Renata_Tebaldi

Salonstukjes van Martucci meesterlijk gespeeld

martucci

Giuseppe Martucci (1856-1909) is op zijn zestiende begonnen met het componeren van korte pianostukjes waarin hij sterk werd beïnvloed door pianocomposities van Robert Schumann.

In tegenstelling tot zijn land- en (bijna)tijdgenoot Ottorino Respighi componeerde hij geen opera’s. Zijn oeuvre bevat voornamelijk orkest- en kamerwerken, maar echt beroemd is hij geworden met de liederencyclus “La canzone dei Ricordi”. Geen wonder: geen romantische ziel kan er omheen.

Hieronder: Renata Tebaldi zingt ‘La canzone dei Ricordi’:

Zijn werken voor piano zijn van wisselende kwaliteit. De twee Notturni op 70 genieten een bescheiden bekendheid, maar dan wel in de bewerking voor (kamer)orkest.

Zo kende ik ze ook en het valt niet mee om om te schakelen. En toch: eenmaal gewend kan ik er buitengewoon van genieten. Zo doen ze me sterk aan Chopin denken en dat vind ik mooi.

Iets meer moeite heb ik met andere stukken op de cd, die vind ik niet bijzonder interessant. Het zijn net salonstukjes, leuk om op de achtergrond te hebben, meer niet. Maar Alberto Miodino speelt ze alsof het de grootste pianomeesterwerken zijn die ooit gecomponeerd zijn en dat ontroert mij zeer.

De zeer virtuoze Fantasia op.51 voorziet hij van een heuse “Liszt-schwung” en de 6 Pezzi op.44 geeft hij de allure van een sprankelende waterval.


GIUSEPPE MARTUCCI
6 Pezzi op.44, Novella op.50, Fantasia op.51, 2 Notturni op.70
Alberto Miodini piano
Brilliant Classics 94800

Discografie van La Bohème, deel twee

La_Bohemeposter_l

NEW YORK LIVE

Allereerst aandacht voor twee live opnamen uit de New Yorkse Met: uit 1947 onder Giuseppe Antonicelli en uit1958 gedirigeerd door Thomas Schippers. Beiden zijn al een tijd terug op Sony uitgebracht en beiden zijn het beluisteren meer dan waard.

Bidú Sayão 1947

La Boheme sayao-bidu-as-mimi-n1790_w

De Braziliaanse Bidú Sayão gold als één van de mooiste sopranen aan de Met en dat bedoel ik niet alleen letterlijk. Haar stem is vederlicht en doet denken aan vrouwenstemmen in de oude films uit het begin van de ‘talking movies’, wat zonder meer bij de rol van Mimi past.

La Boheme opname met Sayao en Tucker

Persoonlijk prefereer ik rondere stemmen met licht dramatische ondertonen, maar hier word ik echt blij van. In combinatie met de jonge Richard Tucker klinkt zij zeer teer en hulpbehoevend. Giuseppe Antonicelli dirigeert met veel vaart (Sony 74646762)

 

La Boheme Sayao

Hieronder Richard Tucker, Bidu Sayao, Mimi Benzell en Frank Valentino in het kwartet ‘Dunque e proprio finita’  uit de derde akte:

 

Licia Albanese 1958

La Boheme Albanese

Een kleine waarschuwing is op zijn plaats: het geluid is niet mooi. Het is scherp en dof en af en toe willen de radiogolven even opstandig brommen, maar het heeft ook iets aandoenlijks. Alsof een tijdmachine je terugbrengt naar de middagen van weleer, toen de hele familie zich voor de radio nestelde om naar de nieuwste uitvinding, de live broadcast te luisteren.

Ook de uitvoering is ouderwets heerlijk. Niet dat de stemmen zo uitzonderlijk zijn, want behalve Carlo Bergonzi op zijn mooist heb ik de andere rollen wel eens beter bezet gehoord.

Licia Albanese (toen al bijna vijftig, wat absoluut niet te horen is) was een echte publiekslieveling, zeker in New York. Iets wat ik nooit zo goed heb kunnen begrijpen, want zelf had ik er echt niets mee. Thomas Schippers dirigeert zeer levendig (Sony 8697804632)


STUDIO

Victoria de los Angeles 1956

La Boheme de los angeles

Wilt u huilen, al vanaf het begin? Zo ja dan bent u hier aan het beste adres. Thomas Beecham doet werkelijk zijn best om het RCA-orkest een beetje afstandelijk te laten klinken maar de musici zijn net mensen en niet gediend van reserves in de echte liefde. Geheel onbeschaamd laten ze alle gevoelens, inclusief een gezonde dosis sentimentaliteit toe en het snotteren kan beginnen.

De eerste ontmoeting tussen Rodolfo en Mimi al… zijn ‘così’ bij het inschenken van ‘po’ di vino’ en dan haar ‘grazie, buona sera’…. Mensen, wie hier niet de hele wereld vergeet heeft geen hart!

Jussi Björling is een Rodolfo uit meisjes-dromen: gevoelig, sensibel, lief en zo verdomd aantrekkelijk! Dat Victoria de los Angeles (Mimi) voor hem valt kunnen we haar niet kwalijk nemen, doen wij immers ook. Maar we gunnen hem haar van harte want haar stem, die is zo verschrikkelijk mooi dat het bijna pijn doet. Alsof het Madonna zelf is die haar gedoofde kaars door haar buurman laat aansteken. Waarbij we het voor gemak vergeten dat zij de kaars waarschijnlijk zelf heeft uitgeblazen. Dat is dan ook het enige minpuntje van de opname: Mimi was geen Madonna.

Voor de rest: een must. Ook vanwege de onweerstaanbare Marcello van Robert Merrill (Naxos 8.111249/50)


Maria Callas 1956

.

Deze opname gaat niet mee naar een ‘onbewoond eiland’. Het ligt niet aan de dirigent noch aan de schitterend spelende orkest uit La Scala: Antonino Votto dirigeert vlot en spannend en zijn aandacht voor alle details is werkelijk briljant,

Rolando Panerai (Marcello) en Giuseppe di Stefano (Rodolfo) zijn aan elkaar gewaagd, hun stemmen passen uitstekend bij elkaar, al vind ik di Stefano soms een beetje aan de schreeuwerige kant. Ook de zeer sensuele Musetta van de jonge Anna Moffo kan mij bekoren. Het probleem – althans voor mij – ligt bij La Divina.

Mimi is geen rol waarmee wij Callas associëren en terecht. Zij heeft haar dan ook – wijs genoeg – nooit op de bühne gezongen. Hoe zij ook niet haar best doet (en dat doet zij echt!) nergens weet zij mij te overtuigen dat zij een arm naaistertje is, daarvoor is haar stem te koninklijk. Krampachtig probeert zij haar stem klein te houden waardoor zij behoorlijk gekunsteld klinkt. Maar ik ben er zeker van dat haar fans het niet met mij eens zijn.

De opname klinkt nog steeds verrassend goed (Warner Classics 0825646341078)


Renata Tebaldi 1958

La Boheme Tebaldi

Eigenlijk vind ik de stem van Tebaldi ook iets te zwaar voor Mimi, tikkeltje te dramatisch ook, maar het valt niet te ontkennen dat haar interpretatie zeer spannend is. Je blijft luisteren.

Carlo Bergonzi is een waanzinnig mooie Rodolfo, stiekem vind ik hem dan ook de ster van de opname. Ettore Bastianini is een zeer charmante Marcello, maar Gianna d’Angelo is geen mooie Musetta. Haar zingen heeft niets sensueels en is bij vlagen ordinair.

Tulio Serafin dirigeert meer dan voortreffelijk en het orkestklank is briljant. Merkwaardig eigenlijk hoe geweldig goed die opname nog klinkt! (Decca 4487252)


Montserrat Caballé 1974

la BOheme Domingo Caballe

Met haar fluweelzachte pianissimi, haar onwaarschijnlijk mooie legato, haar warmte en sensualiteit was Caballé een gedroomde Mimi. Met haar stem alleen kon ze alles waarmaken, ook dat ze een aan tering stervende klein meisje was.

In die tijd trad ze veel met haar landgenoot Plácido Domingo op, hun stemmen waren dan ook schitterend op elkaar ingespeeld. De stem van de jonge Domingo was niet minder dan hemels, zijn Rodolfo is dan ook om verliefd op te worden.

Ook Sherill Milnes hoorde er helemaal bij: luister naar het Rodolfo/Marcello duet aan het begin van de vierde acte!

Ruggero Raimondi is een mooie Colline en de directie van Solti is zeer levendig. (ooit RCA, tegenwoordig Sony 88697-57902-2)


Cesira Ferrani

La Boheme ferrani

Wilt u weten hoe de eerste Mimi klonk? Het kan. Cesira Ferrani die de rol in 1896 creëerde heeft twee minuten uit Mimi’ in 1903 opgenomen (Creators’ Records SRO 818-2).

La Boheme Ferani en Evan Gorga

Cesira Ferrani (Mimi) en Evan Gorga (Rodolfo) tijdens de premiére 1 februari 1896

Het klinkt nog verrassend goed, zodoende weten we dat Mimi’s sopraan heel erg licht was, maar verre van soubrette. Ferrani was ook de eerste Manon Lescaut, Micaela en Melisande, u kunt dus het een en ander onder het vernis van een ‘onschuldig’ meisje vermoeden. Zoals het hoort.

Ook op Spotify zijn een paar van haar opnamen te vinden, afkomstig van The Harold Wayne Collection en uitgebracht op Symposium. Hier vindt u behalve “Si mi chiamamo Mimi’ ook ‘Donde lieta usci’. En – een echte rariteit! – een in het Italiaans gezongen aria uit Lohengrin.


 

FILM

Zauber der Bohème 1936

La Boheme Eggert

Het begrip ‘traumpaar’ heeft sterk aan betekenis ingeboet. Want, zeg maar zelf: hoeveel van de ‘traumparen’ zag u komen en gaan zonder dat er iets van overbleef? Gheorghiu/Alagna gingen vechtscheidend uit elkaar, Netrebko/Villazon bestonden eigenlijk alleen op papier en – wie weet? – in de tenors dromen….

Maar het hoeft geen fabel te zijn want ooit bestond zo’n droompaar ook in het echt. De Poolse tenor Jan Kiepura en de Hongaarse sopraan Martha Eggerth wisten hun sprookjesachtige status van voor elkaar geschapen te zijn niet alleen te bereiken maar ook te behouden. En dat zowel op de bühne, op de filmdoek als in het echte leven.

La Boheme Kiepura

In de film Zauber der Bohème van Géza Von Bolváry maken we kennis met twee verliefde jonge zangers in spe wiens leven zich parallel afspeelt zowel in het echt als op de bühne. Hun lotgevallen lijken sterk op het leven van de fictieve personages die zij ook op de bühne vertolken, maar de dood is hier echt en onoverkomelijk: na haar laatste noten sterft Denise/Mimi (Eggerth) in de armen van René/Rodolfo (Kiepura). Doek!

Hier redt u het niet met één zakdoek, maar u moet wel tegen een zeer slechte beeld en geluidskwaliteit kunnen. Maar eerlijk gezegd: who cares?

De laatste scéne uit de film:

Moonstruck 1987

La Boheme moonstruck

En dan is er nog (vooruit maar, het is toch al bijna Kerst) één van allermooiste feelgood movies allertijden: Moonstruck. Het verhaal zelf heeft weinig met de echte opera te doen, behalve dat de hoofdpersonen een voorstelling van La Boheme in de Metropolitan bezoeken – het is de goede oude Zefirelli – waarna we in een versneld tempo naar het happy end afstevenen. Maar in die scéne mogen ook wij, samen met de beide hoofdpersonen een traantje wegpinken. Dat Puccini’s muziek niet alleen bij de credits maar ook door de hele film weerklinkt is lekker meegenomen.

Trivia: de ode oude man (Loretta’s grootvader) wordt gespeeld door Feodor Chaliapin junior, de zoon van de grote Russische bas.

Scène in de opera. De stemmen die u hoort zijn van Renata Tebaldi en Carlo Bergonzi:

Discografie La Bohème d.1:  LA BOHÈME. Discografie

La Bohème in Amsterdam: LA BOHÈME Amsterdam december 2017

 

La forza del destino: discografie

Forza poster

La Forza del Destino (De macht van het noodlot) gaat over – hoe raad u het? – de macht van het noodlot. En over de gewroken eer.

Alvaro, Peruaanse prins van een Inca afkomst reist incognito door Spanje om eerherstel van zijn ter dood gebrachte ouders te bewerkstelligen. Onderweg wordt hij verliefd op een dochter uit een welgestelde adellijke familie, de liefde is wederzijds, maar de kans om te kunnen trouwen nihil: zie hier de ultieme liefdesdrama. De geliefden besluiten te vluchten en vanaf hier neemt noodlot het heft in handen en bezorgt ons een onwaarschijnlijke reis door tijd en plaatsen.

Daar er niets gebeurt zonder reden, hier de belangrijkste: dankzij het ietwat warrige, maar o zo mooie drama heeft Verdi ons leven verrijkt met één van de mooiste opera’s ooit, met onvergetelijke aria’s en duetten en dé ouverture. En dan te bedenken dat het voorspel er aanvankelijk niet in zat!

Bij de première in 1862 in Sint Petersburg werd de opera nog vooraf gegaan door een korte prelude. Pas zeven jaar later, toen Verdi de opera nog eens ter hand heeft genomen, verving hij de prelude door de ons overbekende ouverture.

Petersburg 1995

Forza Gergiev

Van de eerste, Petersburgse versie bestaat een zeer goede uitvoering: de door Valeri Gergiev gedirigeerde en met de sterzangers van het Mariinski Theater bezette opname uit 1995. Deze opname is een absolute must. Niet alleen omdat het om de oorspronkelijke versie gaat, maar ook omdat de uitvoering weergaloos is.

Gergiev dirigeert zeer ferm en de drama is zinderend. Gegam Grigorian is een fenomenale Alvaro, voor mij is hij zonder meer één van de allerbeste vertolkers van die rol.

Galina Gorchakova overtuigt als een verscheurde Leonora en Nikolai Putilin is een prima Carlo. De opname is waarschijnlijk moeilijk verkrijgbaar, maar u kunt het in zijn geheel beluisteren op Spotify.


 

Richard Tucker

Forza Tucker solo

Richard Tucker als Alvaro © Sedge LeBlang/Opera News Archives

De Amerikaanse tenor was één van de beste Alvaro’s in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw. Als je goed naar zijn opnamen luistert dan weet je meteen waarom: Tucker beschikte over een grote, goed gevoerde en sterk resonerende spinto-tenor, met warme en emotionerende ondertonen. Hij heeft de rol vaak gezongen en daar bestaan een paar opnamen van.

.

In 1954 zong hij de rol tegenover Leonora van Maria Callas. Hoe ik ook mijn best niet doe: van haar Leonora word ik niet echt warm. Sterker, zij irriteert mij. Maar toegegeven, haar ‘La Vergine degli Angeli’ klinkt prachtig, iets wat ik voornamelijk op conto van de ongekend ontroerend dirigerende Tulio Serafin schrijf.

Terug naar Tucker: luister even naar ‘Solenne in quest’ora‘, het duet tussen Alvaro en Carlo (schitterende Carlo Tagliabue):

wedden dat je de hele wereld vergeet? (Warner 5646340002)


 

 Forza Gre

Zes jaar later, in 1960 zong Richard Tucker de rol van Alvaro in Buenos Aires. Zijn grote aria ‘La vita è inferno’ klinkt nog indrukwekkender dan bij Serafin. Wie hier niet geroerd door raakt, heeft geen hart. Zo denkt ook het Argentijnse publiek er zeer hoorbaar over en trakteert hem op een enorm applaus.

Zijn Leonora is niemand minder dan onze eigen Gré Brouwenstein. Het is heel erg jammer dat de kwaliteit van de opname veel te wensen overlaat, want wat Brouwenstein hier laat horen is op zijn minst bijzonder.

Aldo Protti is een niet helemaal overtuigende Carlo, maar Mignon Dunn is een meer dan spannende Preziosilla. Fernando Previtali dirigeert zeer behoedzaam (Archipel WLCD 0310)

Forza Price Tucker

We schuiven nog eens vijf jaar vooruit. In 1965 mocht Tucker zijn Alvaro in de studio van RCA opnemen. In die opname klinkt hij iets minder betrokken dan in Buenos Aires, geen wonder, live is immers live. Hij klinkt ook milder, alsof hij heeft besloten in zijn lot te berusten. Wat eigenlijk ook zo was.

Leonora werd onvoorstelbaar prachtig gezongen door Leontyne Price en Robert Merrill (Carlo) geeft een openbare masterclass in het ‘Verdi-zingen’.

Robert Merrill zingt ‘Morir! Tremenda cosa!’

Tel daarbij een speelse en sexy Preziosilla van Shirley Verett en uw avondje ‘Noodlot’ kan niet meer stuk.

Thomas Schippers dirigeert voortreffelijk (ooit RCA, tegenwoordig waarschijnlijk Briljant Classics).


Plácido Domingo

Forza Arroyo

In de opname uit Buenos Aires uit 1972 komen we Fernando Previtali weer eens tegen. Twaalf jaar later nam hij de tempi iets sneller, waardoor in ieder geval de ouverture wat prettiger klonk. Leonore werd gezongen door de Amerikaanse Martina Arroyo, een prachtige donker gekleurde sopraan.

Forza Domingo 1972

Plácido Domingo als Alvaro, 1972

De rol van Alvaro markeerde het Argentijnse debuut van Plàcido Domingo en dat is de voornaamste reden voor het beluisteren van deze zeer slecht klinkende opname (Arkadia HP 612.3). Wat u hoort is een jonge, krachtige stem, misschien een tikkeltje te onstuimig maar o zo verschrikkelijk mooi!


FOrza Price Domingo Levine

In 1976 werd de opera door de toenmalige RCA opgenomen, met in de hoofdrollen, naast Plácido Domingo en een fenomenale Leontyne Price (Leonora) een niet minder spectaculaire Sherrill Milnes als Carlo. Domingo en Milnes waren een “match made in heaven”: hun stemmen kleurden mooi bij elkaar en ze wisten elkaar te stimuleren.

Domingo en Milnes zingen ‘Solenne in quest’ora’ in een recital in 1983, Levine dirigeert:

Bonaldo Giaiotti was al bij Previtali in Buenos Aires een zeer goede Fra Guardiano, maar hier kun je pas zijn geweldige stem naar waarde schatten. Vergeet ook Preziosilla van Fiorenza Cossotto en de spannende directie van Levine niet!


Forza Freni

Tien jaar later mocht Domingo zijn Alvaro nog een keer in de studio herhalen, nu onder leiding van Riccardo Muti en deze opname mag in uw verzameling beslist niet ontbreken. Er zijn weinig dirigenten die Verdi zo op de huid weten te dirigeren, zeker tegenwoordig.

Mirella Freni is een niet echt idiomatische Leonora, maar zij zingt ontegenzeggelijk mooi, zoals altijd eigenlijk.

Domingo klinkt hier volwassener, edeler, meer ‘prinswaardig’, zeg maar, maar dat naïef-jeugdige, dat is hij hier een beetje kwijt. Giorgio Zancanaro is een mooie Carlo, maar zelf had ik graag wat meer expressie gehoord. Met Sesto Bruscantini is de rol van Fra Melitone grappiger dan het eigenlijk de bedoeling was, denk ik (ooit EMI)

DVD

Napels 1958

Forza Tebaldi dvd

En op dvd? Hier kan ik heel erg duidelijk over zijn: koop de opname uit Napels 1958 (Hardy Classics HCD 4002). Never mind de fletse zwart-wit beelden en de slechte mono-geluid: deze opname moet u hebben!

Het begin alleen al: pam! Pam! Pam! Die staat! Francesco Molinari Pradelli kent zijn vak. Wat zich erna ontpopt is een wereld die allang niet meer bestaat, een wereld vol volmaakte (opera)magie.

Bij haar eerste aria al, ‘Me pellegrina ed orfana’ laat Renata Tebaldi je met je mond open en ogen vol tranen achter. Wakker geschud worden we pas als haar minnaar in de gedaante van Franco Corelli via het balkondeur haar kamer en onze harten binnenloopt.

Kijk: met deze Alvaro zou ik zelfs naar de hel kunnen lopen, mocht de hel bestaan. Dat je onderweg de duivel zelf in de gedaante van Ettore Bastianini (Carlo) tegenkomt maakt de feest alleen maar compleet.

Hieronder zingt Tebaldi ‘La vergine degli angeli’:

Alle duivels! Dat, dames en heren, dat heet zingen. Daar neem je de boordkartonnen decors en de – helaas – vele coupures voor lief.

München 2015

Forza Kaufmann

Arme zangers. Tegenwoordig moeten ze voornamelijk mooi zijn en zich naar de wensen van de regisseur schikken. Mochten ze nog kunnen zingen dan is dat meegenomen, noodzakelijk is het niet.

Nu moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat regisseurs vaak hun best doen om het zingen zo goed mogelijk te belemmeren. Zo’n regisseur is de Oostenrijkse Martin Kušej. In München 2015 maakte hij van ‘La Forza del destino’ een soort psychologische familiedrama aan tafel (te veel naar Tcherniakov gekeken?), gelardeerd met religieus fanatisme.

Het kan dus aan de regie liggen dat Jonas Kaufmann (Alvaro) sterk onder zijn niveau presteert.

Anja Harteros zingt onwaarschijnlijk prachtig, maar om er van te kunnen genieten moet men de ogen dicht doen (Sony 8875160649))

 

En, omdat ik het voornamelijk over de ‘heren’ heb gehad: als uitsmijter mijn geliefde uitvoering  van ‘La Vergine degli angeli’ door Leyla Gencer:

Cecilia: muziek die door de ziel snijdt

cecilia

Er zijn van die opera’s waar je niet zo goed raad mee weet. Je vindt het mooi, goddelijk mooi zelfs en je raakt tot in het diepst van je ziel door ontroerd, zonder ook maar één woord van te hebben verstaan. Blijkbaar weet de componist een gevoelige snaar bij je te raken, want luisterend hoop je alleen maar dat de hemelse muziek nooit meer gaat ophouden.

Hemels is wellicht ook de beste woord waarmee je Cecilia van Licinio Refice (1883 – 1954), een opera die het meeste weg heeft van een mysteriespel, kan beschrijven.
Daar ben ik niet ongevoelig voor. Opgegroeid als Joods meisje in het sterk katholieke Polen was ik mij als kind al bewust dat al die wonderen voor mij onbereikbaar en daardoor buitengewoon spannend en aantrekkelijk waren.

cecilia-heilig

 De heilige Cecilia kennen wij als de patrones van de (kerk)muziek, wat, volgens veel hagiografiekenners op een misverstand berust. Wat we van haar weten, komt voornamelijk uit de Legenda aurea van Jacopo da Voragine, een in de dertiende eeuw geschreven naslagwerk over het leven der heiligen. Dat boek vormde het uitgangspunt voor de opera van Refice, die in het gewone leven behalve componist en dirigent ook priester was.

 De legende (en het libretto) in het kort: de bloedmooie Cecilia ging als maagd de martelaarsdood tegemoet, maar niet voordat zij haar echtgenoot Vergilio (die zij nooit de facto tot man heeft gemaakt) en zijn broer Tiburzio tot het ware geloof heeft overgehaald. Beide heren valt hetzelfde lot ten deel als Cecilia (onthoofding), waarbij Cecilia eerst nog gemarteld wordt, iets wat ze wonderlijk weet te doorstaan.

De première in 1934 in Rome was een ongekend succes en de opera werd meer dan duizend keer opgevoerd tot het nuchtere het van de mysterieuze overnam.

Cecilia is in haar muzikale taal onbeschaamd veristisch, met tot in het maximum opgevoerd sentiment. Men hoort er flarden Butterfly in, maar de opzwepende akkoorden en de in noten gevangen geuren van rozen en lelies doen mij het meest aan Zandonai denken en zijn Francesca da Rimini. Men proeft ook de sfeer van Byzantium, die uit La Fiamma van Respighi. Ik vind het heel erg mooi en ik kan me er totaal in verliezen.

Tot voor kort kende ik de opera alleen maar uit twee verkorte opnamen, één met Renata Scotto en één met Renata Tebaldi, en van twee aria’s, gezongen door Claudia Muzzio.

Hieronder Renata Scotto zingt ‘Per amore di Gesù’:

De, in 2013 in het kathedraal van Monte Carlo live opgenomen uitvoering is, voor zo ver ik weet de eerste complete commerciële opname van het werk en het spijt mij om te zeggen dat de uitvoering niet meer dan bevredigend is.

cecilia-denia

Denia Mazzolla Gavazzeni

Denia Mazzolla Gavazzeni is sinds jaren de grootste pleitbezorgster van de obscure en weinig bekende veristische opera’s en alleen al daarvoor verdient zij de grootste lof. Zij is nooit de beste operazangeres ter wereld geweest, er zat altijd een rafeltje aan haar stem en haar hoogte kon wel eens onaangenaam metalig klinken. Maar dat alles kon (en kan!) ik haar vergeven. Ze wist zich altijd met haar rollen te identificeren en haar vertolkingen konden bij vlagen verschroeiend zijn.

Dat is nog steeds het geval, maar nu haar stem aan frisheid heeft ingeboet weet haar Cecilia mij niet zo goed van haar onaardse schoonheid te overtuigen. Voor de hemelse klanken die Refice voor Cecilia heeft gecomponeerd wilde hij iemand met `God in zijn keel` hebben. Dat mis ik.

Giuseppe Veneziano is een fatsoenlijke Valeriano, Corrado Cappitta overtuigd in zijn dubbelrol van Tiburzio en Amachio en Serena Pasquini klinkt engelachtig genoeg voor de door God’s Engel gezongen ‘L’annunzio’.
Iedereen doet werkelijk zijn best, het is alleen niet voldoende voor de topuitvoering, wat ook aan de zeer prozaïsche en down to earth directie van Marco Fracassi kan liggen.

Hieronder Claudia Muzio in twee scènes uit Cecilia: de proloog ‘Per amor di Gesu’, opgenomen in 1934:

en de sterfscène van Cecilia, ‘Grazie, sorelle’, uit 1935

Dat Refice nog niet helemaal vergeten is, ligt aan ‘Ombra di Nube’ (Schaduw van de wolken) een liedje dat nog steeds gezongen en opgenomen wordt, o.a. door Jonas Kaufmann:

En hier nogmaals Claudia Muzzio, voor wie Refice het lied heeft gecomponeerd.
Hier hoor je wat Refice met zangeres met `God in haar keel`, bedoelde, een zangeres die zijn diepe geloof gestalte kon geven en je kon doen geloven dat de “donkere wolken vanzelf verdwijnen, waardoor het leven weer mooi wordt”

Licinio Refice
Cecilia
Denia Mazzola Gavazzeni, Giuseppe Veneziano, Corrado Cappitta, Serena Pasquini e.a.
Orchestra Filharmonica Italiana; Coro La Camerata di Cremona onder leiding van Marco Fracassi
Bongiovanni GB 2472/73-2