
Rodolfo (Sergei Romanovsky), Mimì (Eleonora Buratto)
Heel erg zachtjes klinkt nog: ‘Le mani.. al caldo…e…dormire’ (mijn handen…warm…en…slapen) … en dan is het stil. Mimi is dood. Haar vrienden hebben het nog niet in de gaten, maar wij, de toeschouwers, wij weten het wel want samen met de stem van Mimi is ook de muziek gestorven. Het is zo oorverdovend stil dat je je eigen tranen uit je ogen hoort vloeien. Het duurt niet langer dan een seconde, maar in die ene seconde is de hele essentie van Puccini’s muziek besloten. Een enkele noot, twee misschien, een klein akkoordje, een tweetakt…Stilte. Meer is er ook niet nodig.
Waarom is de laatste scène van La bohème zo ontroerend?
Het schijnt dat je je tegenwoordig er voor moet schamen dat die muziek iets met je doet, vandaar – denk ik – dat de ene na de andere regisseur de gekste fratsen verzint om maar niet voor sentimenteel te worden uitgescholden.
Zo niet de Australiër Benedict Andrews. In 2014 regisseerde hij bij De Nationale Opera in Amsterdam een La Bohème die niet meer (maar ook niet minder) deed dan het verhaal rechttoe-rechtaan te vertellen.
Goed: hij permitteerde zich een paar vrijheden. Zo verplaatste hij de handeling naar de – zo schat ik – jaren vijftig van de vorige eeuw en liet hij de Bohemiens in een ruime studio gelijkvloers wonen in plaats van de voorgeschreven mansarde. Het leverde een paar contradicties (hoezo is Mimi buiten adem van het traplopen als er geen trap is?) en een enkel raar detail (met je pyjama op de koude kerstavond uit gaan eten? Really?) op, maar het zij hem vergeven want voor de rest heeft hij zich netjes aan het libretto gehouden. Er is zelfs een spiritusbrander waarop het versterkend drankje voor Mimi wordt voorbereid!
De cast was, op Thomas Oliemans (Schaunard), Gianluca Buratto (Colline) en de vertolkers van de kleine rollen na, geheel nieuw.

Sergey Romanovsky (Rodolfo) en Eleonora Buratto (Mimi)
Eleonora Buratto (Mimi) heeft een mooie en ronde sopraan, zeer aangenaam om naar te luisteren. Ze begon een beetje aarzelend en haar eerste aria, ‘Sì. Mi chiamano Mimì’ klonk niet helemaal overtuigend, maar daar revancheerde zij zich later meer dan ruimschots voor. In ‘Donde lieta uscì’ bloeide haar stem op tot bijna Tebaldi-achtige proporties, maar bij haar opkomst in de derde acte (ach! De mist! En de sneeuwvlokjes!) al wist zij bij mij alle twijfels weg te nemen.

Sergey Romanovsky (Rodolfo) en Mattia Oliveri (Marcello)
Sergey Romanovsky heeft misschien een iets te kleine stem voor Rodolfo, maar zijn timbre is zeer fraai en wendbaar. Dat hij af en toe een klein beetje geknepen klonk in de hoogte schrijf ik toe aan première-zenuwen en ik ben er zeker van dat we met de Russische tenor een uitstekende Rodolfo in huis hebben.

Olga Kulchynska (Musetta) wachtend op haar opkomst in de gang van de DNO © Olga Kulchynska
Aan Olga Kulchynska (Musetta) viel een zeer zware – zo niet de onmogelijke – taak om ons Joyce El-Khoury van drie jaar geleden te doen vergeten. Iets waar zij uitstekend in slaagde, brava! Haar Musetta was aantrekkelijk, sexy, verleidend flirterig, maar ook meelevend en warm. Precies waar zij voor moest staan. Zie hier een perfecte casting.

Mattia Oliveri (Marcello) en Olga Kulchynska (Musetta)
Marcello werd gezongen door een jonge bariton Mattia Oliveri: ook een naam om te onthouden. Massimo Cavaletti, de Marcello van drie jaar geleden had een uitstraling van een zelfverzekerde kunstenaar; Mattia Oliveri heeft aan de rol ook de twijfel aan zichzelf en zijn eigen kunst toegevoegd. Iets wat hem meteen niet alleen jonger maar ook sympathieker maakte.

Gianluca Buratto (Colline) en Thomas Oliemans (Schaunard)
Gianluca Buratto wist op een zeer ontroerende manier afscheid van zijn mantel te nemen en Thomas Oliemans was een zeer koddige Schaunard.

Matteo Peirone (in het midden) als Benoit
Matteo Peirone was misschien niet helemaal overtuigend als de huisbaas Benoit, als Alcindoro deed hij het des te beter.
Morschi Franz herhaalde zijn uitstekende Parpignol en Peter Arink, Harry Teeuwen en Richard Prada leverden uitstekende prestaties in hun kleine rolletjes.

de cast van La Bohème met de dirigent Andrea Battistoni (derde van links) © FB
Het grootste verschil met de vorige editie lag aan het zangers-ensemble als een geheel. Hoe het ze gelukt was dat weet ik niet, maar hun innige vriendschap spatte van de bühne af, alsof zij daadwerkelijk ook ‘vrienden voor het leven’ waren. Maar misschien is het inderdaad ook zo?

Andrea Battistoni © Andrea Battistoni
Maar de allergrootste ster van de avond stond in de bak. Mamma mia, wat een dirigent! De jonge Andrea Battistoni wist mij niet alleen te verrassen maar ook te overrompelen. Niet alleen was hij buitengewoon vakbekwaam maar in zijn directie straalde hij een groot respect en een immense liefde voor de muziek van Puccini uit. Hij respecteerde alle noten, ook die er niet waren. Zie hier (ook) de reden voor de immense ontroering na Mimi’s dood. Het Residentieorkest klonk onder zijn leiding buitengewoon warmbloedig en zeer liefdevol.

Het Nieuw Amsterdams Kinderkoor met in het midden Eleonora Buratto (Mimi) en Sergey Romanovsky (Rodolfo)