Michael_Spyres

Bigamie die geen bigamie is :  Le postillon de Longjumeau uit de Opéra Comique

Tekst : Peter Franken

De Opéra Comique in Parijs maakt al jaren veel werk van het op de planken brengen van oude successtukken die de tand des tijds niet wisten te doorstaan. Een daarvan is ‘Le postillion de Lonjumeau’ van Adolphe Adam uit 1863.

De componist schreef tientallen opera’s in de periode tussen 1824 en 1856 maar deze buffo opera over een koetsier is de enige die in het geheugen van operaliefhebbers is blijven hangen. Bij Adam denkt men vrijwel automatisch aan het ballet ‘Giselle’, dat heeft hem onsterfelijk gemaakt, niet aan zijn opera’s.

‘Le postillion’ beleefde meer dan vijfhonderd uitvoeringen in de Comique maar raakte sindsdien in de vergetelheid, evenals het complete genre Franse opera’s met gesproken teksten overigens. In 2019 werd het werk weer eens uitgevoerd in een nieuwe productie van Michel Fau die er alles aan heeft gedaan het in zijn oorspronkelijke vorm te presenteren. Dus compleet met alle dialogen en de voor  buitenlanders wat overdreven aandoende ‘Franse humor’.

Het verhaal speelt zich af ten tijde van de regering van Louis Quinze en is tamelijk onzinnig, maar dat maakt het toch ook juist wel leuk om in mee te gaan. De opera begint met een kort toegevoegd voorspel waarin Louis Quinze zijn entertainment chef Le Marquis de Corcy opdraagt nu eindelijk eens voor wat goede stemmen in zijn opera te zorgen. ‘Vindt stemmen, nu.’ Het klinkt bekend in de oren.

Chapelou is een koetsier die zijn standplaats heeft in Lonjumau, een dorpje even ten zuiden van Parijs. Hij is erg populair en vindt zich een hele Piet. Zoiets als: ‘Het is moeilijk bescheiden te blijven wanneer je zo goed bent als ik.’ Hij vindt echter zijn match in herbergierster Madeleine die eveneens een hoge dunk heeft van zichzelf.

We treffen hen op het moment dat ze net met elkaar zijn getrouwd en in plaats van daar blij om te zijn vertellen ze elkaar dat ze beiden een dorpsziener hebben geraadpleegd die onafhankelijk van elkaar het huwelijk hebben ontraden. Eerst trouwen en dan elkaar vertellen dat het waarschijnlijk niets wordt: het begin is bizar en dat zet de toon voor hetgeen volgt.

Maar goed, ze leggen het bij en de vrouwen uit het dorp nemen Madeleine mee om haar gereed te maken voor het bruidsvertrek. Intussen zingt Chapelou op aandringen van zijn vrienden een lied waarin hij zowaar een hoge D weet te halen. Toevallig wordt dat gehoord door de Corcy die met een kapot wiel aan zijn koets in het dorp is gestrand. Hij heeft onmiddellijk in de gaten dat dit ‘een stem’ is waarmee hij zijn koning kan verblijden. De man is nog geen zanger maar met een half jaar moet hij hem wel in de Opéra kunnen laten optreden.

Chapelou weigert om het de markies mee te gaan, hoe mooi de toekomst ook is die hem wordt voorgespiegeld. Hij kan zijn vrouw toch niet in de steek laten op de huwelijksnacht? Maar uiteindelijk zwicht hij en Madeleine blijft boos en verdrietig achter als ze merkt dat haar man er vandoor is gegaan. Gelukkig kan ze naar haar rijke tante die op het Île de la Cité woont en die haar een aanzienlijk vermogen zal nalaten als ze sterft.

Tien jaar later is Chapelou een grote ster die zichzelf Saint-Phar noemt. Madeleine is een rijke dame die als Madame de Latour door het leven gaat. Als hij haar ziet in de opera valt hem de gelijkenis met Madeleine op en als ze elke avond opnieuw op diezelfde plek zit wil hij haar ontmoeten. Dat lukt uiteindelijk maar Latour stelt een eis om op zijn avances in te gaan. Alleen als hij met haar trouwt kan hij zijn gang met haar gaan.

Mede dankzij andere kleding en lagen make-up herkent Chapelou zijn eigen vrouw niet. Om zijn zin te krijgen probeert hij een bruiloft te organiseren met een koorlid als zogenaamde priester. De markies krijgt hier lucht van en vertelt dat aan Madeleine die vervolgens een echte priester laat komen. In een duistere kapel wordt de ceremonie voltrokken en daarmee lijkt Chapelou bigamie te hebben gepleegd. Pas als Madeleine haar identiteit onthult ontloopt hij de doodstraf die daar op staat. Tweemaal trouwen met dezelfde vrouw is geen misdrijf die in het wetboek voorkomt dus gaat hij vrijuit. Voorwaarde is wel dat hij zijn carrière als Saint-Phar opgeeft. Madeleine wil hem na tien jaar wachten nu eindelijk eens helemaal voor zichzelf.

Het toneelbeeld van Fau’s productie is exuberant om het zo maar te stellen. De kostuums van Christian Lacroix doen recht aan de tweede helft van de 18e eeuw, de decors van Emmanuel Charles steken de Efteling naar de kroon en een goede mak-up en belichting doen de rest.

Fau is behalve als regisseur ook als acteur te zien in de kleine travestierol van Rose, de kamenier van Madame Latour. De zangerscast is werkelijk voortreffelijk, ook in de kleine rollen van Chapelou’s ‘bevriende vijand’ Biju (de bas Laurent Kubla) en de would be priester Bordon (bariton Julien Clément), het onbetekenende koorlid dat altijd rivieren en bomen moet spelen.

Vanwege het belang van verstaanbaarheid van de gesproken Franse teksten bestaat de cast vrijwel geheel uit Franstaligen. De uit Montréal afkomstige sopraan Florie Valiquette is een uitstekende Madeleine die zowel zingend als acterend haar personage overtuigend weet neer te zetten.

Bariton Franck Leguérine vertolkt de rol van Marquis de Corcy met verve en biedt de twee protagonisten goed tegenspel. En dan Chapelou en Saint-Phar.

Voor die rol moet men iemand beschikbaar hebben die daadwerkelijk die hoge D’s weet te produceren en verder ook nog uitstekend Frans kan zingen en vooral ook spreken. Opkomst de Amerikaanse tenor Michael Spyres die al eerder van zich deed spreken met een bijna ideale vertolking van Masaniello in ‘La muette de Portici’, de productie die ik in 2012 in de Comique mocht beleven. Hij heeft zich het Franse repertoire in brede zin eigen gemaakt en doet voor geen Francophone zanger onder. Maar vooral: hij kan die hoge D’s goed aan en perst er zelfs een keer een hoge E uit.

Persoonlijk zit ik daar niet op te wachten, voor een tenor vind ik de B eigenlijk wel hoog genoeg. Daarna wordt het zo’n brandsirenegeluid. Maar het publiek in de Comique vindt het geweldig.

Koor en orkest komen uit Rouaan, het betreft namelijk een coproductie met de opera aldaar. Onder leiding van Sébastien Rouland leveren ze een uitstekende prestatie. Alles bijeen een echte aanrader deze opname op Bluray.

Trailer(s) van de productie:


Productiefoto’s: © Stefan Brion

Overigens brengt Oper Frankfurt in maart en april 2025 een reeks uitvoeringen van de Postillion. Het betreft een productie die is overgenomen van het Tirol Festival in Erl.

Bonus: Michel Fou was ook verantwoordelijk voor de onweerstaanbare Ciboulette van Reynaldo Hahn:

Ciboulette, of hoe het Rodolfo verging

Matinee opent seizoen met Bellini’s Il pirata

Tekst: Peter Franken

Rubini as Gualtiero in the premiere production

De opera Il Pirata ging op 27 oktober 1827 in Milaan in première en was Bellini’s eerste grote succes. Ondanks een revival van de belangstelling voor deze uitgesproken belcanto componist heeft dit werk niet op het succes van zijn latere opera’s mee kunnen liften. Ook La Straniera dat volgde op Il Pirata wordt betrekkelijk zelden geprogrammeerd. Voor velen blijft Bellini toch vooral de componist van Norma, La Sonnambula en I Puritani. Tot op heden is er in het reguliere circuit geen enkele video opname van Il Pirata verschenen, we moeten het doen met cd’s waaronder de uitvoering in 1959 in Carnegie Hall met Maria Callas.

Ik hoorde Il Pirata in 2003 in de Matinee, uiteraard met Nelly Miricioiu en door een merkwaardig toeval minder dan een jaar later eveneens in Antwerpen. Bij die gelegenheid was het kantje boord of de voorstelling door kon gaan omdat de tenor nogal ziek was en er niet zomaar iemand kon worden gevonden om die zelden gezongen hoofdrol over te nemen. Een spreker legde vooraf uit dat ze er alles aan hadden gedaan om hem op te lappen. Ze waren nog net niet met hem naar de dierenarts geweest maar paardenmiddelen zullen niet geschuwd zijn. Hij gaf geen krimp maar hield het uiteindelijk na de tweede scène van akte 2 voor gezien. Het was hoe dan ook een bewonderenswaardige poging.

IL Pirata met Nelly Miriociou (audio):


In het kort gaat de handeling als volgt.

Akte 1

Gualtiero, graaf van Montaldo, is verbannen en leidt noodgedwongen een leven als piraat. Hij wordt achtervolgd door zijn gezworen vijand Ernesto, de graaf van Caldaro. Deze heeft Imogene, de vroegere geliefde van Gualtiero tot een huwelijk weten te dwingen door haar vader te laten creperen in zijn gevang. Gualtiero lijdt schipbreuk op de kust nabij het kasteel van Ernesto. Als Imogene voedsel en onderdak komt aanbieden aan de overlevenden van de schipbreuk, herkent ze Gualtiero.

Akte 2

Na de herkenning wordt duidelijk dat de liefde tussen Gualtiero en Imogene niet is gedoofd maar Gualtiero slaagt er niet in om Imogene zover te krijgen dat ze haar zoontje en echtgenoot in de steek laat. Gedwongen of niet, ze is nu eenmaal met hem getrouwd. Ernesto heeft hen echter gehoord toen ze hierover spraken en zweert wraak. Dat doet Gualtiero ook, zij het om andere redenen, ze betwisten elkaar nu eenmaal het bezit van dezelfde vrouw. In het duel dat volgt wordt Ernesto gedood. In plaats van te vluchten geeft Gualtiero zich over en wordt ter dood veroordeeld. De wanhopige Imogene verliest vervolgens haar verstand.

Elke sopraan die in de Matinee aantreedt om een rol te vertolken die ooit door de ‘heilige Miricioiu’ werd gezongen heeft het op voorhand zwaar bij het publiek dat die gouden tijden nog steeds koestert. Het is te vergelijken met het altijd maar moeten opboksen tegen de herinnering van Maria Callas. Zelf heb ik daar ook last van, wens geen andere Gioconda of Norma te horen dan van haar. Dat Miricioiu de rol van Imogene in 2003 heeft gezongen, toen het huidige publiek natuurlijk massaal aanwezig was, zal het voor Elena Moșuc er niet gemakkelijker op hebben gemaakt zaterdagmiddag. Dat ze uitzinnig werd toegejuicht is vooral onderdeel van de Matinee folklore, een iets kritischer benadering was op zijn plaats geweest.

Dat brengt me bij het gedrag van dirigent Giampaolo Bisanti, in het dagelijks leven muziekdirecteur van de Opéra de Wallonie. Ik heb hem daar eenmaal meegemaakt, toevallig ook bij een Bellini. Tijdens La Sonnambula zat Bisanti veilig in de orkestbak. Maar in het Concertgebouw waren alle solisten voortdurend binnen contactafstand en ging hij zich te buiten aan handen schudden, omhelzen, zoenen en zo meer.

Na elke grote scène was het raak, en zelfs tijdens een scène werd het spel stilgelegd alsof er een doelpunt moest worden gevierd. Tussendoor stond hij als een clown voor het orkest: wild gebarend, dansend en springend. Een bizarre ervaring. Gelukkig leed de bijdrage van het Radio Filharmonische Orkest er niet waarneembaar onder.

Het duurt even vooraleer Imogene haar opwachting maakt en aanvankelijk horen we dus alleen maar mannenstemmen. Jasper Leever als kluizenaar Goffredo vond ik wat onopvallend, had wat meer kracht en volume van deze bas verwacht. Tenor Mark Omvlee als Gualtiero’s luitenant kwam beter uit de verf.

De derde kleine rol kwam overigens ook voor rekening van een lokale beroemdheid: Aylin Sezer straalde een kalme waardigheid uit in haar vertolking van Adele, Imogenes favoriete hofdame. Ik had haar graag wat meer horen zingen, uitgaande van wat ze mocht brengen deed ze voor Moșuc niet onder. Maar goed beschouwd is er van die kleine rollen niet zo heel veel te maken, zijn vooral van belang voor je cv.

Tenor Michael Spyres als Gualtiero was voor mij geen onbekende. Ik hoorde hem als Masaniello in Parijs in La muette de Portici en in Gent als Faust in de productie van Terry Gilliam. Ik was zonder meer te spreken over zijn vertolking van de titelheld al had ik wat moeite met de Rossiniaanse wijze waarop hij zijn stem omhoog stuwde om een hoge noot te pakken.

Opvallend genoeg wist bariton Franco Vassallo met zijn late verschijning als Ernesto korte tijd de show te stelen. Hij kreeg een open doekje voor zijn introductie en na het inmiddels gebruikelijke handjeklap en omhelzen gebeurde dat opnieuw na de herhaling. Die herhalingen konden wat mij betreft wel achterwege blijven. Ze worden veelal gecoupeerd heb ik me laten vertellen en je zet het publiek er alleen maar mee op het verkeerde been.

Vassallo is geen onbekende in Nederland maar zingt vooral in München. In de opname van Lucrezia Borgia speelt hij een geweldig kat en muis spel met Gruberova, zo heb ik kort geleden kunnen vaststellen. Zoiets gebeurt hier ook tussen Ernesto en Imogene, het is de enige reden waarom ik de opera graag geënsceneerd had willen zien. Voor het overige neem ik genoegen met de boventitels, ik word wat milder in mijn stellingname tegen concertante opera’s.

Mijn eerste kennismaking met Elena Moșuc stamt uit 2002 toen ik haar in Essen hoorde als Elvira in I Puritani. Ze stond toen nog aan het begin van haar carrière in West Europa na al enige tijd furore te hebben gemaakt in Roemenië. Inmiddels beginnen de jaren te tellen en hoewel de nu bijna zestigjarige coloratuursopraan de hoogste noten nog steeds weet te vinden laat haar voordracht hier en daar wel wat te wensen over.

Veel tijd om op te warmen krijgt Imogene niet, het is gelijk raak na haar opkomst en ik was aangenaam verrast toen ze wist af te sluiten met een hoge ‘whatever’. Subtiel was het niet allemaal maar mede door het optreden van Bisanti werd de indruk gewekt alsof het nu al twee nul stond in de wedstrijd. Nadien horen we Imogene vooral in twee grote duetten, met elk van haar mannen, en daarin wist ze me meer te bekoren. Ingehouden zingend, fraaie bijna etherische hoge noten en een mooie evenwichtige voordracht.

Doordat Bisanti alsnog had besloten de laatste scène te couperen had Imogene het laatste woord. Moșuc maakte er een mooi spektakelstuk van en de middag eindigde in een overdonderend applaus.

Tenslotte nog een opmerking over het Groot Omroep Koor. Ingestudeerd door James Henshaw leverde het een uitstekende bijdrage aan het geheel. Al met al toch wel een geslaagde poging deze minder bekende Bellini weer eens onder de aandacht van een select publiek te brengen.

Het slotapplaus (video van Ron Jacobi):

Foto’s: © Simon van Boxtel

Eight lesser-known operas by Donizetti

Portrait of the composer Gaetano Donizetti (1797-1848). Found in the Collection of Museo Teatrale alla Scala. (Photo by Fine Art Images/Heritage Images/Getty Images)


75 operas he wrote, the bel canto giant from Bergamo. Seventy-five! Add to that, I quote: 16 symphonies, 19 string quartets, 193 songs, 45 duets, 28 cantatas and some solo concertos, sonatas and chamber music. And how much of all that beauty do we hear these days? An average music lover gets no further than Lucia di Lamermoor, L’Elisir d’amore, Don Pasquale… Perhaps the Tudor triptych (Anna Bolena, Maria Stuarda and Roberto Devereux). And, oh yes, La Fille du Regiment, because of all those high Cs in a row.



PIA DE’ TOLOMEI


Set against the backdrop of a war between Florence and Siena, this story by Salvatore Cammarano, author of Maria di Rudenz and Il Trovatore, among others, about a castle lord’s wife unjustly accused of adultery, has been provided by Donizetti with the most beautiful arias and duets.
The cast, with a truly peerless Majella Cullagh as Pia and Manuela Custer as her brother Rodrigo, is, as always at Opera Rara, truly sublime (ORC 30).


ROSMONDA D’INGHILTERRA


The story is set in twelfth-century England. King Henry II is married to Leonora of Aquitaine, but also keeps a mistress. This mistress (Rosmonda) is locked in a tower, and the page Arturo, who is supposed to look after her, has fallen in love with her himself. A – delightful, that is – dragon of a story, but the music is divinely beautiful: lyrical passages alternate with fierce ensembles.

Renée Fleming is the sweet-voiced Rosmonda, and Nelly Miricioiu the embittered Queen Leonora. Both ladies meet in the final scene, resulting in one of the most thrilling duets. (ORC 13)



PARISINA

Reuse… No one used to be averse to that, including Donizetti. Especially when the premiere was imminent and the libretto was long overdue. For Parisina he borrowed some of his own music, and for convenience he ‘cut and pasted’ the (brilliant, by the way) overture he had already composed earlier for Ugo, Conte di Parigi. Despite the tight composition time (it took Donizetti no more than a few weeks), the opera was very enthusiastically received and remained regularly on the repertoire, including abroad. Rightly so. Felice Romani was a truly gifted poet, and with Parisina he delivered one of his finest librettos. It has everything in it: love, murder, sacrifice, deceit … And with Donizetti’s beautiful cantilenes added, one cannot help but sniffle and enjoy.

Parisina has been married off against her will to an old man, Azzo. For years she has been in love (reciprocally, though platonically) with Ugo, who, it later turns out, is the son of Azzo and his first wife, who had been murdered by him out of jealousy. Parisina betrays her feelings while sleeping (can you remember Cassio’s dream in Verdi’s Otello?), Ugo is killed and she dies of grief.

Carmen Giannattasio, José Bros and Dario Solari sing their roles very creditably. An essential CD for a Donizetti (and not only) collector

LES MARTYRS

Les Martyrs started its life as Poliuto. The French libretto by Eugène Scribe was based on Polyeucte by Pierre Corneille from 1642 which was impregnated by the vision of its author that free will is a deciding factor in life.

Because of the choice of the topic – the life and martyrdom of Saint Polyeuctus – the censor had Poliuto banned, and opening night was cancelled. It was forbidden to show the persecution of Christians on stage in Naples at the time.

After Donizetti arrived in Paris he commissioned a new libretto from Scribe and rewrote and expanded the overture and composed several new arias for the title character.

He also changed the first act finale and added the required ballet music. He then considerably toned down the romantic entanglements and stressed the religious aspects even more.

In his big aria at the end of the second act Poliuto complains about the supposed disloyalty of his wife and speaks about the jealousy that torments him. His “Let me die in peace, I do not want anything to do with you, you have been unfaithful to me” from Polyeucte has been changed to the credo (now at the end of the third act): “I believe in God, the almighty father, creator of heaven and earth….”

Despite its early successes Les Martyrs failed to hold the stage. Instead Poliuto made it’s return, albeit on few occasions. After 1920 the opera was performed only sporadically (a remarkable fact: in 1942 Poliuto was performed on the occasion of Hitler’s visit to Mussolini, the title role sung by Benjamino Gigli).

Thanks to Callas, who rediscovered the opera in 1960,  a short revival came about. Her live recording from La Scala with Franco Corelli left me cold. The reason for that I only understood later when I heard the live recording with Katia Ricciarelli and José Carreras. In an opera with vulnerability as its main theme big dramatic voices sound out of place.

In October 2016 Opera Rara recorded Les Martyrs in the studio, followed by a concert performance in November.

Joyce El-Khoury, clearly following in the footsteps of Leyla Gencer, is the perfect Pauline: dreamy, loving and fighting like a lioness (nomen est omen) for the life of her husband who turned into a Christian. A husband she does not even love. Only because she believed her former fiancé was dead she has agreed to be married off to her father’s protégé. a

In “Qu’ici ta main glacée” she sounds very vulnerable,  moving me to tears (her pianissimi!). “Dieux immortels, témoins de mes justes alarmes,” her confrontation scene with Sévère, her lover she believes to be dead (a very impressive David Kempster) is simply heartbreaking.

Joyce El-Khoury: becoming Pauline:

Michael Spyres is a very heroic Polyeucte. In “Oui, j’irai dans leurs temples” he sings a fully voiced, perfect high “E.”

The orchestra under Sir Mark Elder is on fire. The three ballet scenes halfway though the second act lighten up the mood a little, however briefly.

Much praise as well for the perfect singing of the Opera Rara Chorus (chorus master Stephen Harris).
Opera Rara ORC52



LE DUC D’ALBE

The story in short: Duke Alva, King Philip’s bloody emissary, rules Flanders with an iron hand. He has the Count of Egmond beheaded, and Hélène, Egmond’s daughter, swears revenge. Her lover Henri de Bruges turns out to be really Alva’s son, and when Hélène wants to kill the tyrant, he intervenes. Henri dead, Hélène bewildered and Alva leaving for Lisbon desperate with grief. End of opera. If the libretto seems somewhat familiar to you, you are correct. Verdi also used it inhis Les vêpres siciliennes.

Donizetti composed the opera in 1839 for Paris, but the work remained unfinished. Already a few years after the composer’s death, attempts were made to complete the opera: the Italian translation of the libretto was taken as a starting point. Here and there performances were given, but the opera never became really popular. Too bad really, because this work paved the way to Verdi and his Don Carlo.

With this recording, Opera Rara (Opera Rara ORC54) limits itself to the unfinished original, so the story ends with the arrest of Henri. The rest is left to the imagination.

With Laurent Naouri, the role of Alva is more than perfectly cast. His baritone sounds authoritarian and at times terrifying. But also imploring. You could even feel sorry for him!

Angela Meade is a very firm Hélène. Her coloratures are firm and precise but don’t expect a fainting heroine like Lucia or Elvira: this lady has guts! Which is not to say she can’t also be tender and sweet with her beloved, but that revenge is her priority is rather obvious. Listen for a moment to the love duet in the second act: “Ah! Oui, longtemps en silence” and the subsequent heroic “Noble martyr de la patrie,” in which Hélène prevails.

Michael Spyres’ Henri, despite his heroic timbre, is the softest character. Not in his singing performance, oh no, because with his role he sets a new benchmark for bel canto in French; but as a character. In the confrontation with his father, he shows his most sensitive side. The
scene, by the way, is one of the opera’s highlights. Donizetti at his best, this is something Verdi would not have been ashamed of.



ENRICO DI BORGOGNA


What makes the recording truly irresistible is the staging. Now ‘theatre in the theatre’ is not really anything new, but Silvia Paoli knows how to put her own spin on it and the result is not only hilarious but also really good. And those gorgeous costumes…. Stunning!

What is the opera about? Love, revenge and justice, of course. Enrico’s father had been dethroned by his brother Ulrico whose son Guido now wants to keep not only the throne but also Elisa, Enrico’s lover. Are you still here? Good, because rest assured: all will be well.

But it’s not just the staging that makes the recording so incredibly worthwhile, the singers too are unquestionably good. Anna Bonitatibus sings an excellent Enrico and his opponent Guido is excellently portrayed by Levy Sekgapane. Sonia Ganassi sings a very virtuoso Elisa.
Alessandro de Marchi and the Academia Montis Regalis give a smashing performance. (Dynamic 37833)

Les Contes d’Hoffmann van Offenbach door de ogen van Carsen, Py en Pelly

Hoffmann affiche

Scenes from the Paris premiere 10 februari 1881 © Wikipedia

 

ROBERT CARSEN

Hoffmann Carsen

Die Carsen toch! Iedere keer als ik denk, dat hij zichzelf heeft overtroffen, komt hij met weer een nieuwe productie die de vorige in de schaduw stelt.

Waar hij het vandaan haalt weet ik niet, maar het is allemaal zo verschrikkelijk geniaal. Logisch voornamelijk, en altijd consequent doorgevoerd. Ook bij de enscenering van Les Contes d’Hoffmann opgenomen bij Paris National Opera in 2002  (Arthaus Musik 107027).

Het geheel is opgebouwd als de repetities en de voorstelling van Don Giovanni, waarin alle dramatis personae een dubbele rol spelen: die van zichzelf en van de participanten van de opera in de opera. Alles ligt in de handen van de regisseur (de zeer kordate en imposant overheersende Bryn Terfel), die alle touwtjes in handen heeft en behendig alles en iedereen manipuleert – zowel op de bühne als achter de coulissen.

Carsen heeft iets met glamour en pracht en praal, geen wonder dat alle vrouwenfiguren, inclusief de Barbie-achtige Olympia (schitterende Désirée Rancatore) het meest op de oude filmdiva’s lijken. Alles is doorspekt met vele opera- en filmcitaten, inclusief het kitscherige einde.

Het zingen is fenomenaal. Neil Schicoff (Hoffmann) is geweldig goed bij stem, Zijn Hoffmann stijgt die van Domingo naar de kroon. Maar ook Ruth Ann Swenson (Antonia), Suzanne Mentzer  (Muse) en Béatrice Uria-Monzon (Giulietta) zijn fantastisch en eigenlijk iedereen maakt grote indruk met zijn/haar optreden.

Neil Shicoff zingt ‘Kleinzach”:

 

Het Orchestre et Choers de l’Opera National de Paris stijgt onder leiding van Jesus Lopez-Cobos tot ongekende hoogten.

Bryn Terfell als Lindorff:

 

OLIVIER PY

Hoffmann Py

 

Kunst, seks en dood, daar gaat Les Contes d’Hoffmann over volgens de Franse regisseur Olivier Py. Dat voert hij zeer consequent door in zijn productie uit 2008, die met veel beroering in Genève in première ging en een jaar later op dvd verscheen bij BelAir (BAC 049).

De drie begrippen zijn met elkaar verstrengeld in de belichaming van het verlangen. Zo vormen ze een soort drie-eenheid die verscholen gaat achter het masker van een ‘vrouw’.

Daar is Py zeer consequent in. Vandaar dat alle vrouwen op de bühne er precies hetzelfde uitzien. Met hun zwarte pruik en overdreven make-up lijken ze sprekend op Liza Minelli in Cabaret.

 

Er zijn doodsmaskers, begrafenisondernemers en skeletten, er is veel (frontaal, m/v) naakt en echte orgiën, en Olympia lijkt net een opblaaspop uit de sekswinkels. Ik vind het fantastisch. Het klopt, het is logisch en bovendien ongemeen spannend.

Het zeer futuristisch aandoende decor van steeds wisselende stellages van staal, spiegels, glas en (voornamelijk) aan- en uitgaande lichtjes is zeer suggestief. Het werkt.

Daarbij is de cast zeer sterk. De Belgische tenor Marc Laho is een prachtige Hoffmann. Zijn stem heeft iets weg van Alfredo Kraus – een echte ‘leggiero’ maar dan met meer kracht. En met een perfecte uitspraak van het Frans.

De schurken zijn in goede handen van Nicolas Cavallier en dames Stella Doufexis, Patricia Petibon, Rachel Harnish en Maria Riccarda Wesseling zijn allen meer dan overtuigend. Een aanwinst.

LAURENT PELLY

HoffmannDVD Pelly

 

Laurent Pelly stelt zelden teleur. Zijn enscenering van Les Contes d’Hoffmann, op dvd uitgebracht door Erato (hope;ijk nog steeds verkrijgbaar), is daar weer bewijs van. En ook de zangers laten het niet afweten, met glansrollen voor Michael Spyres en Natalie Dessay.

Niet alle hedendaagse producties kun je ‘eurotrash’ noemen. Ik denk dat de meeste regisseurs zeer integer te werk gaan en de reden dat wij er niet zo veel over horen is heel simpel: zij veroorzaken geen schandalen en dat is voor de pers niet interessant genoeg.

Neem nou Laurent Pelly: wat hij ook onder handen neemt, het verandert in goud. Toegegeven, soms is het een beetje ‘namaakgoud’, maar toch. Zijn ensceneringen zijn intelligent en altijd trouw aan de muziek.

Zijn Les Contes d’Hoffmann  uit Barcelona, 2013, is een beetje surrealistisch en voelt als een boze droom. Iets waar ik mij zonder meer in kan vinden. Alleen al hoe hij de incarnatie van Muse in Niclausse verbeeldt is een opera-oscar waard.

Michael Spyres behoort tot de steeds groeiende groep jonge tenoren, die nu nog in het lyrische vak zitten, maar die al een belofte voor ‘dramatico’ in zich hebben. De rol van Hoffmann vereist kracht, maar moet zeer lyrisch gezongen worden, denk aan Domingo in zijn jonge jaren. Daar voldoet Spyers ruimschots aan.

Zijn interpretatie van ‘Kleinzach’ is wellicht de beste die ik in jaren heb gehoord: perfecte hoge noten, allemaal al punto en dat ook nog met begrip voor de tekst. En zijn Frans is niet minder dan perfect.

‘Légende de Kleinzack’ gezongen door Michael Spyres:

 

Ook Natalie Dessay, één van de favoriete zangeressen van Pelly is van de partij. Nu niet meer als Olympia, de rol waar zij een stempel op heeft gedrukt, maar als de zieke Antonia. Een creatie om nooit te vergeten.

 

De jonge Kathleen Kim is een overtuigende Olympia en Tatiana Pavlovskaya een zeer sensuele Giulietta.

Ik ben een groot bewonderaar van Laurent Naouri en ook hier stelt hij mij niet teleur. Met zijn paars gelakte nagels en een “gedegen” make-up zingt hij een duivel uit duizenden. Simpelweg geniaal.

 

MEER OFFENBACH EN PELLY

Over Pelly en Offenbach gesproken: u kunt absoluut niet om zijn regies van de operettes van Offenbach heen. Virgin (51930196) heeft een paar jaar geleden een werkelijk briljante La Vie Parisienne (daar is Die Fledermaus losjes op gebaseerd, wist u?) uit Lyon uitgebracht:

En mocht u het nog niet in uw bezit hebben: La Belle Hèléne (met de werkelijk onweerstaanbare Felicity Lott in de hoofdrol), lange tijd niet verkrijgbaar, is eindelijk weer op de markt teruggebracht (Arthaus Musik 107000).

LES CONTES D’HOFFMANN in Amsterdam

COPPÉLIA

Great recording of Donizetti’s Les Martyrs

martyrs

Les Martyrs, an almost forgotten grand opera by Donizetti started its life as Poliuto. The French libretto by Eugène Scribe was based on Polyeucte by Pierre Corneille from 1642 which was impregnated by the vision of its author that free will is a deciding factor in life.

Martyrs Polyeuctus_of_Meletine_in_Armenia_(Menologion_of_Basil_II)

Polyeuctus of Melitene in 10th-century Byzantine miniature from the Menologion of Basil II

Because of the choice of the topic – the life and martyrdom of Saint Polyeuctus – the censor had Poliuto banned, and opening night was cancelled. It was forbidden to show the persecution of Christians on stage in Naples at the time.

After Donizetti arrived in Paris he commissioned a new libretto from Scribe and rewrote and expanded the overture and composed several new arias for the title character.

He also changed the first act finale and added the required ballet music. He then considerably toned down the romantic entanglements and stressed the religious aspects even more.

In his big aria at the end of the second act Poliuto complains about the supposed disloyalty of his wife and speaks about the jealousy that torments him. His “Let me die in peace, I do not want anything to do with you, you have been unfaithful to me” from Polyeucte has been changed to the credo (now at the end of the third act): “I believe in God, the almighty father, creator of heaven and earth….”

Despite its early successes the Martyrs failed to hold the stage. Instead Poliuto made it’s return, albeit on few occasions. After 1920 the opera was performed only sporadically (a remarkable fact: in 1942 Poliuto was performed on the occasion of Hitler’s visit to Mussolini, the title role sung by Benjamino Gigli).

Thanks to Callas, who rediscovered the opera in 1960,  a short revival came about. Her live recording from La Scala with Franco Corelli left me cold. The reason for that I only understood later when I heard the live recording with Katia Ricciarelli and José Carreras. In an opera with vulnerability as its main theme big dramatic voices sound out of place.

In October 2016 Opera Rara recorded Les Martyrs in the studio, followed by a concert performance in November.

53b45-les-martyrs-joyce-el-khou-012

Joyce El-Khoury and Michael Spyres

Joyce El-Khoury, clearly following in the footsteps of Leyla Gencer, is the perfect Pauline: dreamy, loving and fighting like a lioness (nomen est omen) for the life of her husband who turned into a Christian. A husband she does not even love. Only because she believed her former fiancé was dead she has agreed to be married off to her father’s protégé.

In “Qu’ici ta main glacée” she sounds very vulnerable,  moving me to tears (her pianissimi!). “Dieux immortels, témoins de mes justes alarmes,” her confrontation scene with Sévère, her lover she believes to be dead (a very impressive David Kempster) is simply heartbreaking.

Michael Spyres is a very heroic Polyeucte. In “Oui, j’irai dans leurs temples” he sings a fully voiced, perfect high “E.”

The orchestra under Sir Mark Elder is on fire. The three ballet scenes halfway though the second act lighten up the mood a little, however briefly.

Much praise as well for the perfect singing of the Opera Rara Chorus (chorus master Stephen Harris).


English translation: Remko Jas

GAETANO DONIZETTI
Les Martyrs
Joyce El-Khoury, Michael Spyres, David Kempster, Brindley Sherratt, Clive Bayley, Wynne Evans a.o.
Opera Rara Chorus; Orchestra of the Age of Enlightenment under Sir Mark Elder
Opera Rara ORC52

Interview with Joyce El-Khoury: Interview with JOYCE EL-KHOURY (English translation)

See also: POLIUTO

CIRO IN BABYLONIA

OA1108-D Ciro in Babilonia_ins v7_.

Winterblues? Last van donkere, koude dagen met aanhoudende regen? Depri? Ik weet een remedie! Ren naar de winkel en koop Ciro in Babilonia, een onbekend werk van Rossini, in 2012 live opgenomen in Pesaro.

Regisseur Davide Livermore heeft van Rossini’s ‘azione sacra’ (geschreven toen hij nog maar 20 jaar was) een soort ‘stomme film’ uit de jaren ’20 gemaakt, inclusief zwart-witbeelden, overdreven zware opmaak en voor die tijd typische kleding.

Het verhaal komt uit het boek Daniël en verhaalt over de Assirische koning Baldassare (Belshazar), die de vrouw en de zoon van zijn vijand, de Perzische koning Cirus, ontvoert en hen, als zij hem weigert, een kopje kleiner wil maken. Ook Cirus zelf valt in zijn handen, omdat diens liefhebbende echtgenote haar gevoelens niet kan bedwingen. Maar dan komen de vreemde tekens aan de wand (weet u het nog: mene tekel fares?) en loopt alles goed af.

 

 

Ewa Podleś (Ciro) is zonder meer de allerbeste alt die wij nog hebben rondlopen. Haar coloraturen zijn meer dan soepel en haar lage (en hoge!) noten zijn een lust voor je oor.

Jessica Pratt is een prachtige Amira en Robert McPherson een geweldige Arbace. Verder zingt Michael Spyres een fantastische Baldassare. Toen nog maar een beginner en inmiddels een echte ster.

Een trailer van de productie:

 

Gioachino Rossini
Ciro in Babylonia
Ewa Podleś, Michael Spyres, Jessica Pratt, Carmen Romeu, Mirco Palazzi, Robert McPherson, Raffaele Constantini;
Orchestra and Chorus of the Teatro Comunale di Bologna onder leiding van Will Crutchfield;
Regie: Davide Livermore
Opus Arte OA 1108 D

LES CONTES D’HOFFMAN door Laurent Pelly

hoffmanndvd

Niet alle hedendaagse producties kun je “eurotrash” noemen. Ik denk dat de meeste regisseurs zeer integer te werk gaan en de reden dat wij er niet zo veel over horen is heel simpel: zij veroorzaken geen schandalen en dat is voor de pers niet interessant genoeg.

Neem nou Laurent Pelly: wat hij ook niet onder handen neemt verandert in goud. Toegegeven, soms is het een beetje ‘namaak goud’, maar toch. Zij ensceneringen zijn voornamelijk intelligent en altijd trouw aan de muziek.

Zijn Les Contes d’Hoffmann  uit Barcelona, 2013, is een beetje surrealistisch en voelt als een boze droom. Iets waar ik mij zonder meer in kan vinden. Alleen al hoe hij de incarnatie van Muse in Niclausse verbeeldt is een opera-oscar waard.

Michael Spyres behoort tot de steeds groeiende groep jonge tenoren, die nu nog in het lyrische vak zitten, maar die al een belofte voor ‘dramatico’ in zich hebben. De rol van Hoffmann vereist kracht, maar moet zeer lyrisch gezongen worden, denk aan Domingo in zijn jonge jaren. Daar voldoet Spyers ruimschots aan.

Zijn interpretatie van ‘Kleinzach’ is wellicht de beste die ik in jaren heb gehoord: perfecte hoge noten, allemaal ‘al punto’ en dat ook nog met begrip voor de tekst. En zijn Frans is niet minder dan perfect.

Ook Natalie Dessay, één van de favoriete zangeressen van Pelly is van de partij. Nu niet meer als Olympia, de rol waar zij een stempel op heeft gedrukt, maar als de zieke Antonia. Een creatie om nooit te vergeten.

De jonge Kathleen Kim is een overtuigende Olympia en Tatiana Pavlovskaya een zeer sensuele Giulietta.

Ik ben een groot bewonderaar van Laurent Naouri en ook hier stelt hij mij niet teleur. Met zijn paars gelakte nagels en een “gedegen” make-up zingt hij een duivel uit duizenden. Simpelweg geniaal.

‘Légende de Kleinzack’ gezongen door Michael Spyres:

JACQUES OFFENBACH
Les Contes d’Hoffmann
Michael Spyres, Kathleen Kim, Natalie Dessay, Tatiana Pavlovskaya, Laurent Naouri, Michèle Losier e.a.
Symphony Orchestra and Chorus of the Gran Teatre del Liceu olv Stéphane Denève
Regie: Laurent Pelly
Erato 46369140

Maak kennis met Le Duc ‘Albe van Donizetti en denk vooruit naar Les vêpres siciliennes van Verdi

duc

Le Duc D’Albe, een weinig bekende opera van Donizetti verhaalt van een wrede dictator, moord, doodslag en wraak. Van een onderdrukt volk en dappere opstandelingen. Maar het gaat ook over liefde. Tussen man en vrouw, maar ook – of misschien voornamelijk – over ouderliefde. Dé tiran die op zijn knieën voor de liefde van zijn zoon bidt.

Het verhaal in het kort: hertog Alva, de bloederige afgezant van koning Philips, bestiert het Vlaanderen met ijzeren hand. Hij heeft de graaf van Egmond laten onthoofden en Hélène, Egmond’s dochter, zweert wraak. Haar geliefde Henri de Bruges blijkt in werkelijkheid de zoon van Alva te zijn en als Hélène de tiran wil vermoorden, werpt hij zich tussenbeide. Henri dood, Hélène verbouwereerd en de naar Lissabon vertrekkende Alva wanhopig van verdriet. Einde opera. Als het libretto u enigszins bekend voorkomt dan heeft u gelijk. Verdi gebruikte het ook in zijn Les vêpres siciliennes.

Donizetti componeerde de opera in 1839 voor Parijs, maar het werk is onafgemaakt gebleven. De voornaamste reden, om het even simplistisch te stellen, was een strijd tussen de primadonna’s.
Al een paar jaar na de dood van de componist werden er pogingen gedaan om de opera te voltooien: men ging toen uit van de Italiaanse vertaling van het libretto. Her en der waren er opvoeringen, maar echt populair werd de opera nooit. Jammer eigenlijk, want hiermee is de weg naar Verdi en zijn Don Carlo geplaveid.

Sir Marc Elder over de opera:

Zoals gebruikelijk heeft de Opera Rara team de best mogelijke krachten verzameld en het resultaat liegt er niet om: wat een productie!

Met Laurent Naouri is de rol van Alva meer dan perfect bezet. Zijn bariton klinkt autoritair en bij vlagen angstaanjagend. Maar ook smekend. Je zou medelijden met hem hebben!

Angela Meade is een zeer ferme Hélène. Haar coloraturen zijn stevig en secuur maar verwacht geen flauwvallende heldin a’la Lucia of Elvira: deze dame heeft guts! Wat niet zegt dat zij ook niet fluisterend lief kan hebben, maar dat wraak haar prioriteit is, is nogal wiedes. Luister even naar het liefdesduet in de tweede akte: ‘Ah! Oui, longtemps en silence’ en de daaropvolgende heldhaftige ‘Noble martyr de la patrie’, waarin Hélène de boventoon voert.

Het is overduidelijk: Michael Spyres’ Henri is, ondanks zijn heroïsche timbre, het meest softe personage. Niet in zijn zangprestaties, o nee, want met zijn rol zet hij een nieuwe maatstaf voor belcanto in het Frans; maar als karakter. In confrontatie met zijn vader laat hij zich van zijn meest gevoelige kant zien. De scéne is trouwens één van de hoogtepunten van de opera. Donizetti op zijn best, hier had Verdi zich niet voor hoeven te schamen.


Opera Rara beperkt zich met deze opname tot het onaffe origineel, waardoor het verhaal eindigt met de arrestatie van Henri. De rest moeten wij er bij fantaseren. Of naar de opname luisteren die Dynamic live heeft gemaakt tijdens de voorstellingen in Antwerpen. Daar werd de Franse partituur in een door Giogio Battistelli ‘afgemaakte’ versie op de planken gebracht (Dynamic CDS 7665/1-2)

duc-d

Gaetano Donizetti
Le Duc d’Albe
Angela Meade, Michael Spyres, Laurent Naouri, Gianlucca Buratto e.a.
Opera Rara Chorus (instudering: Stephen Harris); Hallé onder leiding van Sir Mark Edler
Opera Rara ORC54

De voorstelling van ‘Le Duc d’Albe’ door Opera Ballet Vlaanderen in 2012:
DONIZETTI: Le Duc d’Albe. Antwerpen 2012

Meer over Opera Rara:
Gefascineerd door onbekende opera’s: op bezoek bij OPERA RARA.
Opera Rara en vijf vergeten Donizetti’s

Les Martyrs

martyrs

Les Martyrs, een vrijwel vergeten Franse opera van Donizetti is zijn leven als Poliuto begonnen. Het libretto van Eugène Scribe was gebaseerd op het toneelstuk Polyeucte van Pierre Corneille uit 1642 en droeg sterk de levensvisie van de schrijver uit: de wil is een bepalende factor in het leven.

Het was vanwege de keuze van het onderwerp: het leven en de martelaarsdood van de heilige Polyeuctus dat de censor ingreep en de première werd afgelast. Het verbeelden van de Christenvervolging op toneel was toen in Napels verboden.

Eenmaal in Parijs heeft Donizetti bij Scribe een nieuw libretto besteld en componeerde er een nieuwe ouverture en een paar solo’s voor de hoofdrol bij.
Hij veranderde de finale van de eerste acte en voegde de, in Parijs onmiskenbare balletmuziek toe. Daarbij heeft hij de romantische verwikkelingen behoorlijk afgezwakt en legde nog meer nadruk op het religieuze aspect.

In zijn grote aria aan het eind van de tweede acte klaagt Poliuto over de vermeende ontrouw van zijn vrouw en de hem kwellende jaloezie. Zijn “Laat mij in rust sterven, ik wil niets meer met je hebben, je was mij ontrouw” is bij Polyeucte veranderd in het Credo (nu aan het einde van de derde acte): “Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde…”

Ondanks het aanvankelijk succes zijn De Martelaren van de affiche verdwenen. Daarvoor kwam weer, al is het mondjesmaat, Poliuto voor terug. Na de 1920 werd de opera nog maar sporadisch uitgevoerd (een curiosum: in 1942 werd de opera opgevoerd ter gelegenheid van het bezoek van Hitler aan Mussolini, de hoofdrol werdtoen gezongen door Benjamino Gigli)

Dankzij Callas, die de opera in 1960 heeft herontdekt kwam het tot een kortstondige revival. De opname die zij met Franco Corelli maakte deed mij niets, het waarom begreep ik pas toen ik de live opgenomen versie met Katia Ricciarelli en José Carreras hoorde. In een opera die als hoofdthema kwetsbaarheid heeft passen geen grote dramatische stemmen.

bol.com | Donizetti: Poliuto, Jose Carreras, Katia Ricciarelli, Juan Pons |  CD (album) | Muziek
In oktober 2014 heeft Opera Rara Les Martyrs in de studio opgenomen, een concertante uitvoering in november volgde.

Joyce El-Khory, hier duidelijk de voetsporen van Leyla Gencer volgend, is een perfecte Pauline: dromerig, liefhebbend en als een leeuw (nomen omen) vechtend voor het leven van haar christen geworden echtgenoot. Een echtgenoot die zij niet eens liefheeft, want in de veronderstelling dat haar voormalige verloofde dood is, liet zij zich aan de protégé van haar vader uithuwelijken.

In “Qu’ici ta main glacée” klinkt zij zeer breekbaar en weet mij tot tranen toe te ontroeren (haar pianissimi!) en “Dieux immortels, témoins de mes justes alarmes”, de confrontatiescène met Sévère, haar doodgewaande geliefde (zeer indrukwekkende David Kempster) is gewoon hartverscheurend

Joyce El-Khoury: becoming Pauline:

Michael Spyres is een zeer heroïsche Polyeucte en in  “Oui, j’irai dans leurs temples” laat hij een perfecte, voluit gezongen hoge “E” horen.

Het orkest onder leiding van Sir Mark Elder speelt de sterren van hemel. De drie balletsuites halverwege de tweede akte zorgen ervoor dat de stemming, al is het voor even, wat vreugdevoller wordt.

Alle lof ook voor de perfect zingende Opera Rara Chorus (instudering Stephen Harris).

GAETANO DONIZETTI
Les Martyrs
Joyce El-Khoury, Michael Spyres, David Kempster, Brindley Sherratt, Clive Bayley, Wynne Evans e.a.
Opera Rara Chorus; Orchestra of the Age of Enlightenment olv Sir Mark Elder
Opera Rara ORC52

Interview met Joyce El-Khoury:
JOYCE EL-KHOURY

POLIUTO