IL_Trovatore

Caterina Mancini, a true ‘Voce Verdiana’

Have you ever heard of Catarina Mancini (10 November 1924 – 21 January 2011)? This soprano, born at Genzano di Roma had the true ’voce Verdiana’: she combined a beautiful height and pure coloratura with a drama that even La Divina might have envied her for.

trovatore-mancini

Never heard of her? Then it’s time to make up for the damage, because I promise you a voice out of thousands. And this is exactly how her Leonora sounds in the recording from 1951 Rome (Warner Fonit 2564661890). Extraordinary.

Her Manrico was sung by the very heroic sounding (then already nearly 60 years old) Giacomo Lauri-Volpi and a very charismatic Carlo Tagliabue sang the role of di Luna. Miriam Pirazzini (Azucena) completed the cast and the whole was very impressively conducted  by Fernando Previtali.



Here are Mancini, Lauri-Volpi and Tagliabue in the trio of the first act:



Highlights on Spotify:

Mancini sings “Santo di patria… Da te questo m’è concesso” from Attila by Verdi:

Mancini made her debut in 1948 in Florence, as Giselda in I Lombardi. In 1950, she appeared in Bologna and Venice, in Norma and made her at La Scala in Milan, in Lucrezia Borgia, in 1951. Donizetti, Rossini and Bellini are not lacking in her repertoire.

The Italian label Cetra has recorded a lot with her; difficult to obtain, but so very worthwhile to look for! At her best I find her as Lida in La Battaglia di Legnano by Verdi. Below a fragment of it:

Andrea Chenier with Caterina Mancini, recorded live in Dublin 1957:

Mancini’s career lasted only a short time. People talked about health problems, but what really happened? The fact is that the soprano, born in 1924, stopped working as early as 1960. Although her name can still be found in 1963, as contralto (!) at the concert in memory of Kennedy.

Opera Odessa brengt klassieke Trovatore

Tekst: Peter Franken

 

SAG_2998-1

Inmiddels geen nieuwkomer meer op de Nederlandse podia, Opera Odessa. Na korte tournees met Turandot, Pique Dame en Madame Butterfly treedt het gezelschap dezer dagen op in Nederland met een klassiek vormgegeven productie van Il Trovatore.

Il trovatore is in muzikaal opzicht een van Verdi’s populairste werken maar op het toneel wil het werk wel eens wat ongeloofwaardig overkomen. Ik ben een verklaard tegenstander van opera in concertvorm maar ben bijna geneigd voor dit werk een uitzondering te maken. Gewoon het verhaal volgen betekent onwaarschijnlijke wendingen zonder commentaar voor lief nemen.

In dat opzicht is Il trovatore toch wel een vreemde eend in de bijt als we kijken naar Verdi’s werken uit de periode 1849 – 1853. Hij schreef daarin vijf opera’s in evenzo vele jaren: Luisa Miller, Stiffelio, Rigoletto, Il trovatore en La traviata. Zowel muzikaal als inhoudelijk zie ik Il trovatore in deze reeks als een stap terug, een rommelig libretto dat nauwelijks enige betrokkenheid bij de bordkartonnen personages weet te genereren en daar overheen vooral spectaculaire muziek die naar mijn smaak te veel op effectbejag is gericht.

Een team onder leiding van regisseur Thilo Reinhardt brengt het werk in een naturalistische setting waarbij omwille van de eenvoud het verschil tussen binnen- en buitenruimte zo min mogelijk wordt benadrukt. Soldaten zijn voorzien van uniformen, degens en kurassen. Zigeuners lopen in kleurrijke kledij, slapende mannen maken snurkende geluiden. In het zigeunerkoor ‘Chi del gitano i giorni abbella’ waarin ze blèren dat er altijd troost is in de vorm van een zigeunerinnetje zijn het twee vrouwen die een zwaard smeden op een heus aambeeld terwijl de mannen hun ochtendkater aan het verwerken zijn. Na elke scène gaat het doek even dicht voor een decorwisseling, bewerkelijk doordat er relatief veel rekwisieten worden gebruikt.

In de kleinere rollen viel de bijdrage van Kateryna Lian op. Zij zette een mooie Ines neer, de vertrouweling van Leonora. Ook de Ferrando van Viktor Schevchenko kwam goed uit de verf. Zijn grote aria ‘Di due figli vivea padre beato’ waarin hij de voorgeschiedenis van het verhaal samenvat, werd met veel overtuiging gebracht, zozeer dat zijn mannen zich vervolgens schrik lieten aanjagen door een onverwacht geluid.

SAG_3298

Roman Strachov nam de rol van de spreekwoordelijke bariton voor zijn rekening die tussen de tenor en de sopraan in staat. Zijn Conte di Luna is een personage dat afwisselend ten prooi valt aan jaloezie, woede, wraakgevoelens en verbittering. Luna is geen moment gelukkig en dat liet Strachov zowel zingend als acterend redelijk tot uiting komen.

De lage mezzo Tatiana Spasskaya wist overtuigend in de huid te kruipen van de zigeunerin Azucena. Stimmlich kon ze me aanvankelijk niet erg bekoren. Haar grote vertelling ‘Condotta ell’era in ceppi’ klonk erg ongepolijst. In haar latere bijdragen was Spasskaya veel prettiger om naar te luisteren. Haar bereik bleek groot genoeg om ook de hoogste passages aan te kunnen en acterend stal ze de show. Ondanks haar onwaarschijnlijke verleden (wie gooit nu zijn eigen kind per abuis in het vuur?) wist ze zich te presenteren als het meest geloofwaardige personage.

Leonora was toevertrouwd aan Julia Tereshuk. Vocaal kan ze de rol prima aan maar toch vertoonde ze onnodig veel risicomijdend gedrag, met name bij het attaqueren van sommige hoge passages. Daarbij zette ze een keel op, om vervolgens in een volgende, vergelijkbare passage, mezzo forte te zingen. En bij de hoogste noten koos ze wat erg snel voor een lager alternatief. Verder niets dan lof voor deze Julia, ze was van begin tot einde een vast baken in deze roller coaster met als hoogtepunt een fraaie vertolking van Leonora’s topnummer ‘D’amor sull’ali rosee’.

Eduard Martyniuk nam de titelrol voor zijn rekening. Manrico heeft de bravoure van een man die in ‘alles’ uitblinkt, van minstreel tot vechtersbaas. Logisch dat Leonora voor hèm valt en niet voor zijn veel saaiere broer. Martinyuk wist dit vrij aardig over het voetlicht te brengen, al nam hij opvallend weinig risico in de lastige passages. Hij ging zoals verwacht direct los in ‘Di quella pira’ maar bleef bewust hangen onder de hoge C. Goede tenor maar niet de ster van de show.

SAG_3107

Il trovatore speelt zich af tijdens een burgeroorlog en Reinhardt laat dat zien zonder die context tot de kern van het stuk te verheffen. We zien een groepje nonnen die gewonden mannen verplegen en de suggestie wordt gewekt dat op de achtergrond een operatie wordt uitgevoerd. Gevechtshandelingen, plundering en wangedrag blijven buiten beeld. Des te meer valt de vrij expliciete suggestie van marteling op die Azucena ten deel valt als ze door Luna’s mannen is gevangen genomen.

Al met al is deze productie een vrij goed gelukte poging om dit rommelige werk dat het vooral van de muziek moet hebben librettogetrouw ten tonele te voeren. Dat op zich is een compliment waard. Ik kijk uit naar de volgende bijdrage van dit sympathiek gezelschap uit de fraaie stad Odessa, met zijn prachtige theater.

Bezocht op 14 oktober 2019

IL TROVATORE. Discografie

Il trovatore van Dmitri Tcherniakov, naar de opera van Verdi

IL TROVATORE in Amsterdam 2015

‘O tu, Palermo, terra adorata, De’ miei verdi anni – riso d’amor’. Ter nagedachtenis van Marcello Giordani

‘O tu, Palermo, terra adorata, De’ miei verdi anni – riso d’amor’. Ter nagedachtenis van Marcello Giordani

DE STAD

https://www.sicilie.nl/wp-content/uploads/2017/03/Palermo.jpg

© Sicilië.nl

En jij, Palermo, o gekrenkte schoonheid,
Jij, nog altijd even lieflijk in mijn verrukte ogen!”

(uit de ‘Siciliaanse Vespers’ van Giuseppe Verdi)


 

Merkwaardige stad, Palermo. Dankzij de lange en ingewikkelde geschiedenis van oorlogen, overheersingen en invloeden door en van verschillende naties en religies, heeft de stad zich ontwikkeld tot wat hij is: een unieke samensmelting van diverse culturen. Daar zijn de ettelijke kathedralen, kerken, gebouwen en pleinen een levendige getuigenis van. En ook in de taal en naamgeving zitten nog overblijfselen van de Arabieren, Moren, Grieken en Normandiërs (niet noodzakelijk in die volgorde). Mooie stad ook.

Palermo is een en al opera of op zijn minst een theater. Alles is hier theatraal – het verkeer (of moet ik zeggen een totale chaos, want niemand houdt zich hier aan de regels?), het getoeter van lukraak en driedubbel geparkeerde auto’s en ertussenin manoeuvrerende scooters.

Palermo market

© Market Italy magazine

Zeer theatraal zijn de vers-markten, die ook op zondag open zijn, die je aan de Arabische soeks doen denken en in niets op de Amsterdamse Albert Cuyp lijken. Verlicht met een kaal peertje, ook door de dag, scheppen ze een sfeer die regelrecht uit één van de Italiaanse opera’s of minstens films lijkt te komen. Het nauwe steegje tussen de kramen bedraagt niet meer dan een meter, maar ook daar wringen zich de scooters tussen de menigte door.

https://www.anni60news.com/wp-content/uploads/2018/01/nino-u-ballerino-01_1.jpg

Zeer theatraal is ‘Nino u’ ballerino’, de uitbater van Gastronomia, panineria, focacceria, waar hij van ’s middags twaalf (de trattoria zelf is al om zes uur ’s ochtends open) tot diep in de nacht broodjes milt draait, verpakt en verkoopt, daarbij dansend bij de zeer luide klanken van de buiten opgestelde tv. Als dat geen opera is.

Palermo is een paradijs voor zoetekauwen. Men ontbijt er met een kaneelbroodje met ijs (brioche con gelato) en de gebakken, gebakjes, taarten, taartjes en als fruit vermomde marsepein (paste reale) doen je op zijn minst watertanden, zelfs als je, zoals ik, niet van zoet houdt. Daar kan er geen schilderij tegenop

Massimo ijs

https://i.etsystatic.com/17699499/r/il/837d28/1550973205/il_794xN.1550973205_5g7g.jpg

TEATRO MASSIMO

Massimo-Franco-Lannino-1

Het Teatro Massimo opende zijn deuren in 1897 met Falstaff van Verdi. Er wordt gezegd dat Giovanni Battista Basite, de ontwerper van het werkelijk oogverblindend mooie operahuis, in zijn creatie beïnvloed werd door de plannen van Garnier voor de opera in Parijs. Best mogelijk, beide huizen lijken ook op elkaar, maar Massimo, met zijn zes etages goudkleurige loges en adembenemende plafondschilderingen, overtreft alles wat ik tot nu toe heb gezien.

Het werd in 1974 ‘tijdelijk’ gesloten voor de renovaties en het duurde maar liefst 23 jaar (maffia hè?) eer het theater werd heropend. Dat gebeurde in 1997 met Verdi’s Nabucco, net op tijd om het honderdjarig bestaan van het operahuis te vieren. Tegenwoordig telt Massimo 1250 plaatsen en behoort tot de grootste operahuizen van Europa.

https://gdsit.cdn-immedia.net/2016/10/teatro-massimo-esterno.jpg

© Il Giornale di Sicilia

Natuurlijk wil iedereen zich laten fotograferen op de beroemde trap (ik neem aan dat u Godfather 3 hebt gezien, met al die maffiosi die elkaar tijdens de voorstelling van Cavalleria Rusticana afknallen?), waardoor het er bijzonder druk is en het niet meevalt om de trap op (laat staan af!) te lopen.

LA SCHUOLA VA AL MASSIMO

Massimo-Franco-Lannino-2

© Franco Lannino

Maar wat Massimo het meest van al zijn collega-operahuizen onderscheidt, is het schoolproject, La Schuola va al Massimo. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar het Siciliaanse project om kinderen naar de opera te brengen, lijkt mij uniek in de wereld

Het project is in 2005 van start gegaan en er wordt op verschillende manieren vorm aan gegeven. Bestaande opera’s (Carmen, La Cenerentola) worden speciaal voor kinderen bewerkt, componisten krijgen een opdracht om een opera voor de doelgroep te componeren, kinderopera’s (De Globolinks van Menotti) worden op het toneel gezet of er worden voorstellingen rond een bepaald idee gecreëerd. Er worden vijftig voorstellingen per jaar gegeven en men bereikt er 50 à 60 DUIZEND kinderen mee. Doe het ze maar na!

De kinderen zijn in de leeftijd van zes tot zestien jaar, maar de oudere zijn er inmiddels zo met de opera vergroeid dat ze vanzelf al naar de bestaande voorstellingen gaan, alsof het om Idols gaat. Speciaal voor hen worden er tegenwoordig opera’s ook in de vroege namiddag vertoond.

Het laatste project, waarvoor het Massimo de prestigieuze prijs van The Italian National Association of Music Critics ontving, heet Bianco Rosso e Verdi. Het is een ‘monumento per Giuseppe Verdi, padre de la Patria’, wat met het oog op het Verdi-jaar en de 150e verjaardag van de éénwording van Italië niet meer dan logisch is. U weet toch wel dat de Italianen Verdi, samen met Garibaldi en Vittorio Emmanuele, als het symbool van de Unitá beschouwen?

Massimo-Franco-Lannino-5

© Franco Lannino

Bianco Rosso e Verdi is een potpourri met fragmenten uit verschillende opera’s van Verdi, met heel veel humor bijeengepraat door drie acteurs en, geholpen door het koor en het ballet van het huis, voortreffelijk gezongen door een vijftal jonge zangers.

De kinderen luisteren aandachtig, reageren alert en waar het kan, zingen ze mee. Alleen bij een, wat mij betreft, iets te lang fragment uit Otello gaat hun aandacht verslappen en gaan ze ongemakkelijk op de stoelen schuiven. Maar verder hebben ze dolle pret. Hulde!

Hieronder een klein fragment waarop je het enthousiasme (en actieve betrokkenheid!) van de kinderen kunt zien:

PALERMO – IL TROVATORE

Massimo Trovatore-Palermo-Franco-Lannino-4

Amarilli Nizza (Leonora) en Marcello Giordani (Manrico) © Franco Lannino

De productie die het Teatro Massimo in oktober 2011 op de planken heeft gebracht, komt oorspronkelijk uit Bologna en is zes jaar oud. En om meteen met de deur in huis te vallen: het was een productie van niets. De decors waren net niet van bordkarton en de regie (laat staan personenregie!) was non existente.

Men kwam van links, men kwam van rechts, men daalde de trappen af, men klom de trappen op (fijn voor de dames in hun lange, zware jurken!), men knielde, hief handen ten hemel… Meer beweging zat er niet in of het moest van de balletdansers komen, die de scènes voor ons uitbeeldden.

De regisseur (de Schotse Paul Curran) nam niet eens de moeite om naar Palermo te komen en liet de boel aan zijn assistent (?) Oscar Cecchi over. Zelden zie je de zangers zo ontzettend aan hun lot overgelaten, wat zich voornamelijk bij de tweede cast (men werkte met een dubbele bezetting) heeft gewroken.

Nou werden ze ook niet echt door de dirigent geholpen. Renato Palumbo, toch best een naam op het gebied van opera, wist niet precies welke tempi hij moest nemen. Soms was het te snel, soms tergend langzaam, in één woord: onevenwichtig.

Gustavo Porta (cast B) was een prima Manrico met een mooi ouderwets geluid, maar na de pauze raakte hij duidelijk vermoeid en begon te pushen. Nee, dan Marcello Giordani! Wat een geluid! Een Manrico uit duizenden met alles erop en eraan. Zijn prachtige hoge c in ‘Di quella pira’ was helemaal al punto en squilante, daar wordt een mens heel erg gelukkig van.

De Uruguayaanse María José Siri (een protégé van Ileana Cotrubas) was een aardige Leonora, maar ik vond haar hoogte nogal schel. Amarilli Nizza deed het duizend keer beter. Haar stem is inmiddels van bijna veristische afmetingen geworden, maar ze wist – herstellende van een zware, maandenlang durende ziekte – toch haar hoogte mooi en soepel te laten opbloeien en dan in de mooiste pianissimi te laten overgaan.

Massimo Trovatore-Palermo-Franco-Lannino-6

Roberto Frontali (Luna) © Franco Lannino

Juan Jesús Rodriguez (Luna) was geen partij voor Roberto Frontali. Wat de laatste demonstreerde, was de ware kunst van het echte Verdiaans zingen, dat hoort men nog maar zelden.

Mariana Pentcheva (cast A) zong Azucena met een enorme tremolo en ‘wijd vibrato’. De stem op zich was zeker indrukwekkend, warm, diep en laag, maar wat ze ermee deed, kon me absoluut niet bekoren.

Massimo Trovatore-Palermo-Franco-Lannino-1

© Franco Lannino

Anna Malavasi klonk in ieder geval frisser. Ze beschikte over een goede hoogte en laagte, al ging het niet zo diep als bij haar Bulgaarse collega. Erger was echter dat het leek alsof ze met twee stemmen tegelijk zong die elkaar nergens tegenkwamen – ergens tussen de laagte en hoogte in lag een enorm ravijn van stembreuk. Het kan ook aan haar jonge leeftijd liggen, maar iets zegt mij dat zij zich beter op de hogere mezzorollen kan concentreren en Azucena met rust moet laten.

Giovanni Battista Parodi en Francesco Palmieri (Ferrando) waren aan elkaar gewaagd, al beschikte Parodi over meer bühnepresence.

Hieronder de officiële trailer van de productie:

TRIVIA

Het publiek kleedt zich aan. Prachtige jurken, hoge naaldhakken, zelfs een bontje wordt uit de kast gehaald, ondanks de 22 graden buiten. In de pauze wordt er naar buiten gehold want er moet gerookt worden. Nergens ter wereld wordt er zo veel gepaft als in Palermo!

Op weg naar de benedenfoyer ruikt het naar oude spoelkeukens, maar de foyer zelf is mooi, ruim en rijkelijk voorzien van alles wat een hongerig en dorstig mens gelukkig kan maken.

Een glas voortreffelijke witte wijn kost 5 euro (je kan er mee de tuin in om van de laatste zonnestralen te genieten) en de verrukkelijke broodjes kosten iets meer dan 2 euro.

In de foyer hangen veel oude affiches. Tot mijn grote hilariteit lees ik in die van La Gioconda met Leyla Gencer uit 1969/70 dat Alvise gezongen werd door Anna di Stasio en La Cieca door Piero Cappuccilli. Tja ….. La vita é bella!

Il trovatore van Dmitri Tcherniakov, naar de opera van Verdi

https://exlibris.azureedge.net/covers/3760/1153/0408/6/3760115304086xxl.jpg

Een gewaarschuwd mens telt voor twee, dus ik ben in juni 2012 niet naar Brussel gegaan om daar de in álle opzichten nieuwe Il trovatore – naar de opera van Verdi – te gaan aanschouwen. De waarschuwing kwam van Marina Poplavskaya, de sopraan die Leonora zong. Op haar Facebook-pagina schreef ze: “Je wilt niet zien wat wij het publiek hier gaan voorschotelen.”

Nu ligt de opera in mijn dvd-speler en nog voordat ik eraan begin, krijg ik een tweede waarschuwing. Deze keer van het operahuis zelf. “Om te beantwoorden aan het dramaturgische concept van de regisseur zijn de rollen van Ines en Ruiz, alsook bepaalde tussenkomsten van het koor toegewezen aan andere zangers van de productie.”

Het nieuwe verhaal: er is ooit iets gebeurd, jaren geleden. Om het verhaal erachter te ontrafelen en de ware toedracht te leren kennen, brengt Azucena alle betrokkenen bij elkaar en sluit ze op in een flat. Zo beginnen we aan een nachtmerrieachtige reis, waarin het verleden en het heden door elkaar lopen.

Trovatore Brussel scenefoto


© Bernd Uhlig 2012

Regisseur Dmitri Tcherniakov is een meester in het creëren van spanning en zijn personenregie is weergaloos. Ik zit ademloos te kijken. Alleen: het heeft helemaal niets maar dan ook niets met Il trovatore van Verdi te maken.

Er wordt ontegenzeggelijk goed gezongen in de voorstelling. Misha Didyk is een perfecte Manrico. Groots en stralend en gezegend met een perfecte hoogte. Ook Marina Poplavskaya kan mij bekoren, al gaat er iets duidelijk mis in ‘D’amor sull’ali rosee’ (aanwijzingen van de regisseur?).

Scott Hendricks is een zeer betrouwbare bariton, die je in alle mogelijke rollen kunt inzetten. Zeker ook omdat hij zo’n voortreffelijke acteur is. Ook als Luna stelt hij niet teleur en op zijn ‘Il balen del suo sorriso’ valt weinig aan te merken, al had ik er meer ‘morbidezza’ in willen horen.

Sylvie Brunet-Grupposo is een zeer indrukwekkende Azucena. Ze heeft een grote, diepe stem en een sterke présence. Een beetje moeite heb ik met haar registerovergangen, in mijn oren klinkt het alsof ze met twee stemmen tegelijk zingt.

Ook Giovanni Furlanetto levert goed werk af in de rol van Ferrando (hier onherkenbaar toegetakeld als een boekhouder op leeftijd). Met zijn mooie, diepe bas en dito voordracht completeert hij het vijftal protagonisten.

Het orkest speelt onder leiding van Marc Minkowski zonder meer goed. Ik zou alleen wat meer passie willen horen. Het uitmuntend zingende koor is naar de orkestbak gedelegeerd, dus eigenlijk bestaan ze niet. Of alleen in de verbeelding, of zo.

Mijn meeste collega’s waren zeer enthousiast over de productie. Ze roemden de spanning en de deconstructie, en daar ben ik het met ze eens. Alleen: waarom werd de opera niet omgedoopt tot Vijf slachtoffers van misverstanden van Tscherniakov, in plaats van door te gaan als Il trovatore van Giuseppe Verdi?

Hieronder de eerste tien minuten van de opera:

Giuseppe Verdi
Il Trovatore
Misha Didyk, Marina Poplavskaya, Scott Hendricks, Sylvie Brunet-Grupposo, Giovanni Furlanetto
Choirs de la Monnaie (Chorus master Martino Faggiani) en Orchestre symphonique de la Monnaie onder leiding van Marc Minkowski
Regie: Dmitri Tcherniakov
BelAir Classiques BAC 108

IL TROVATORE. Discografie

IL TROVATORE in Amsterdam 2015

Nee, Il Trovatore van Verdi gaat niet over de eerste wereldoorlog!

trovatore_a4-300dpi

Voor de deur naar de woonvertrekken van graaf Luna liggen een paar van zijn dienaren te slapen. “Wordt wakker”, roept Ferrando, Luna’s vazal en kapitein van zijn lijfwachten. “De graaf moet zijn bewakers waakzaam vinden; soms brengt hij hele nachten onder het balkon van zijn geliefde door”… Wat voor beeld doemt nu voor uw ogen?

Nee, dát beeld krijgt u niet te zien in Amsterdam. Want een opera moet altijd geïnterpreteerd worden. “Dat doet iedere regisseur”, aldus Àlex Ollé van La Fura dels Baus, de interpretator van Il trovatore bij De Nationale Opera. Dat hij wellicht een stap te ver gaat, daar is hij zich van bewust. Maar tegelijkertijd voelt hij dat hij met zijn herinterpretatie “dichter bij de intenties van Verdi is gekomen”. Wat Verdi zelf er van vindt, daar komen wij niet achter: voor zo ver ik weet werd het hem niet gevraagd.

Violeta Urmana (Azucena), Koor van De Nationale Opera

Violetta Urmana (Azucena) ©Ruth Walz

Ollé situeert de actie ‘ergens in Europa’ tijdens de eerste Wereldoorlog, inclusief de loopgraven en gasmaskers. Arágon en de bergen van Biskaje zijn in geen velden of wegen te vinden en in plaats van brandstapel en het schavot krijgen we een ordinair  pistoolschot. Ik kan er maar geen logica in ontdekken. De hele oorlog is er met de haren bij gesleept: net zo goed kon Ollé het verhaal zich op Mars laten afspelen.

Scène uit 'Il trovatore' met solisten en Koor van De Nationale Opera

©Ruth Walz

De beelden vond ik bij vlagen mooi. Ollé liet de actie af en toe bevriezen, waardoor je het gevoel had van naar een still uit een oude zwart/wit film te kijken. De belichting kon mij ook bekoren, maar van mensen die dichtbij zaten vernam ik dat de lampen meedogenloos waren voor de ogen. Over de nonnen met gasmaskers op kan ik alleen maar zwijgen. Absurdisme ten top.

trovatore

©Ruth Walz

Il Trovatore is een romantische opera bij uitstek. Het verhaal gaat dan ook over een vlammende liefde, alles verterende jaloezie en jarenlang opgekropte wraakgevoelens. Daar heeft Verdi zeer passionele muziek bij gecomponeerd die geen enkele verklaring behoeft. Men neme vijf beste zangers die er zijn en een zijn vak meer dan goed kennende dirigent, meer is er niet nodig. Wedden dat je dan subiet ook alle oorlogen vergeet?

Met de zangers zat het wel snor. Ik denk niet dat er tegenwoordig een betere Manrico te vinden is dan Francesco Meli. Hij heeft het allemaal: squillo, mordibezza, onvervalst Italiaans timbre en het onweerstaanbare mengsel van zoetgevooisde machismo. Het is dan onvergefelijk dat zijn cabaletta en stretta zowat gehalveerd werden. Wie was daarvoor  verantwoordelijk? En waarom? Meli kan het!

Francesco Meli (Manrico), Carmen Giannattasio (Leonora)

Francesco Meli (Manrico) en Carmen Giannattasio (Leonora) ©Ruth Walz

Carmen Giannattasio’s stem is misschien een tikje te klein voor Leonora, maar haar interpretatie deed veel goed. Ik verwacht dan ook dat zij, naarmate de voorstellingen vorderen, in haar rol zal groeien.

Violeta Urmana (Azucena), Koor van De Nationale Opera

Violetta Urmana (Azucena) ©Ruth Walz

Het was een ongekend genoegen om Violetta Urmana in één van haar glansrollen terug te kunnen verwelkomen. Zij had alles in huis voor een geslaagde Azucena: mooie borstregister, goede laagte en een stem die zelfs tot de slechtste akoestische plekken in het Muziektheater doordrong. In haar interpretatie is zij, denk ik, ook moeilijk te evenaren. Brava!

trovatore0011

Simone Piazzola (Luna) en Carmen Giannattasio (Leonora) ©Ruth Walz

Simone Piazzola was helaas niet de beste Luna ter wereld. Zijn stem is ontegenzeggelijk mooi en zeer aangenaam om naar te luisteren, maar het droeg niet. Er ontbrak hem ook aan charisma: zijn Luna leek meer op een lieve teddybeer dan op een gevaarlijke, door de liefde geobsedeerde gek.

trovatore-carmen

Francesco Meli (Manrico), Carmen Giannattasio (Leonora) en Simone Piazzola ©Ruth Walz

Maar dat ‘Il balen del suo sorriso’, één van de echte showstoppers in de opera totaal mislukte was zijn schuld niet. Het was de dirigent die gewoon niet kon beslissen welke tempo hij nu ging nemen waardoor het orkest en de bariton geen seconde synchroon liepen.

centraal: Roberto Tagliavini (Ferrando), Koor van De Nationale Opera

In het midden Roberto Tagliavini (Ferrando) ©Ruth Walz

Roberto Tagliavini was een fantastische Ferrando en Florieke Beelen wist mij in haar kleine rol van Inez zeer te imponeren.

Dé hit uit de opera, het zigeunerkoor, werd meer dan subliem gezongen, maar in andere scènes vond ik het Koor van De Nationale Opera een beetje dof klinken. Maar dat kan aan het decor van betonblokken – pardon, de loopgraven – gelegen hebben.

Het orkest vond ik zonder meer prima, maar de dirigent … Maurizio Benini heeft een grote naam, maar die wist hij gisteren niet waar te maken. Hij dirigeerde behoorlijk slordig en ik kon zijn tempokeuze niet echt waarderen. Stond de boel in ‘Sì, ben mio’ zowat stil, in de daarop volgende ‘Di quella pira” kwam ik adem te kort alleen al bij het luisteren!

Bij het slotapplaus klonken enorme bravo’s voor Manrico en Azucena. Ook Leonora, Luna en Ferrando kregen een warm onthaal. Bij het regieteam en de dirigent bleef de reactie echter beperkt tot lauw handgeklap.

Trailer van de productie:

Giuseppe Verdi
Il Trovatore
Simone Piazzola, Carmen Giannattasio, Francesco Meli, Roberto Tagliavini, Florieke Beelen e.a.
Koor van de Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu); Nederlands Filharmonisch Orkest olv Maurizio Benini
Regie: Àlex Ollé (La Fura dels Baus)

Bezocht op 8 oktober 2015

Voor de discografie zie:
IL TROVATORE. Discografie

Interview met Carmen Giannattasio:
CARMEN GIANNATTASIO

 

Il Trovatore: mini discografie

trovatore

In oktober 2015 heeft de Nationale Opera in Amsterdam eindelijk Il Trovatore van Verdi op de planken gebracht. De, toch één van de grootste hits uit het Italiaanse operarepertoire, werd jarenlang daarvoor schromelijk verwaarloosd. Waar het aan ligt?

In ieder geval niet (alleen) aan het libretto. Goed, het is een beetje warrig en niet echt makkelijk om te ensceneren. Zeker met een “conceptuele updating” is de kans groot dat je er helemaal niets van snapt. Ik denk dan ook dat de opera het meeste gebaat is bij een rechttoe rechtaan enscenering, die alle valkuilen van ‘pittoreske zigeunerkampen’ weet te omzeilen. Maar wat je misschien nog wel meer nodig hebt – en dat is wat Trovatore zo lastig maakt – zijn vier of eigenlijk vijf kanonnen van stemmen, gepokt en gemazeld in het ‘Verdi-fach’.

Vaak krijg ik het verwijt dat ik in mijn besprekingen belangrijke zangers vergeet. Men mist Maria Callas. Of Cristina Deutekom. Beiden komen nu wel aan bod. Verder heb ik me deze keer beperkt tot cd-opnamen van 1951-1976. De enige dvd die ik noem, dateert uit 1978.

CATERINA MANCINI, 1951

trovatore-mancini

Heeft u ooit van Catarina Mancini gehoord? De in 1924 geboren sopraan had een echte “voce Verdiane”: haar prachtige hoogte en zuivere coloraturen combineerde zij met een dramatiek waar zelfs La Divina jaloers op kon worden. Zo klinkt ook haar Leonora in de opname uit 1951 Rome (Warner Fonit 2564661890). Buitengewoon. Haar Manrico werd gezongen door de zeer heroïsch klinkende (toen al bijna 60-jarige) Giacomo Lauri-Volpi en Luna door een zeer charismatische Carlo Tagliabue. Miriam Pirazzini (Azucena) completeerde de onder Fernando Previtali zeer indrukwekkend gedirigeerde geheel.

Hieronder de eerste akte van de opera:

Fragmenten op Spotify:

 

LEONTYNE PRICE en FRANCO CORELLI, 1961

trovatore-price-corelli

Met hun live voor Sony opgenomen optreden in 1961 maakten zowel Leontyne Price als Franco Corelli hun debuut bij de Metropolitan Opera. Corelli is voor mij, naast Del Monaco en Domingo, de beste Manrico ooit. Zeer masculien en zeer sexy, daar kun je als vrouw amper weerstand tegen bieden.

Mario Sereni en Irene Dalis zijn zeer adeqeuaat als respectievelijk Luna en Azucena en het is een grote vreugde om in de kleine rol van Inez niemand minder dan Teresa Stratas te ontdekken. En Charles Anthony als Ruiz mogen we niet vergeten (Sony 88697910062).

Hieronder een fragment van deze opname:

LEONTYNE PRICE en PLÁCIDO DOMINGO, 1970

trovatore-price-d

De 19 jaar later voor RCA gemaakte opname laat een rijpere Price horen, maar haar geluid is Een negen jaar later voor RCA opgenomen Trovatore laat een rijpere Leontyne Price horen, maar haar geluid is nog steeds dat van een opgewonden tiener, met zowat de meest perfecte Verdiaanse ‘morbidezza’. Haar ‘D’amor sull’ali rosee’ lijkt net een gebedje, om te huilen zo mooi.

Deze Trovatore was de allereerste opera die Plácido Domingo, toen 28 (!), in de studio opnam. Fiorenza Cossotto schittert als Azucena, maar wat de opname echt onontbeerlijk maakt, althans voor mij, is één van de verrukkelijkste Luna’s ooit: Sherrill Milnes (88883729262).

Hieronder Price, Domingo en Milnes in ‘E deggio e posso crederlo’:

LEYLA GENCER, 1957

trovatore-gen

Ik denk niet dat ik u Leyla Gencer moet voorstellen. De Turkse diva geniet een cultus die alleen met die van Olivero en Callas is te vergelijken. Haar soepele, ronde en heldere stem – met pianissimi waarmee ze zich met Montserrat Caballé kon meten – maakten haar buitengewoon geschikt voor opera’s van Verdi. Haar Leonora is gewoon volmaakt: mooier krijgt u het niet.

Ik denk ook niet dat er ooit een betere, mooiere en indrukwekkender Luna is geweest dan Ettore Bastianini. Del Monaco is verder een zeer macho Manrico. Zijn stralende hoogte in ‘Di quella pira’ vergoedt zijn soms weinig genuanceerde interpretatie.

Fedora Barbieri imponeert als Azucena en Plinio Cabassi is een Ferrando om te zoenen. De opname is gemaakt in Milaan in 1957 (Myto 00127).

MARIA CALLAS, 1956

trovatore-callasc

Een probleem in de door Herbert von Karajan in 1956 zeer spannend gedirigeerde opname heet Giuseppe di Stefano. Mooi is hij wel, maar voor Manrico ontbreekt het hem aan kracht.

Fedora Barbieri komt hier nog beter tot haar recht dan op de Myto opname, wat onder andere aan de veel betere geluidskwaliteit kan liggen. Rolando Panerai is een solide Luna, maar van zijn “Il balen” word ik warm noch koud, zeker met Bastianini en Milnes in mijn oren.

En Maria Callas? Callas blijft Callas. Overdramatisch. Haar Leonora is allesbehalve een verliefde puber. Haar ‘D’amor sull’ali rosee’ is meer dan prachtig, volmaakt bijna, maar het laat mij volstrekt koud (Warner 5099964077321).

Hieronder Callas in ‘D’amor sull’ali rosee’:

GRÉ BROUWENSTIJN, 1953

trovatore-gre

Het is bijna niet te geloven, maar er waren tijden dat zelfs een opera als Il Trovatore bezet kon worden met louter Nederlandse zangers. Die hoor je ook allemaal in het door Osteria (OS-1001)  in het Amsterdamse Schouwburg in 1953 live opgenomen voorstelling.

De Azucena van Annie Delorie valt mij een beetje tegen, maar de mij onbekende Gerard Holthaus (is er iemand die mij iets meer over hem kan vertellen?) is een verrassend mooie Luna.

Gré Brouwenstijn is zonder meer fantastisch als Leonora. En toch… haar ‘Tacea la notte placida’ dringt niet echt door tot mijn ziel. Mario Cordone behoorde helaas niet tot de allerbeste dirigenten ter wereld en dat is jammer: soms krijg ik het gevoel dat hij een belemmering is voor de zangers.

Hieronder Brouwenstijn zingt ‘D’amor sull’ali rosee’:

CRISTINA DEUTEKOM, 1976

trovatore-deut

Geef mij maar Cristina Deutekom! In de opname uit 1976 (Gala GL 100.536) weet zij mij volkomen te overtuigen en tot diep in mijn hart door te dringen. In tegenstelling tot Callas die in alles wat zij zingt gewoon Callas blijft, is zij Leonora. Met haar vederlichte coloraturen klinkt zij precies zoals ik mij een Leonora voorstel: een jong, verliefd meisje met sterke neiging tot overdrijven. Dat laatste in het beste betekenis van het woord.

Ook Jan Derksen is een Luna om rekening mee te houden en stiekem vind ik hem misschien nog beter dan Bastianini en Milnes. Zijn “Il balen” behoort tot de beste versies van de aria die ik ooit gehoord had.

Carolyne James is een okay Azucena, maar de reden dat de opname niet mijn absolute nummer één is komt door de zeer lullig (sorry!) klinkende Juan Lloveras (Manrico).

RAINA KABAIVANSKA, 1978

trovatore-dvd

Il trovatore was één van de lievelingsopera’s van Von Karajan. In 1962 regisseerde hij een serie voorstellingen in Salzburg, die in 1978 in Wenen werden overgenomen en op de televisie werden uitgezonden. Het is een zeer ouderwetse en statische voorstelling, met realistische decors en kostuums.

De buiten Italië verschrikkelijk ondergewaardeerde Raina Kabaivanska zet een Leonora van vlees en bloed neer: haar stem is donker, met een ouderwets vibrato en een duidelijk gevoerde frasering.

Domingo was een last minute invaller voor de kwaad weggelopen Bonisolli. Voor zijn verrukkelijke, met stralende topnoten gezongen ‘Ah si, ben  mio’ werd hij door het publiek beloond met een minutenlang opendoekje.

Cossotto’s Azucena is inmiddels legendarisch geworden: als geen andere zangeres heeft ze een stempel op die rol gedrukt (Arthouse Music 107117)

Hieronder Domingo, Kabaivanska, Cappuccilli en Cossotto in ‘Prima che d’ altri vivere’:

DI QUELLA PIRA

trovatore-di

Voor wie niet genoeg kan krijgen van ‘Di quella pira’: Bongiovanni (GB 1051-2) heeft een cd uitgebracht met maar liefst 34 uitvoeringen van de tenorhit, opgenomen tussen 1903 (Julian Biel) en 1956 (Mario Filipeschi).

Lauri-Volpi, hier in een opname uit 1923 (!), laat een stralende en lang aangehouden hoge c horen. Hij wordt echter overtroffen door Aureliano Pertile: wat een klank!

Helge Rosvaenge is teleurstellend mat, maar de uit 1926 stammende opname van Richard Tauber (in het Duits) is een heerlijke curiosum (ja, hij kan het!).

Jan Kiepura kan maar niet genoeg krijgen van trillers en last ze overal in, maar wat een rinkelend geluid heeft hij! Zelfs Gigli waagt zich eraan: iets wat hij beter kon laten. De mooiste van allemaal vind ik Jussi Björling uit 1939.

20 Tenors sing Di quella pira High C

GIGLIOLA FRAZZONI

Als toetje krijgt u van mij ‘Prima che d’altri vivere’, gezongen door Gigliola Frazzoni (één van de beste Minnie’s in La fanciulla del West) en  Giacomo Lauri Volpi (Manrico), opgenomen in Amsterdam, op 16 oktober 1954. Rolando Panerai is Luna, Marijke van der Lugt zingt Ines en het Amsterdamse Omroeporkest (?) staat onder leiding van Arture Basile.

Il trovatore van Dmitri Tcherniakov, naar de opera van Verdi

IL TROVATORE in Amsterdam 2015

Carmen Giannattasio is een sterke vrouw

carmen-giannattasio-grazia-fortuna-ward-foto-victor-santiago
Carmen Giannattasio als model voor Grazia Fortuna Ward. Foto: Victor Santiago

Ze is een sterke vrouw. Net als Leonora in Il trovatore, de rol die ze in oktober 2015 bij De Nationale Opera ging vertolken. Een gesprek met de Italiaanse sopraan Carmen Giannattasio. “In feite heb ik aan niemand iets te danken. Ik heb het allemaal zelf gedaan.”

De doorsnee Nederlandse operaganger kende haar tot voor kort voornamelijk als de strenge museumdirectrice uit de Damiano Michieletto´s productie van Rossini´s Il Viaggio a Reims bij de Nationale Opera.

Trailer van de productie:

Maar Carmen Giannattasio’s faam reikt veel verder dan dat. Ze is één van de beroemdste belcantosopranen van de laatste jaren.

De op 24 april 1975 in Avellino (Zuid Italië) geboren sopraan heeft tientallen bekende en onbekende rollen op haar repertoire staan en haar discografie is veel groter dan men zou kunnen vermoeden.

In oktober 2015 kwam Giannattasio naar Amsterdam voor Leonora in Il Trovatore van Verdi, een rol die zij al eerder heeft vertolkt in o.a. Zürich, La Fenice in Venetië en de Met in New York. Een rol die zij ooit heeft ingestudeerd onder supervisie van Leyla Gencer, haar lerares en mentor. Het was Gencer die haar klaarstoomde voor haar debuut aan de Milanese La Scala in 2001 toen zij nog aan het conservatorium studeerde.

“Leyla Gencer was misschien wel de belangrijkste persoon in mijn leven. Ze heeft me gecoacht en gestimuleerd. Ze geloofde onvoorwaardelijk in me en heeft me de ‘push’ gegeven die ik nodig had om de stap naar La Scala te maken. Ze was er zelf ook bij, bij mijn debuut als Giulietta in Il Giorno di Regno.”

Muziek in het klooster

“Ik was twee jaar oud toen ik voor het eerst kennismaakte met muziek. Die dag vergeet ik niet, die staat voor altijd in mijn geheugen gegroefd”.

“Het was in een klooster. Ik zat daar op een kleuterschooltje en ik verveelde mij dodelijk. Nu moet je weten dat ik best vervelend was, toen. Ik was alles behalve sociaal, je kan rustig zeggen dat ik behoorlijk raar was. Ons gezin werd net verrijkt met een nieuw kindje en ik was dodelijk jaloers op mijn pasgeboren broertje. Ik pestte hem en er was geen land met mij te bezeilen. Mijn ouders wilden dat ik socialer werd en met andere kinderen leerde omgaan, vandaar dat zij mij al zo vroeg naar de kleuterschool hebben gebracht.”

“En daar, in dat peuterklasje van het klooster hoorde ik voor het eerst muziek. Het kwam van achter een gesloten deur en toen ik de deur opendeed zag ik een piano. Daar zat moeder overste achter, zij was het die voor de goddelijke klank verantwoordelijk was. Dat wilde ik ook, ik wilde bij de betovering horen.Thuis ben ik net zo lang blijven zeuren tot ik op de pianoles mocht.”

Het was mijn pianolerares die mijn stem heeft ontdekt en mij naar conservatorium heeft gestuurd. Daar was ik niet zo zeker van, ik twijfelde… Bovendien had ik eigenlijk niets met opera, het raakte mij niet echt. Piano vond ik veel mooier! Mijn vader was het eigenlijk met mij eens: als pianoleraar kon ik tenminste mijn brood verdienen. Pas na drie jaar viel het kwartje, toen kreeg ik pas de smaak te pakken.”

“Muziek was voor mij niet genoeg. Ik studeerde ook Engelse en Russische literatuur. Daar heb ik ook een graad in behaald. Ik spreek goed Russisch en ik zou graag Russische opera’s willen zingen. Helaas word ik daar niet voor gevraagd. Blijkbaar denkt men dat die rollen door Russen bezet moeten worden en dat Italianen het niet zouden kunnen. Jammer.”

Operalia en Opera Rara

Bij de Operalia competitie in 2002 in Parijs won Giannattasio zowel de eerste prijs als ook de publieksprijs. Heeft het haar op weg geholpen?

“Laat ik het maar zo stellen: alles wat je bereikt doe je zelf. Domingo is buitengewoon aardig en behulpzaam. Na het winnen van het concours heeft hij mij naar Los Angeles uitgenodigd, daar mocht ik meedoen aan een Gala, waarbij ik, naast Roberto Alagna Desdemona zong in de vierde acte van Otello. Maar in feite heb ik aan niemand iets te danken, ik heb het allemaal zelf gedaan, zonder enige hulp van buitenaf”.

Giannattasio tijdens Operalia 2002:

De zin “niemand heeft me ooit geholpen, ik deed het zelf” klinkt als een soort mantra door ons hele gesprek. Giannattasio herhaalt het als we het over de onbekende belcantorollen hebben die ze voor Opera Rara heeft opgenomen. “Daar ben ik echt trots op, dat ik het deed. Niet iedereen doet het. Uiteraard. Niet iedereen wil zo veel werk verrichten voor maar één uitvoering, één opname.”

“Het is best vreemd om rollen te leren die je daarna nooit meer zingt. Je weet dat het bij die ene keer blijft, daarna is het basta. Nu ja, meestal dan. Maar ik deed het met ontzettend veel plezier. Ik was toen heel erg jong en ik wilde het meer dan graag. En daar ben ik dus echt trots op. Ik deed het!”

Elisabetta en Leonora

Eén van haar belangrijkste rollen van de laatste tijd is Elisabetta in Maria Stuarda van Donizetti. Zij zong haar in Londen en Parijs, in precies dezelfde productie maar met een totaal andere partner: in Londen was het de mezzo Joyce diDonato en in Parijs de (lichte) sopraan Aleksandra Kurzak. Zingt en kleurt ze de rol anders bij die verschillende partners?

“Welnee, helemaal niet. De rol is immers dezelfde? Je zingt je noten en je woorden, en je partner is gewoon je partner. Er verandert niets. Nou ja, een beetje, maar dat geldt niet voor mij: DiDonato is een mezzo, voor haar werd de partituur een paar noten naar beneden bijgesteld. Voor mij maakte het niets uit. Kurzak is een zeer temperamentvolle vrouw, zij barst van energie en dat vind ik prettig, want het is echt belangrijk om partners te hebben die je weten uit te dagen.”

Giannattasio en Kurzak in Maria Stuarda:

Haar interpretatie van Leonora doet mij sterk aan Gencer denken. Ik ben de enige niet. Op You Tube, onder de clip uit Zürich heeft een bewonderaar gereageerd:

“Degna studentessa della Gencer… È stata una Leonora belissima. Finalmente una voce veramente verdiana. Mamma, è divino senza più aggettivi. ”

Mij valt voornamelijk de vastberadenheid in haar stem op. Is Leonora een sterke vrouw?

“O ja, beslist! Maar: zij is voornamelijk jong, niet ouder dan 17, hooguit 18. Leonora is een teenager en teenagers zijn van alle tijden. Als zij eenmaal verliefd zijn dan denken ze dat dat het allerbelangrijkste is wat er is. Hun liefde is alles voor ze! Daarbij zijn ze ook impulsief en denken dat de wereld vergaat als er iets tussen hen en hun geliefde komt. En natuurlijk willen ze allemaal sterven, sterven van en voor de liefde. Pubers! Vergeet niet dat Leonora buitengewoon gefascineerd is door de mysterieuze man van ze niet eens weet wie of wat hij is en hoe hij eigenlijk heet!”

“Mijn mooiste herinneringen heb ik aan de productie in de Met in 2012. Mc Vicar is een regisseur die ik zeer bewonder. Hij is niet echt traditioneel, hij is behoorlijk vooruitstrevend, maar alles is bij hem logisch. Maar ik heb echt niets tegen actualisering, hoor! De rol kan je net zo goed in een T-shirt en in een spijkerbroek zingen, dat verandert helemaal niets aan het karakter.”

“Ik hou ervan om uitgedaagd te worden, anders wordt het monotoon. Je kan jezelf niet blijven herhalen. Maar er zijn grenzen, dat wel. Je mag niet aan de muziek en niet aan het libretto komen, je mag ze niet veranderen. En ik houd niet van extremen. Ik denk ook niet dat ik alles zou kunnen doen wat een regisseur van mij verlangt, maar ik ga er best ver in, ja. Gelukkig is mij nog nooit gevraagd om over mijn grenzen heen te gaan

Trailer uit de productie in Amsterdam:

Giannattasio is één van de weinige operasterren die ook modellenwerk doet: zij is het gezicht van onder andere Bulgari en Antonio Riva.

carmen-gianna-bulgari

“Je kan wel stellen dat ik een ‘fascionista’ ben. Ik prijs mij gelukkig dat er mensen zijn die in mij willen investeren en dat er merken zijn die van mij hun ambassadrice hebben gemaakt. Ik ben niet echt een model en ik zie er niet uit als een model. Ik ben een gewone vrouw, zoals miljoenen anderen.”

Toekomstplannen? Dromen?

“Ik spreek Russisch, Engels, Frans en Spaans. Geen Duits, dus geen Duits repertoire voor mij. Ik zou het niet kunnen opbrengen om een opera te zingen in een taal die ik niet beheers. Dan ben je net een papegaai, het is niets voor mij. Maar ik ben nog jong en wie weet wat er nog op mijn weg komt?”

“Ik ben meer dan gelukkig met hoe mijn leven, ook mijn privéleven er nu uitziet. En ik ben ontzettend trots op mezelf, want alles heb ik zelf bereikt, er was niemand die mij ooit heeft geholpen. Het leven is kort en ik wil niet plannen. Ik leef bij de dag, het is goed zo.”

English translation:
CARMEN GIANNATTASSIO interview in English