Giacomo_Meyerbeer

Over ongelovigen en het bedrog: Meyerbeers Il crociato in Egitto

Tekst: Peter Franken

Set design for act 1, scene 3, La Scala, Milan (1826) by Alessandro Sanquirico

Het label Dynamic scoort al jaren hoge ogen waar het gaat om de uitgave van onbekende opera’s die ooit succesvol zijn geweest. Il crociato in Egitto, een in vergetelheid geraakt werk uit 1823, past prima in die rij die door vele liefhebbers wordt gekoesterd.

Decorat (1824) de Francesco Bagnara pour Il crociato in Egitto (Acte II, escena 4)

Wie zegt Meyerbeer zegt  Grand Opéra, althans zo verging het mij tot ik op dit relatief vroege werk stuitte dat de afsluiting vormt van Meyerbeers Italiaanse periode. Il crociato in Egitto leunt muzikaal op de barok waar het eindeloze aria’s met een overmaat aan volstrekt onnodige coloraturen betreft. De opera verscheen echter in de periode dat Rossini met zijn historische opera’s Maometto Secondo en Semiramide kwam. En in die trend past Meyerbeers creatie perfect waar het gaat om de overige muzikale aspecten en vooral ook de keuze van het onderwerp.

De opera bestaat uit twee aktes en verhaalt over het wel en wee van kruisvaarders en hun eeuwige tegenstrevers de Mohammedanen, twee partijen die elkaar ‘infidels’ plegen te noemen. Uiteraard zit er wel een stukje persoonlijk drama in maar daarmee voldoet het libretto nog lang niet aan het formaat van de grand opéra, het genre waaraan Meyerbeer zijn blijvende roem dankt. Al was het maar omdat het verplichte grote ballet ontbreekt en dat het goed afloopt met het liefdespaar.

Centraal staat het personage Elmireno, een kruisridder waarvan wordt aangenomen dat hij in de strijd tegen sultan Aladino op de kust voor Damietta is gesneuveld. Hij was echter niet dood en heeft zich op wonderbaarlijke wijze weten in te dringen in die vijandelijke omgeving en is als een soort Mozes de favoriet en belangrijkste legeraanvoerder van de sultan geworden. Die ziet hem als zijn zoon en hij is voorbestemd Aladino op te volgen. Uiteraard zal hij dan trouwen met diens dochter Palmide.

Dat huwelijk liet zo lang op zich wachten dat Elmireno en Palmide er alvast een voorschot op hebben genomen. Ze zijn in het geheim getrouwd volgens de christelijke rite en hebben een zoontje van een jaar of drie dat buiten het oog van de wereld in de harem leeft en door alle vrouwen wordt gekoesterd.

Engraved portrait showing the singer Signor Velluti as Armando in Il Crociato in Egitto (The Crusader in Egypt), by Giacomo Meyerbeer (1791– 1864) , with a libretto by Gaetano Rossi (1774 – 1855), ca.1828. Harry Beard Collection.

Elmireno is in werkelijkheid Armando d’Orville, de favoriete neef van Adriano di Montfort,  het hoofd van de Ridders van Rhodos en voorbestemd hem op te volgen. Hij heeft voor hij uit de Provence vertrok een trouwbelofte gedaan aan zijn geliefde Felicia. Die heeft zich inmiddels bij Adriano in Rhodos gemeld en gaat gekleed als kruisridder.

Als Adriano zich met een gevolg van kruisridders waaronder Felicia meldt in Damietta voor een vredesmissie zijn de rapen gaar voor Elmireno alias Armando. Hij heeft zo ongeveer alles en iedereen bedrogen: de sultan Aladino, diens dochter Palmide, zijn verloofde Felicia en zijn oom Adriano. Verder leeft hij als moslim in het paleis van de sultan en is dus in de ogen van de kruisridders ook nog eens een afvallige.

Dat is geen situatie waaruit iemand zich op eigen kracht kan bevrijden. De enige mogelijkheid is om ’eervol’ zelfmoord te plegen of hopen dat zowel Aladino als Adriano hem opnieuw in genade aannemen, iets dat volledig tegenstrijdig is maar uiteindelijk na veel verwikkelingen en eindeloos durende aria’s toch gebeurt. De opera duurt in totaal ruim 200 minuten en gaat goed beschouwd nauwelijks ergens over. Maar muzikaal zijn er mooie momenten en in twee sessies op achtereenvolgende dagen is het beslist een aardige tijdbesteding de dvd’s eens af te spelen.

De opname komt uit 2007 en is gemaakt in Teatro la Fenice in Venetië. Het is een productie van Pier Luigi Pizzi die behalve voor de regie ook verantwoordelijk was voor de kostuums en de decors. Het ziet er smaakvol uit en Pizzi weet uit de schaarse handelingsmomenten nog wel de nodige actie te destilleren. Het blijft natuurlijk vreemd dat twee groepen elkaar met de dood bedreigen en dan gewoon het toneel aflopen zonder dat er iets gebeurt.

Elmireno wordt gezongen door ‘male soprano’ Michael Maniaci, uitstekend gedaan maar ik hou er niet van, zo’n kerel die een hoge stem opzet. Naar verluidt stond Meyerbeer op deze casting en was hij not pleased toen de rol bij een herneming werd gezongen door een tenor.

Degene die het meeste baat heeft bij de keuze van de componist is Adriano d Montfort. Die rol is nu de belangrijkste tenor partij en Fernando Portari maakt er iets moois van.

De rol van sultan Aladino is natuurlijk een bas. Hij heeft een klein groepje kruisvaarders in zijn macht en kan beschikken over leven en dood. Verder is hij een Mohammedaan en dus van de tegenpartij in de ogen van het 19e eeuwse publiek. Marco Vinco overtuigt door zijn zang en de boze blik die hij alles en iedereen toewerpt. Het libretto geeft hem nauwelijks ruimte om te acteren, daar moeten we het dus maar mee doen.

En dan de vrouwen. Coloratuursopraan Patrizia Ciofi is in haar element in de rol van de bedrogen Palmide maar mijn voorkeur gaat uit naar mezzo Laura Polverelli en niet alleen omdat ze zo’n mooie naam heeft. Ze weet vrij goed raad met de coloraturen waarmee Meyerbeer ook Felicia heeft opgezadeld maar overtuigt vooral in de rest van haar optreden. Ook acterend is haar nog wel het een en ander vergund, haar personage laat zelfs enige ontwikkeling zien.

De overige rollen zijn goed bezet, vooral die van Osmino die ook een oogje heeft op Padina, gezongen door tenor Iorio Zennaro. Koor en orkest van La Fenice staan onder leiding van Emmanuel Villaume.

Drie versies van Il crociato in Egitto

Waarom wordt Maometto secondo niet vaker uitgevoerd? | Basia con fuoco

Rossini’s Semiramide in Antwerpen 2010: waar de opera niet over gaat | Basia con fuoco

Meyerbeer’s Robert le Diable from Salerno is unimaginably good!

A little longer and Brilliant Classsics will become a true rival to Opera Rara. They snatch one unknown/unloved/forgotten opera after another from oblivion and their catalogue makes a sincere opera lover’s mouth water. Add to this many recordings of better, or well-known titles that have become classics but have long since disappeared from the market, and it should become clear: Brilliant Classics is a publisher to take seriously. Especially because its price tag is particularly friendly to consumers.

The difference with Opera Rara lies mainly in the very brief presentation at BC. And you don’t have to expect the first and/or complete score of a work with them either.

Meyerbeer’s Robert le Diable, recorded live in Salerno in March 2012, has therefore been updated. Some things have been cut, but what remains is three hours of unadulterated fun, in which you can take turns to horror, grief and love.

The very first performance after World War II – abridged and in Italian – was only in 1968, during Maggio Musicale Fiorentino. The magnificent cast (Merighi, Christoff, Scotto and Malagù) was under the direction of Nino Sanzogno and the live recording was released on a “bootleg”.

Bryan Hymel has pretty much become the face of French Grand Opera by now. After Berlioz’s Le Troyens, he has also included Robert in his repertoire, a role he also recently performed in London.

His firm but supple tenor, with its slightly nasal timbre, also sounds a bit French. Occasionally he reminds one a little of the young Domingo, but for now he lacks his power and, especially in the high part, he is sometimes inclined to ‘bleat’

About Patricia Ciofi I can be brief: phenomenal and breathtaking. With her “Robert, toi que j’aime”, she gives listeners goosebumps and tears in their eyes. Carmen Giannatasio (Alice) is not inferior to her. With a very sublime and movingly sung “Va, dit-elle”, she provides another highlight of the opera.

Alastair Miles is a good Bertram, though one can hear his best years are perhaps behind him; and Martial Defontaine is a very idiomatic Raimbout.

Daniel Oren clearly has “feeling” for the repertoire and is unconditionally committed to it.

L’Africaine. How loving Vasco da Gama proved fatal for an African queen

Settings for the 1865 premiere of a L’Africaine (press illustrations). The stage designs for Act I (Council Scene) and Act II (Dungeon Scene) were created by Auguste-Alfred Rubé and Philippe Chaperon; for Act III (Sea Scene and Shipwreck) and Act IV (Hindu Temple), by Charles-Antoine Cambon and Joseph-François-Désiré Thierry; for Scene 1 of Act V (Queen’s Garden, not shown), by Jean Baptiste Lavastre; and for Scene 2 of Act V (The Machineel Tree), by Edouard-Désiré-Joseph

SHIRLEY VERRETT

Shrirley Verrett (Selika)and Plácido Domingo (Vasco da Gama) in San Francisco


Vasco da Gama (yes, the Vasco da Gama) loves Inès, but when his own life is in danger, he takes refuge with the African queen, Sélika. Poor Sélika! She loves him wholeheartedly, but as soon as Inès reappears on the scene, she has to step asie. She does so literally; by smelling a poisonous flower.

Of course, much more happens in the opera, especially in the music. I wonder why it is that the opera is performed so little.
Is it due to the weak male lead, who mainly pursues fame? In any case, Meyerbeer gave him a magnificent aria, probably one of the most beautiful ever: ‘Pays merveilleux/Oh paradis’:



Domingo has always had faith in the opera and he has sung da Gama several times. It is also thanks to him that the opera experienced a minor revival in the 1970s.

There is a pirate recording on CD (Legato Classics LCD-116-3), starring Shirley Verrett and a truly brilliant Norman Mittlemann as Nélusco. It is from 1972, but there is no mention of where it was recorded. But since Verrett sang a series of performances that year, in San Francisco, it is actually quite clear.


The sound quality is poor, but not to worry: the opera was later also recorded for television, so that we can now enjoy it to the full on DVD (Arthaus Music 100217).



The truly wonderful production was created by Lotfi Mansouri (direction) and Wolfram and Amrei Skalicki (stage and costumes). Inès is sung by a (literally) beautiful, light coloratura soprano Ruth Ann Swenson and Justino Díaz does his best to convince us that he is scary. You should really watch it!



MONTSERRAT CABBALÉ



In 1977, the opera was recorded at the Teatre Liceu in Barcelona, again with Plácido Domingo as da Gama. But should I really recommend this recording? Probably not. Montserrat Caballé is a fine but unconvincing Sélika, Juan Pons has seen better days and Christine Weidinger is a merely decent Inez (Legato Classics LCD 208-2).



MARTINA ARROYO



In November 1977, L’Africaine was recorded live in Monaco with a fine Martina Arroyo in the leading role. The textbook says it is probably the most complete performance of the score ever recorded. Unfortunately, Giorgio Casellato-Lamberti is a weak Vasco da Gama, but Sherrill Milnes’ superb Nélusco makes up for a lot (Myto 3MCD 011.235).

De reprise van Les Huguenots in Brussel

Tekst: Ger Leppers

Voor de voorstellingen van Giacomo Meyerbeers ‘grand opéra’ Les Huguenots had de Brusselse Muntschouwburg een speelduur voorzien van niet minder dan vier uur en drie kwartier, en de aanvangstijd was daarom vastgesteld op 18 uur – een ongebruikelijk vroeg, ja bijna Wagneriaans tijdstip.

De door mij bijgewoonde uitvoering overtrof nog de verwachtingen van de organisatoren: op onze Expected Time of Arrival bleek dat we het hele laatste bedrijf nog te gaan hadden. Het was half twaalf ’s avonds toen we weer buiten stonden in de zoele Brusselse zomernacht. Toch: de lengte van de voorstelling was wat mij betreft geen enkel bezwaar, want al die tijd heb ik me werkelijk geen minuut verveeld, en het kwartier ovatie en applaus dat de musici na afloop ten deel viel kon er zonder bezwaar nog wel bij.

Niet alleen de tijdsduur was ‘grand’ bij deze ‘grand opéra’ uit 1836. Ook de bezetting was dat, met 27 solorollen en –rolletjes, een enorm koor, een uitgebreid orkest en een ballet. De uitgesponnen intrige, waarin de verwikkelingen elkaar na een wat langzaam begin in de eerste twee bedrijven met onverbiddelijke logica opvolgen en steeds rapper over elkaar heen buitelen, was door librettist Eugène Scribe – een ouwe rot in het vak – in elkaar gezet met de precisie van een Zwitsers horloge.

Wat de voorstelling nog een bijzondere lading gaf is het tegenwoordig weer zeer actuele onderwerp van de religieuze intolerantie. Les Huguenots is een liefdesdrama dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de Bartolomeusnacht van 23 op 24 augustus 1572, toen in Parijs ettelijke duizenden protestanten door katholieken zonder pardon werden afgeslacht.

Maar die hernieuwde actualiteit van het onderwerp is niet de enige goede reden om Les Huguenots onder het stof vandaan te halen. De muziek waarvan Giacomo Meyerbeer het verhaal voorzag is niet alleen effectief, contrasterend en efficiënt, maar vaak ook zeer geïnspireerd – zeker op de momenten waarop solisten of kleine ensembles uit het orkest de solisten begeleidden.


teaser van de repetities:

De dramaturgische dienst van De Munt presenteerde het werk met nadruk als een opera die bedoeld was voor een negentiende-eeuws bourgeois-publiek. En wat wil de bourgeois? Zoals bekend wil de bourgeois geëpateerd worden. Dat was in deze opulente en in dat opzicht aan de geest van het werk getrouwe productie aan alles af te zien: allereerst aan de even omvangrijke als voortreffelijke zangerscast (waarover later meer), maar ook aan de zeer weelderige aankleding, de zeer verzorgde, historiserende decors en aan de gedetailleerde en liefdevolle personenregie van sterregisseur Olivier Py.

Achter de scenes (de kostuums):

Het wekte daarom bij het zien van deze productie geen verwondering dat Les Huguenots in de negentiende eeuw meer dan duizend keer werd opgevoerd, noch dat de muziek van Meyerbeer in het algemeen toen zeer hoog werd aangeslagen. In een van de verhalen van Alphonse Daudet, zo herinner ik mij, zingt een echtpaar ’s avonds een duet uit Robert le Diable, zonder dat de schrijver zijn publiek hoeft uit te leggen dat het om een opera gaat en van welke componist het werk is.

Waarom is de muziek van Meyerbeer, met al haar kwaliteiten, dan toch in het vergeetboek beland? Ook op deze vraag gaf deze uitvoering in Brussel een antwoord.  Op een gegeven moment in het werk loopt er, in een Parijse straat, een nachtwaker rond, die de bewoners van de Franse hoofdstad laat weten dat niets de nachtelijke rust en orde verstoort en dat zij dus rustig kunnen slapen.

Wagner heeft bij het componeren van zijn Meistersinger von Nürnberg ongetwijfeld bij deze scène de mosterd gehaald, zo frappant zijn de overeenkomsten. Maar wat Wagners nachtwaker zingt is mooier en veel onvergetelijker dan de muziek die Meyerbeer voor de zijne schreef, en bovenal subtieler uitgewerkt: de nachtwaker uit de Meistersinger komt nog een tweede keer langs om de burgers gerust te stellen, terwijl, o ironie!, in de tijd die verloopt tussen die twee passages een grootscheeps straatgevecht heeft plaatsgevonden. Dat is vele malen effectiever en gelaagder dan het mooie maar op zichzelf staande, louter decoratieve moment in Meyerbeers opera.

Kortom, het betere betoont zich eens te meer de vijand van het goede. En dat verklaart, denk ik, waarom Meyerbeer, net als bijna al zijn tijdgenoten, in de aandacht van organisatoren en publiek lange tijd vrijwel was weggevaagd door de genieën Wagner en Verdi. Dat deze toch wat scheve verhouding door een productie als deze weer enigszins wordt rechtgetrokken is verheugend – en natuurlijk ook verrijkend voor onze algemene ontwikkeling..

Voor deze herneming van de jubelend ontvangen voorstellingenreeks uit 2011 had De Munt opnieuw alles uit de kast gehaald. De enorme vocale bezetting kende geen zwakke broeders of zusters. Het koor, in alle bedrijven prominent aanwezig, ‘overdekte zich met roem’, zoals de Fransen in zulke gevallen plegen te zeggen.

Uitschieters naar boven onder de solisten waren in het bijzonder de Marguerite de Valois
van Lenneke Ruiten – die een vlekkeloos Frans zong –  en de Valentine van Karine Deshayes, die beiden de vele strekkende kilometers gekwinkeleer die Meyerbeer voor hen in petto had moeiteloos inhoud en betekenis gaven, en die telkenmale met hun présence het toneel beheersten.

Van de heren bekoorden mij het meest de stemmen van Nicolas Cavallier en Alexander Vinogradov, die met veel autoriteit gestalte gaven aan stijfkoppige, ieder op zijn eigen manier verblinde mannen. De onbuigzaamheid droop van hun stembanden.

En natuurlijk was er tenor Enea Scala, die de slopende hoofdrol van Raoul meeslepend neerzette en aan het slot de koning van de applausmeters was. Na een avondlang voluit zingen had hij geen moeite met wat voor mij het verrassende hoogtepunt van deze opera was: wanneer de verwikkelingen elkaar steeds sneller opvolgen op weg naar een noodlottige ontknoping valt de handeling vlak voor het slot plotseling stil voor een heel lang, verzengend en prachtig liefdesduet tussen Raoul en Valentine, waarin de laatste uit liefde het noodlottige besluit neemt om van geloof te veranderen.

Op een schrijnende, zeer indringende manier wordt op dat moment nog éénmaal het persoonlijk geluk in contrast gesteld met de politiek-religieuze berekeningen die tot de slachting van de Bartolomeusnacht leidden. Het is een roerend hoogtepunt van een ellenlange opera die als in een zucht voorbij gaat, en die ons eraan herinnert dat het werk Giacomo Meyerbeer toch echt aanzienlijk veel meer is dan een historisch curiosum.

Les Huguenots, opéra en cinq actes
Muziek van Giacomo Meyerbeer
Libretto van Eugène Scribe en Emile Deschamps
Muzikale leiding:  Evelino Pidó; regie:  Olivier Py
Decors en kostuums: Pierre-André Weitz
Belichting: Bertrand Killy
Koorleider:  Emmanuel Trenque
Solisten: Lenneke Ruiten, Karine Deshayes, Ambroisine Bré, Enea Scala, Nicolas Cavallier, Yoann Dubruque, Alexander Vinogradov e.a.
Symfonieorkest en koor van De Munt (Konzertmeister Eric Robberecht)
Koorakademie van De Munt o.l.v; Benoït Giaux

Voorstelling bijgewoond op 29 juni 2022

Fotomateriaal: © Baus

De hele opera is ook op You Tube te vinden:

L’esule di Granata van Meyerbeer: waar blijft de hele opera?

GranataSulemano, de van de Abenserage clan stammende koning van Granada wordt door de vijandige clan van Zegri’s onttroond, zijn gezin wordt vermoord en hijzelf verbannen. Een Zegri-leider bestijgt de troon en na zijn dood volgt Almanzor, diens zoon, hem op als koning.

Almanzor is verloofd met Azema, die de dochter van doodgewaande Sulemano blijkt te zijn en als Sulemano heimelijk terugkeert naar Granada zijn de verwikkelingen niet uit de lucht. Maar het komt allemaal goed, want Almanzor heeft een hart van goud.

Het niet bijster originele libretto van Felice Romani werd door Meyerbeer voorzien van door en door Rossiniaanse muziek, vol ornamenten, coloraturen en vurige aria’s en duetten.

Dat de opera geen succes werd, ligt dan ook niet aan de prachtige noten. Alle drie de protagonisten zijn rijkelijk voorzien van schitterende muziek, maar het mooiste en ontroerendste behoort aan de goede koning Almanzor.

Zijn allerlaatste aria en de daaropvolgende scène zijn van een ongekende schoonheid, wat nog versterkt wordt door de uitvoering, want al is Laura Claycomb een virtuoze Azema en de jonge Mirco Palazzi een autoritaire Sulemano, de warmbloedige Manuela Custer steekt als de echte koning boven alles en iedereen uit. Wat een prestatie, chapeau!


Giacomo Meyerbeer
L’esule di Granata (highlights)
Manuela Custer, Laura Claycomb, Mirco Palazzi
Academy of St.Martin in the Fields olv Giuliano Carella
Opera Rara ORR234

Dame Joan Sutherland neemt afscheid van het operatoneel met Les Huguenots van Meyerbeer

Hugenoten Sutherland

Les Huguenots, ooit één van de meest succesvolle opera’s in de geschiedenis van de Parijse Opera, had het ongeluk om, samen met haar schepper, door de Nazi’s als ‘Entartet’ (ontaard) bestempelt te worden. Een van de redenen waarom het werk decennialang werd genegeerd en maar sporadisch uitgevoerd.

Marguerite de Valois is altijd één van de favoriete rollen van Dame Joan Sutherland geweest. Zij zong haar al in 1962 in La Scala en ze koos ervoor om haar te zingen in haar laatste operaproductie op het toneel, op 2 oktober 1990 in Sydney.

De stem van de ruim 60-jarige La Stupenda is niet zo vast meer, maar haar hoogte en haar coloraturen mogen er nog steeds wezen en op Amanda Thane (Valentine) en de werkelijk schitterende Suzanne Johnston (Page) na haalt geen van de zangers haar niveau. Er wordt wel heel erg goed geacteerd en ook het onvermijdelijke ballet is allesbehalve irritant.

De kostuums en het decor zijn natuurgetrouw en beeldend mooi, en het hele toneel lijkt het meest op een groot, zeventiende-eeuws schilderij. De zeer traditionele productie is niet alleen prachtig om te zien om ook waanzinnig spannend: zie hier het bewijs dat een goede regisseur (Lotfi Mansuri) geen concepten nodig heeft om een boeiend theater te maken.

Giacomo Meyerbeer
Les Huguenots
Joan Sutherland, Amanda Thane, Anson Austin, Suzanne Johnston; The Elisabethan Sydney Orchestra olv Richard Bonynge
Regie: Lotfi Mansuri
Opus Arte OA F4024 D

Overtuigende Les Huguenots in Brussel

Schitterende Robert le Diable uit de Royal Opera op BluRay

Tekst: Peter Franken

.

Met een herneming van Halevy’s La Juive bij Opera Vlaanderen en twee concertante uitvoeringen van Meyerbeers Robert le Diable begin april in De Munt, staat de Grand Opéra weer even in de belangstelling in onze contreien. Een goede aanleiding om terug te kijken naar Laurent Pelly’s enscenering van Robert le Diable voor de Royal Opera, zes seizoenen geleden. Er is een BluRay van in de handel, voor zover ik heb kunnen nagaan de enige beeldopname van dit werk die momenteel verkrijgbaar is. (Opus Arte OA BD7121 D)

Bij Grand Opéra weet je nooit zeker in hoeverre een uitvoering compleet is maar deze opname heeft een looptijd van drie en een half uur en met inbegrip van een volledig ballet zal er niet al te veel gecoupeerd zijn. Pelly was verantwoordelijk voor de regie en de kostuums, het decor is van Chantal Thomas. De productie is er een met een knipoog, zeker waar het de aankleding betreft. Ridders in harnas, edelvrouwen met puntmutsen in primaire kleuren, namaakpaarden in geel, rood en blauw, decorstukken uit een vroege versie van de Efteling. De middeleeuwse uitmonstering komt karikaturaal over door de vaak felle kleuren. Soms lijkt het een beetje op een kinderspeelplaats voor volwassenen. Maar inhoudelijk klopt alles aan de productie, het is geheel libretto getrouw.

Robert

Ook de personenregie is niet steeds even serieus. De ridders vormen een jofel stel en de minstreel Raimbaut doet zijn komische rol eer aan. Maar Pelly laat Isabelle acteren als schooljuffrouw met overdreven belerende wat houterige gebaren, ze slaat nog net niet de maat. Het zal wel zijn om duidelijk te maken dat zij de prinses van Sicilië is en dus de enige echte autoriteit in het verhaal. Roberts pleegzuster Alice loopt er bij in een rode jurk met witte stippen, en daarover een groene cape. Opdat we wel beseffen dat ze een boerinnetje is. Zijn vader Bertrand, de gevallen engel en dus verpersoonlijking van het kwaad, is redelijk griezelig met een fraaie pruik die zijn kop bijna in tweeën lijkt te verdelen.

robert3

Met het ballet is het een beetje de omgekeerde wereld. Waar juist dit onderdeel vaak met ‘tongue in cheek’ wordt gebracht, is het hier een bloedserieuze aangelegenheid. De nonnen komen uit hun graven en ondanks hun robotachtige bewegingen geven ze duidelijk uiting aan de seksuele frustraties die ze tijdens hun leven hebben moeten doorstaan. Robert wordt van alle kanten belaagd, iedereen wil hem bestijgen. Santa Rosalia ligt er vredig en onbewogen tussen, een glimlach op haar gezicht en met een twijg in haar hand. Totdat Robert er in slaagt deze magische tak te roven en zich naar Isabelle spoedt om haar huwelijk met zijn concurrent te verhinderen. Richard Wagner bezocht die kapel natuurlijk ook tijdens zijn verblijf in Palermo waar hij zijn Parsifal voltooide. Zelf heb ik er ook een kijkje genomen, veel goud en sierraden en een kruis gezien, helaas geen twijg.

robert1

Overigens opvallend dat in 1831 het grote ballet een stel dode nonnen kon tonen die in het hiernamaals kennelijk aan de duivel waren vervallen. Dat zou zelfs in deze tijd nog wel tot commentaar kunnen leiden. Uiteraard past het goed in het verhaal, de middeleeuwse fascinatie met de strijd tussen goed en kwaad, god en de duivel, de permanente verzoekingen van het leven. In Die tote Stadt van Korngold komen die nonnen ook even voor, ten teken dat het verhaal een eeuw geleden nog gemeengoed moet zijn geweest voor het theaterpubliek.

Kort en goed, de voorstelling is mooi om naar te kijken. Wat deze opname echter vooral de moeite waard maakt is de zang. Deze Robert onder leiding van Daniel Oren staat als een huis en maakt duidelijk waarom het stuk in de jaren 1830 en later zo’n enorme populariteit heeft kunnen verwerven. Uiteraard sloot het goed aan bij de toen heersende mode van het Gothic repertoire, vaak met een ‘ondode’ die voor middernacht de sterveling moet corrumperen om niet terug te hoeven naar de hel. Hier heeft de gevallen engel, die zich voordoet als de duivel maar feitelijk slechts een onderknuppel is, een wat onduidelijke relatie met zijn zoon Robert maar het gebruikelijk voor middernacht ultimatum zorgt voor de noodzakelijke spanning.

Trailer van de productie:

Op de opname die is gemaakt op 15 december 2012 is een topcast te horen in de hoofdrollen. Bryan Hymel excelleert als Robert, krachtig en zonder zwakke momenten. Zijn nemesis Bertrand is in handen van John Relyea, ook zeer goed, akelig personage.

Marina Poplavskaya maakt als Alice een kenmerkend schichtige indruk. Maar ze is goed bij stem, haalt de hoge tonen gemakkelijk, oogt zeker niet als iemand die aan de rand van de vocale afgrond staat. Zij had aanvankelijk de rol teruggegeven wegens ziekte maar herstelde op tijd om alsnog Alice voor haar rekening te nemen.

Patrizia Ciofi als Isabelle klinkt aanvankelijk een beetje schril maar zingt wel gemakkelijk. Ze was kort voor de première ingevallen voor Jennifer Rowley die niet geheel tegen de hoge eisen van de rol bleek opgewassen. Ciofi was een van de zeer weinigen die de rol op haar repertoire heeft staan en bleek toevallig beschikbaar.

robert2

Marina Poplavskaya

Alice zou de laatste grote nieuwe rol worden die Poplavskaya op haar repertoire nam voor haar carrière een duikvlucht nam. In mei 2013 moest ze na de première de rol van Violetta bij DNO al aan Joyce El Khoury laten, het begin van het einde. Hier is ze nog goed in vorm, lijkt er weinig aan de hand. In die zin is de opname een mooi tribuut aan deze zangeres die korte tijd de zangershemel bestormde en thans werkzaam is als makelaar in Manhattan.

Fotomateriaal © ROH

ROBERT LE DIABLE

L’Africaine. Hoe de liefde voor Vasco da Gama een Afrikaanse koningin fataal werd

Meyerbeer’s ‘LE PROPHÈTE’ in Essen: great singing in an okay production

LES HUGUENOTS Brussel 2011

L’Africaine. Hoe de liefde voor Vasco da Gama een Afrikaanse koningin fataal werd

Africaine_1865_-_settings_-_Gallica

Settings for the 1865 premiere of a L’Africaine (press illustrations). The stage designs for Act I (Council Scene) and Act II (Dungeon Scene) were created by Auguste-Alfred Rubé and Philippe Chaperon; for Act III (Sea Scene and Shipwreck) and Act IV (Hindu Temple), by Charles-Antoine Cambon and Joseph-François-Désiré Thierry; for Scene 1 of Act V (Queen’s Garden, not shown), by Jean Baptiste Lavastre; and for Scene 2 of Act V (The Machineel Tree), by Edouard-Désiré-Joseph

SHIRLEY VERRETT

Africaine Verrett

Shrirley Verrett  (Selika) en Plácido Domingo (Vasco da Gama) in San Francisco

Vasco da Gama (ja, de Vasco da Gama) houdt van Inès, maar als er een gevaar voor zijn eigen leven dreigt gaat hij zich achter de Afrikaanse koningin, Sélika, schuilen. Arme Sélika! Zij houdt oprecht van hem, maar op het moment dat Inès weer ten tonele verschijnt, moet zij opzij gaan. Dat doet zij ook letterlijk, door aan een van de giftige bloemen te ruiken.

Natuurlijk gebeurt er in de opera veel meer, voornamelijk muzikaal. Ik vraag mij dan ook af hoe het komt, dat de opera nog maar zo weinig wordt uitgevoerd.

Ligt het aan de zwakke mannelijke hoofdrol, die voornamelijk de roem nastreeft? Hij heeft in ieder geval een pracht van een aria van Meyerbeer gekregen, wellicht één van de mooiste ooit: ‘Pays merveilleux/Oh paradis’:

Domingo heeft altijd vertrouwen in de opera gehad en heeft da Gama meerdere keren gezongen. Het is ook dankzij hem dat de opera in de jaren zeventig een kleine revival beleefde.

Er bestaat ook een piratenopname op cd (Legato Classics LCD-116-3), met in de hoofdrol Shirley Verrett en de werkelijk geniale Norman Mittlemann als Nelusco. Het is uit 1972, maar er wordt nergens vermeld waar het opgenomen is. Maar aangezien dat jaar een serie voorstellingen in San Francisco hebben plaatsgevonden, met Verrett, is het eigenlijk volkomen duidelijk.

Afrivaine Domingo cd

Africaine Verrett SF dvd

De geluidskwaliteit is slecht, maar niet getreurd: de opera werd later ook voor tv opgenomen, zodat we er nu met volle teugen van kunnen genieten op dvd (Arthaus Music 100217).

De werkelijk prachtige productie werd gemaakt door Lotfi Mansouri (regie) en Wolfram en Amrei Skalicki (bühnebeeld en kostuums). Inès wordt gezongen door een (letterlijk) mooie, lichte coloratuursopraan Ruth Ann Swenson en Justino Díaz doet zijn best om ons te overtuigen dat hij eng is. Dat moet u echt gezien hebben!

MONTSERRAT CABALLÉ

Africane Cabelle

In 1977 werd de opera in het Teatre Liceu in Barcelona opgenomen, wederom met Plácido Domingo als Vasco da Gama. Maar of ik deze opname kan aanbevelen? Niet echt. Montserrat Caballé is een mooie maar weinig overtuigende Sélika en Juan Pons heeft betere dagen gehad en Christine Weidinger is een niet meer dan een fatsoenlijke Inez. (Legato Classics LCD 208-2).

MARTINA ARROYO

Africaine Myto

In november 1977 werd L’Africaine live in Monaco opgenomen met een prima Martina Arroyo in de hoofdrol. In het tekstboekje staat dat het waarschijnlijk de meest complete uitvoering van de partituur is die ooit is geregistreerd. Helaas is Giorgio Casellato-Lamberti een zwakke Vasco da Gama maar de prachtige Nélusco van Sherrill Milnes maakt veel goed (Myto 3MCD 011.235)

Meer Meyerbeer:
DIANA DAMRAU zingt MEYERBEER
MEYERBEER: LE PROPHÈTE. Essen 2017
LES HUGUENOTS Brussel 2011
ROBERT LE DIABLE

Gefascineerd door onbekende opera’s: op bezoek bij OPERA RARA.

 Opera Rara

Tijden veranderen. Nog niet zo vreselijk lang geleden kon de koek niet op. Grote platenmaatschappijen namen de ene na de andere opera op, op kosten werd niet gekibbeld, nieuwe grote sterren werden gelanceerd en met net zo veel gemak gedropt. Nog één Aida en La Traviata, de honderdste Rigoletto, de tweehonderdste Tosca of Don Giovanni

In de marge opereerden de kleinere, minder bekende firma’s, terend op een handjevol echte liefhebbers en verzamelaars die op zoek waren naar minder bekende titels van Donizetti of Bellini, naar verloren gewaande partituren en naar de ooit zo succesvolle en inmiddels vergeten componisten: Meyerbeer, Paccini, Mayr …

Eén van zulke firma’s was en nog steeds (!) is Opera Rara, ooit begonnen als een tweemansbedrijfje. In de pioniersjaren kon je je melden als een abonnee. Je kreeg dan een bericht over een op te nemen opera, je stortte het geld en het duurde soms meer dan een jaar eer je de platen thuis toegestuurd kreeg. Het was iets zeer exclusiefs. Inmiddels is Opera Rara uitgegroeid tot wellicht het grootste (en zeker het belangrijkste) opera label.

 

Opera Rara logo

 

Twintig jaar geleden bracht ik een bezoek aan  Opera Rara in Londen, waar ik een ontmoeting had met Patric Schmid* en dirigent David Parry. Schmid was één van de oprichters, de opnameleider en sinds het overlijden van zijn partner Don White tevens de artistiek manager van het label.

Als ik het metrostation Liverpool Street uitstap, regent het pijpenstelen. Ik heb nog een paar uur de tijd en ben vast van plan een paar boekwinkels op te zoeken, maar het lijkt mij een veilig idee om alvast de weg te verkennen, zeker omdat ik altijd en overal weet te verdwalen. Het is veel dichterbij dan ik dacht.

Niettemin, als ik er een kwartier voor de afgesproken tijd weer naartoe loop, verdwaal ik. Het weer is inmiddels omgeslagen; de zon schijnt en het is heet. Helemaal bezweet betreed ik het pand op Curtain Road, een vestiging van Opera Rara.

Ik word verwelkomd door Stephen Revell, de uiterst vriendelijke assistent van Patric Schmid die mij een enorme kamer binnenleidt. In het midden staat een vleugel, veilig geborgen onder een lap gele stof. Op de planken duizenden partituren, boeken en platen.

We nemen plaats aan een grote houten tafel. Patric Schmid komt binnen: een knappe vijftiger met grijze haren. David Parry wordt geëxcuseerd, hij is wat verlaat. Wij krijgen koffie en thee en het verhaal achter het meest avontuurlijke operalabel begint.

Opera Rara Nelly en Patrick

Patric Schmid met Nelly Miricioiu  © Voix des Arts

De liefde voor het belcanto begon met Chopin. Schmid raakte als jonge pianist zo in de ban van de betoverende klanken van deze componist dat hij op zoek ging naar meer. Een zoektocht die bij belcanto uitkwam. Daar raakte hij zo gefascineerd door dat hij besloot er wat aan te doen dat de muziek – toen –  vrijwel nooit werd uitgevoerd. Samen met zijn vriend, de musicoloog Don White, richtte hij in 1970 een operagezelschap op. Opera Rara.

 

Het zoeken naar de onbekende opera’s was niet makkelijk, Schmid  zelf heeft het over ‘uitgraven’. En aangezien het kopieerapparaat  nog uitgevonden moest worden, werd alles met de hand gedaan.

opera rara crociato

Piratenuitgave van Il Crociato in Egitto © Hans van Verseveld

In 1972 werd de eerste opera uitgevoerd: Il Crociato in Egitto van Meyerbeer. Zonder problemen ging het niet: een paar dagen voor de première zei de tenor af, en waar vind je een vervanger voor zo’n onbekend stuk? Gelukkig, William McKinney redde de productie door twee dagen van tevoren de rol over te nemen.

 opera rara hugo

Alle door de Opera Rara uitgevoerde opera’s werden uitgezonden door de BBC en door de ‘piraten’ op de plaat gezet. In 1977 besloten Schmid en White de opera’s zelf te gaan opnemen en richtten het platenlabel Opera Rara op. Het geld voor de opnamen werd direct ingezameld bij liefhebbera door middel van abonnementen. Als eerste werd Donizetti’s Ugo Conte di Parigi opgenomen, in juli 1977. De opera stond onder leiding van Alun Francis, sindsdien één van twee vaste dirigenten.

Janet Price sings Bianca’s aria “No, che infelice appieno….” from the Donizetti rarity “Ugo Conte di Parigi”:

De andere gastheer, de dirigent David Parry is inmiddels gearriveerd en neemt geanimeerd deel aan ons gesprek. De voormalige leerling van onder andere Celibidache begon zijn carrière als pianist en repetitor van zangers, wat volgens hem absoluut onmisbaar is voor een dirigent. Zijn loopbaan begon in 1973 in Wexford, waar hij in 1975 als assistent van de dirigent betrokken was bij de opvoering (voor het eerst na 93 jaar!) van de opera Orazi e Curiazi van Mercadante, een opera die hij 20 jaar later voor Opera Rara zou opnemen.

Nelly Miricioiu zingt ‘Di quai soavi palpiti’ uit Orazi e Curiazi:

Niet alleen de dirigenten, ook de zangers zijn de Opera Rara trouw. Geen wonder: zij worden in gelegenheid gesteld om opnames te maken, nieuw repertoire te leren en te werken in een ontspannen sfeer. De grootste en beroemdste sterren deden (en doen nog steeds) er aan mee: Nelly Miriciou, Annick Massis, Jennifer Larmore, Joyce El-Khoury, Bruce Ford, Alaister Miles, Michael Spyres, Carmen Giannattassio  – om een paar te noemen.

Opera Rara David Parry Courtain Road 98

Patric Schmid & David Parry © Basia Jaworski for Basia con fuoco

Als afscheid krijg ik een bijzonder cadeau: de gele lap gaat van de vleugel af, David Parry pakt een partituur en speelt (en zingt – geholpen door Patric Schmid) voor mij een aria uit Margherita d’Anjou  van Meyerbeer **

*Patric Schmid overleed plotseling op 6 november 2005. Hij was toen maar 61 jaar oud.

** Margherita d’Anjou werd in oktober 2003 uitgebracht. Het was één van Meyerbeers eerste opera’s, nog uit zijn Italiaanse tijd. Van die opera was geen complete partituur bewaard, heel veel was dus gereconstrueerd – “uitgegraven”, volgens de woorden van Patric Schmid. De voortreffelijke cast wordt aangevoerd door Annick Massis, Bruce Ford, Daniela Barcelona en Alastair Miles, en het London Philharmonic Orchestra staat onder de bezielde leiding van David Parry (ORC25).

Zie ook interviews met
Nelly Miricioiu – Keizerin van de ZaterdagMatinee
JENNIFER LARMORE
JOYCE EL-KHOURY
CARMEN GIANNATTASIO

 

Diana Damrau zingt Meyerbeer

Meyerbeer Damrau

Ik zit in dubio en kom er niet uit. Ik ben dol op Giacomo Meyerbeer, een componist die al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw niet alleen gruwelijk ondergewaardeerd, maar ook smartelijk vergeten was. Een volle 81 minuten met zijn muziek voelt dan ook als een duur geschenk. Zeker als de uitgave zo verzorgd is en de aria’s gezongen worden door één van ’s werelds grootste coloratuursopranen.

Daar komt nog bij dat veel van de aria’s vrijwel onbekend zijn en als je geen diehard Meyerbeer-verzamelaar bent dan heb je er waarschijnlijk niet eens van gehoord. Maar er is meer: aria’s uit Alimelek, oder Die beiden Kalifen en Ein Feldlager in Schlesien beleven hier hun plaatpremière. En toch….

Ik heb het echt geprobeerd en er mijn best voor gedaan en toch kan ik die cd niet mooi vinden. Ligt het aan Diana Damrau of aan mij dat ‘Robert toi que j’aime’, het zielsroerende aria van Isabelle (Robert le Diable) niet smekend genoeg klinkt en mij onberoerd laat? Of dat ik, luisterend naar ‘Ombre légère’ (Le pardon de Ploërmel) mij erop betrap dat ik naar Natalie Dessay verlang?

Het is allemaal verschrikkelijk virtuoos en  bewonderenswaardig wat Damrau doet maar het laat mij volstrekt koud. . . En toch maakt de uitgave mij gelukkig.


Schitterende Robert le Diable uit de Royal Opera op BluRay

L’Africaine. Hoe de liefde voor Vasco da Gama een Afrikaanse koningin fataal werd

MEYERBEER: LE PROPHÈTE. Essen 2017

Overtuigende Les Huguenots in Brussel

GIACOMO MEYERBEER
Grand Opera
Diana Damrau (sopraan)
Orchestre et Choeur de l’Opera National de Lyon olv Emmanuel Villaume
Erato 0190295848996 • 81’