opera concertante

Ithaka, de reis is het doel

Tekst: Neil van der Linden

Het verhaal van Otto Kettings Ithaka is gebaseerd op het gelijknamige gedicht van de Griekse dichter Konstantínos Kaváfis. De dichter gebruikte de terugreis van Odysseus van het slagveld van Troje naar zijn geboorte-eiland Ithaka als een metafoor voor het zoeken naar het ‘doel’ van het leven. Het doel van de reis is niet het doel maar de reis zelf. Met dat inzicht doen de gevaren en obstakels onderweg er niet toe.

En als Kaváfis dacht als hij het had over de obstakels en tegenslagen die Odysseus ondervond en de avonturen die laatstgenoemde onderweg beleefde ongetwijfeld aan zijn eigen leven, als émigré in Alexandrië en als homoseksueel, met naar blijkt vele vluchtige liefdes.

Voor Otto Ketting was zijn Ithaka “een roadmovie van zijn eigen leven, van een kunstenaar die ontheemd op zoek is naar een herinnering aan geborgenheid”, stelt het programmaboek.

Ithaka was het werk waarmee De Nederlandse Opera in 1986 het Amsterdams Muziektheater als operapodium inwijdde.



Van links naar rechts Derek Welton, Antony Hermus, Ilse Eerens, Toby Spence en Johanni van Oostrum

De NTR Zaterdagmatinee voerde het werk nu concertante uit. Naar verluidt boterde het indertijd niet tussen de componist en de regisseur Franz Marijnen. Ik herinner mij een tamelijk sombere voorstelling met een aantal tamelijk expliciete seksscènes, maar ook dat de tekst onder meer de zinsnede “Ik wil een fiets” bevatte, die als ik mij goed herinner in de zaal tot hilariteit leidde.

In een poging misschien het Hollandse ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ te parodiëren bereikte het libretto het tegendeel. Namelijk dat het werk zelf op zo’n moment licht ridicuul werd. Ergens tegen verderop roept iemand “Neem een olijf.” Waarschijnlijk om een dosis Griekse couleur locale teweeg te brengen. Nee, het libretto bood ook weinig aanknopingspunten voor een consistente enscenering.

Bij de uitvoering nu kwam nog een euvel dat toen opviel aan het licht. In de vocale partijen van de opera klinkt nauwelijks individuele karakterisering en alles inclusief dat “Ik wil een fiets” en “Neem een olijf” getoonzet met een gedragenheid zoals die waarmee Gurnemanz Parsifal instrueert over de Heilige Graal.

Ithaka is eigenlijk een oratorium, opgebouwd uit tien allegorische scènes. Maar ze zijn eigenlijk elk te kort zijn om dramatisch op eigen benen te kunnen staan.

Iris van Wijnen

Neem nou de scène waarin Star (op zichzelf prachtig vertolkt door Iris van Wijnen) wordt vermoord door de ‘dwerg’ Manikin (AJ Glueckert, ook op zichzelf prachtig, recent ook Barak in Die Frau ohne Schatten bij De Nationale Opera). “She sounds like Lulu”, zegt het libretto al eerder over haar, en én in muziek én in verhaal is deze scène muziek een referentie aan de moord op Lulu en Gräfin Geschwitz door Jack the Ripper in Alban Bergs opera Lulu. Maar de scène is te kort om echt te beklijven.

Antony Hermus, Derek Welton, Journalist, James Newby, Poet.

Ergens halverwege Ithaka blijkt de Journalist (een ook weer geweldigeDerek Welton, bas-bariton, eerder in de Matinee een weelderige Wotan bij Nagano en Van Zweden) een zoon te hebben die op 14-jarige leeftijd overleed, wat de vader als trauma achtervolgt. Maar daar blijkt in het verdere verloop van het libretto weinig van.

De Dichter (James Newby, ook weer topcasting) bezingt, vermoedelijk in de lijn van Kaváfis levensloop, zijn liefdesavonturen met mannen en jongens, deels betaalde liefdesavonturen. Maar het blijft bij tekst, zonder dialoog en zonder materiaal voor dramatische handeling. Misschien is het hierom dat Franz Marijnen de enscenering seksualiseerde. Wat naar verluidt indruiste tegen de ideeën van de componist, die een meer romantische, etherische aanpak voor ogen had. Maar dat strookt dan weer niet met bijvoorbeeld de scène waarin Star verleidelijk moet poseren voor een fotograaf, de latere wurgmoord op haar en de seksuele avonturen van de dichter.

Ook Matinee oudgediende Toby Spence (1998 Berlioz Romeo et Juliette) en Ilse Eerens (2009 Yniold in Pelléas et Mélisande) waren fraai.

Ilse Eerens, AJ Glueckert, James Newby, Johanni van Oostrum, koordirigent Gijs Leenaars, concertmeester Nadia Wijzenbeek, Antony Hermus, Derek Welton, Toby Spence.

Naar mijn idee komt wat Ketting en librettist Kees Hin voor ogen hadden waarschijnlijk het volmaaktst bij elkaar in de rol van Angel, de engel, een glansrol voor Johanni van Oostrum, die we eerder bij DNO zagen als Rusalka en onlangs als Ellen Orford in Peter Grimes.

Johanni van Oostrum, Toby Spence,Ilse Eerens, Antony Hermus en Derek Welton

Pas aan het eind krijgen tekst en muziek de bedoelde transcendente lading. De engel, die dan een engel des doods blijkt te zijn, zingt, begeleid door een fraai koor, iedereen (de wereld?) in slaap op een in het laatste couplet woordloos lied.

Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor haalden het onderste uit de kan, dit alles onder de meest bezielende leiding van Antony Hermus, die tot het uiterste ging in pogingen om het werk weer relevant te maken.

En ja, dat liet men wel horen: de muziek ís goed geschreven. Het mag geen cliché worden, maar Ketting was een uitnemende filmcomponist en kon als de beste kleuren en stemmingen oproepen.

Met liefde her-uitgevoerd, en het maximale eruit gehaald: Ithaka, de reis is het doel.

Foto’s: © Foppe Schut

Canellakis’ laatste Janáček opera in de Matinee

Tekst: Neil van der Linden


Voorpremière op 12 april 1930 ©: Janusz Legoń


Dit was Canellakis’ laatste Janáček opera in de Matinee alweer, en wel met Janáčeks laatste opera, uit 1928. Zijn aller somberste, gebaseerd op Dostojevski’s beschrijvingen van diens ervaringen in een Russisch strafkamp.

In een concertante uitvoering ontgaat je in een opera als deze al snel wie wie is, vooral als alle zangers ongeveer dezelfde kleding dragen. Dat komt mede doordat in deze opera de personages er maar ten dele toe doen. Dostojevski’s tekst waarop Janáček het libretto baseerde, bestaat uit notities over ervaringen de schrijver zelf als gevangene in een strafkolonie in Siberië opdeed.

Bij deze Matinee-uitvoering kwamen de zangers op als ze iets te zingen hadden en liepen daarna weer af. Maar zelfs in deze tot het uiterste versoberde opzet schemerde de karakterologie die Janáček wél had aangebracht fraai door.

Placmajor, de commandant, werd gezongen door de bas Jan Martiník, die over een imposante stem beschikt, maar bovendien fysiek boven het grootste deel van de rest van de cast uittorende. Ook droeg misschien het feit dat hij binnen de cast de enige van geboorte Tsjech was dat zijn personage een soort natuurlijk gezag had. Dat hij bovendien dankzij zijn postuur enige goedmoedigheid uitstraalde maakte aannemelijk dat hij in de loop van het verhaal niet zo’n slechterik blijkt te zijn als aan het begin, wanneer hij de net aangekomen Gorjančikov, min of meer het centrale personages afranselt.


De kampcommandant verzoent zich met Gorjančikov, die hij eerder heeft gemarteld, in het bijzijn van Aljeja ©: Neil van der Linden

Gorjančikov, bij Dostojevski min of meer een alter ego van zichzelf, is een aristocraat en een politieke gevangene, anders dan het merendeel van de gevangenen die rovers of moordenaars zijn. Bas Joshua Bloom is gekleed in een grijs pak, wat hem onderscheidt van de rest van de cast, die egaal zwart draagt. Later verontschuldigt de kampcommandant zich tegenover Gorjančikov. Dat zijn momenten in de opera waarop er enige hoop, enig optimisme doorbreekt. En ook in deze concertante uitvoering blijven die toch mooi zichtbaar in de interactie tussen de zangers.

Aljeja tot Gorjančikov: jij bent als een vader voor mij ©: Neil van der Linden

Dat geldt ook voor de schrijnende vriendschap tussen Gorjančikov en de jonge Tatar Aljeja, vertolkt door de jonge en ook jongensachtig ogende Oezbeekse tenor Bekhzod Davronov.  Gorjančikov leert Aljeja Russisch leert lezen en schrijven. Hij  bezoekt Aljeja in het kamphospitaal nadat een medegevangene hem aanviel en per ongeluk Aljeja verwondde.


Aljeja en Gorjančikov: Vrijheid, geliefde vrijheid! ©Neil van der Linden

Gorjančikov neemt geroerd afscheid als Aljeja eerder vrijkomt. Ook in de concertante opzet blijft deze kameraadschap hartverscheurend.

©: Lodi Lamie

Alle rollen zijn trouwens geweldig bezet, tot in de kleinste rollen, tot en met Ben Heijnen, ‘bewaker’, lid van het Groot Omroepkoor. Naast één Tsjech, een Oezbeek, een Pool en een Rus, zangers die van huis uit redelijk met Slavische talen moeten kunnen omgaan, bestaat de cast voor het grootste deel uit Britten en Nederlanders.

Martina Myskohlid & Tim Kuypers ©: Lodi Lamie

Voor de piepkleine, overigens uitstekend gezongen vrouwelijke rol van de prostituee Poběhlice was blijkens een wisseling ten opzichte van de oorspronkelijke castlijst kennelijk op korte termijn de Canadese Martina Myskohlid aangetrokken, die momenteel in Nederland verkeert omdat ze binnenkort bij de Reisopera en de Nationale Opera Dido in Purcells Dido and Aeneas zingt.

Frank van Aken, Frederik Bergman, Jeremy Bines ©: Lodi Lamie

De nog immer onstuimige Wagner-heldentenor-rollen zingende Frank van Aken was blijkbaar ook een invaller en was nu een stabiele factor in de cast als de ‘oude gevangene’ Stařeček.

©: Lodi Lamie

Niet in de laatste plaats springt ook het koor eruit, in dit geval alleen de tenoren en bassen van het Groot Omroep koor, voor de gelegenheid getraind door de koordirigent van de Deutsche Oper Berlin Jeremy Bines.

©: Lodi Lamie

Maar naast Janáček en Dostojevski was de eigenlijke heldin van deze uitvoering Karina Cannelakis. Strak en tegelijk energiek. En hoe massief de partituur op sommige momenten ook wordt, alles blijft helder. Alle ruimte voor de kleuren uit het koper, het slagwerk, inclusief kettingen die op een bekken ratelen, de solovioolpartijen door Joris van Rijn, enz. enz.

Voordeel van deze concertante uitvoering is dat je helderder dan waar en wanneer ook, in het operahuis of thuis bij de stereo-installatie, hoort hoe knap en geavanceerd Janáček orkestreert en kleuren aanbrengt. De opera stamt uit 1928 en hoewel Janáček in principe volledig tonaal blijft, werkt zijn idioom met veel ‘harde’ kwinten en kwarten pentatoniek wel degelijk modern. Canellakis licht dit alles prachtig uit. Jammer dat de Janáček-operas nu op zijn.

Er staan twee bijzondere ensceneringen in Youtube:
De legendarische enscenering door Patrice Chéreau en Pierre Boulez, het eerdere droomteam van de Lulu-enscenering in Parijs en de Ring in Bayreuth, hier in Aix-en-Province, een productie die ook in het Holland Festival te zien was.

Eerste acte:

Het geheel is zo te zien alleen voor volwassenen:

Recensie van Basia Jaworski (met ingesloten act 2):

https://basiaconfuoco.com/2016/11/26/z-mrtveho-domu-from-the-house-of-the-dead/

Onder Simone Young met als regisseur Frank Castorf en een vrouwelijke Aljeja. Indachtig wellicht dat Janáček aan zijn platonische liefde Kamila Stösslová schreef dat zij in deze opera wel degelijk aanwezig was in de persoon van Aljeja, ‘zo’n tedere, innemende persoon’. Het is overigens zeker niet onmogelijk om in de omgang tussen Gorjančikov en Aljeja een – platonische – homoseksuele component te zien:



Leoš Janáček Uit een Dodenhuis

Bezetting:
Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepmannenkoor
Karina Cannelakis, dirigent
Jeremy Bines, koordirigent
Alexandr Petrovič Gorjančikov Joshua Bloom, bas
Aljeja Bekhzod Davronov, tenor
Šiškov Roland Wood, bariton
Placmajor Jan Martiník, bas
Šapkin Alexey Dolgov, tenor
Luka (Filka Morozov) Stephan Rügamer, tenor
Skuratov Julian Hubbard, tenor
Stařeček Frank van Aken, tenor
Vězeň malý Tim Kuypers, bariton
Vězeň vysoký Zbigniew Malak, teno
Čekunov Frederik Bergman, bas-bariton
Don Juan (Brahmín) Sam Carl, bas-bariton
Poběhlice Martina Myskohlid, mezzosopraan

Gezien 22 maart NTR Matinee Concertgebouw Grote Zaal

Romeo and Juliet in Switzerland. And in Amsterdam

Ernst Stückelberg, Szene aus Gottfried Kellers «Romeo und Julia auf dem Dorfe», Original: Öl auf Leinwand. Reproduktion: Kupferstich von Franz Dinger, 1865 und 1867

Today, Frederick Delius is considered one of the most important English composers, but was he? English, I mean? He was born in England, sure, but his parents were German immigrants. At twenty-two, he took the boat to Florida, where he took lessons in music theory, and a year and a half later he moved to Virginia. There he became acquainted with the music of black Americans. In 1886, he enrolled at the conservatory in Leipzig, where he became friends with Grieg and Sinding. Both composers were of great influence, not only on his works, but also on his life: Delius fell in love with Norway and visited that country often. After completing his studies, he moved to Paris, the city where he lived most of his life. See here the true cosmopolitan! He himself, following Nietsche who was his idol, considered himself to be a ˜good European”.

The painter Jelka Rosen reads to her husband, the English composer Frederick Delius (1862-1934), who became paralysed and blinded in 1924, at their home in France. | Location: Cros Sur Loing, Fontainbleau, France. (Photo by © Hulton-Deutsch Collection/CORBIS/Corbis via Getty Images)



A Village Romeo and Juliet had its premiere in 1907 at the Berlin Komische Oper, with the title Romeo und Juliet auf dem Dorfe, in German. The opera is unjustly not performed very often, and the Netherlands even had to wait until 15 December 2018 to become acquainted with Delius and his moving music, which is neither English, German nor French. Personally, I find the Scandinavian influences strongest, but the opera is like the composer himself: cosmopolitan and impossible to pigeonhole.



The libretto (by Delius himself and his wife Jelka) is based on Gottfried Keller’s novella, but its origins lie in a news report from the Zürcher Freitagszeitung about the suspicious deaths of young lovers whose parents would not allow them to marry.

https://www.zurichstories.org/tanja-rickert-julia-ohne-romeo/index.html

Rik de Jong (Sali) and Lotte Cornel (Vreli) © Lodi Lamie



The performance presented to us by the Saturday Matinee 15 December 2018 was of a very high standard. First of all, I was very struck by the interpretation of the roles of young Sali and Vreli by 13-year-old boy soprano Rik de Jong and a barely two years older Lotte Cornel. Both singers not only brought their beautiful voices, but showed tremendous musicality and artistry. They were the only ones singing without a sheet (kudos!!!), also acting out their roles. BRAVI.

Der Tod as Geiger mit Stern, Mohn und dem Schriftzug Nachtigall. Federzeichnung auf KellerBerliner Schreibunterlage



The black fiddler, a hard-to-define figure who – to me – is somewhere between a kind of Mephisto, a hippie and a man bent on revenge (all three elements are represented) was fantastically performed by the baritone David Stout. He had the right charisma for the role and knew how to show absolutely everything. His dark baritone sounded very seductive but also ominous.

The fathers of the young lovers were excellently portrayed by baritone Tim Kuypers (Manz) and bass Callum Thorpe (Marti). Their quarrel was convincingly life-like.

One slight difficulty I had with the lead actors. Vreli was sung by soprano Marina Costa-Jackson. She looked beautiful (what a dress!) and she sang excellently, but I would have liked a little more passion. Something that was also missing from tenor Matthew Newlin (Sali). Beautiful voice, sure, but he lacked charisma.

On the other hand, _all_ the small roles were really superbly performed by young Dutch singers: Aylin Sezer, Jeannette van Schaik, Nina van Essen, Raoul Steffani, Leon van Liere, Martijn Sanders, Martin Mkhize and Lucas van Lierop. How lucky we are to have so much talent! But if I had to name one person it would be Raoul Steffani! What a voice! What a performance! Go, go, Raoul, you really are on the right way!

The Groot Omroepkoor (rehearsal: Benjamin Goodson) was, as always, irresistibly good. But what I loved most of all was the Radio Philharmonic Orchestra who, under the direction of Sir Mark Elder, provided us with a truly unforgettable afternoon. The orchestral interludes in which you can hear nature, as it were: the fields, the woods, the wind … I heard everything in their playing. Impressionistic, a little Debussy-like, but oh so very much Delius! Just think of the “Walk to the Paradise Garden” placed between the fifth and sixth scenes, perhaps the most famous thing Delius composed, and which had taken on a life of its own.

But it was mainly the ending, the almost ‘Tristan und Isolde’-like Liebestod moved me to tears. Thanks Saturday Matinee




Closing applause © Ron Jacobi

A tip for those not familiar with the opera: 

it is a film by Czech director Petr Weigl with playback actors; only Thomas Hampson (the black fiddler) plays his part himself. The film is beautiful and the soundtrack, recorded by Decca olv Charles Mac

Unforgettable premiere of Pascal Dusapin’s ‘Faustus, The Last Night’

Pascal Dusapin

Dusapin’s opera Faustus, The Last Night had an unforgettable Dutch premiere at the ZaterdagMatinee on 13 November 2010. It is hard to imagine a better performance; it was wonderfully conducted by Jonathan Stockhammer and featuring soloists such as John Hancock and Jaco Huijpen.

dusapin-dirigent

Jonathan Stockhammer



All of us sometimes dream of eternal youth, perfect health, happy love and freedom to do as we please. Some people are very willing to pay a lot for those things, they will even make a pact with the devil if necessary. See here the inspiration for countless books, poems, operas, musical pieces and paintings


We, humans, we love dreams. And fairy tales. But devils, should they really exist, might have something better to do than serve us for a few decades, in exchange for our souls. Nor are heaven and hell to be taken for granted. Maybe they are made up?

That’s what “Faustus, The Last Night” by Pascal Dusapin (1955) is all about. Forget Goethe, because Mephistopheles is not interested in Faustus’ soul and Faustus does not want to sell anything. There is also no Marguérite, no love and no artistry either. There is NOTHING. A “nulla”, as it was articulated by Iago in Verdi’s Otello. And a total nihilism like that of Mefistofele, from Boito’s opera of the same name.

Dusapin’s opera, a work comprising one night and 11 scenes, was first performed in 2006 at the Staatsoper unter den Linden in Berlin.

Lyon and Spoleto followed and now it was Amsterdam’s turn, with a performance at the ZaterdagMatinee. Fortunately concertante, which meant you were not disturbed by the (delusional) concepts of a mallotic director.

Although, concertante? Quite a lot happened on the Great Hall stage. The stairs and balconies were used gratefully. All the singers knew their roles by heart (most of them have also sung the opera elsewhere), allowing them to concentrate not only on the dog-eared score, but also on acting.

The opera itself is actually one long conversation about the existence or non-existence of things. And the sense or nonsense of life. Existentialism at its finest.

Dusapin is not easy to categorize. He was taught by Franco Donatoni and Iannis Xenakis, but did not adopt their ideas. Fortunately, he also has an aversion to ˜systems”and he makes grateful use of everything that has been developed over the years: jazz, electronics, bandas, added timpani and horns…

Whatever you come up with, Dusapin knows how to use it. Eclectic? Yes, but thankfully that is no longer a swear word. Easy? No. But so insanely fascinating!

Apart from Faustus and Mephistopheles, Dusapin introduces two more characters: Togod, (an anagram of Godot, think Beckett’s play) – half God, half devil.
And Sly, a drunk and a laughingstock, and he is yet another quote. Not only from the Shakespeare (Sly is a minor character in The Taming of the Shrew) but also from Wolf-Ferrari’s opera.

And then we also have a blind angel, who cannot be seen himself and who only manages to tell the protagonist to be born again. In the total chaos that follows, the angel is consumed by flames.

At the end, the fire extinguishers, and, whispering softly, and the music extinguishes  with it. The spectators are left to their own devices in ˜Nothingness”. Breathtakingly beautiful and painfully moving.

About the performance of the ZaterdagMatinee I can be very brief: TOP! How and where does one find such brilliant singer/actors? Granted, they were amplified, but that could not be otherwise, no (human) voice can withstand the violence of those timpani, trombones and electronics. And yet … Amplified or not –  hats off to them, all of them.

Heather Buck (Angel) ˜walked”through her prescribed vocal jumps of no less than two octaves with a deadly ease. Adam Klein was at times hilarious as the constantly drunk Sly and yet he also managed to emphasise the more serious side of his role.

dusapin-jaco

Jaco Huijpen


Dutch bass Jaco Huijpen was a very impressive Togod and Stephen West was a no-holds-barred Mephistopheles.

John Hannock was a Faustus out of thousands. In fact, I still cannot fathom how he filled the role. His voice seemed made of elastic. Sprechgesang? Bel canto? Dramatic? Anything really: he could do it and he did it all. And how!

The final applause with Pascal Dusapin and Jonathan Stockhammer in the middle


The Radio Chamber Philharmonic under Jonathan Stockhammer’s direction sounded as if they had fused with Dusapin’s music, and perhaps that is true. Unforgettable.


Pascal Dusapin
Faustus, the Last Night
Performed by Radio Kamer Filharmonie olv Jonathan Stockhammer
Soloists: John Hancock, Stephen West, Jaco Huijpen, Adam Klein and Heather Buck
Visited on 13 November 2010 in the Concertgebouw in Amsterdam

Matinee opent seizoen met Bellini’s Il pirata

Tekst: Peter Franken

Rubini as Gualtiero in the premiere production

De opera Il Pirata ging op 27 oktober 1827 in Milaan in première en was Bellini’s eerste grote succes. Ondanks een revival van de belangstelling voor deze uitgesproken belcanto componist heeft dit werk niet op het succes van zijn latere opera’s mee kunnen liften. Ook La Straniera dat volgde op Il Pirata wordt betrekkelijk zelden geprogrammeerd. Voor velen blijft Bellini toch vooral de componist van Norma, La Sonnambula en I Puritani. Tot op heden is er in het reguliere circuit geen enkele video opname van Il Pirata verschenen, we moeten het doen met cd’s waaronder de uitvoering in 1959 in Carnegie Hall met Maria Callas.

Ik hoorde Il Pirata in 2003 in de Matinee, uiteraard met Nelly Miricioiu en door een merkwaardig toeval minder dan een jaar later eveneens in Antwerpen. Bij die gelegenheid was het kantje boord of de voorstelling door kon gaan omdat de tenor nogal ziek was en er niet zomaar iemand kon worden gevonden om die zelden gezongen hoofdrol over te nemen. Een spreker legde vooraf uit dat ze er alles aan hadden gedaan om hem op te lappen. Ze waren nog net niet met hem naar de dierenarts geweest maar paardenmiddelen zullen niet geschuwd zijn. Hij gaf geen krimp maar hield het uiteindelijk na de tweede scène van akte 2 voor gezien. Het was hoe dan ook een bewonderenswaardige poging.

IL Pirata met Nelly Miriociou (audio):


In het kort gaat de handeling als volgt.

Akte 1

Gualtiero, graaf van Montaldo, is verbannen en leidt noodgedwongen een leven als piraat. Hij wordt achtervolgd door zijn gezworen vijand Ernesto, de graaf van Caldaro. Deze heeft Imogene, de vroegere geliefde van Gualtiero tot een huwelijk weten te dwingen door haar vader te laten creperen in zijn gevang. Gualtiero lijdt schipbreuk op de kust nabij het kasteel van Ernesto. Als Imogene voedsel en onderdak komt aanbieden aan de overlevenden van de schipbreuk, herkent ze Gualtiero.

Akte 2

Na de herkenning wordt duidelijk dat de liefde tussen Gualtiero en Imogene niet is gedoofd maar Gualtiero slaagt er niet in om Imogene zover te krijgen dat ze haar zoontje en echtgenoot in de steek laat. Gedwongen of niet, ze is nu eenmaal met hem getrouwd. Ernesto heeft hen echter gehoord toen ze hierover spraken en zweert wraak. Dat doet Gualtiero ook, zij het om andere redenen, ze betwisten elkaar nu eenmaal het bezit van dezelfde vrouw. In het duel dat volgt wordt Ernesto gedood. In plaats van te vluchten geeft Gualtiero zich over en wordt ter dood veroordeeld. De wanhopige Imogene verliest vervolgens haar verstand.

Elke sopraan die in de Matinee aantreedt om een rol te vertolken die ooit door de ‘heilige Miricioiu’ werd gezongen heeft het op voorhand zwaar bij het publiek dat die gouden tijden nog steeds koestert. Het is te vergelijken met het altijd maar moeten opboksen tegen de herinnering van Maria Callas. Zelf heb ik daar ook last van, wens geen andere Gioconda of Norma te horen dan van haar. Dat Miricioiu de rol van Imogene in 2003 heeft gezongen, toen het huidige publiek natuurlijk massaal aanwezig was, zal het voor Elena Moșuc er niet gemakkelijker op hebben gemaakt zaterdagmiddag. Dat ze uitzinnig werd toegejuicht is vooral onderdeel van de Matinee folklore, een iets kritischer benadering was op zijn plaats geweest.

Dat brengt me bij het gedrag van dirigent Giampaolo Bisanti, in het dagelijks leven muziekdirecteur van de Opéra de Wallonie. Ik heb hem daar eenmaal meegemaakt, toevallig ook bij een Bellini. Tijdens La Sonnambula zat Bisanti veilig in de orkestbak. Maar in het Concertgebouw waren alle solisten voortdurend binnen contactafstand en ging hij zich te buiten aan handen schudden, omhelzen, zoenen en zo meer.

Na elke grote scène was het raak, en zelfs tijdens een scène werd het spel stilgelegd alsof er een doelpunt moest worden gevierd. Tussendoor stond hij als een clown voor het orkest: wild gebarend, dansend en springend. Een bizarre ervaring. Gelukkig leed de bijdrage van het Radio Filharmonische Orkest er niet waarneembaar onder.

Het duurt even vooraleer Imogene haar opwachting maakt en aanvankelijk horen we dus alleen maar mannenstemmen. Jasper Leever als kluizenaar Goffredo vond ik wat onopvallend, had wat meer kracht en volume van deze bas verwacht. Tenor Mark Omvlee als Gualtiero’s luitenant kwam beter uit de verf.

De derde kleine rol kwam overigens ook voor rekening van een lokale beroemdheid: Aylin Sezer straalde een kalme waardigheid uit in haar vertolking van Adele, Imogenes favoriete hofdame. Ik had haar graag wat meer horen zingen, uitgaande van wat ze mocht brengen deed ze voor Moșuc niet onder. Maar goed beschouwd is er van die kleine rollen niet zo heel veel te maken, zijn vooral van belang voor je cv.

Tenor Michael Spyres als Gualtiero was voor mij geen onbekende. Ik hoorde hem als Masaniello in Parijs in La muette de Portici en in Gent als Faust in de productie van Terry Gilliam. Ik was zonder meer te spreken over zijn vertolking van de titelheld al had ik wat moeite met de Rossiniaanse wijze waarop hij zijn stem omhoog stuwde om een hoge noot te pakken.

Opvallend genoeg wist bariton Franco Vassallo met zijn late verschijning als Ernesto korte tijd de show te stelen. Hij kreeg een open doekje voor zijn introductie en na het inmiddels gebruikelijke handjeklap en omhelzen gebeurde dat opnieuw na de herhaling. Die herhalingen konden wat mij betreft wel achterwege blijven. Ze worden veelal gecoupeerd heb ik me laten vertellen en je zet het publiek er alleen maar mee op het verkeerde been.

Vassallo is geen onbekende in Nederland maar zingt vooral in München. In de opname van Lucrezia Borgia speelt hij een geweldig kat en muis spel met Gruberova, zo heb ik kort geleden kunnen vaststellen. Zoiets gebeurt hier ook tussen Ernesto en Imogene, het is de enige reden waarom ik de opera graag geënsceneerd had willen zien. Voor het overige neem ik genoegen met de boventitels, ik word wat milder in mijn stellingname tegen concertante opera’s.

Mijn eerste kennismaking met Elena Moșuc stamt uit 2002 toen ik haar in Essen hoorde als Elvira in I Puritani. Ze stond toen nog aan het begin van haar carrière in West Europa na al enige tijd furore te hebben gemaakt in Roemenië. Inmiddels beginnen de jaren te tellen en hoewel de nu bijna zestigjarige coloratuursopraan de hoogste noten nog steeds weet te vinden laat haar voordracht hier en daar wel wat te wensen over.

Veel tijd om op te warmen krijgt Imogene niet, het is gelijk raak na haar opkomst en ik was aangenaam verrast toen ze wist af te sluiten met een hoge ‘whatever’. Subtiel was het niet allemaal maar mede door het optreden van Bisanti werd de indruk gewekt alsof het nu al twee nul stond in de wedstrijd. Nadien horen we Imogene vooral in twee grote duetten, met elk van haar mannen, en daarin wist ze me meer te bekoren. Ingehouden zingend, fraaie bijna etherische hoge noten en een mooie evenwichtige voordracht.

Doordat Bisanti alsnog had besloten de laatste scène te couperen had Imogene het laatste woord. Moșuc maakte er een mooi spektakelstuk van en de middag eindigde in een overdonderend applaus.

Tenslotte nog een opmerking over het Groot Omroep Koor. Ingestudeerd door James Henshaw leverde het een uitstekende bijdrage aan het geheel. Al met al toch wel een geslaagde poging deze minder bekende Bellini weer eens onder de aandacht van een select publiek te brengen.

Het slotapplaus (video van Ron Jacobi):

Foto’s: © Simon van Boxtel

Het Sluwe Vosje, melancholisch vervolg in een nog niet voltooide cyclus.

Tekst: Neil van er Linden

© ENO

Het Sluwe Vosje is een melancholisch werk, waarin aan het eind in de droom van de boswachter wordt teruggeblikt op verdwenen personages. En het was, op de dag af, het eerste NTR Matinee-concert waarbij de jarenlange programmeur van de Matinee-series Kees Vlaardingerbroek niet meer in functie was. Het was ook de eerste dag zonder Kees. Een middag die weemoedig stemde.

Het sluwe vosje is een opera over de jeugd, of liever de verglijdende, verdwijnende jeugd. In een droom in de slotscène ziet de tweede hoofdpersoon, de Boswachter, als het Vosje is doodgeschoten zichzelf in zijn jongere jaren, zijn echtgenote in jongere jaren en het Vosje waarmee hij eigenlijk ook een liefdesverhouding had aan zich voorbijgaan.

Overigens heet de opera niet Het Sluwe Vosje maar, in het Tsjechisch, De Vertellingen van het Vosje met de Spitse Oren. In de vertellingen is het Vosje niet sluw, zij het wel slim, maar vooral ook sympathiek. (De titel Het Sluwe Vosje komt van een eerste bewerking in het Duits uit 1927 waarbij de plot van het verhaal ook werd veranderd.)

Janáček schreef Het sluwe vosje toen hij 67 jaar oud was, in een mild-melancholische toon. Overigens zouden na dit werk nog meer hoogtepunten uit zijn oeuvre volgen, waaronder de Glagolitische Mis, de Sinfonietta en de uitermate grimmige opera Uit een Dodenhuis.

Maar Het sluwe vosje zoals ik het werk toch maar voor het gemak blijf noemen gaat wel over afscheid. Onbedoeld past ook dit bij het vertrek van de artistiek directeur. En wat een waardig afscheid werd dit!

De bezetting was fenomenaal. Invalster voor de rol van het Vosje, Sally Matthews is blijkens haar CV geheel vertrouwd met de titelrol in Janáček’s Jenufa. En ook al zingt ze al Die Feldmarschallin in Strauss’ Der Rosenkavalier, haar Sluwe Vosje had haar jeugdige streken nog geenszins verloren. Ik kan haar uitspraak van het Tsjechisch niet beoordelen, maar ze leek ook geen enkele aarzeling te hebben met de taal. Volgend seizoen komt ze terug met de hoofdrol in Janáček s De zaak Makropulos. Mooi.

Ook haar twee belangrijkste tegenspelers waren zangtechnisch en theatraal topklasse. De, net als Matthews Britse Boswachter Roland Wood bewoog zich met vele nuances door de rol, en drukte ook met zijn gezichtsmimiek emoties uit, van vaderlijke vertedering, via liefde voor zijn echtgenote tot en met melancholie uit, dat laatste onder meer prachtig in die droom aan het einde, waarin hij de enige dragende zangrol heeft.

Mezzosopraan Jana Kurucová was als de jonge mannetjesvos waarop het Vosje verliefd wordt een fraaie zowel vrouwelijke als overtuigend als mannelijk overkomende perfecte uitvoerder van deze ‘Hosenrolle’. Een innemende stem, en ook zij beschikte over een rijke mimiek die precies goed hielp het verhaal van de liefde tussen de twee te volgen.

In haar CV staat dat ze inderdaad ook Hänsel in Humperdincks Hänsel und Gretel en Prinz Orlofsky in Die Fledermaus zingt, die in haar uitvoering ook om heel erg van te genieten moeten zijn. Maar ze zingt ook puurder vrouwelijke rollen als Dorabella (Così fan tutte), Donna Elvira (Don Giovanni) en Brigitta (Korngolds Die tote Stadt), die nieuwsgierig maken.

Iris van Wijnen had de taak om de twee uiteindelijk misschien minst sympathieke of althans meest sneue personages te zingen, de Boswachtersvrouw en de Uil. Ook in haar uitvoering bleek: in een concertante uitvoering kan gezichtsexpressie die ook tot achter in de zaal overkomt het verschil maken om het verhaal te volgen.

De overige kleinere personages zijn talrijk, en waren uitstekend bezet, maar te veel om op te noemen. Al maak ik graag toch nog wat uitzonderingen: de Schoolmeester, de Mug en de Waard gaven de Amerikaan James Kryshak niet alleen de gelegenheid om zijn lenige tenor te demonstreren, maar ook om, in rollen die snelle opkomsten en afgangen vergden, al rennend komisch talent te etaleren.

Daartegenover stond een reus, de Britse bas James Platt, als Pastoor en als Das. Nog weer iemand uit het Engelse taalgebied voor wie een tekst in het Tsjechisch geen obstakel vormde om zich via de muziek in zijn rol uit te drukken.

Maar misschien zijn al deze zangers opgegroeid met de onvolprezen Decca-Janáček-CD-cyclus van dirigent Charles Mackerras. En tenslotte, sinds ik haar heb gezien in een kamermuziekversie van Tannhäuser, volg ik Aylin Sezer, die nu excelleerde als de Haan en de Vlaamse Gaai.


Het Groot Omroepkoor heeft hoorbaar ook uitgebreide ervaring in het Slavische repertoire. Dirigent Karina Canellakis haalde uit het koor en het de fraaiste klanken naar voren.

Naast de gezongen passages componeerde Janáček uitgebreide instrumentale muziek die natuurbeelden oproept – nooit als puur pastoraal, altijd met een onderliggende suspense. Je hoorde deze opera echt om een film vragen. En ik zou meteen weten welke regisseur die zou moeten maken: Wes Anderson.

Dat ook vanwege de vele kinderrollen in de opera (die trouwens ook mooi bezet en geënsceneerd waren). Wes Anderson liet in zijn mede op Brittens Noye’s Fludde, The Young Person’s Guide to the Orchestra en A Simple Symphony gebaseerde Moonrise Kingdom zien dat kinderen ook maar mensen en mensen ook maar kinderen zijn, en in Isle of Dogs dat dieren ook maar, ehh, mensen zijn, en bovendien maakte hij een film maakte onder de titel The Fantastic Mr Fox? (Wie heeft zijn emailadres?)

Er is toevallig nog iets dat bij deze middag paste, namelijk een flink aantal politieke referenties in de opera. Een mug maakt een kikker uit voor

bolsjewiek. Het Vosje moedigt de kippen aan om in opstand te komen tegen het patriarchaat van de haan, om ze uiteindelijk te grazen nemen.

Als het Vosje daarna op de vlucht in een dassenburcht intrekt prijst het jonge mannetjesvosje haar als een toonbeeld van de moderne geëmancipeerde vrouw, om haar vervolgens zwanger te maken, braaf met haar te trouwen en vele kinderen bij haar te verwekken. Nou ja, met wederzijdse instemming.

Maar een zoektocht naar voedsel voor haar kinderen wordt wel haar uiteindelijke ondergan als ze eten steelt van een dronken stroper, die haar vervolgens dood schiet. De opera oscilleert tussen opvattingen over ultieme vrijheid, maar stelt avant la lettre ook vragen bij politieke correctheid.

Verder is er nauwelijks een opera die beter past bij dat andere hete hangijzer van nu, een harmonieuze en duurzame band met de natuur. Ja, het is geen veganistische opera, de vos en de mens leven beiden van kippen en hazen. En terwijl de boswachter aanvankelijk een vaderlijke band heeft met het vosje en het vosje geïntegreerd leeft in diens gezin, wordt toch duidelijk dat hij het dier beter niet aan haar natuurlijke omgeving had kunnen onttrekken.

Nadat het vosje zich vergrijpt aan de kippen, wil zijn echtgenote dat hij het vosje doodt. In plaats daarvan verjaagt hij haar.  Maar aan het einde wil elk van de drie mannen in de opera indruk maken op zijn echtgenote of verhoopte geliefde met een kledingstuk van vossenbont. Pas in de droom van de boswachter aan het eind is er sprake van een herstelde harmonie met de natuur.

En ja, dat de eerste scène zich afspeelt bij een dassenburcht was bijkomstig toeval.

Mede geholpen door wijn die vanwege het ontbreken van een pauze pas na afloop werd geschonken ging ik melancholisch naar huis, aangenaam melancholisch vanwege de uitvoering, zoals het betaamt, en minder aangenaam melancholisch vanwege het afscheid van de programmeur.

Opnamen.

In het Engels op Chandos onder Simon Rattle in 1991:

Rattle in 2020 met het London Symphony Orchestra, misschien opgenomen in het Barbican Centre, in elk klinkt de opname dof, en misschien ligt het daar dan vooral aan dat de uitvoering lusteloos lijkt:

Mackerras uit 1981 in spetterende opnamekwaliteit, en met onder meer de Slowaakse Lucia Popp en de Tsjechische Eva Randova een droomcast.

Basia schreef eerder al over Mackerras’ CD opname en over een live-uitvoering uit 1995 onder hem in het Théâtre du Châtelet in Parijs, in een regie van Nicholas Hytner. De productie werd meteen met de hoogste prijzen onderscheiden. Geen wonder, want het is van een zeldzame schoonheid.

Václav Neumann 1980 met onder meer Gabriela Beňačková-Cápová:

https://www.muziekweb.nl/en/Link/DCX0260/The-cunning-little-vixen

Neumann 1957, nog steeds prima. Hana Böhmová (Bystrouška, the vixen), Rudolf Asmus (Forester), Libuše Domanínská (Goldskin,the fox) and other superlative singers:

https://www.supraphon.com/album/46-janacek-the-cunning-little-vixen

Bohumil Gregor 1970:

Ook erg fraaie opname.

Op Youtube vond ik een Westside Story-achtige studentenproductie uit 2017 in het Zagreb National Opera House, iedereen jong dus, waardoor het thema van de verglijdende jeugd ook een zekere pregnantie krijgt en de kinderrollen ook extra schrijnend worden; zie bijvoorbeeld vanaf 2:13 als de nog steeds jeugdig ogende en knuffelbare boswachter het volgende jonge vosje op zijn knie neemt:

Moonrise Kingdom Soundtrack met Britten:

Moonrise Kingdom trailer

Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepkoor, leden Nationaal Kinder­koor en Nationaal Jongenskoor

Karina Canellakis dirigent
Martina Batič koordirigent GOK
Irene Verburg koordirigent NKK/NJK

Het Sluwe Vosje Sally Matthews sopraan
De Boswachter Roland Wood bariton
De Vos Goudstreepje Jana Kurucová mezzosopraan
De Boswachtersvrouw, de Uil Iris van Wijnen mezzosopraan
De Schoolmeester, De Mug, De Waard James Kryshak tenor
De Stroper Markus Eiche bariton
De Pastoor, De Das. James Platt bas
De Waardin, De Gekuifde Hen Jeannette van Schaik sopraanLapák de hond, De Specht Esther Kuiper mezzosopraan
De.Haan, De Vlaamse Gaai Aylin Sezer sopraan
Kinderkoorrollen voor de krekel, het vossenjong, het kikkertje, de kleinzoon van de boswachter, zijn vriend, het jonge vosje, de sprinkhaan,


Janáček
Het sluwe vosje (1924)
Gezien: zaterdag 01 april in de NTR Matinee, Concertgebouw Amsterdam

Het programmaboekje:

https://cms-assets.nporadio.nl/npoRadio4/NTRZM2023-04-01-web.pdf?v=1680029098

Link naar de uitzending:

https://www.nporadio4.nl/concerten/985466cf-9fc3-4670-8eab-9559cb535382/canellakis-janacek-het-sluwe-vosje

Formateriaal: © Milagro Elstak

Verrukkelijke kersentaart bij de Matinee

Tekst: Lennaert van Anken

Bij het grote operapubliek is bekend dat de Italiaanse Pietro Mascagni met zijn Cavalleria rusticana (1890) de grondlegger is van het verisme, opera’s die draaien om de gewone burger in plaats van goden, koningen, keizers, adelen enzovoort. Maar naast deze kaskraker, waarmee de Italiaan stante pede beroemd mee werd, heeft Mascagni daarna aanvullend nog 15 andere opera’s op zijn naam gezet, die allemaal de moeite zijn maar zelden gespeeld worden. De NTR Zaterdagmatinee lijkt echter bezig met een Mascagni cyclus, want na een uitvoeringen van de filmmuziek van Rapsodia Satanica (2017) en Il Piccolo Marat (september 2020), was het vandaag de beurt aan L’amico Fritz.

L’amico Fritz volgde een jaar na de Cavalleria rusticana en is in vele opzichten een tegenpool te noemen. Het verhaal dat over de jonge rijke Fritz Kobus is vrij simpel te noemen, zonder extatische dramatiek. Fritz gelooft niet in de liefde en gaat een weddenschap met zijn goede vriend de Rabbijn David aan dat ook hij iemand zal vinden. Op zijn verjaardag komt een onschuldig en verlegen plattelandsmeisje (Suzel) hem feliciteren met een boeket viooltjes. Uiteraard slaat de vonk over (in het beroemdste stuk van de opera, het kersenduet), hetgeen Fritz een bedrijf later zwichtend erkent als hij denkt dat ze uitgehuwelijkt wordt aan een ander. David wint de weddenschap, maar geeft de prijs aan de aanstaande bruid Suzel. Eind goed al goed.

Het verhaal is eerlijk gezegd een niemanddalletje, maar de muziek is dat allerminst. Na de dramatische Cavalleria rusticana is dit wellicht voor het publiek een te lieflijke compositie, maar Mascagni spint waarlijk ingenieus zijn melodieën van begin tot eind waarmee hij het publiek weet te vervoeren met eveneens dramatische prachtmomenten. En terecht dat de NTR matinee hiermee wederom een triomf boekte. Al was dat op z’n minst niet per definitie te verwachten. Alle hoofdrollen waren namelijk in de aanloop vervangen voor andere zangers (een zieke, een recent uitgekochte door een prestigieus operahuis en een protagonist die de rol niet meer passend vond in het verdere verloop van de carrière).

Maar wonderlijk wel hinderde de werkelijk fantastische dirigent, de relatief jonge Andrea Battistoni (35 jaar), het niet. Hij dirigeerde met passie en liefde de wonderschone partituur van Mascagni, met tevens een zeer goed luisterend oor naar de grenzen van zijn zangers. Het intermezzo tussen de tweede en derde akte werd met recht beloond met een ware ovatie.

De jonge Roemeense tenor Ioan Hotea (32) zong de rol van Fritz. Hij heeft een wat metalige kleine stem, maar excelleerde in de zoetgevooisde melodieën in met name de twee duetten met Suzel. Zijn pianissimi waren indrukwekkend, waardoor het kersenduet het hoogtepunt van de middag werd.

De Chileense sopraan Yaritza Véliz was voor mij de ster. Een prachtsopraan die naast extatische momenten evenals haar Fritz indrukwekkende pianissimi zong. Ergens deden zij mij beiden sterk aan de zangers van weleer denken, iets dat je zelden hoort vandaag de dag. Beide toonden een solide techniek, forceerden nergens en gebruikten vibrato als een versiering in plaats van dat ze zongen met een constante tremolo. Beide ronduit prachtig.

De daags voor de voorstelling ingevlogen Massimo Cavalletti had de rol van de Rabbijn eerder dit jaar in het theater gezongen, wat enorm hielp om door de partij te komen voor hem. Hij heeft een krachtige bariton die perfect voor de rol was. Met gevaar voor het geven van te veel power, bleef het echter net binnen de perken.

De verrassing van de middag kwam van de werkelijk fantastische mezzosopraan Svetlina Stoyanova die de minder beduidende rol van Beppe voor haar rekening mocht nemen. Zij heeft een perfecte stem voor dit repertoire, maar je hoort haar ook de belcanto rollen zingen die zij op haar repertoire heeft staan. Volgende keer horen we haar hopelijk tegenover Véliz in een opera als de Capuletti e Montecchi van Bellini.

Concluderend was het een fantastische middag voor de liefhebber van opera en mooie muziek. Grote dank gaat dan ook uit naar de NTR Zaterdagmatinee voor het op zich nemen van de o zo belangrijke taak om de parels uit de operaliteratuur die een kans verdienen op de planken te brengen. Van Mascagni zijn er nog talloze titels die hetzelfde recht zouden moeten worden toebedeeld (zoals Guglielmo Ratcliff, Isabeau en Parisina), maar zeker ook de meesterwerken van de andere Italiaanse tijdgenoten van Mascagni als Leoncavallo, Alfano, Zandonai, Montemezzi, Pizzetti en Rossellini).

L’amico Fritz – Pietro Mascagni – NTR Zaterdagmatinee te Amsterdam Concertgebouw dd 17 december 2022

Fotu’s: © Simon van Boxtel

Norma’s norm

Tekst: Neil van de Linden

Wat valt er te zeggen over een uitvoering van Norma? De dramaturgie is vrij statisch, en een groot deel van de handeling speelt zich af diep in een Gallisch woud bij maanlicht, dus in het theater kun je er zonder spectaculaire visuele ingrepen weinig anders van maken dan een mysteriespel, waarbinnen alleen de emoties van de personages voor beweging zorgen. Die worden evenwel vertolkt in lang uitgesponnen solo’s, met hoogstens hier en daar een duet en trio.

Concertante uitvoering, min of meer als oratorium, is dus prima, en gezien de theatrale opzet van de opera koos de Matinee ervoor om de vertolkers simpelweg op te laten komen zonder enige dramatische interactie uit te beelden, anders dan bij andere Matinee uitvoeringen geregeld het geval is.

Wie aan Norma denkt denkt aan Maria Callas. Terecht want als geen ander heeft zij een stempel op die rol gezet. Tussen 1950 en 1964 was ze de incarnatie van Norma. Elke vertolker van de titelrol wordt met haar vergeleken. Er is geen opera waarbij dat zo sterk geldt, en dat is niet helemaal eerlijk.

Hoe goed de andere hoofdrollen Adalgisa en Pollione ook bezet zijn, alle ogen, én vooroordelen, zullen bij een uitvoering van Norma gericht zijn op de vertolkster van de titelrol. Dat was in dit geval de in Rusland geboren Venera Gimadieva, die in de Deutsche Oper Berlin in La Sonnambula en I Capuletti e I Montecchi zong, In Teatro Real Madrid I Puritani en in Opernhaus Zürich Lucia di Lammermoor.

Welnu, haar timbre is prachtig. Veel dramatische inzet van de borststem, maar de rol gaat dan ook vaak heel laag. Vibrato onder controle. Verschijning imposant, al moest ze wat dit betreft ook opboksen tegen Nelly Miricioiù, de jarenlange verpersoonlijking van dit soort belcanto-sopraanrollen in de Matinee. Dramatisch gaf ze gestalte aan het conflict tussen plicht en passie, waarover het libretto handelt, de norm en afwijken van de norm. Wel had ik er last van dat ze geregeld intervallen smokkelde. Als ze een octaaf omhoog moest nam ze onderaan alvast een voorsprong door een kwarttoon omhoog te gaan en bovenaan een kwarttoon lager uit te komen.

Adalgisa, de mede-priesteres van Norma en onopzettelijke rivale in de liefde, is psychologisch bijna net zo sterk uitgewerkt als Norma, en vereist ook de nodige lyrische en dramatische kwaliteiten. Die had de Georgische sopraan Salome Jicia paraat.

De tenorrol van Pollione is ook een echte belcanto-rol, al gaven librettist Felice Romani en de componist zijn personage psychologisch nogal wat minder diepgang mee. Tenor Piero Pretti, kweet zich, met een ruime ervaring in het Italiaanse operavak, uitstekend in deze vocaaltechnisch veeleisend rol, en verdiende des te meer bewondering omdat zijn rol weinig ruimte laat voor empathie van de kant van de toeschouwer. Zelfs als Pollioni uiteindelijk besluit Norma op de brandstapel te volgen maakt dat hem der niet sympathieker op, want wat moet er van hun twee kinderen worden, zonder moeder én vader?

De bas Riccardo Fassi als de Gallische hogepriester Orovese werd door het orkest soms niet gegund om er goed bovenuit te komen, wat eraan kan liggen dat Bellini hem tijdens vrij luid bezette orkestpassages laat zingen. Maar hij heeft een fraai timbre, en gezien zijn uiterlijk zou hij het verdienen om nog eens in een opera met een amoureuzere rol terug te keren in plaats van de leider in een religie die van vrouwen kuisheidsgeloften afdwingt.

Voordeel van de concertante uitvoering is dat je het koor simpelweg kunt laten opstaan wanneer librettist en componist de respectievelijke priesteressen, priesters, Gallische soldaten en Gallische bevolking soms vrij plotseling uit het niets laten opdraven en er weer in laten verdwijnen. Dat deed het Groot Omroepkoor uitstekend en het versterkte de indruk van een fraai gezongen mysteriespel.

De nog relatief jonge dirigent Michele Mariotti heeft al een enorme staat van dienst, onder meer tien jaar muziekdirecteur van het Teatro Communale di Bologna en sinds kort muziekdirecteur van het Teatro dell’Opera in Rome. In de Matinee leidde hij eerder Rossini’s Semiramide. Dat was de opera die naar verluidt indertijd in 1824 de toen 23-jarige Bellini de weg wees als operacomponist. En nu was Mariotti’s uitvoering van Semiramide in 2020, een uitvoering die veel indruk maakte, dus de wegbereider voor deze Norma. En ja, Mariotti kan koor, orkest en solisten laten staan als een huis.

Extra interessant vond ik dat hij liet horen hoe Bellini niet alleen duidelijk een wegbereider was voor Verdi, die je er voortdurend al aan hoort komen, en ook invloeden op de grand-opera’s van Halevy en Meyerbeer die na Norma kwamen, maar ook op Wagner. Dat gebeurt al in de orkestrale voorspelen die zowel op de orkestrale voorspelen van La Traviata als Lohengrin leken te preluderen, en in de duetten en grotere ensembles. Het zou interessant zijn Mariottis aanpak van Wagners vroegere opera’s te horen.

Vincenzo Bellini 1801 – 1835
Norma, libretto Felice Romani
Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor, Michele Mariotti dirigent
Venera Gimadieva sopraan Norma
Salome Jicia sopraan Adalgisa
Piero Pretti tenor Pollione
Riccardo Fassi bas Oroveso
Maria Novella Malfatti sopraan Clotilde
Klaas-Jan de Groot, koordirigent en dirigent afzonderlijke banda-ensembles
Uitvoering NTR Zaterdag Matinee 10 september 2022

Foto’s Neil van der Linden en Simon van Boxtel

Een curiosum, een ‘authentieke uitvoering’, met Cecilia Bartoli, Sumi Jo, John Osborn en Michele Pertusi.

Tussen Gina Cigna en Renata Scotto, veertig jaar Norma in een mini-discografie

Venera Gimadieva steekt met kop en schouders boven haar leeftijd- en stemgenoten uit.

Memorabele concerten van weleer: La Wally met Eva-Maria Westbroek

Sopranen. Daar draaide het Nederlandse operaleven in februari en maart 2010 om. Bijna alle producties die in die twee maanden de revue passeerden waren gecentreerd rond de grote en minder grote diva’s.

Op 26 februari dat jaar maakte Eva-Maria Westbroek haar lang verwachte debuut in de titelrol van Catalani’s  La Wally tijdens de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw. Ze maakte alle hooggespannen verwachtingen waar en het publiek lag aan haar voeten.

Met haar volle, rijke en buitengewoon plezierige  stem; haar charisma en charme stelde zij ons niet teleur, al was ze naar mijn idee soms iets te eenzijdig in de karakterisering van haar personage. Maar met de meer dan intens gezongen slot maakte ze ons allemaal heel erg gelukkig.

Hagenbach zou oorspronkelijk gezongen worden door Nicola Rossi Giordano maar  hij werd ziek en werd vervangen door de Zweedse tenor Mats Carlsson. Zijn sten was op zich best mooi maar een maatje te klein voor die rol. Jammer.

Van de rest van de cast maakte vooral Kristof Klorek een enorme indruk op me. Met zijn ruwe, grootse bas zette hij perfect de macho Stromminger neer. Mooi en indrukwekkend was ook de bariton Piero Terranova als een agressieve, maar menselijke Gellner.

Eva Maria Westbroek en Piero Terranova in heet duet: ‘Sei tu?…:

Het Radio Filharmonisch Orkest en het groot omroepkoor gaven onder leiding van Giuliano Carella een kleurrijke en genuanceerde uitvoering van veel te weinig uitgevoerde Catalani’s meesterwerk.

Eva Westbroek zingt ‘Ebben… Ne andrò lontana’, de aria der aria’s die mede overbekend werd door de film Diva. Opname uit de Matinee:

Wilhelmenia Wiggins Fernandez in de scene uit de film:

 Hoe één zanger geweldige opera om zeep kan helpen: Death in Venice uit Brussel in Amsterdam 2009

Opera concertante …
Daar is veel voor te zeggen. Doordat er geen regisseur aan te pas komt, word je niet afgeleid door rare beelden en er is geen discrepantie tussen wat je hoort en ziet. Je kunt je eigen fantasie gebruiken en je zo beter op de muziek en de zang concentreren. Amsterdam heeft een jarenlange traditie van de zaterdagmiddag matinee, waar geen één echte operaliefhebber aan voorbij kan gaan. Niet alleen is het programma zeer gevarieerd en spannend, ook de zangers (en dirigenten) zijn doorgaans van het hoogste niveau. Maar soms wordt je teleurgesteld

Op 3 februari 2009 gaf de Brusselse De Munt in het Concertgebouw een semi-concertante uitvoering van Britens Death in Venice. De opera bestaat eigenlijk uit een groot monoloog en de rol van Gustav von Aschenbach is een echte tour de force voor een tenor.

Ian Bostridge zong hem zonder meer goed, maar hij speelde voornamelijk zichzelf.. Nergens was er iets van de tweestrijd in zijn hoofd voelbaar. Verward door de hem plotseling overkomen verliefdheid? Welnee, als hij al verliefd mocht zijn dan was het op zichzelf. En dus daar stond hij dan, een lichtelijk verveelde en blasé ijdeltuit, die maar geïnteresseerd was in zijn eigen mooie zingerij. Al zijn aandacht besteedde hij aan zijn nagels die hij nauwkeurig bestudeerde, liep heen en weer met zijn handen in de zakken.

En daar gaat het in Brittens messcherpe en hartverscheurende zwanenzang niet over.

Maar de rest van de cast was fantastisch, met de Engelse bariton Andrew Shore voorop. Het was werkelijk fenomenaal hoe hij, met kleine pasjes en gebaartjes de gestalte kon geven aan zeven verschillende personages en ze bovendien individueel wist te kleuren. Knap hoor!

Ook het orkest en het koor (dirigent Paul Daniel) waren fabelachtig goed.

Death in Venice: een autobiografisch testament?

Immo Karaman regisseert Britten in Düsseldorf. Deel 3: Death in Venice