Johanni_cvan_Oostrum

Rusalka goes to Hollywood



Tekst: Peter Franken

De essentie van Dvoraks opera zit hem in de overstap die een vrouw maakt naar een andere wereld omdat ze verliefd is geworden op een droombeeld in de vorm van een man. Of het nu een waternimf is die door middel van hekserij de gedaante van een vrouw kan aannemen of een meisje dat zich een ander uiterlijk laat aanmeten om mee te kunnen komen in een wereld van ‘hype and hoopla, glitter and be gay’ is feitelijk van ondergeschikt belang. In beide gevallen zullen er de nodige ongerijmdheden op de koop toe moeten worden genomen, het gaat om het basisidee.

Vanuit die gedachte heeft het regisseursduo Philipp Stölz & Philipp M. Krenn hun Rusalka de transformatie laten ondergaan van heroïnehoertje in droomprinses in het Hollywood van begin jaren ’50 toen de Hays Code nog krachtig werd gehandhaafd. Dus vooral onschuldig vermaak, mooie kostuums, zoete verhaaltjes en veel pasteltinten.

Het decor van Heike Vollmer en Philipp Stölz en de kostumering van Anne Winckler vormen de perfecte ondersteuning van dit concept en maken de nieuwe productie van Rusalka voor De Nationale Opera visueel een groot succes. En met een uitstekende bezetting van de hoofdrollen en een prachtig spelend KCO kon de premièreavond op 2 juni niet meer stuk.

Toneelbreed is een straat in Hell’s Kitchen te zien, lower westside New York. Naast elkaar een hal met live show cabines, een bioscoop waar de film ‘The Prince and the Mermaid’ draait, een kapsalon met in de kelder een ruimte voor plastisch chirurgische ingrepen en een hotel waar de kamers per uur worden verhuurd.

De Watergeest wordt opgevoerd als pooier van een paar hoeren (Nimfen) die hij hardhandig onder de duim houdt, niet zelf: hij heeft er twee handlangers voor. Ze hebben weinig kans veel van hun verdiende geld voor zichzelf te houden en dat wringt nogal met de vaderlijke tekst die hun beschermer debiteert.

Ook is het opvallend hoe gemakkelijk hij Rusalka laat gaan, dat zijn van die ongerijmdheden waarvan in de inleiding werd gesproken. Een rustig langslopende politieagent raapt een bankbiljet op dat ‘per ongeluk’ op de grond is beland: hear no evil, see no evil.

J

Jezibaba kijkt niet echt op van Rusalka’s wens om ‘verbouwd’ te worden: daarvoor komen ze bij mij. Het meisje loopt in een korte rok met kniekousen en draagt een bril. Slecht kapsel en slordig shirt doen de rest: ze ziet er uit als iemand die van de straat leeft. Uit de bioscoopvitrine heeft ze een afbeelding van de vrouwelijke ster gescheurd en houdt die voor haar lijf. Zo moet ze worden.

Dat lukt opvallend goed dankzij een zelfde jurk, borstvergroting en een ander kapsel. Ze oogt als Marilyn, vooral door die licht verdwaasde bijna trieste blik van de vrouw die verloren is in een wereld die eigenlijk de hare niet is.

Als later de Vreemde Prinses opduikt in de rol van tegenspeler van de Prins in zo’n film die Rusalka op dit spoor heeft gezet, ogen die twee vrouwen vrijwel identiek zij het dat Rusalka een blauwe jurk draagt en haar concurrente een roze. Daarmee is alles wel gezegd. Tegen die vamp kan ze niet op en dat is niet alleen een kwestie van niet kunnen spreken.

De filmster-prinses pakt haar tegenspeler volledig in en binnen de kortste keren heeft ze haar hand in zijn broek. Het gebeurt ‘off stage’ dus de Hays Code is niet van toepassing. Als ze hem omstandig zijn broek ziet dichtknopen weet Rusalka dat ze het pleit heeft verloren. Ze heeft hier niets te zoeken, moet zo snel mogelijk terug naar New York.

Daar aangekomen wordt ze niet door haar vroegere werkomgeving geaccepteerd. Ze is haar plaats kwijt en dat zal ze weten ook. In de bioscoop draait nu toepasselijk ‘The Mermaid returns’. De Watergeest wil zich wreken op diegenen die haar zo slecht hebben behandeld, weinig zelfreflectie maar vooruit.

Als de Koksjongen en de Jachtopziener arriveren op zoek naar Jezibaba worden ze neergemaaid. Binnen het reguliere geweld dat de omgeving nu eenmaal kenmerkt is dit het enige over the top moment. De Prins arriveert en na zijn ontmoeting met Rusalka verdwijnt hij in een zich openend filmdecor, zijn dood is tenminste mooi vormgegeven.

De filmscènes laten de nodige extra’s zien in badpak met verenpluim, een verwijzing naar een film als ‘The million dollar mermaid’ uit 1952 met Esther Williams. Het bal krijgt de vorm van een dansscène met matrozen waarin de prins als marineofficier participeert. Het deed me denken aan ‘On the town’ uit 1949, een film met onder meer Gene Kelly en Frank Sinatra.

De grote liefdesscène van Prins en Mermaid speelt zich af op een verhoging met een enorme schelp die zich over het liefdespaar sluit, schitterend cliché. Een Borgward Isabella Cabrio uit 1954 speelt in beide werelden een rol. Een Amerikaanse auto was hier een betere keuze geweest, moet toch niet zo moeilijk zijn. Het decorontwerp in het programmaboek laat er in elk geval eentje zien.

Johanni van Oostrum was fenomenaal in de titelrol, een geweldige vertolking van de gekwelde waternimf annex heroïnehoer die uiteindelijk tussen wal en schip terecht komt. Als Agathe in Der Freischütz vorig seizoen kreeg ze helaas weinig gelegenheid om haar vocale en theatrale mogelijkheden te etaleren maar hier is ze de ster van de avond, brava.

Annette Dasch is maar kort op de scène aanwezig maar weet niet in de laatste plaats door haar acteertalent tijdelijk het toneel in bezit te nemen. Goed gezongen en altijd geweldig om naar te kijken. Haar Elsa in Bayreuth staat in mijn geheugen gegrift en sindsdien ben ik een groot bewonderaar van ‘Die Dasch’.

De derde grote rol kwam voor rekening van Raehann Bryce-Davis. Ik zag haar eerder al eens als Eboli, gespeeld als een prinses met ‘maniertjes’. Hier acteerde ze tamelijk naturel en liet vooral haar volle diepe mezzo het werk doen. Ze completeerde het trio vrouwelijke hoofdrollen, een cast op zeldzaam hoog niveau met uitnemende zang.

Pavel Cernoch was een aantal jaren geleden als Laca de tegenspeler van Dasch in Jenufa en het is een genoegen hem weer in Amsterdam terug te zien. Geheel in Hollywood stijl zet hij acterend een leeghoofd neer, een omhoog gevallen acteur die het volledig van zijn uiterlijk moet hebben. Het is vergelijkbaar met een prins, iemand die is geboren met een zilveren lepel in zijn mond.

Maxim Kuzmin-Karavaev was een prima Watergeest,  Erik Slik een leuke Jachtopziener en tenslotte Georgiy Derbas-Richter als een adequate Jager.

Geslaagd optreden ook van de dames in de kleinere rollen: Karin Strobos als de Koksjongen, Inna Demenkova, Elenora Hu en Maya Gour als Nimfen. Een grote groep dansende figuranten was afkomstig van het gezelschap Lucia Marthas Institute for Performing Arts. Het koor van DNO was kort te horen in de tweede akte.

Traditioneel zit het KCO in de bak tijdens het Holland Festival en soms vind ik dat een beetje overdreven, alsof je een solist in het koor laat zingen. Deze keer pakte het zeer gelukkig uit. Rusalka is bijna een symfonie met zang en daarin had een toporkest als het KCO volstrekte meerwaarde.

Dirigent Joana Mallwitz ontlokte een weelderige klank aan het orkest met veel aandacht voor dramatische accenten en crescendi. Soms liet ze het orkest fluisteren of werd veel ruimte gemaakt voor fraaie instrumentele soli, dan weer zwol het volume aan en golfde het geluid over de rand van de bak. Maar nergens was het teveel, de solisten hoefden op geen enkele ogenblik te forceren om boven het orkest uit te komen.

Nog geen week geleden zat ik in Düsseldorf me te verbazen over het gebrek aan subtiliteit: orkest, koor en solisten die permanent op orkaankracht musiceerden. Bij de première van Rusalka waande ik me in een andere wereld.. Een absolute aanrader deze seizoen afsluiting.

Trailer:

Foto’s: © Clärchen & Matthias Baus | De Nationale Opera