Emily_Magee

Robert Carsens Tosca in Zürich

TEKST: PETER FRANKEN

Tosca 1907

Een van de eerste Tosca’s die ik in het theater zag was die van Robert Carsen in Antwerpen, januari 1992. De productie was onderdeel van zijn inmiddels legendarische Puccini reeks voor de Vlaamse Opera.

Complete opera, opgenomen in Antwerpen op 21 november 1991:

In 2009 maakte Carsen een nieuwe Tosca voor Opernhaus Zürich waarvan een opname op BluRay is uitgebracht.

De opera speelt zich zoals bekend af op drie locaties in Rome en wel gedurende de middag, avond en nacht van 17 en 18 juni 1800. Op 17 juni ontvangt Scarpia het bericht van Napoleons nederlaag in de slag bij Marengo. Kort daarna wordt dit gecorrigeerd, Napoleon heeft alsnog de overwinning behaald en de volgende 14 jaar zal Rome onder Franse overheersing komen te staan.

Napoleon was al eerder met zijn troepen in Rome geweest en had in 1796 aldaar een republiek ingesteld.

Die werd bestuurd door zeven consuls waaronder Liborio Angelucci die vermoedelijk model heeft gestaan voor het personage Angelotti. Maar toen de Fransen zich in september 1799 terugtrokken werd de stad bezet door troepen van het Koninkrijk Napels. Vandaar dat in de opera wordt gesproken over de koningin die Cavaradossi wellicht op Tosca’s verzoek gratie zou kunnen verlenen.

Tosca Giraldoni+as+Scarpia
de eerste Scarpia: Eugenio Giraldoni

Scarpia is een type zoals Fouché in Parijs, hoofd van de geheime politie en een overlever die ongetwijfeld al voor die republikeinse periode de bloedhond van het pauselijk gezag is geweest. De overige personages zijn bijkomende theatercreaties, een diva en een kunstschilder. Die heb je nodig voor een liefdesaffaire. De waaier van markiezin Attavanti is te vergelijken met het zakdoekje in Otello, dat wordt door Scarpia letterlijk zo aangegeven. Bij de pathologisch jaloerse Tosca werkt dat als een trein.

Carsen heeft de handeling op ingehouden wijze gemoderniseerd. Het tijdsbeeld is dat van een politiestaat ergens midden 20e eeuw. Om Thomas Hampson als Scarpia wat dreigender te maken heeft men hem het uiterlijk gegeven van een Fernando Rey lookalike, heel effectief. Hij weet zijn rol overtuigend te vertolken, goede zang en acterend als een gewetenloze eenling die volledig door macht is gecorrumpeerd.

Vroeger waren stoelen op het toneel zo ongeveer Carsens handelsmerk. In de kerk maakt hij dankbaar gebruik van de mogelijkheid er een flink aantal neer te zetten, old habits… Verder is alles zeer sober, bakstenen muren, een kapel achter een houten schot. Ook het schilderij van Maria Magdalena is tamelijk basaal en duikt later op in Scarpia’s vertrek. Hij vernielt het met een groot mes en laat het raamwerk op de grond kletteren. Het mes blijft daar liggen en Tosca kiest daarom juist die plek uit om zich door haar kwelgeest te laten nemen. Zodoende komt dat grote mes niet zomaar uit de lucht vallen, mooie oplossing.

Cavaradossi wordt prima gezongen door Jonas Kaufmann. Acterend worden er door Carsen geen al te hoge eisen aan hem gesteld en dat is maar goed ook. Anders is dat bij Emily Magee die vrij spel krijgt om alle facetten van Tosca’s onstuimige karakter de vrije loop te laten. Ze is onevenwichtig en onzeker ondanks haar grote reputatie als zangeres, ziet overal rivalen in de liefde. Als ze Cavaradossi in bescherming wil nemen acteert ze als een tijgerin om vervolgens als een ballon leeg te lopen wanneer dit niet helpt.

Haar ‘Vissi d’arte’ is een klaagzang aan haar god en haar schutspatroon Maria. Ze heeft hen zoveel geschonken, zeg maar verwend en is dit wrede lot nu haar beloning? Het is bijna het equivalent van Jezus’ klacht aan het kruis. Magee maakt er echt iets moois van, schitterend gezongen ook.

Paolo Carignani heeft de muzikale leiding.

Alle voorstelling foto’s © Suzanne Schwiertz.

GURRE-LIEDER uit Amsterdam (regie: Pierre Audi) op dvd

 Door Peter Franken

Gurre Lieder dvd

In september 2014 opende De Nationale Opera het seizoen met een geheel geënsceneerde uitvoering van Schönbergs Gurre-Lieder, als zodanig een wereldpremière. De opname die hiervan werd gemaakt is vorig jaar verschenen op BluRay en DVD.

Schönberg schreef voor zijn Gurre-Lieder een massale bezetting voor, naar verluidt waren bij de première van deze cantate in 1913 maar liefst 757 musici betrokken. Bij DNO hield men de opzet wat bescheidener met naast het Nederlands Philharmonisch Orkest en het koor van de opera een extra koor uit Duitsland, het Kammerchor des Chorforum Essen. Naast een besparing op de kosten speelde hier natuurlijk ook het gebrek aan ruimte mee. In een concertzaal kan je extra koren overal en nergens kwijt, op een toneel niet. Sowieso ligt de nadruk op een groot volume vooral in het slotkoor en dan staat het toneel ook behoorlijk vol.

Schönbergs muziek klink mij onbeschaamd negentiende eeuws in de oren. Tijdens het afspelen van de opname bedacht ik dat hij zomaar een tweede Wagner had kunnen worden, als hij in dit idioom was blijven componeren en zich op het schrijven van opera’s had toegelegd. Zoals bekend ging Schönberg een andere kant op en zag hij zijn meesterwerk Gurre Lieder als een gepasseerd station, een jeugdzonde bijna. Het stoorde hem dat hij uitgerekend om dit werk zo werd geprezen. De vergelijking met Wagner en diens moeizame relatie met zijn vroege werk Rienzi dringt zich op.

Audi en zijn team, laat ik deze keer vooral Jean Kalman even uitlichten die zoals zo vaak bij Audi’s producties verantwoordelijk was voor het belichting, hebben een groots toneelbeeld gecreëerd dat een rijke schakering aan beelden mogelijk maakt. En daar is de filmopname nu eens in het voordeel boven het theater. Geen levensgroot ingezoomde hoofden maar fraaie close ups van situaties bepalen het eerste deel waarin Waldemar en Tove hun liefde en onvermijdelijke afscheid beleven. Als kijker wordt je nu niet afgeleid door het feit dat hun liefdesprieeltje in werkelijkheid bijna verdrinkt in wat nog het meeste lijkt op een verlaten fabriekshal.

Als Tove vertrekt is duidelijk te zien dat haar mantel de vorm heeft van een verenkleed. Zij verbeeldt de duif die volgens de daarna optredende Waldtaube – met grote vleugels en geheel in het zwart synoniem met een doodsengel – door de valk van de koningin is gegrepen. Dat haar einde, en dus ook de liefdesrelatie met Waldemar, nadert wordt na haar afscheid fraai weergegeven door een boom in het liefdesnest die als op commando haar blaadjes verliest.

Mooi beeld ook is dat van Klaus Narr die vrijwel voortdurend op het toneel aanwezig is, getooid met een helwitte lichtgevende ballon die hem permanent belicht. Hij is dan wel een nar, maar weet dat van zichzelf en in die zin is hij ‘verlicht’.

Scenisch is er in het middendeel niet heel veel te beleven totdat een soldatenkoor kortstondig het toneel in bezit neemt. Dan kabbelt het verder tot het overweldigende slotkoor waarmee het stuk eindigt.

Burkhard Fritz is een bijna perfecte Waldemar, hij heeft de rol geheel geïnternaliseerd. Bij de vrouwen gaat mijn voorkeur uit naar de Waldtaube van de Zweedse mezzo Anna Larsson, een mooie gedragen vertolking, het vocale hoogtepunt van het stuk. Van Emily Magee als Tove valt op dat ze wel erg vaak kijkt alsof ze zich afvraagt ‘wat gaat er nu weer gebeuren’? Overigens wel mooi gezongen maar wat afstandelijk.

Sunnyi Melles als de verteller concentreert zich erg op haar tekst en klinkt geforceerd, zelfs schreeuwerig. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat ze dit uit zichzelf zo doet, minpuntje in de regie wat mij betreft. De beide heren Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Klaus Narr) en Markus Marquardt (Bauer) vertolken hun rol met verve. Klaus Narr wordt daarbij flink geholpen door zijn kostuum inclusief die onafscheidelijke ballon.

Marc Albrecht laat zijn NedPho welluidend spelen met prachtige Wagneriaanse momenten. Verder geeft hij voorbeeldig leiding aan het grote ensemble, geen geringe prestatie. Albrecht wilde dit werk heel graag eens dirigeren en Audi wilde het al jaren als ‘opera’ op het toneel brengen. Beide heren zijn uitstekend in hun opzicht geslaagd.

Dit seizoen wordt deze productie door DNO hernomen in exact dezelfde bezetting. De besproken opname is dus niet slechts een herinnering aan een groots evenement maar kan tevens dienen als voorbereiding op een weerzien in het theater. In alle opzichten een geslaagd initiatief van Opus Arte om deze opname op de markt te brengen.

Recensie van de voorstelling live:
GURRE-LIEDER van Audi in Amsterdam

Discografie:
SCHÖNBERG: GURRE-LIEDER. Discografie

 

Saaie Salome uit Frankfurt

Salome Pentatone

Aan goede Salome’s geen gebrek. Denk alleen aan Solti, Karajan of Sinopoli.
Andrés Orozco-Estrada haalt dat niveau nergens, zijn lezing is niet meer dan middelmatig.

Zijn directie mist veel, maar het ergste is een totaal gebrek aan spanning. Zet de ‘Salomes Tanz’ even op: hier wordt je toch echt niet opgewonden van! Het ligt beslist niet aan de musici van het Frankfurt Radio Symphony – orkest, want wat die – overigens schitterende! – opname laat horen is een orkestspel van een zeer hoog niveau.

Maar ook van de zangers word ik niet echt warm. Salome moet het voornamelijk van haar Lolita-achtige klank hebben en dat lukt Emily Magee nergens, voor die rol klinkt zij gewoon te volwassen. Haar stem is ook niet bijster groot en af en toe valt zij gewoon weg. Goed: de opname is live gemaakt, maar zelfs dan…

Wolfgang Kochs – prachtige, dat wel –  stem vind ik niet erotisch genoeg voor zijn rol als Jochanaan. Hij klinkt voor mij te bassig, te ouwelijk ook, ik kan mij echt niet voorstellen dat daar een aantrekkelijk jong meisje voor zal vallen.

Maar Peter Bronder is een fantastische Herodes, hij zingt zeer visueel, iets wat een enorme pré is als je geen beeld tot je beschikking hebt.

Michaela Schuster is een goede Herodias en Benjamin Bruns een werkelijk schitterende Narraboth: jong, onschuldig en tot over zijn oren verliefd.


RICHARD STRAUSS
Salome
Emily Magee, Wolfgang Koch, Peter Bronder, Michaela Schuster, Benjamin Bruns
Frankfurt Radio Symphony olv Andrés Orozco-Estrada
Pentatone PTC 5186 602

Zie ook:
SALOME: de gevaarlijke verleidster of …..? Discografie.

SALOME IN AMSTERDAM

Castellucci’s Salome op dvd en Bluray uitgebracht