cd/dvd recensies

Busoni en La Nuova Commedia dell’ Arte

Busoni Turandot Arlecchino

Feruccio Dante Michelangelo Benvenuto Busoni is, denk ik, één van de grootste kosmopolitische componisten uit de muziekgeschiedenis. Zijn vader was een Italiaan en zijn moeder een Duitse. Busoni studeerde in Oostenrijk, trouwde met een Russisch-Zweedse en ging in Berlijn wonen. Voornamelijk dan, want hij woonde ook in Wenen, Zürich en Bologna. En, o ja, hij had ook nog eens Joodse wortels. En dan al die voornamen!

Het schijnt dat hij een boekencollectie had die had kunnen concurreren met de meeste bibliotheken: geen wonder dat hij zijn klassieken kende! Busoni was ook een groot kenner en bewonderaar van Carlo Gozzi en na het componeren van de incidentele muziek voor zijn toneelstuk Turandot besloot hij het gegeven tot een opera te verwerken. In dezelfde tijd (1916) componeerde hij ook Arlecchino, een opera gebaseerd op een figuur uit Commedia dell’Arte. De (Duitstalige) libretto’s met veel gesproken dialogen zijn van de hand van de componist zelf.

Busoni Turandot-Arlechino_Premier_Poster_600391

Beide opera’s, die Busoni ‘La Nuova Commedia dell’ Arte’ noemde beleefden hun wereldpremière op 11 mei 1917 in het Stadttheater van Zürich onder leiding van de componist zelf.

In 1992 werden de opera’s in Berlijn opgenomen en nu (voor het eerst?) op de markt gebracht. Joseph Protschka is een warm getimbreerde Kalaf en Linda Plech excelleert als Turandot.  Gerd Albrecht dirigeert zeer betrokken, met veel aandacht voor de partituur.



Feruccio Busoni
Turandot; Arlecchino
Rene Pape, Linda Plech, Joseph Protschka, Celina Lindsley, Peter Matic, Robert Wörle, Siegfried Lorenz e.a.
Radio-Sinfonie-Orchester Berlin olv Gerd Albrecht
Capriccio C5398

Joodse psalmen zonder nesjomme

Lewansowski

Deze opname valt mij ontzettend tegen. Wat zonder meer ook aan mij kan liggen, want: ik heb mij er enorm op verheugd. Louis Lewandowski was een Duits-Joodse (of Joods-Duitse) componist die een belangrijke rol heeft gespeeld in het ‘moderniseren’ van synagogale gezangen. Om te beginnen heeft hij het orgel er bij geïntroduceerd, het instrument dat in de liberale diensten tegenwoordig volledig geaccepteerd is maar de orthodoxe leer wil er nog steeds niets van weten. Iets wat ik eigenlijk snap: ook ik heb er moeite mee. Althans in de sjoel.

Zijn tweede grote stap voorwaarts was het introduceren van een gemengd koor. Vergeet niet dat er vroeger (en bij de orthodoxen nog steeds) mannen en vrouwen werden gescheiden en een gemengd koor (voor de diehards nog steeds) absoluut niet geaccepteerd kon worden.

Zijn composities zijn niet echt hemelbestormend, dat hoeft ook niet, ze waren niet bedoeld om in concertzalen uitgevoerd te worden. Maar zo saai zoals het hier klinkt hoeft het ook niet. Niet dat het koor vals is, integendeel! Ook de solisten zijn prima; maar wat er echt aan ontbreekt is de nesjomme (de ziel). Bovendien worden de psalmen in het Duits gezongen, iets wat mij echt tegenstaat. Net als het orgel, trouwens. Maar, zoals ik het al zei,  dat kan ook aan mij liggen.




LOUIS LEWANDOWSKI
Eighteen Liturgical Psalms
Rózsa Kiss (sopraan), Lúcia Megyesi Schwartz (mezzo),
Viola Thurnay (alt), Gábor Pivarcsi (tenor), Szabolcs Hámori (bas), Márton Levente Horváth (orgel),
Hongaars Radiokoor o.l.v. Andor Izsák
DG 00289 483 7724

Missa Solemnis, Christus en de aandeelhouders

Beethoven Gielen

De Oostenrijkse aartshertog Rudolf was niet alleen leerling maar ook een goede vriend en beschermheer van Beethoven. Toen hij benoemd werd tot aartsbisschop van Olmütz is de componist aan de slag gegaan om een mis ter zijne ere te schrijven. De bedoeling was om het werk af te hebben op de dag van Rudolphs troonsbestijging, op 19 maart 1820. Het lukte niet en de première heeft pas vier jaar later, in Sint-Petersburg nota bene, plaatsgevonden,

En dat was het dan, want de eerstvolgende keer dat het werk compleet werd uitgevoerd was pas in 1845, zowat 18 jaar na Beethovens dood. Tegenwoordig hoor je de compositie nog maar zelden live, gelukkig bestaan er genoeg mooie opnamen op cd’s. Denk alleen aan Levine, Karajan of Gardiner, om maar een paar te noemen.

De Oostenrijkse dirigent Michael Gielen was een grote bewonderaar van het werk. Op de vraag waarom we Missa Solemnis zo weinig horen scheen hij te hebben geantwoord dat “De wereld van de waarden van de aandeelhouders geeft niet om Christus”.

In april 1985 dirigeerde hij in de Musikverein in Wenen een buitengewoon fraaie uitvoering, die door ORF live werd opgenomen en nu door Orfeo op de markt werd gebracht. De orkestklank is vol en toch transparant en het solistenkwartet om te zoenen zo mooi.



Ludvig van Beethoven
Missa Solemnis

Alison Hargan, Marjana Lipovšek, Thomas Moser, Matthias Hölle, baritone
Rudolf Scholz orgel
Wiener Singverein; ORF Vienna Radio Symphony Orchestra olv Michael Gielen
Orfeo C999201

The Poker Club Band zingt Haydn: wat een cd!

CD

Kunt u zich nog ‘De Kap’ren varen’ van Fungus herinneren, een grote hit uit de jaren zeventig? Daar moest ik namelijk meteen aan denken, bij het beluisteren van deze cd. Het is min of meer dezelfde formule: men neemt een klassiek muziekstuk (nu, ja bij Fungus was het iets minder ‘klassiek’, maar toch) als uitgangspunt en brengt het terug naar de bron. In dit geval de Schotse folklore.

Het uitgangspunt nu was de enorme bundel van ‘Schotse liederen’ van Haydn: hij heeft bijna 400 traditionele liedjes bewerkt (eind achttiende eeuw was folklore echt in) met de bedoeling om ze in de salons uit te voeren door een zanger (een zangeres) die door een pianotrio werd begeleid. Niet dat er geen andere arrangementen werden gemaakt, maar alles bleef in het nette en het luchtig deftige. En dan komt ‘The Poker Club Band’, een Schots ensemble dat zijn naam aan één van de clubs in Edinburgh heeft ontleend.

Het is eigenlijk onmogelijk om ze ergens in een hokje te plaatsen want ze zijn eigenlijk van alles. Zeg maar de rauwe folklore ontmoet oude muziek. Want oude muziek specialisten, dat zijn ze ook, alle vier. Zodoende hoor je naast de klassieke klanken van de viool en de cello ook de pedaalharp en een gitaar. Maar alles valt of staat met de zang en daar zit dus het mooiste verrassingselement in. James Graham klinkt zo Schots dat het bijna een cliché is, maar wat een cliché! Tussen de liederen door krijgen we instrumentale arrangementen van een paar van Haydns symfonieën, meesterlijk gespeeld door de harpiste en de dirigente Masako Art.

Ik moet eerlijk bekennen: toen ik die cd in mijn speler duwde hoopte ik dat ik het zou overleven. De verrassing – en het plezier – kon niet groter zijn geweest. Wat een cd!


Tullochgorum – Schottish Songs
The Poker Club Band olv Masako Art
BIS 2471

Goerne zingt Beethoven: elke noot doet er toe

beethoven-songs-0028948383511_0

Hij is nog maar 54 jaar oud en toch praat hij al over ophouden. Niet, dat zijn stem minder wordt maar hij wil het ‘verval-moment’ niet afwachten. Of het verstandig is dat weet ik niet, vooralsnog is Matthias Goerne op zijn absolute top. Zijn stem klinkt nog steeds fris en zijn interpretatie heeft met de jaren aan de diepgang gewonnen. Men zegt dat hij de beroemdste leerling is van Fischer-Dieskau, maar is dat zo? Een ding is in ieder geval zeker: Goerne behoort tot de crème de la crème wat de vertolkers van de Duitse zangkunst betreft.

Zijn nieuwste cd is geheel aan de liederen van Beethoven gewijd. Het is geen dagelijkse kost. Ook in het Beethoven-jaar worden we voor de zoveelste keer op zijn symfonieën en concerten getrakteerd. Al zijn pianosonates en strijkkwartetten worden uit de kast getrokken of opnieuw opgenomen, maar de liederen blijven nog steeds in de marge steken. Vandaar (onder andere) dat ik de nieuwe cd van Goerne met een enorme ‘hoera’ verwelkom.

In een interview met Paul Janssen zei Goerne: “Het kost veel tijd om die prachtige melodieën, de structuur en het idee achter Beethovens liederen te vatten. In eerste instantie lijken het gewone liederen, maar zo gauw je er in duikt steekt Beethoven iemand als Schubert echt naar de kroon. Hij is zo precies in zijn componeren; elke noot doet er toe.” En dat er elke noot er toe doet, dat maakt Goerne meer dan duidelijk.

Het beste hoor je het in Beethovens bekendste lied, ‘Adelaide’. Logisch, dat kennen we allemaal, net als zijn cyclus ‘An die ferne Geliebte’. Het eerste wat er dan opvalt is zijn zachte en lieve manier van zingen waar de grootste aandacht naar de muziek uitgaat zonder dat de tekst er onder hoeft te lijden. Jan Lisiecki toont zich de meest voorbeeldige ‘partner in crime’, het is alsof de zanger en de pianist elkaar al jaren kennen.


LUDWIG VAN BEETHOVEN
6 Lieder op. 48; Resignation WoO 149; An die Hoffnung op. 32; Gesang aus der Ferne WoO 137; Maigesang op. 52 no.4; Der Liebende WoO 13; Klage WoO 11; An die Hoffnung op. 9; Adelaide op. 46; Wonne der Wehmut op. 83 no. 1; Das Liedchen von der Ruhe op. 52 no. 3; An die ferne Geliebte WoO 140; An die ferne Geliebte op. 98
Matthias Goerne bariton
Jan Lisiecki piano
DG 483 83511

Il combattimento di Ponnelle e Audi, oftewel Monteverdi cycli in Zürich en Amsterdam

Het was geen uitvinding van Pierre Audi om de opera’s van Monteverdi als cyclus te presenteren. Ponnelle ging hem met Harnoncourt voor, en dat al twintig jaar eerder.

De uit jaren de zeventig stammende registraties uit Zürich zijn het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de regisseur en de dirigent. Door de zeer consequente regieopvattingen, het gebruik van een vast muziekensemble en dezelfde zangers – die in alle drie de opera’s één van de rollen vertolken – is een drieluik gecreëerd waarin alles op alles is afgestemd. Een volkomen eenheid, versterkt nog door de eendrachtige decors, kostuums en rekwisieten.

De opera’s werden in de studio verfilmd, zo’n half jaar na de opvoeringen, maar het geluid is daadwerkelijk afkomstig van de live voorstellingen.

Mijn gevoelens over het geheel zijn zeer gemengd. Aan de ene kant bewonder ik de sfeervolle, authentieke decors en kostuums. Aan de andere kant hebben de jaren zeventig duidelijk een stempel op het geheel gedrukt. De make-up en pruiken zijn gewoon knudde en, inderdaad, very seventy’s. Dat stoort. Wat verder ook stoort, en niet weinig ook, is het vibratoloze zingen van de meeste zangers

Audi gaf zijn visitekaartje in Amsterdam af met de in 1990 uitgevoerde Il Ritorno d’Ulisse in Patria, het eerste deel van wat een indrukwekkende Monteverdi-cyclus zou worden. De opera’s werden in de loop van de jaren negentig voor de tv opgenomen en zijn nu zowel los als in een prachtig ogende box verkrijgbaar.

Als bonus zit er dan ook (niet los verkrijgbaar) Il Combattimento di Tancredi e Clorinda bij, verrukkelijk gespeeld (of beter gezegd: uitgevochten) door Maarten Koningsberger en Lorna Anderson, en met een prachtig gezongen commentaar van Guy de Mey.

Audi’s regie is gestileerd en zeer esthetisch, wat in de intimiteit van de huiskamer nog wordt versterkt. Anders dan Ponnelle werkte Audi met verschillende zangers, ensembles en dirigenten. Over het algemeen zijn zijn zangers beter dan bij Ponnelle, al is zijn keuze (de dirigents keuze?) voor een bepaald stemtype niet altijd gelukkig.

Een minpunt is het ontbreken van synopsis en er is ook geen tracknummering. De Nederlandse ondertitels krijgen een plusje.

L’Orfeo

monteverdi-l-orfeo-dvd-0044007341636

Ponnelle roept in zijn L’Orfeo de sfeer van de première in Mantua op, door de voorstelling plaats te laten vinden tussen de schuifdeuren van een paleisje. De acteurs, zangers, balletdansers en musici mengen zich onder het door het koor gespeelde publiek, die dan ook commentaar geeft op het verloop van het verhaal. Prachtig, speels, en zeer overtuigend.

Philippe Hüttenlocher is een niet echt fraai zingende Orfeo en zijn Euridice is het noemen van haar naam niet waard, maar Trudeliese Schmidt is zeer overtuigend als La Musica/Speranza.

Tussen de Spiriti en Pastori ontdek ik verder tot mijn grote vreugde een piepjonge Francisco Araiza, wat mijn waardering voor de uitvoering meteen opkrikt.

Monteverdi audoi orfeo

Nee, dan de zangers bij Audi, met zowat de mooiste Orfeo ooit: John Mark Ainsley. Een punt erbij.

Maar niet alles vind ik goed. Zo begrijp ik de keuze voor de countertenoren voor de rollen van La Musica en Speranza niet. Zelfs de meest fanatieke ‘authentiekelingen’ deden het niet. Het is niet alleen volstrekt overbodig, maar ook ridicuul. Wiens keuze het was, weet ik niet. Jammer vind ik het wel.

Des temeer daar de te nadrukkelijk nichterige David Cordier niet over de beste stem beschikt, en zo een karikatuur maakt van La Musica. Het lijkt net een travestieshow. Michael Chance zingt wel mooi, maar La Speranza, net als La Musica, hoort door een vrouw gezongen te worden.

Ook met de enscenering ben ik niet altijd gelukkig, en ik snap het nut van het water aan het begin van de opera niet. Het orkest(je) onder leiding van Stephen Stubbs vind ik dan wel heel erg mooi spelen; nog één punt erbij. De stand: 3-2 voor Audi.

Il Ritorno d’Ulisse in Patria

monteverdi-il-ritorno-dulisse-in-patria-0044007342680

Hier is de wedstrijd niet helemaal eerlijk, want Ponnelle heeft er een film van gemaakt en Audi heeft een nieuwe versie van het verhaal geschreven.

De zangers bij Ponnelle zijn middelmatig. Hollweg (Ulisse en L’Humana Fragilita) schreeuwt zich door de hemels mooie ‘Dormo ancora’ heen en Trudeliese Schmidt is weinig overtuigend als Penelope. Telemaco van Araiza is daarentegen zo wonderschoon, dat ik onmiddellijk twee punten toegeef voor het werkelijk adembenemend mooie zingen (maar hoeveel strafpunten verdient hij dan niet voor het verpesten van zo’n prachtig materiaal?).

Monteverdi Ulisse audi

Audi (of is het Stubbs?) wil het verhaal maar eens verfrissen en gooit bijna alle goden uit de opera. Waarom? Het doet zo’n enorme afbreuk aan het verhaal! Die gaat namelijk niet alleen over de terugkeer van Ulisse in zijn vaderland, maar ook (of eigenlijk voornamelijk) over een spel dat goden met de mensen en hun lot spelen. Daar klaagt L’Humana Fragilita aan het begin van de opera ook over.

Ook de abrupte overgang van het liefdesduet tussen Melanto en Eurimaco naar de ontwakende Ulisse op het strand in Ithaca is niet logisch. En de reden is? Was de muziek niet van de maestro zelf? Of is het een ‘herinterpretatie’? Niet de goden maar de mensen zelf zijn verantwoordelijk voor hun lot? Maar ja, in dit geval klopt de hele beginscène niet, en komt helemaal los van de rest van het verhaal te zitten.

Maar de enscenering is wondermooi, en de zangers, met Anthony Rolfe Johnson, Graciela Arraya en Alexander Oliver voorop, werkelijk fantastisch. 5-3 voor Audi, maar wel met een gele kaart.

L’incoronazione di Poppea

monteverdi-lincoronazione-di-poppea-0044007341748

Deze opera gaat over seks, wellust, machtsverlangen, jaloezie, moord en nog meer van dat soort zaken. Daar profileert Ponnelle zich ook naar. Zijn Poppea (Rachel Yakar) is bloedmooi, uitdagend en zeer geraffineerd. Nero, hier gezongen door een tenor (Erik Tappy) is, ondanks zijn sadistische trekjes, als was in haar handen.

Matti Salminen zet een zeer imposante Seneca neer, en Alexander Oliver is kostelijk als Arnalta. Ook de rest van de cast is heel erg goed, en het decor en kostuums zeer indrukwekkend.

Monteverdi Poppea audi

Daarmee vergeleken is Audi’s versie een kuis aftreksel. Zijn regie is hier nog meer dan voorheen gestileerd en de enscenering sober en intiem. Zeer fraai om te zien, maar vrijwel emotieloos en op den duur gewoon saai. Zolang het over goden en mythologische figuren gaat, werkt die esthetisch esoterische aanpak prima, maar zodra de hoofdpersonen mensen van vlees en bloed zijn, lijkt het meer op een aderlating en wordt het drama anemisch.

Cynthia Haymon is zeer mooi als Poppea, maar ze lijkt meer op een onschuldig meisje dan op een bloeddorstige courtisane. Ook Brigitte Bailey’s Nerone ontbeert het aan uitstraling en Dominique Visse maakt een karikatuur van zijn rol als Arnalta.

Het prachtige slotduet ‘Pur ti miro, pur ti godo’ ontbreekt. Wellicht omdat het niet door Monteverdi zelf, maar later door diens leerling Francesco Sacrati werd gecomponeerd? Hoe dan ook, ik mis het wel. 4-1 voor Ponnelle.

Die Teufel von Loudun

penderecki-krrzysztof-1

Krzysztof Penderecki

In 1967 Rolf Liebermann approached Krzysztof Penderecki with the request to compose an opera for Hamburg. The result was Die Teufel von Loudun, for which the composer himself had written the libretto. The story is based on a true event: in Loudun (France) in 1634, a Prioress of the Ursuline Order accused a priest of diabolical practices for which he was sentenced to be burned at the stake.

The opera had its world premiere on 20 June 1969 and shortly afterwards it was filmed. The leading role of mother Jeanne was performed in a very impressive way by the great Tatiana Troyanos, whose career began in Hamburg. Her portrait of the hunchbacked demonically possessed nun with sexual visions is breathtaking. Everything about her, from head to toe, acts. Her facial expression changes with every phrase she sings and her voice chills you to the bone.

Liebermann Penderski

The horror-like music with its many glissandi and octave leaps evokes a feeling of unease and makes the opera, despite the immense tension, rather uncomfortable to watch. The staging, with a lot of nudity and explicit sex scenes, is very progressive for that time and I can imagine it was experienced as shocking.

By the way: did you know that William Friedkin used music by Penderecki for his film The Exorcist?

In het Nederlands

In 1967 benaderde Rolf Liebermann Krzysztof Penderecki met het verzoek een opera voor Hamburg te componeren. Het werd Die Teufel von Loudun, waarvoor de componist zelf het libretto had geschreven. Het verhaal is gebaseerd op een ware gebeurtenis: door het toedoen van een priores van de Ursulinenorde werd in het Franse Loudun in 1634 een priester van duivelse praktijken beschuldigd en tot de brandstapel veroordeeld.

De opera beleefde zijn wereldpremière op 20 juni 1969 en kort erna werd hij verfilmd. De hoofdrol van moeder Jeanne werd op een zeer indrukwekkende manier vertolkt door de grote Tatiana Troyanos, wier carrière in Hamburg was begonnen. Haar portrettering van de door duivels geplaagde gebochelde non met seksuele visioenen is duizelingwekkend. Alles aan haar, van top tot teen, acteert. Haar gezichtsuitdrukking verandert met elke gezongen frase en haar stem gaat door merg en been.

De horrorachtige muziek met haar vele glissandi en octavensprongen roept een gevoel van onbehagen op en maakt dat je, ondanks de immense spanning, toch wel ongemakkelijk in je stoel blijft zitten. De enscenering, met veel bloot en expliciete seksscènes is voor die tijd zeer vooruitstrevend en ik kan me voorstellen dat het toentertijd als shockerend werd ervaren.

Over muziek gesproken: wist u dat William Friedkin muziek van Penderecki gebruikte voor zijn film The Exorcist?

Transparante La Clemenza di Tito uit Edinburgh

mozart-la-clemenza-di-tito-0028947757924

La Clemenza di Tito is in veel opzichten zeer opvallend. Lange tijd werd Mozarts zwanenzang als tijdgebonden en verouderd beschouwd, en als zodanig nergens meer opgevoerd. De omwenteling kwam in de jaren tachtig toen de moderne regisseurs er interessant materiaal voor een spannend muziektheater in zagen. Tegenwoordig kun je (bij wijze van spreken) je kont niet keren zonder die opera ergens tegen te komen. Waar zou het aan liggen?

Op muzikaal gebied is het vooral de orkestratie die opvalt. De blazers (voornamelijk bassethoorns en klarinetten) krijgen een prominente rol, met name in de aria’s van Vitellia en Sesto. Mozart componeerde het speciaal voor de klarinettist Anton Stadler die het instrument wist te verrijken met vier extra lage tonen.

In augustus 2005 werd de opera tijdens het festival in Edinburgh concertante uitgevoerd en daarna voor DG (4775792) opgenomen. De instrumenten van het Scottish Chamber Orchestra zijn modern, maar Sir Charles Mackerras houdt alles, geheel volgens de verwachtingen, licht en strak, waardoor het geheel voornamelijk een transparante indruk maakt.

De opera valt of staat met de bezetting van Sesto, die, met zijn gamma aan emoties, eigenlijk de hoofdrol vervult. Magdalena Kožená kwijt zich voorbeeldig aan haar rol, maar het is duidelijk dat zij daar nog in zal gaan groeien.

Hillevi Martinpelto is een lekker hysterische Vitellia: zinnend op wraak, maar bij vlagen ook verliefd en schuldbewust. Rainer Trost, die op het laatste moment voor Ian Bostridge was ingesprongen, zet een fantastische Titus neer.


De Gierige Ridder van Rachmaninoff: wat een opera! En wat een uitvoering!

the-miserly-knight-0095115154427_0

Rachmaninoff associeer je niet gauw met de opera. En toch heeft hij er vier gecomponeerd. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik tot een jaar of tien geleden niet eerder van de korte opera De Gierige Ridder heb gehoord. Raar eigenlijk want het werk is wonderschoon.

De muziek die Rachmaninoff bij de tekst van Poesjkin heeft gecomponeerd doet zeer Wagneriaans aan en als je niet beter wist zou je denken dat je hier met een onbekend deel van de Ring te maken hebt. In het Russisch, dat dan weer wel.

De rol van de gierige ridder is zeer veeleisend. In de tweede akte krijgt hij maar liefst een twintig minuten durende monoloog te zingen, waarin hij een scala aan emoties moet tonen. Het was bedoeld voor Fyodor Sjaljapin, zowat de beste bas van zijn tijd, maar om onbekende redenen heeft hij de rol (op de monoloog na) nooit vertolkt.

Op de Chandos-opname uit 2009 (CHAN 10544) wordt de Baron gezongen door de – inmiddels wereldberoemde maar toen nog beginnende en zeer jonge – bas Ildar  Abdrazakov. Zijn soepele stem lijkt van fluweel en hij weet er overtuigend mee te acteren, petje af!

Ook de Oekraïense tenor Misha Didyk (Albert) was toen nog maar een naam om in de gaten te houden. In de confrontatiescène tussen vader en zoon hoor je de vonken overspringen, zowaar een echt duel.

Gianandrea Nosado dirigeert fantastisch, met veel gevoel voor drama. Wat een opera! En wat een uitvoering!


 

 

Thomas Adès door Thomas Adès: beter krijgt u het niet

Ades picos

Thomas Àdes (1971) behoort tot mijn geliefde hedendaagse componisten. In tegenstelling tot veel van zijn (oudere, dat geef ik toe) collega’s schrijft hij muziek dat niet te ingewikkeld is, zonder dat het tot klanktapijt verwordt. Zijn muziek is spannend, prikkelend, vooruitstrevend en toch toegankelijk. In één zin: hij heeft het ’klassieke’ en het ‘vernieuwende’ naar elkaar toegebracht en ze in elkaar laten smelten. Daarbij schuwt hij horror-achtige uithalen en zelfs de dodecafonie niet waardoor zijn muziek uiterst beeldend en vaak angstaanjagend is.

Zo ook Totentanz, een compositie voor mezzosopraan, bariton en orkest die gebaseerd is op een anonieme tekst uit de vijftiende eeuw, een verhaal over de strijd tussen Leven en Dood. Waarbij de laatste het altijd wint. Adès droeg het werk op aan Witold Lustoslawski en zijn vrouw. Het werd op de Proms in 2013 voor het eerst uitgevoerd, met Christianne Stotijn en Simon Keenlyside.

De voorliggende opname werd in Boston in 2016 live gemaakt en ik kan mij niet voorstellen dat er een betere uitvoering mogelijk is. Mark Stone (de Dood) en Christianne Stotijn zingen hun rollen ijzingwekkend, melancholiek, uitdagend en berustend. Luister even naar de laatste twee delen: het is alsof Schubert en Mahler elkaar tegenkomen en elkaar vinden in een dodelijke omhelzing. Met de stervende koperklank als het uitblazen van de laatste adem.

Zijn pianoconcert componeerde Adès voor de Russische meesterpianist Kirill Gerstein, een ongekende virtuoos die zijn romantische slag combineert met een enorme improvisatiegave. Ik moest er een paar keer naar luisteren want het concert laat zich niet snel kennen. Voornamelijk vanwege de vele kleuren en ‘tussenkleuren’, wat meer inhoudt dan alleen maar nuancen.

De overgangen tussen de delen zijn groot, waardoor de spanning je naar adem doet happen. Dat de componist zelf voor het, werkelijk imponerend spelend orkest uit Boston staat kan alleen maar als een enorme pre worden beschouwd. Wat een cd!


THOMAS ADÈS
Concerto for Piano and Orchestra; Totentanz
Kirill Gerstein (piano)
Christianne Stotijn (mezzosopraan)
Mark Stone (bariton)
Boston Symphony Orchestra olv Thomas Adès
DG 48379989