Royal_Concertgebouw_Orchestra

Gelikte Mahler 7 door Maris Jansons

Mahler 7 Jansens

Toen de cd in mijn brievenbus belandde was mijn eerste gedachte: o nee! Niet alweer! En met weemoed dacht ik terug aan de tijd toen elke nieuwe Mahler-opname voor mij een feest was. Nu behoort de zevende niet tot Mahlers meest gespeelde werken – jarenlang bleef de symfonie zijn minst begrepen – waardoor het nog altijd zijn frisheid en zijn verrassingselement (denk aan ‘afwijkende instrumenten’ als mandoline en gitaar) behoudt. Bovendien is het Concertgebouworkest nog steeds hét orkest als het om het uitvoeren van Mahler gaat: het was tenslotte Mahler zelf die in oktober 1909 de Nederlandse première van zijn zevende dirigeerde.

Geen kwaad woord dus over het orkest, maar – en hier herhaal ik mezelf – hoe hoog ik Maris Jansons ook niet acht, zijn Mahlers hebben mij nooit echt kunnen bekoren. Zoals in de andere symfonieën verliest Jansons zich ook in de zevende in details. Je hoort wel alle afzonderlijke instrumenten één voor één voorbij komen maar nergens wil het een geheel worden.

Mooi? Jazeker, het is tenslotte het Koninklijk Concertgebouworkest, maar het is allemaal zo braaf, zo netjes, zo verzorgd… zelfs het verrassingselement is weg, geneutraliseerd. Het glijdt zo maar voorbij zonder dat je uit je luie stoel opspringt en je oren extra gaat spitsen.


GUSTAV MAHLER
Symphony No.7
Royal Concertgebouw Orchestra olv Mariss Jansons
RCO 17006 • 80’

Meer Mahler door Maris Jansons:
MAHLER 4 Jansons
Mariss Jansons dirigeert MAHLER 5
MAHLER 8 van Mariss Jansons

Alexei Ogrintchouk speelt hobowerken van Richard Strauss: als het moet, dan graag zo uitgevoerd!

Strauss

Richard Strauss was nog maar zeventien jaar oud toen hij zijn Serenade voor dertien blazers componeerde, en dat hoor je. Het werk is nogal classicistisch van stijl, alsof Mozart zelf om de hoek keek en de jongen af en toe wat noten influisterde.

De serenade is een (heerlijk) niemendalletje, maar vergis je niet! Het mocht dan wel makkelijk in het gehoor liggen maar om het goed te kunnen spelen heb je eersteklas musici nodig. Laat het maar aan de blazers van het Koninklijk Concertgebouworkest over en je krijgt een verbluffend resultaat.

De sonatine met een leuke bijnaam ‘Fröhliche Werkstatt’ stamt uit 1945. In de vijfenzestig jaar tussen de twee composities is meer gebeurd dan één mensenleven kan bevatten. Denk alleen aan de twee wereldoorlogen, waarvan de tweede Strauss de componist persoonlijk heeft geraakt en ook zijn reputatie heeft aangetast. Niet dat je het in die Sonatine kunt horen, hoor! Zelf vind ik het werk best aan de zonnige en vrolijke kant.

Strauss john-de-lancie

John de Lancie

Het hoboconcert is een verhaal apart. Strauss componeerde het op verzoek van John de Lancie, een Amerikaanse militair, in het civiele leven hoboïst in het Pitsburgh Symphony Orchestra die na de oorlog in Duitsland was gelegerd en Strauss geregeld thuis heeft bezocht

Alexei Ogrintchouk, de van oorsprong Russische solohoboïst van het Koninklijk Concertgebouworkest behoort tegenwoordig tot de grootste elite hobospelers. Zijn toon lijkt van fluweel, zo zacht en zo lief klinkt dat.

De Letse dirigent Andris Nelsons was, voordat hij aan zijn studie directie begon solotrompettist in het orkest van de opera Riga. Zijn ‘blaasverleden’ verloochent zich niet, zoveel affiniteit met de musici en door hen gespeelde werken hoor je niet vaak. Het is mijn muziek niet, maar als het toch moet, dan graag zo uitgevoerd!


RICHARD STRAUSS
Oboe Concerto; Wind Serenade; Wind Sonatine No.2
Alexei Ogrintchouk (hobo)
Royal Concertgebuw Orchestra olv Andris Nelsons
BIS 2163  • 74’

Soms kan iets té mooi zijn om er nog van te kunnen genieten. Daniele Gatti dirigeert Haydn en Mahler

Mahler ch

© Ron Jacobi

Daniele Gatti is een ware klanktovenaar. Dat het hem menens is, daar kan niemand die het concert van 24 augustus 2017 bijgewoond had aan twijfelen. De betovering begon meteen al met Haydn, niet een componist die dagelijks op het programma van het Concertgebouworkest staat. Het werd dan ook niet een alledaagse Haydn, want het volkse vermaak dat vaak zijn symfonieën siert was in het geheel afwezig.

Gatti liet het orkest mijn oren zachtjes strelen, zo zacht en zo teder dat ik ongewild aan een porseleinen ballerina moest denken, die op een dun koord balanceerde. Delicaat, kwetsbaar en zo zacht dat ik mij niet meer op mijn gemak voelde en naar wat meer geluid ging verlangen. Dat kwam niet.

Ook niet in het plompe laatste deel die de symfonie de bijnaam ‘De Beer‘ heeft bezorgd. Had Gatti maar aan de tempoaanduiding (er staat toch echt ‘Vivace Assai’ bij) toegegeven! Helaas. Mijn aandacht verslapte en mijn gedachten gingen ergens anders heen. Jammer.

Ook in zijn interpretatie van de vierde symfonie van Mahler liet Gatti zich voornamelijk als de schepper van mooie tonen kennen. Soms leek hij op een illusionist die voorzichtig met doorzichtige zeepbelletjes jongleerde.

De dirigent heeft ooit verklaard sterk in een verrassingselement te geloven. Voor hem werkt een interpretatie beduidend sterker als het onverwacht is en soms zelfs tegen het verwachtingspatroon van de luisteraar werkt. Hij meende het.

Het begon met een vreemde opstelling van het orkest, wat inderdaad tot een verrassende klankresultaat heeft geleid. Telkens moest ik mij in mijn arm knijpen, want wat ik hoorde riep andere herinneringen en andere emoties op dan ik in mijn hoofd (en wellicht tussen mijn oren) had opgeslagen.

Het eindeloos lang uitgerekte derde deel was dermate traag en zacht dat ik het gevoel kreeg dat het orkest stopte met spelen waardoor ik alleen de ademhaling van mijn naaste buren kon waarnemen. Het maakte mij confuus en ik voelde mij unheimisch..

Mahler Reiss

Chen Reiss

Dat gevoel bleef ik houden, daar kon zelfs de werkelijk hemels zingende Chen Reiss niets aan veranderen. Jammer genoeg had men haar achter het orkest opgesteld, wat het ‘wondermooie klanktapijt-gevoel’ behoorlijk versterkte maar waardoor de betekenis van wat zij zong ergens halverwege de blazers werd kwijtgeraakt.

In mijn beleving dirigeerde Gatti louter ‘op klank’ wat in een hallucinerende, poëtische visie op de symfonie resulteerde, maar waar een echte emotie ontbrak. Het was een buitengewoon fraaie, maar ook een buitengewoon steriele Mahler 4. Wat ik miste was het aardse onderbuikgevoel, het spelen ‘vanuit het kruis’. Soms kan iets té mooi zijn om er nog van te kunnen genieten.

Het slotapplaus © Ron Jacobi

 

Het concert is terug te beluisteren op de site van Radio 4

http://www.radio4.nl/gids/2017-08-24/559182/zomeravondconcert

Joseph Haydn: Symfonienr.82 in C, ‘L‘ours‘
Gustav Mahler: Vierde symfonie in G
Koninklijk Concertgebouworkest olv Daniele Gatti
Chen Reiss (sopraan)

Gehoord op 24 augustus 2017 in het Concertgebouw in Amsterdam

 

MAHLER 8 van Mariss Jansons

mahler-8

Daar heb ik altijd moeite mee gehad, met de achtste symfonie van Mahler. Althans: met het eerste deel, dat mij altijd heeft verward en die ik, na eindeloze pogingen nooit heb kunnen bevatten. Ik heb het opgegeven.

Thuis sla ik het dan ook over, want pas in deel twee, de slotscéne uit Goethe’s Faust, komt de echte Mahler te voorschijn. De componist van de alledaagse, schrijnende en spottende – de religieuze mystiek gaat hem blijkbaar niet zo goed af.

De symfonie wordt ook niet zo vaak uitgevoerd, logisch eigenlijk als je bedenkt dat je duizend musici en tientallen eersteklas solisten tot je beschikking moet hebben. In maart 2011 waagde zich ook het Concertgebouworkest er aan en ze hebben het overleefd.

Onder leiding van Mariss Jansons was het geweld milder dan mild, wat ook een soort verademing met zich meebracht. Maar nog mooier dan het orkest vond ik het aandeel van de koren. Subliem.

En de solisten … Die waren wisselend. Naast de werkelijk onnavolgbare Stephanie Blythe en een beetje koele, maar zeer trotse Camilla Nylund was er eigenlijk niemand die echt stand hield.

Tommi Hakala vond ik een maatje te klein en Stefan Kocán, een grootheid inmiddels, was toen nog te jong en zijn maniertjes waren behoorlijk irritant.


Naast de audio-cd krijgt u er ook een echte bonus bij: live registratie uit het Concertgebouw op BluRay. Het beeld is onwaarschijnlijk mooi: echt een aanwinst!

GUSTAV MAHLER
Symphony no.8
Christine Brewer, Camilla Nylund, Stefan Kocán, Maria Espada, Stephanie Blythe, Mihoko Fujimara, Robert Dean Smith, Tommi Hakala; Netherlands Radio Choir, State Choit ‘Latvija’, Bavarian Radio Choir, National Boys Choir, National Children’s Choir; Royal Concertgebouw Orchestra olv Mariss Jansons
RCO Live 13002

Jules van Hessen dirigeert ‘SYMPHONIE DER TAUSEND’ van MAHLER

 

Afstandelijke Mahler 4 van Maris Jansons

mahler-4-jansons

Laat ik het voorzichtig formuleren: hoe hoog ik Maris Jansons ook niet acht, zijn Mahlers hebben mij nooit echt kunnen bekoren. Het voelde vaak alsof zijn nuchterheid hem in de weg stond om zich ongegeneerd aan emoties over te geven.

Ook de vierde symfonie, vorig jaar op het  eigen label van het KCO uitgebracht, ontstapt er niet aan. Wat ik hoor is een zeer transparant en doorzichtig – maar ook een zeer afstandelijk -gespeelde symfonie. Nergens broeit het, wat mij doet denken aan een zonnige zomerdag zonder dat de zich al op de verre achtergrond naderende onweer voelbaar is.

Je hoort wel alle afzonderlijke instrumenten één voor één voorbij komen, allemaal zo adembenemend mooi gespeeld dat je naar adem moet snakken. Perfectie ten top.
Er is maar één ‘máár’: het is Mahler niet. Althans: niet mijn Mahler.

Ook Dorothea Röschmann, één van mijn geliefde (Mozart-) sopranen voldoet hier niet. Haar stem is groot geworden, volwassen. Niet licht meer en al helemaal niet ‘himmlisch’. Zij is een volwassen vrouw, geen meisje. Haar niet altijd zuivere intonatie kan ik haar vergeven – live is immers live – maar haar interpretatie vind ik gewoon irritant. Nee, geef mij maar Helen Donath. Of Lucia Popp.

GUSTAV MAHLER
Symphony no.4
Royal Concertgebouw Orchestra olv Mariss Jansons
Dorothea Röschmann, sopraan
RCO 15004