen meesterwerk: 1984 is zeer de moeite van het bekijken waard.

Ouverture:

Lorin Maazel
1984
Decca 0743289