Thomas_Hampson

Thomas Hampson: always a hiker of the lesser-known paths,

TIDES OF LIFE: exciting arrangements of songs by Wolf, Schubert, Brahms
and Barber



In the winter of 2014, Amsterdam Sinfonietta and American baritone Thomas Hampson toured Europe. In a fortnight, they gave 12 concerts in six different European countries.

Especially for this tour and commissioned by Amsterdam Sinfonietta, British composer David Matthews arranged songs by Wolf, Schubert and Brahms. Schubert’s ‘Ständchen’ was given a new arrangement by Bob Zimmerman. Only Samuel Barber’s “Dover Beach” was not given a real ‘make over’ and remained close to the original composition.



The songs are sometimes barely recognisable, but I don’t mind. It’s quite exciting to hear what an arrangement can do with familiar melodies.

The text remains the same, of course, but the melody line – and ertainly the tone – does change. In the new arrangements, Brahms’ “Vier ernste Gesänge” sound a little less sombreand Wolf’s songs (“Der Rattenfänger”!) actually become much more serious in tone and less ironic.

In Bob Zimmerman’s setting, the lovely “Ständchen” sounds a little unheimlich. A feeling reinforced by the reversal of the ‘roles’: it is now not a girl assisted by a male choir, it is now the women who accompany the man. It takes some getting used to, but beautiful it most certainly is. In any case, the National Women’s Youth Choir knows it well.

Hampson’s voice is not as beautiful and cultured as it used to be, which is only a plus here.Thus, the songs sound sort of spicy, with plenty of punch. Nice!

Amsterdam Sinfonietta proves yet again that they are one of the best chamber music ensembles in the world.


TO THE SOUL: AMERICAN SONGBOOK



For decades, Thomas Hampson has been a tireless ambassador for art songs by American
composers, as well as American poetry. In 1991, he recorded a CD for Teldec with “German” songs by Charles Ives, Charles Tomlinson Griffes and Edward MacDowell

Griffes’ “Mein Herz ist wie die dunkle Nacht”:



To the Soul was released by EMI in 1997, featuring songs on texts by Walt Whitman.



Those names were therefore not missing from the recitals he gave in Salzburg in 2001, part of what was called a “Hampson Project”.

The theme of this mini-festival (there was also a symposium) was American poetry, set to music by various, not only American, composers. Hampson did more than just sing. He introduced the songs, commented on them and talked
about the composers, poets, writers and traditions.

Thomas Hampson on “American Songbook” :



To the delight of anyone who cares about American music and poetry, three of those recitals, from 12 (and not 15), 17 and 22 August 2001 respectively, were released on two CDs a few years ago. Hampson sings as we have come to expect: cultured and beautiful, and his diction
and text handling are exemplary.

This clip is not from the CDs (neither found on You Tube nor Spotify), but it illustrates Hampson’s commitment to the music and poetry of his homeland:



As a bonus, we get three songs by Korngold, taken from the project Forbidden and Exiled, from Salzburg 2005.



WERTHER : Can a baritone be a convincing Werther?



In 1902, ten years after the premiere, Massenet made a new version of his Werther, this at the request of Italian baritone Mattia Battistini, who was eager to sing the lead role. Massenet did not change the key, but rewrote the vocal lines of Werther’s music, making the arias, “Pourquoi me réveiller” included, barely recognisable.



The “baritone version” of the opera was and remains an oddity; no original manuscript of the score even exists. In recent times, with its penchant for ever new challenges, there was also an increased interest in the alternative versions of well-known operas.

Thomas Hampson has always walked the lesser-known paths, and he first performed the role of Werther back in 1989. In 2004, he sang a concert performance of it at the Paris Chatelet, and that performance has been released by Virgin on two DVDs. He does an excellent job, but
the manic-depressive is a bit off.

His Charlotte is sublimely sung by Susan Graham, who also performed the role in Amsterdam some years ago, where she had moved the audience and press to tears. Michel Plasson has drama in his fingertips and you can hear it.

Lieneke Effern:  Mijn mooiste vijf voorstellingen van 2024

2024 was een jaar vol schitterende momenten, maar er zijn vijf voorstellingen die extra indruk hebben gemaakt.

1. Fanny and Alexander – De Munt, Brussel


In december bezocht ik de opera Fanny and Alexander in de prachtige Muntschouwburg in Brussel. Deze productie bracht alle kunstvormen samen: zang, toneelspel, muziek en een adembenemend toneelbeeld. Ik was heel blij dat Thomas Hampson de rol van de bisschop vertolkte in een over de hele linie geweldige cast. Dit was opera in zijn meest meeslepende vorm, een ware triomf van het muziektheater.

2. Verklärte Nacht – Schönberg – Concertgebouw


Arnold Schönbergs Verklärte Nacht is een meesterwerk op zich, maar het Concertgebouworkest bracht het naar een nieuwe hoogte onder de bezielende leiding van Klaus Mäkelä. In de zaal hing een betoverende sfeer: elke noot leek geladen met emotie, en het orkest transporteerde het publiek naar een andere wereld. Toen de laatste klanken vervaagden, bleef de zaal in een diepe stilte gehuld. Een onvergetelijke avond

https://www.concertgebouw.nl/concerten/5216512-klaus-makela-dirigeert-mahler-bij-het-concertgebouworkest

3. Rusalka – Staatsoper Berlin


In de Staatsoper Berlin beleefde ik een prachtige uitvoering van Dvořáks Rusalka. Christiane Karg blonk uit in de titelrol. Haar zang was niet alleen technisch perfect, maar vooral doorleefd en ontroerend. Elk gebaar, elke noot vertelde het tragische verhaal van de waternimf die verlangt naar de liefde van een mens. Haar fenomenale acteerprestatie maakte de ervaring extra intens. De rest van de bezetting was ook van zeer hoog niveau.

4. Billy Budd – Wiener Staatsoper


Benjamin Brittens Billy Budd zag ik in de Wiener Staatsoper. Gregory Kunde schitterde als Captain Vere, een rol die hij onvergetelijk maakte met zijn subtiele tekstbeleving en vocale kracht. De opera is een verhaal over loyaliteit en morele dilemma’s, en deze productie wist die thema’s uitstekend over te brengen. Een opera die nog lang nadreunt.

5. Alma Quartet met Santa Vizine en Klaus Mäkelä – Kamermuziekprogramma


Het Alma Quartet, samen met altvioliste Santa Vizine en cellist Klaus Mäkelä, bracht een indrukwekkend kamermuziekprogramma ten gehore. Op het programma stonden Korngolds Sextet in D en Schuberts Strijkkwintet in C, D956. De musici wisten de essentie van deze werken perfect te vangen, wat zorgde voor een avond vol muzikaal vakmanschap en intensiteit.

Foto’s “Behind the scenes” © Lieneke Effern



‘FANNY AND ALEXANDER’ IN DE MUNT

Tekst: Ger Leppers

In het voorjaar van 1987 kocht ik mijn eerste abonnement op de operavoorstellingen in de Brusselse Muntschouwburg. Sedertdien heb ik er heel wat wereldpremières gezien, want daar is men in de Belgische hoofdstad kwistig mee. Nieuwe opera’s van Boesmans, Hans Werner Henze, Jan van Vlijmen, Pierre Bartholomée, John Casken en vele anderen kwamen voorbij, en altijd haalde men daar in Brussel alles uit de kast om van zo’n allereerste voorstelling een succes te maken.

Voor ‘Fanny en Alexander’, de nieuwe opera van de Zweedse componist Mikael Karlsson, geldt dat misschien nog wel meer dan voor de meeste andere premières.

Het werk is gebaseerd op de gelijknamige, laatste film van de Zweedse regisseur Ingmar Bergman (1918-2007). Het is een werk van Wagneriaanse lengte: meer dan drie uur. In de latere televisieversie duurt ‘Fanny en Alexander” zelfs nog langer: Wikipedia klokt af op 312 minuten. En een tweede bioscoopversie, uit 2019, zelfs op 317 minuten.

Ingedikt en bewerkt tot een opera levert het een voorstelling op van iets meer dan drie uur, inclusief de pauze. Het verhaal speelt zich af in drie verschillende ruimten, die ieder gekenmerkt worden door muziek met een eigen karakter.

Het eerste tafereel speelt zich af tijdens de Kerstviering in de artistieke familie Ekdahl, ergens in de jaren twintig of dertig van de vorige eeuw. Er worden grapjes gemaakt, cadeautjes uitgepakt, het jongetje Alexander ziet hoe zijn vader een glaasje te veel drinkt en een bevlogen speech afsteekt. In een volgende scène zijn wij getuige van de dood van die vader, enkele dagen nadien, tijdens een repetitie van ‘Hamlet’.

Een goed jaar later is de moeder van Alexander en Fanny hertrouwd met de sinistere bisschop Edvard Vergerus. De muziek, die in de eerste scène warm en vaak tonaal was, en soms zelfs niet vrij van bonhomie, is in deze scènes veel harder en scherper, want de bisschop is een hardvochtige, egocentrische man die verlangt dat moeder en kinderen hun vorige leven geheel opgeven en zich naar zijn grillen voegen. Voor mishandeling van de ongezeglijke Alexander deinst deze dienaar van Gods woord niet terug.

Dankzij de koopman Isak Jacobi weten de kinderen aan de greep van de bisschop te ontkomen. In het huis van de Jacobi’s heersen fantasie en vrolijkheid. Ismael – een kleine maar zeer markant gezongen en gespeelde rol van de prachtige countertenor Aryeh Nussbaum Cohen – heeft zelfs spirituele gaven, zo ontdekt Alexander: Ismael kan zijn gedachten lezen.

De bisschop komt om wanneer hij, door een slaapmiddel verdoofd, met een ongelukkige beweging zijn huis in brand steekt. Enige tijd later viert de familie Ekdahl opnieuw Kerstmis, en verwelkomt een nieuwe baby.

Mikael Karlsson schreef hierbij een vaak stuwende, gemakkelijk in het gehoor liggende, transparant georkestreerde muziek, die mij regelmatig aan de vroege John Adams – die van ‘Nixon in China’ – deed denken, met dankbare partijen voor het slagwerk en voor de blazers. Aan het orkest waren nog een 47 verspreid in de zaal luidsprekers opgesteld, die moesten zorgen voor een ‘surround effect’. Tegen het slot van de opera leverde dat wel een paar bijzondere klankmomenten op, maar meestentijds was ik zonder dit effect niet minder gelukkig geweest. De zanglijnen volgende tekst op voet, en zijn daardoor goed te verstaan maar doorgaans nogal recitatief-achtig van karakter.

Twee absolute wereldsterren verleenden hun medewerking aan de opera – een bewijs dat de Munt de zaken grondig aanpakt. De één was de bariton Thomas Hampson, die een prachtige, sinistere, egocentrische, sadistische  bisschop speelde die virtuoos allerlei geloofsvoorschriften aanwendt om zijn wil door te zetten. De andere was Anne Sofie von Otter, die de – kleine – rol van slaafse, geïntimideerde huishoudster van de bisschop tot in de puntjes verzorgd speelde en zong.

Maar de ster van de avond, vocaal niet minder dan als acteur, was de 15-jarige Jay Weiner, in de behoorlijk grote rol van Alexander. Sinds zijn achtste zingt hij in de Kinder- en jeugdkoren van de Munt, en hopelijk zullen wij nog veel van hem horen.

Dat deze opera na afloop van de voorstelling onthaald werd op een langdurige staande ovatie is ook te danken aan de regie van Ivo Van Hove – wat mij betreft was het de meest geslaagde operaregie die ik van zijn hand gezien heb.

De diverse scènes van ‘Fanny en Alexander’ hangen, zoals u uit de samenvatting van het plot vermoedelijk al heeft kunnen opmaken, tamelijk los aan elkaar. De opera komt betrekkelijk traag op gang, en in het gedeelte voor de pauze was de dramatische ontwikkeling van het verhaal niet echt onontkoombaar.

Maar door het uiterst precieze acteren en de zeer knappe videoprojecties zat men toch vanaf de eerste maten op het puntje van de stoel. Met name de sterfscène van Alexanders vader, waarin videoprojecties een close-up van de gelaatsexpressie gaven, en zo de cinema even met het toneel deden versmelten,  was een hoogtepunt van de voorstelling. Ook het tafereel waarin de bisschop omkomt in de vlammen was adembenemend geënsceneerd. Mijn vader zei het al: in de opera gaat er niets boven een goeie sterfscène. In dat opzicht sluit ‘Fanny en Alexander’ waardig aan bij de eeuwenoude tradities van het genre.

Muziek:                                              Mikael Karlsson
Libretto:                                             Royce Vavrek

Muzikale leiding:                              Ariane Matiak
Regie:                                                Ivo Van Hove
Decor en belichting:                          Jan Versweyveld
Kostuums:                                         An D’Huys
Video:                                                Cristopher Ash
Dramaturgische voorbereiding:         Peter Van Kraaij

Helena Ekdahl:                                  Susan Bullock
Oscar Ekdahl:                                    Peter Tantsis
Emilie Ekdahl:                                   Sasha Cooke
Fanny:                                                Lucy Penninck
Alexander:                                         Jay Weiner
Bisschop Edvard Vergerus:               Thomas Hampson
Justina:                                              Anne Sofie von Otter
Isak Jacobi :                                       Loa Falkan
Ismaël :                                              Aryeh Nussbaum Cohen
Aron :                                                Alexander Sprague
Carl Ekdahl :                                      Justin Hopkins
Lydia Ekdahl :                                   Polly Leech
Gustav Adolf Ekdahl :                       Gavan Ring
Alma Ekdahl:                                    Margaux de Valensart
Paulina :                                            Marion Bauwens
Esmeralda :                                       Blandine Coulon

Symfonieorkest van de Munt

Voorstelling gezien op 8 december 2024

Productiefoto’s :  © Matthias Baus.

For Massenet on his birthday: a small survey of some of his operas

Jules Massenet was the most prolific and, artistically as well as commercially, also the most successful French opera composer between 1870/71 and World War I, the belle Epoque of the Third French Republic. He is best known for his operas, of which he wrote more than thirty. The two most frequently staged are Manon and Werther



MANON

 



Jules Massenet’s Manon has, since its now legendary performance starring Anna Netrebko and Rolando Villazon (Berlin, April 2007), become a real hype. Anyone who had ever seen the performance could sincerely ask, like Verdi’s Ford (‘Falstaff’): ‘e sogno o realta’?



It was a reality that turned out to be a dream after all, as Netrebko found a new love, leaving Villazon with heart and voice problems. It was also not entirely clear until the last day of rehearsals whether he would sing the, scheduled for June 2007, performances of Manon in Barcelona.

He did come, and although he sang below his usual level, he managed to completely convince everyone with his acting and (sometimes a little too) intense commitment. His Manon is brilliantly portrayed by a spectacularly singing and acting, Lulu-like, Natalie Dessay.



Manuel Lanza is a fine Lescaut, but for Samuel Ramey, a singer I greatly admire, Comte des Grieux unfortunately comes too late in his career.

The mise-en-scène and character direction by David McVicar, for me still really one of the best contemporary directors, were more than excellent. The costumes were beautiful to behold and the (traditional) staging was often really surprising, all the more so as McVicar managed to give it a contemporary twist from time to time.

As a bonus, you do get a ‘peek inside’. Through a truly fascinating documentary, you can follow the stars during their rehearsals with McVicar.


WERTHER FOR BARITONE



In 1902, ten years after the premiere, Massenet produced a new version of his Werther, this at the request of Italian baritone Mattia Battistini, who was eager to sing the lead role. Massenet did not change the key, but rewrote the vocal lines of Werther’s music, making the arias, ‘Pourquoi me réveiller’ included, barely recognisable.



The “baritone version” of the opera was and remains an oddity; no original manuscript of the score even exists. In recent times, with its penchant for ever new challenges, there was also an increased interest in alternative versions of well-known operas. The baritones, tired of singing the villains, are rediscovering the repertoire, in which they can release all their lyrical melancholy.

Thomas Hampson has always been an explorer of lesser-known paths and he first performed the role of Werther back in 1989. In 2004, he sang a concert performance of it at the Paris Chatelet, and that performance has been released by Virgin on two DVDs. He does an excellent job, but the manic-depressive is a bit off.

His Charlotte is sublimely sung by Susan Graham, who also performed the role in Amsterdam some years ago, where she moved the audience and press to tears. Michel Plasson has all the drama at his fingertips as you can hear.

“Pourquoi me réveiller” by three tenors

Alain Vanzo :

Sergei Lemeshev in Russian:

Jonas Kaufmann:




Piotr Beczala:

THAÏS

 

Who does not know ‘Méditation’, the sentimentally sweet but oh-so-beautiful piece of violin music? Most often it will make you cry.

Méditation in Josef Hassid’s performance:




However, not many people have ever heard, let alone seen, the opera in which this piece acts as a kind of interlude in the second act.

Recordings of the complete work are still scarce, I only know of three myself (with Anna Moffo, Beverly Sills and Renée Fleming), of which the one with Sills, Sherrill Milnes and Nicolai Gedda (Warner 0190295869069) is dearest to me.

Below Beverly Sills and Sherrill Milnes in the final scene of the opera:

DVD from La Fenice



Pier Luigi Pizzi’s production from La Fenice had previously been released on CD and I found it particularly strong musically and mainly vocally. I was therefore particularly curious as to whether the visuals added anything to it on Dynamic’s DVD. To which I can now say a resounding “yes”.



The sets are sparse, yet the stage seems to be completely full of them. Because of the colours (with very predominant red) perhaps, but also because of the dominant place they occupy on stage. For instance, Thaïs’ rose-covered bed, on which she – as if she were the Venus of Urbino or one of the versions of Danaë, also by Titian – lies very voluptuously. This bed is very prominently in the centre of the stage.

In the third act, when the fun life has ended and the penance begins, the roses are nowhere to be seen (a bed of thorns?) and her posture is as chaste as her white robe.



The costumes are a story apart: very opulent, oriental and barely concealing. Eva Mei doesn’t go as far as her colleague Carol Neblett, who went completely out of her clothes in New Orleans in 1973, but her see-through little nothing of a dress, from which her breasts keep escaping almost unnoticed, leaves nothing to the imagination.

Perhaps she was inspired by the very first Thaïs, Sybil Sanderson, whose breasts were also ‘accidentally’ visible during the premiere performance in 1894? Then again, it is all about the greatest (and most beautiful) courtesan in Alexandria!

Eva Mei is very virtuoso and very convincing as Thaïs . So is Michele Pertusi as Athanael. There is a lot of ballet, though. Also where it really shouldn’t be, which is very distracting at times.




Thaïs from Toronto: unearthly beautiful orchestral playing


Recordings of Thaïs are still scarce so any new releases are more than welcome. Especially if the performance is good, and this new recording on Chandos most certainly is. At least: to some extent.

The Toronto orchestra sounds so incredibly beautiful that you cannot help falling in love with it. Sir Andrew Davis truly extracts the impossible from his musicians: I have not heard the score performed so beautifully before. The pianissimi, the way they manage the quiet passages to perfection, the subcutaneous tension. Hats off! Hats off also to the violinist who manages to add new layers to the ‘Meditation’. So beautiful!

Unfortunately, the singers lag a bit behind. Erin Wall is a beautiful soprano with a crystal-clear voice, but a ‘Whore of Babylon’? More like a rather childishly naive girl.

Joshua Hopkins has the right voice for Athanael but he goes the wrong way when it comes to ‘earthly desires’. Andrew Staples is a good Nicias but he too fails to fully convince me.

CENDRILLON

A fairy tale has its own rules. Much is interchangeable, but what must never be compromised is the “happy ending”. So: the ugly duckling becomes a beautiful swan and Cinderella becomes a princess. All evil spirits are punished and we can sleep peacefully.

Sometimes I pray to those I don’t really believe in: give us back our fairy tales, because these days everything has to be totally true to nature and as realistic as possible. Fortunately, my prayers are sometimes heard and so it came to pass that I was able to enjoy an old-fashioned evening; with my cat on my lap and Cinderella on my screen.

Laurent Pelly is undoubtedly one of the best contemporary directors: he puts a modern spin on everything he does, but he stays true to the libretto and the music. In the process, his staging is extraordinarily witty. As is the delightful Cendrillon, recorded at London’s Royal Opera House in 2011.


I no longer need to recommend Joyce DiDonato (Cendrillon) to anyone – she is easily the greatest ‘zwischenfach singer’ of our time. Ewa Podleś is a more than delightful stepmother and Alice Coote the most charming ‘Prince Charmant’. And to this you may add the truly idiomatic conductor (Bertrand de Billy)….
Life really can be beautiful sometimes



Trailer of the productie


HERODIADE



Richard Strauss composed his world hit Salome to a play by Oscar Wilde; and the latter drew his inspiration from a short story by Flaubert, ‘Herodias’. Paul Milliet and Henri Grémont also based their libretto for Massenet’s opera Herodiade on this story. Neither Wilde nor Milliet and Grémont were very faithful to Flaubert. Whereas the French novelist more or less limited himself to the biblical narrative, enriched with his poetic language and descriptions, the playwright and librettists added entirely new aspects and twists to the story.


Hérodiade was first performed in the Royal Theatre of Brussels on 19 December 1881. Anyone expecting animal eroticism, blood and sweat, as with Richard Strauss, will be disappointed. Massenet’s Salome is a truly innocent and devout girl. When her mother left her to marry Hérode, she was given shelter by Jean (John the Baptist), with whom she fell in love. A love that proved to be mutual.



No opera is complete without complications: Hérode has a crush on Salome, Hérodiade becomes jealous of her and Jean is beheaded. Salome sees Hérodiade as the instigator of all evil and wants to kill her. Hérodiade whispers “I am your mother” and Salome commits suicide.

The music already exudes a hint of the perfume of Massenet’s later works, but with all those choruses, exotic Oriental scenes and elaborate ballet scenes, it is nothing less than a real Grand Opera in the best Meyerbeer tradition.

One of the earliest recorded fragments of the opera is, I think, the famous aria of Hérode ‘Vision Fusitive’ by the French baritone Maurice Renaud, made in 1908:



And from the recording Georges Thill made in 1927, we know what an ideal Jean should sound like:




Regine Crespin 1963



If you are in possession of this performance, you need look no further. It doesn’t get any better than this. There is only one problem: this recording does not exist. At least not of the complete opera.

In 1963, EMI recorded the highlights of Hérodiade with the best French singers of the time (and of today, for that matter) and the answer to the “why not complete ????” will probably never be given.

Georges Prêtre conducts the orchestra of the Theater National de Paris as if his life depends upon it and every role is more than excellently cast.

Regine Crespin sings ‘Il est doux, il est bon’:


Regine Crespin’s Salomé is unequalled and so is Rita Gorr’s Hérodiade. Albert Lance (Jean) shows how that role should really be sung in the tradition of Georges Thill, and for Michel Dens as Hérode we really cannot find the right words. Such singers no longer exist.



Hopefully, Warner will one day release the recording on CD.




Montserrat Caballé (Barcelona 1984)



 This recording also may only be obtained via a pirate (or You Tube), but then it is complete and moreover with (admittedly bad) images!


Dunja Vejzovic portrays a deliciously mean Hérodiade and Juan Pons is a somewhat youthful but otherwise fine Hérode. A few years later, he will become one of the best “Hérodes” and you can already hear and see that in this recording.

Montserrat Caballé is a fantastic Salomé, the voice alone makes you believe you are in heaven and José Carreras is very moving as a charismatic Jean.



Below, Carreras sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:



None of the protagonists is really idiomatic, but what a pleasure it is to watch a real Diva (and Divo)! They really don’t make them like that any more

The whole opera on you tube:



Reneée Fleming 1994



In the mid-1990s, Herodiade enjoyed a short-lived revival. The opera was then performed in several opera houses and it was even recorded – officially – three times: once in the studio and twice live.

I must admit that I was a bit concerned about Gergiev as the director, but he really did an excellent job. Under his baton the opera sounds like a real Grand Opéra, grand, fiery and compelling.

Plácido Domingo (Jean) is perhaps a touch too heroic, but his voice sounds youthful and contageous, worthy of a true prophet.

Personally, I find Dolora Zajick (Hérodiade) a bit on the (too) heavy side, but her singing is undeniably excellent and there is nothing wrong with her interpretation.

Juan Pons is an excellent Hérode, but I would have liked Phanuel (Kenneth Cox) to be a bit more idiomatic. Something that also applies to the Salomé of Renée Fleming: she sings beautifully but in this role she can not totally convince me.




Nancy Gustafson 1995



The performance in Vienna was highly praised, and that this praise was justified is proved by the recording made live in the house by ORF.

First of all, there is Agnes Baltsa’s brilliant title role: fierce and dramatic. If you ask me: apart from Rita Gorr probably the best Hérodiade ever.


Placido Domingo sings ‘Ne pouvant réprimer les élans’:



Domingo, in the role of Jean, is even more impressive here than on Sony and also Juan Pons (Hérode) actually convinces me yet more on this recording. His rendition of ‘Vision Fugitive’ is very, very moving. Unfortunately, Nancy Gustafson (Salomé) must acknowledge the superiority of Fleming (Sony), but both pale in comparison to Cheryl Studer (Warner). Not to mention Regine Crespin!

Judging by the photos in the text booklet and the sparse clips on YouTube, we should be glad that the recording appeared on CD and not on DVD.



Finale of the opera:



In any case, the sound is excellent and the Vienna Opera orchestra under the direction of Marcello Viotti plays with great passion.


Cheryl Studer 1995



Orchestrally, this recording is really top-notch. Michel Plasson conducts the orchestra from Toulouse very energetically, with a lot of verve and drive, and he also knows how to allow space for all the subtleties. Exciting and beautiful. That is how I like to hear opera.

José van Dam is an impressive Phanuel and Nadine Denize an excellent Hérodiade., although her intonation is not always pure.

Hérode is not really a role for Thomas Hampson, but he sings it very beautifully. Something that unfortunately cannot be said of Ben Heppner’s Jean. A heroic tenor in that role is nothing but a terrible mistake.

Cheryl Studer, on the other hand, is a Salomé of everyone’s dreams: girlish, innocent and naive. Her voice shines and sways and her final words “Ah! Darned Queen, if it is true that your cursed loins have given birth to me, look! Take back your blood and my life!” leave you shuddering and desperately weeping. Brava.

Opera’s uit Engeland: Les contes d’Hoffmann uit de ROH

Tekst Peter Franken

De Royal Opera in Londen hernam in 2016 de klassieke productie uit 1980 van Les Contes d’Hoffmann in de regie van John Schlesinger. Het is een weelderig kostuumdrama met veel aandacht voor details. Offenbach is voornamelijk bekend als zeer succesvolle componist van operettes. Zijn laatste werk Les contes d’Hoffmann is echter van een andere orde. Gelet op de indeling in vijf aktes en het grote dansnummer in akte twee vertoont het werk alle uiterlijke kenmerken van een Grand Opéra. De componist stierf voor het werk was voltooid, waardoor er geen ‘definitieve’ versie van bestaat. Gelet op de duur van de voorstelling in Londen mag worden aangenomen dat men hier zo ongeveer al het beschikbare materiaal heeft gebruikt. Zo zong Nicklausse in de derde akte een aria over de liefde die ik nog niet eerder in een voorstelling had gehoord.

De dichter Hoffmann is verliefd op operazangeres Stella en vertelt zwaar onder invloed van de nodige alcohol wat hij in haar ziet: een gekunstelde pop, een courtisane en een op haar kunst verliefde zangeres. Hij doet dit in de vorm van drie verhalen, over de robot Olympia, de chique hoer Giulietta en de ten dode opgeschreven sopraan Antonia. In het echte leven is de magistraat Lindorf zijn directe tegenspeler, ook als concurrent in de liefde van Stella. Altijd als hij verschijnt, gebeurt er iets vreselijks in mijn leven, zo stelt Hoffmann.

De afkeer voor Lindorf vindt een weg in de drie vertellingen, waarin dit personage steeds weer opduikt in een nieuwe gedaante die verantwoordelijk is voor het mislukken van Hoffmanns relatie met bovengenoemde vrouwen. Zo zien we Lindorf als de personificatie van bedrog in de vertelling over Olympia, van verderf in Giulietta en van de dood in Antonia.

Hoffmann in een ‘complete’ librettogetrouwe enscenering is een belevenis. Dat filmregisseur Schlesinger er in 1980 ook nog eens een kostuumdrama van heeft gemaakt, is wel wat verwonderlijk. Ik herinnerde me deze man eigenlijk alleen maar van zijn prachtige film Midnight cowboy waarvoor hij in 1970 een Oscar won. Wel beschouwd heeft Schlesinger het kant en klare libretto verfilmd zonder daar iets aan toe te voegen, gewoon zo goed mogelijk alles in beeld brengen, meer niet. En dat is hem prima gelukt, getuige deze revival die inmiddels bij Sony op dvd en Blu-ray is verschenen.

Een klein minpuntje in het geheel is dat met de keuze voor een kostuumdrama de kijker nu niet alleen de overdreven dronken gespeelde Proloog moet zien te overleven maar dat ook nog eens in een uitgesproken 19e-eeuwse Duitse setting met overjarige ‘studenten’. Daarna gaat het een stuk makkelijker. In de Epiloog komt alles nog een keer terug, maar dat duurt maar kort.

De Italiaanse tenor Vittorio Grigòlo was een ideale Hoffmann. Schreeuwerig in de Proloog, opgewonden in het eerste bedrijf, lyrisch in het vervolg. Bewonderenswaardig hoe hij deze zware partij tot een goed einde wist te brengen, het is een marathon voor de tenor. Veteraan Thomas Hampson nam de vier slechteriken voor zijn rekening: Lindorf, Coppélius, Dappertuto en Dr. Miracle. Wat hij vocaal inmiddels wel een beetje tekort komt, compenseerde Hampson door zijn arrogante uitstraling. Heel mooi gedaan.

Van de vrouwen viel Sofia Fomina op door haar robotachtige interpretatie van Olympia, zowel in bewegingen als haar zang. Korte afgemeten tonen zonder overgang, zoals een door een spraakcomputer gegenereerde boodschap. Christine Rice bleek een goede Giulietta, waarbij aangetekend dat haar kostuum meer aandacht trok dan haar zang. Sonja Yoncheva maakte veel indruk als de ten dode opgeschreven zangeres Antonia, zonder meer prachtig.

En tenslotte Nicklausse, voortreffelijk vertolkt door de Amerikaanse mezzo Kate Lindsey. Net als Hoffmann is zij vrijwel voortdurend op het toneel aanwezig, zij is zijn muze maar in de drie vertellingen representeert ze vooral zijn gezond verstand. Dat hij nauwelijks naar haar wil luisteren verklaart veel van zijn gedrag in het werkelijke leven. Lindsey bleek een absolute eyecatcher die in deze productie ook nog eens een solo te zingen kreeg. Good for her.

Vincent Ordonneau nam op komische wijze de vier kleine bijrollen voor zijn rekening. Zijn aria van Frantz (‘C’est la methode’) was hilarisch. De overige rollen waren adequaat tot goed bezet. Mooi koor- en danswerk in de eerste akte (Olympia). Evelino Pidò gaf met groot enthousiasme, en met duidelijk waarneembare grote liefde voor het werk, leiding aan het goed spelende orkest van ROH. Een mooie wel wat lange avond met een fraaie vertolking van een museumstuk. Alleszins de moeite waard maar het wordt nu wel tijd voor iets nieuws.

trailer

https://www.youtube.com/watch?v=XAa8cGDDeGg

Foto’s ©/ Catherine Ashmore & Tristram Kenton/The Guardia

Robert Carsens Tosca in Zürich

TEKST: PETER FRANKEN

Tosca 1907

Een van de eerste Tosca’s die ik in het theater zag was die van Robert Carsen in Antwerpen, januari 1992. De productie was onderdeel van zijn inmiddels legendarische Puccini reeks voor de Vlaamse Opera.

Complete opera, opgenomen in Antwerpen op 21 november 1991:

In 2009 maakte Carsen een nieuwe Tosca voor Opernhaus Zürich waarvan een opname op BluRay is uitgebracht.

De opera speelt zich zoals bekend af op drie locaties in Rome en wel gedurende de middag, avond en nacht van 17 en 18 juni 1800. Op 17 juni ontvangt Scarpia het bericht van Napoleons nederlaag in de slag bij Marengo. Kort daarna wordt dit gecorrigeerd, Napoleon heeft alsnog de overwinning behaald en de volgende 14 jaar zal Rome onder Franse overheersing komen te staan.

Napoleon was al eerder met zijn troepen in Rome geweest en had in 1796 aldaar een republiek ingesteld.

Die werd bestuurd door zeven consuls waaronder Liborio Angelucci die vermoedelijk model heeft gestaan voor het personage Angelotti. Maar toen de Fransen zich in september 1799 terugtrokken werd de stad bezet door troepen van het Koninkrijk Napels. Vandaar dat in de opera wordt gesproken over de koningin die Cavaradossi wellicht op Tosca’s verzoek gratie zou kunnen verlenen.

Tosca Giraldoni+as+Scarpia
de eerste Scarpia: Eugenio Giraldoni

Scarpia is een type zoals Fouché in Parijs, hoofd van de geheime politie en een overlever die ongetwijfeld al voor die republikeinse periode de bloedhond van het pauselijk gezag is geweest. De overige personages zijn bijkomende theatercreaties, een diva en een kunstschilder. Die heb je nodig voor een liefdesaffaire. De waaier van markiezin Attavanti is te vergelijken met het zakdoekje in Otello, dat wordt door Scarpia letterlijk zo aangegeven. Bij de pathologisch jaloerse Tosca werkt dat als een trein.

Carsen heeft de handeling op ingehouden wijze gemoderniseerd. Het tijdsbeeld is dat van een politiestaat ergens midden 20e eeuw. Om Thomas Hampson als Scarpia wat dreigender te maken heeft men hem het uiterlijk gegeven van een Fernando Rey lookalike, heel effectief. Hij weet zijn rol overtuigend te vertolken, goede zang en acterend als een gewetenloze eenling die volledig door macht is gecorrumpeerd.

Vroeger waren stoelen op het toneel zo ongeveer Carsens handelsmerk. In de kerk maakt hij dankbaar gebruik van de mogelijkheid er een flink aantal neer te zetten, old habits… Verder is alles zeer sober, bakstenen muren, een kapel achter een houten schot. Ook het schilderij van Maria Magdalena is tamelijk basaal en duikt later op in Scarpia’s vertrek. Hij vernielt het met een groot mes en laat het raamwerk op de grond kletteren. Het mes blijft daar liggen en Tosca kiest daarom juist die plek uit om zich door haar kwelgeest te laten nemen. Zodoende komt dat grote mes niet zomaar uit de lucht vallen, mooie oplossing.

Cavaradossi wordt prima gezongen door Jonas Kaufmann. Acterend worden er door Carsen geen al te hoge eisen aan hem gesteld en dat is maar goed ook. Anders is dat bij Emily Magee die vrij spel krijgt om alle facetten van Tosca’s onstuimige karakter de vrije loop te laten. Ze is onevenwichtig en onzeker ondanks haar grote reputatie als zangeres, ziet overal rivalen in de liefde. Als ze Cavaradossi in bescherming wil nemen acteert ze als een tijgerin om vervolgens als een ballon leeg te lopen wanneer dit niet helpt.

Haar ‘Vissi d’arte’ is een klaagzang aan haar god en haar schutspatroon Maria. Ze heeft hen zoveel geschonken, zeg maar verwend en is dit wrede lot nu haar beloning? Het is bijna het equivalent van Jezus’ klacht aan het kruis. Magee maakt er echt iets moois van, schitterend gezongen ook.

Paolo Carignani heeft de muzikale leiding.

Alle voorstelling foto’s © Suzanne Schwiertz.

Faust van Busoni: wordt het geen tijd om die opera weer eens op de planken te zetten?


Feruccio Dante Michelangelo Benvenuto Busoni is, denk ik, één van de grootste kosmopolitische componisten uit de muziekgeschiedenis. Zijn vader was een Italiaan en zijn moeder een Duitse. Busoni studeerde in Oostenrijk, trouwde met een Russisch-Zweedse en ging in Berlijn wonen. Voornamelijk dan, want hij woonde ook in Wenen, Zürich en Bologna. En, o ja, hij had ook nog eens Joodse wortels. En dan al die 13voornamen!

Het schijnt dat hij een boekencollectie had die had kunnen concurreren met de meeste bibliotheken: geen wonder dat hij zijn klassieken kende! Zijn Doktor Faust is anders dan alle andere Fausten die we kennen.

Anders dan bij Goethe (Busoni gebruikte een in die tijd bekend poppenspel voor het door hemzelf vervaardigde libretto) wenst Busoni’s Faust zich geen eeuwige jeugd, maar een volkomen vrijheid, die, zoals hij later ontdekt, niet bestaat. Maar hij heeft zijn ziel nog, en die schenkt hij aan een (zijn?) dood kind, waardoor hij als het ware reïncarneert. Busoni spendeerde maar liefst twintig jaar om het verhaal tot een opera te smeden, ook nog eens zonder het te voltooien. Het slot werd door zijn leerling, Philip Jarnach, gecomponeerd.

gounod-busoni

De opera werd in 2006 in Zürich opgevoerd en gefilmd (Arthaus Musik 101283). Die productie is in alle opzichten fenomenaal.

Thomas Hampson speelt zowat de rol van zijn leven. Zijn Faust is, zowel scenisch als muzikaal, van het allerhoogste niveau.

In Gregory Kunde (Mépfistophélès) heeft hij echter een geduchte tegenstander: wat de tenor alleen al aan gezichtsuitdrukkingen in huis heeft, grenst aan het onmogelijke

Trailer van de productie:

Kan een bariton overtuigend Werther zingen?

werther-concert Hampson

In 1902, tien jaar na de première, maakte Massenet een nieuwe versie van zijn Werther, dit op verzoek van de Italiaanse bariton Mattia Battistini, die de hoofdrol graag wilde zingen. Massenet veranderde de toonsoort niet, maar herschreef de vocale lijnen van Werthers muziek, waardoor de aria’s, ‘Pourquoi me réveiller’ incluis, nauwelijks te herkennen zijn.

De ‘bariton versie’ van de opera was en blijft een rariteit, er bestaat zelfs geen origineel manuscript van de score. De laatste tijd, met zijn hang naar steeds nieuwe uitdagingen, kwam er ook een verhoogde belangstelling voor de alternatieve versies van de bekende opera’s. De (hoge) baritons, het zingen van de slechteriken beu, herontdekken het repertoire, waarin zij al hun lyrische melancholie kwijt kunnen.

Thomas Hampson is altijd al een bewandelaar van minder bekende paden geweest en de rol van Werther heeft hij al in 1989 voor het eerst vertolkt. In 2004 zong hij een concertante uitvoering ervan in het Parijse Chatelet, en die uitvoering is door Virgin op twee dvd’s uitgebracht. Hij doet het uitstekend, maar het manisch-depressieve is een beetje weg.

Zijn Charlotte wordt subliem gezongen door Susan Graham, die de rol enkele jaren geleden ook in Amsterdam heeft vertolkt, waarbij zij het publiek en de pers tot tranen toe had geroerd. Michel Plasson heeft de drama in zijn vingertoppen en dat hoor je.

Jules Massenet
Werther
Thomas Hampson, Susan Graham, Sandrine Piau, Stéphane Degout
Orchestre National du Capitole de Toulouse olv Michel Plasson
Virgin 3592579

Thomas Hampson breekt lans voor de Amerikaanse muziek en dichtkunst

Hampson America

Thomas Hampson is al decennialang een onvermoeibare ambassadeur van art songs van Amerikaanse componisten, alsook van de Amerikaanse dichtkunst. In 1991 nam hij voor Teldec cd op met ‘Duitse’ liederen van Charles Ives, Charles Tomlinson Griffes en Edward MacDowell

Griffes ‘Mein Herz ist wie die dunkle Nacht’:

In 1997 kwam bij EMI To the Soul uit, met liederen op teksten van Walt Whitman.

Die namen ontbraken dan ook niet op de recitals die hij in 2001 in Salzburg gaf, en die een onderdeel waren van wat een ‘Hampson Project’ heette. Het thema van dit minifestival (er was ook een symposium) was de Amerikaanse poëzie, door verschillende, dus niet alleen Amerikaanse componisten getoonzet. Hampson deed meer dan zingen alleen. Hij leidde de liederen in, gaf er commentaar op en vertelde over de componisten, dichters, schrijvers en tradities.

Thomas Hampson over ‘American Songbook’

Tot grote vreugde van een ieder die de Amerikaanse muziek en poëzie een warm hart toedraagt zijn er een paar jaar geleden drie van die recitals, van resp.12 (en niet 15), 17 en 22 augustus 2001 op twee cd’s uitgebracht. Hampson zingt zoals we het van hem gewend zijn: gecultiveerd en mooi, en zijn dictie en tekstbehandeling zijn voorbeeldig.

Als bonus krijgen we drie liederen van Korngold, afkomstig van het project Verboden en verbannen, uit Salzburg 2005.

Deze clip is niet afkomstig van de cd’s (noch op You Tube noch op Spotify te vinden), maar het illustreert de betrokkenheid van Hampson met de muziek en dichtkunst uit zijn vaderland:

I hear America singing
Liederen van MacDowell, Bacon, Rorem, Bernstein, Rorem, Bridge, Bacon, Griffes, Hindemith, Korngold e.a.
Thomas Hampson (bariton), Wolfram Rieger, Malcolm Martineau (piano)
Orfeo C 707 0621 (2 cd’s)

Zullen we het over Idomeneo van Mozart hebben?

Idomeneo terugkeer
Goden! Hebben ze het ooit met ons, mensen, goed bedoeld? We werden door hen uitgelokt en opgehitst om daarna gesard en gestraft te worden, zonder dat wij ons konden verweren. Want: hadden wij een vrije wil? Het goddelijke besluit stond vast en wij konden ons niet aan het voor ons voorbestemde lot onttrekken. Dat staat allemaal te lezen in het dikke boek dat ‘De mythologie’ heet en waaruit de grootste (toneel)schrijvers, dichters, schilders en componisten rijkelijk hebben geput.

Idomeneo godessen

El Juicio de Paris by Enrique Simonet, c. 1904.

Neem nou eens de Trojaanse oorlog. Het is allemaal met een appel en een ‘Miss Godin – wedstrijd’ begonnen en daar werden honderdduizenden humane wezens de dupe van. De jury werd met de belofte van de liefde van de mooiste vrouw ter wereld omgekocht, maar er werd verzuimd erbij te vertellen dat ze al getrouwd was en dat haar man haar wel eens zou kunnen opeisen. Als niet goedschiks dan kwaadschiks.

De oorlog duurde maar liefst tien jaar en aan het eind waren zowat alle helden dood of werden ze door de goden, die immers de hele toestand veroorzaakt hadden, vervloekt. En denk niet, dat je nu rustig op adem kan komen, want na de oorlog kregen we met de heuse post–Trojaanse oorlogstrauma’s (ik verzin het niet hoor!) te maken en de goden waren nog steeds aan het twisten.

Idomeneo, koning van Kreta, keert naar zijn land terug, maar soepel gaat het niet. Hij belandt in een enorme zeestorm en belooft Neptunus het eerste wezen dat hij bij zijn terugkomst tegenkomt aan hem op te offeren. Laat het nou zijn eigen zoon, Idamante zijn! Oei!

Er wordt naar uitwegen gezocht, maar goden zijn natuurlijk slimmer. En dan hebben we ook nog eens een driehoekverhouding: Elletra (ja, de dochter van Agememnon) is naar Kreta gevlucht en verliefd op Idamante geworden. Maar dat is Ilia, de buit gemaakte dochter van koning Priamus van Troje, ook. Afijn – het verhaal, mocht u hem niet helemaal kennen, kunt u gewoon nalezen, wij gaan ons nu met de verschillende uitvoeringen van de opera bezighouden.

Persoonlijk heb ik Idomeneo nooit de sterkste opera van Mozart gevonden en ik had er eigenlijk nooit zo veel mee. Maar nu, na herhaaldelijk luisteren en herluisteren, heb ik mijn mening moeten herzien. Want de muziek, die is toch echt geniaal!

Idomeneo Anton Raaff

Anton Raaff, de eerste vertolker van de rol van Idomeneo

CD’S

Sir Charles Mackerras

untitled

Om gelijk met de deur in huis te vallen – de in 2001 door Warner Classics (5099994823820) gemaakte opname onder leiding van Sir Charles Mackerras vind ik persoonlijk de beste. Het heeft wel één minpuntje (daarover later), maar dat kan ook aan mijn persoonlijke smaak liggen.

Om met de kleinere rollen te beginnen: Anthony Rolfe-Johnson (Arbace) heeft een stem van puur goud. Het is meer dan een genot om naar hem te luisteren en daar kan ik nooit genoeg van krijgen. Men kan zich alleen maar afvragen: waarom Arbace en geen Idomeneo zelf? Ja, ik weet dat hij de rol voor Gardiner heeft opgenomen, maar, so what?

Paul Charles Clarke is een fantastische Opperpriester, huiveringwekkend en toch menselijk tegelijk. La Voce wordt zeer indrukwekkend gezongen door de toen nog zeer jonge John Relya.

Barbara Frittoli is een prachtige Elettra. Gekweld, gekwetst en zinnend op wraak, maar uiteindelijk toch in haar rol berustend. Ik had graag wat meer drama gehoord, maar haar vertolking sluit mooi aan bij de visie van de dirigent.

De vertolking van Ilia door Lisa Milne is wellicht de mooiste die ik ooit gehoord heb. Wel lieftallig, maar nog meer liefhebbend en zeer zeker vastberaden. Haar sopraan is ‘vloeibaar’ – denk aan warme honing, maar dan wel met een pepertje. Daar past de warme, gekwelde mezzo van de betreurde Lorraine Hunt Lieberson als een handschoen bij. Samen klinken ze alsof ze inderdaad altijd een eenheid vormden.

En nu mijn minpuntje: de Idomeneo van Ian Bostridge. Nog niet zo ijdel, narcistisch en gemaniëreerd, wat zijn opnamen en optreden de laatste jaren zo ontzettend ontsierde, maar hij klinkt zo ontzettend gewoon! Geen getormenteerde koning, maar een buurman van ‘the next door’. Hij zingt zuiver, maar zijn coloraturen zijn pover – dat ook nog eens voor iemand die uit de barokke hoek komt!

De partituur is zowat helemaal compleet, zelfs het ballet aan het eind ontbreekt niet. Meestal wordt het weggelaten, en wat mij betreft absoluut terecht. Het is niet anders dan een anticlimax en ik heb het, na een keer beluisteren, ook nooit meer aangehoord. Er is een summier boekje bij met de tracklist, maar het doosje bevat ook een bonus-cd met synopsis en het complete libretto.


James Levine

Idomeneo Domingo
In 1996 heeft Deutsche Grammophon (4477372) de opera onder leiding van maestro James Levine opgenomen met zowat de grootste sterren van de Metropolitan Opera uit die tijd. Geen idee of het idiomatisch is, maar ik vind het HEERLIJK!

De gespierde directie van Levine haalt verborgen schatten naar boven en in geen andere uitvoering hoor je hoe vooruitstrevend de muziek is! De tempi zijn uiteraard fors, maar nergens gehaast en de meeste stemmen zijn overweldigend.

De rol van Arbace is merkwaardig genoeg bezet door een bariton. Nou lijkt het timbre van Thomas Hampson inderdaad meer op dat van een tenor en is hij in de hoogte mooier dan in de laagte, maar Mozart vroeg nadrukkelijk om een (lichte!) tenor. Maar storend is het niet, integendeel. Zeker ook omdat Hampson zoveel invulling in zijn rol van de vertrouweling van de koning weet te leggen.

Frank Loppardo is geen match voor Clarke bij Mackerras, maar hij houdt zich goed staande in de kleine, maar zeer zware partij van de Opperpriester. Bryn Terfel is meer dan een luxe bezetting van La Voce, van zijn geluid ga je vanzelf trillen van angst.

Carol Vaness (Elettra) klinkt verrassend lyrisch. Gelukkig pakt ze bij ‘Oh smania! O furie!’ lekker uit, precies zoals we van haar gewend zijn. Heerlijk! Ja, zij is een Elettra naar mijn hart!

Heidi Grant Murphy (Ilia) valt in het grote stemmenfestijn een beetje uit de toon. Haar poezelig timbre doet mij veel aan Kathleen Battle denken, niet echt mijn ‘kopje thee’.

Cecilia Bartoli is een zeer virtuoze Idamante, zeer overtuigend ook, al klinkt zij soms een beetje te vrouwelijk. Plácido Domingo’s Idomeneo is tot slot precies wat wij van hem verwachten: met zijn prachtige, warme tenor, zijn koninklijke voordracht en zijn betrokkenheid maakt hij van Idomeneo een zeer emotionele en voornamelijk zeer humane koning.


DVD’S

Pier Luigi Pizzi

Idomeneo Dynamic Pizzi

Uit Teatro San Carlo in Napels komt de productie van Pier Luigi Pizzi, opgenomen in 2004 (Dynamic 33463). De regie is typisch Pizzi – heb je er één gezien, dan heb je ze allemaal gezien. Zeer realistisch, maar met een twist en veel mannelijk (half)bloot. Veel ballet ook en de kleuren zijn voornamelijk zwart en wit en een beetje rood. Alleen Elettra brengt er een extra kleur bij. Haar paarse outfit moet – neem ik aan – voor de furie staan. Het decor doet zeer bordkartonachtig aan en er wordt veel liggend op de grond gezongen (je zou maar ergens op een schellinkje zitten!).

Om eerlijk te zijn: zo langzamerhand heb ik er genoeg van, van bloot en luiers, in de loop der jaren heb ik er meer dan genoeg gezien. Maar één ding moet ik Pizzi wel toegeven: zijn producties zijn altijd spannend en zijn personenregie heel erg bekwaam. Het doet ook zeer Grieks aan.

Jörg Schneider (Arbace) is aan de zeer lichte kant. Zijn stem is zonder meer mooi, maar ik mis de expressie. De Opperpriester (Dario Magnabosco) komt niet over, jammer, en over La Voce doe ik er het zwijgen toe: hij is amper te horen. Wellicht had hij versterkt moeten worden?

Iano Tamar is een voortreffelijke Elettra. Zij imponeert niet alleen met haar verschijning en haar acteren, maar ook met haar zang. Zo hoor ik het graag.

Meer moeite had ik met Ilia van Angeles Blancas Gulin. Mooie vrouw, goede actrice, maar zo ontzettend op Callas gefocust. En ik vond haar zingen soms echt hinderlijk tegen de toon aan.

Sonia Ganassi is wellicht de beste Idamante ooit. Niet alleen zingt zij mooier dan mooi, ook haar coloraturen zijn perfect en haar timbre warm. Alleen al voor haar is de dvd meer dan de moeite waard.

Kurt Streit behoorde ooit tot mijn geliefde tenoren. Hij is ook hier heel erg goed op dreef. Luister naar zijn zonder meer indrukwekkende ‘Fuor der mar’, al klinkt hij niet helemaal zuiver:

Dieter Dorn

Idomeneo Munchen Medici arts

Maar goed, vergeleken met de productie van Dieter Dorn, in juni 2008 opgenomen in München (Medici Arts 2072448) kan Pizzi voor de beste regisseur ter wereld doorgaan. Het begint met meppen, bloed en geweld. Waar slaat dit nou op? De oorlog is toch al lang geleden afgelopen? Maar misschien kijken we terug? Of zijn dat de nachtmerries van Idomeneo?

Geen idee ook waar en wanneer het zich afspeelt: het kan Kreta zijn, maar we kunnen ook in Afrika zijn beland. Kan ook München in juni 2008 zijn. De personages lijken het meest op een mengeling van hippies en Hells Angels in Afrikaanse klederdracht, maar misschien zijn dat gewoon Marsmannetjes? Ach. Waarom ook niet. Zucht.

De choreografie is verontrustend, op zich niets op tegen. De storm wordt mooi uitgebeeld – helaas slaan de beelden nergens op. Geen idee ook waarom bij de eerste aria van Elettra de figuranten met bloed besmeurd moeten zijn. Verder wordt er continu door de zaal gerend – fijn voor de mensen die boven en/of opzij zitten. Wedden dat ze helemaal niets zagen?

Rainer Trost is qua stem een zowat perfecte Arbace, maar wil je van zijn zang genieten, dan moet je je ogen dichtdoen en zo houden. Wat de regisseur voor hem bedacht heeft…

Juliane Banse is een mooie Ilia. Haar stem is klein en beperkt, maar heel erg mooi van timbre. Bovendien is zij meer dan een overtuigende actrice.

Annette Dasch (Elettra) is een jonge aantrekkelijke zangeres, die als een komeet omhoog schoot en binnen een korte tijd enorme carrière heeft gemaakt. U moet mij niet vragen waarom. Ik vind haar maar gewoontjes. O ja, zij is goed, zeker, maar zo goed? In de opname klonk zij afstandelijk en niet eens helemaal zuiver.

Voor Idamante heeft men verrassend genoeg voor een tenor gekozen. Niets op tegen, zeker als de tenor in kwestie Pavol Breslik heet en over een heerlijk lyrisch timbre beschikt. Maar je moet je oren op een ander geluid voorbereiden.

John Mark Ainsley is Idomeneo. Van hem kon ik mijn ogen niet afhouden. Wat een acteur! En wat een stem! Daar ga je vanzelf de belachelijke regie prompt vergeten. Alleen al vanwege zijn optreden zou ik de dvd niet willen missen, dat moet je minstens een keer gezien en gehoord hebben.

Hieronder trailer van de productie:

Als bonus heb ik voor u Sena Jurinac als Ilia in ‘Zeffiretti lusinghieri’. Zo mooi hoor je het tegenwoordig nog zelden!